Brief regering : Midterm review effectiviteit activerende dienstverlening aan mensen in de WIA
26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
32 716 Evaluatie Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA)
Nr. 686 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 september 2022
Inleiding
UWV ondersteunt mensen die onder de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten
(WGA) van de wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) vallen om stappen te zetten
op weg naar werk. In 2017 is UWV gestart met een nieuw dienstverleningsmodel. Alle
publiek verzekerde WGA-uitkeringsgerechtigden die nieuw instromen in de WIA krijgen
vijf jaar activerende dienstverlening. UWV zet daarbij persoonlijke ondersteuning
in en maakt maximaal gebruik van ingekochte re-integratietrajecten en -diensten. WGA-gerechtigden
die langer dan vijf jaar geleden zijn ingestroomd, ontvangen enkel op eigen verzoek
ondersteuning. In dit model wordt aan alle publiek verzekerde WGA-gerechtigden met
(ontwikkelbare) arbeidsmogelijkheden gedurende de eerste vijf jaar activerende dienstverlening
geboden.
Om deze dienstverlening te kunnen realiseren, heeft het vorige kabinet additionele
middelen toegekend. Mijn ambtsvoorganger heeft daarbij met UWV de afspraak gemaakt
dat zij met mensen die voor het eerst instromen in de WGA de eerste vijf jaar tenminste
één gesprek per jaar hebben en gemiddeld tenminste twee gesprekken per jaar realiseren.
UWV versterkt daarbij de centrale regie en sturing op de interne informatievoorziening
en verantwoording. Parallel daaraan werkt UWV aan het doorontwikkelen van de WGA-dienstverlening.
Implementatie van het nieuwe dienstverleningsmodel gaat daarnaast gepaard met de start
van een onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de dienstverlening.
UWV heeft daartoe samen met het Ministerie van SZW een experiment op de WGA-dienstverlening
ingericht.
Onderzoeksbureaus SEOR en Verwey Jonker voeren een effectevaluatie uit op basis van
dit experiment1. Zij hebben een eerste voortgangsrapportage van de effectevaluatie WGA-dienstverlening
opgeleverd. Daarnaast heeft bureau De beleidsonderzoekers in opdracht van UWV en SZW
de ontwikkeling van de dienstverlening voor de periode 2017 tot en met 2021 onderzocht
en een midterm review over deze periode opgesteld. De inzichten uit de voortgangsrapportage
zijn in deze midterm review verwerkt. Met deze brief bied ik uw Kamer beide rapporten
aan.
In het vervolg van mijn brief ga ik in op de ontwikkeling in de WGA-dienstverlening
voor de periode 2017 tot en met 2021, informeer ik u over de stand van zaken ten aanzien
van het lopende experiment en ga ik in op de beleidsconsequenties ten aanzien van
de WGA-dienstverlening.
Waar komen we vandaan?
Vóór 2017 was de activerende dienstverlening aan WGA-gerechtigden zeer beperkt. Mede
vanwege spanning op het beschikbare budget, heeft UWV scherpe keuzes moeten maken
bij de invulling van de ondersteuningsopgave. Grote groepen WGA-uitkeringsgerechtigden
kon geen actieve dienstverlening worden aangeboden. Als gevolg daarvan raakte een
deel van de WGA-gerechtigden, en dan met name die met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt
(de groep WGA 80–100), volledig uit beeld en kwam daardoor ook de rechtmatigheid van
de uitkeringsverstrekking onder druk te staan. Er waren dan ook inhaalslagen nodig
om diverse groepen WGA-gerechtigden weer in beeld te krijgen en hen te ondersteunen
naar werkhervatting.
In 2017 heeft het Ministerie van SZW met UWV afspraken gemaakt over een nieuw dienstverleningsmodel.
Ten behoeve van de versterking van de dienstverlening aan WGA-gerechtigden, zijn in
2017 en 2018 incidentele middelen ingezet en heeft het toenmalige kabinet vanaf 2019
structureel € 10 miljoen beschikbaar gesteld. UWV heeft gedurende de kabinetsperiode
daar bovenop ongeveer jaarlijks € 15 miljoen uit de reserves geïnvesteerd in de doorontwikkeling
van de WGA- dienstverlening. Ook deze middelen heeft mijn ambtsvoorganger met ingang
van 2022 structureel toegevoegd aan de uitvoeringsmiddelen voor UWV.
Voor wie zet UWV persoonlijke dienstverlening in?
De WIA kent een hybride stelsel. Werkgevers die eigenrisicodrager zijn, zijn zelf
de eerste 10 jaar verantwoordelijk voor de re-integratie van (ex-)werknemers in de
WIA. Ex-werknemers van eigenrisicodragers kunnen geen aanspraak maken op de dienstverlening
van UWV. UWV is verantwoordelijk voor de re-integratie van de mensen die hebben gewerkt
bij een publiek verzekerde werkgever. De WGA-dienstverlening door UWV start na 2 jaar
ziekte (einde loondoorbetaling of Ziektewet). Na de claimbeoordeling worden publiek
verzekerde WGA-uitkeringsgerechtigden door de divisie sociaal medische zaken (SMZ)
overgedragen aan het WERKbedrijf. Mensen die als volledig arbeidsongeschikt worden
aangemerkt maar op dit moment vanwege medische belemmeringen nog niet kunnen werken
aan werkhervatting en die door medische behandeling uitzicht hebben op (gedeeltelijk)
herstel, worden (nog) niet overgedragen door SMZ aan WERKbedrijf (WGA 80–100 medisch).
WERKbedrijf zet dus voor twee groepen activerende dienstverlening in: mensen die als
35–80% arbeidsongeschikt worden aangemerkt (WGA 35–80%) en mensen die als 80–100%
arbeidsongeschikt worden aangemerkt op arbeidskundige gronden2 (WGA 80–100% AD). Ultimo 2020 zet UWV activerende dienstverlening in voor circa 26.500
mensen in de groep WGA 35–80% en circa 60.000 mensen in de groep WGA 80–100% AD.
UWV maakt gebruik van de participatieladder. Dit is een instrument dat de afstand
tot de arbeidsmarkt van mensen inzichtelijk maakt. Aan de hand van de participatieladder
kan de ontwikkeling die mensen doormaken in beeld worden gebracht.
Er zijn zes treden op de participatieladder:
1. Geïsoleerd.
2. Sociale contacten buitenshuis.
3. Deelname aan georganiseerde activiteiten.
4. Onbetaald werk.
5. Betaald werk met ondersteuning.
6. Betaald werk.
Kenmerkend aan mensen in de WGA is dat zij op het moment van instroom vaak al twee
jaar uit het arbeidsproces zijn gevallen. De afstand tot de arbeidsmarkt is veelal
groot. Meer dan de helft van het dienstverleningsbestand is laag op de participatieladder
ingeschaald (trede 1 of 2).
Hoe ziet de persoonlijke dienstverlening eruit?
Activeren van mensen met een arbeidsbeperking is maatwerk. De persoonlijke dienstverlening
bestaat uit ruwweg twee onderdelen. Arbeidsdeskundigen en adviseurs intensieve dienstverlening
van UWV zetten begeleiding in door middel van persoonlijke gesprekken met uitkeringsgerechtigden.
UWV koopt daarnaast re-integratietrajecten in. UWV onderscheidt daarbij werkfit trajecten,
modulaire trajecten, scholing, IPS-trajecten en trajecten naar werk.
Elk dienstverleningstraject begint met een oriëntatiegesprek met de uitkeringsgerechtigde.
De voorgeschiedenis, die onder andere bekend is vanuit de claimbeoordeling (o.a. het
re-integratieverslag van de ex-werkgever), wordt daarbij meegenomen. Door middel van
oriënterende gesprekken wordt door de professional samen met de cliënt een beeld van
de cliënt geschetst ten aanzien van de re-integratie. Op basis van het oriëntatiegesprek
wordt samen met de cliënt bepaald welke dienstverlening nodig is om de cliënt te ondersteunen
richting betaald werk. Deze afspraken worden vastgelegd in een werkplan. UWV houdt
vervolgens periodiek gesprekken die tot doel hebben om de uitkeringsgerechtigde te
activeren, begeleiden en actueel in beeld te houden.
UWV onderscheidt in het kader van de persoonlijk dienstverlening de volgende klantfasen:
• Klantfase «Stabiliseren en participeren»: de uitkeringsgerechtigde is nog niet in staat om te werken aan werk. Voorliggende
problematiek moet beheersbaar (gestabiliseerd) worden, voordat stappen op weg naar
werk te zetten zijn. Zodra de situatie van de uitkeringsgerechtigde dit toelaat, vinden
de eerste activeringactiviteiten plaats.
• Klantfase «Werkfit worden»: de uitkeringsgerechtigde is in staat deel te nemen aan activiteiten gericht op zijn
terugkeer naar de arbeidsmarkt.
• Klantfase «Op weg naar Werk»: de uitkeringsgerechtigde beschikt over voldoende vaardigheden en kwaliteiten om te
werken in inkomensvormende arbeid. In deze fase vindt ook de match tussen vraag en
aanbod plaats.
• Klantfase «Aan het werk»: de uitkeringsgerechtigde is (met of zonder voorzieningen) werkzaam in betaald werk.
UWV heeft de beschikking over middelen en uitvoeringscapaciteit om alle publiek verzekerde
WGA-uitkeringsgerechtigden na instroom de eerste vijf jaar, tenminste één keer per
jaar en gemiddeld twee keer per jaar te spreken.
Hoe heeft de dienstverlening zich sinds 2017 ontwikkeld?
Intensivering van de dienstverlening
UWV heeft sinds 2017 de persoonlijke dienstverlening geïntensiveerd. Met de toegekende
middelen heeft UWV de uitvoeringscapaciteit maximaal opgeschaald. De midterm review
laat zien dat het aantal beschikbare fte’s tussen 2017 en 2021 is toegenomen met 39%,
van respectievelijk 304,7 fte naar 423,6 fte. Het aantal gevoerde gesprekken is van
94.219 gesprekken in 2017 toegenomen naar 190.802 gesprekken in 2021, een toename
van 102,5%. De productie per fte is daarmee tussen 2017 en 2021 met 45% toegenomen.
De midterm review laat vervolgens zien dat het aantal gesprekken met uitkeringsgerechtigden
sinds 2017 fors is gestegen. De afspraak van gemiddeld twee gesprekken per cliënt
per jaar wordt sinds 2019 gehaald. In 2020 kregen WGA-uitkeringsgerechtigden gemiddeld
2,6 gesprek per jaar. Het overgrote deel van de cliënten krijgt tenminste één gesprek
per jaar: in 2020 kreeg 96% van de cliënten minimaal één gesprek. Dit is een belangrijk
resultaat omdat effectieve dienstverlening begint met het in beeld hebben van de doelgroep.
De beoogde intensivering van de dienstverlening komt ook tot uiting in de inzet van
re-integratietrajecten. Sinds 2016 is het aantal ingezette re-integratietrajecten
toegenomen, zowel voor de groep WGA 35–80 als voor de groep WGA 80–100. Voor de groep
WGA 35–80 worden meer trajecten ingezet dan voor de groep WGA 80–100. Als een traject
wordt ingezet, gaat het voor beide groepen vaker om een Werkfit-traject dan om een
Naar werk- of modulair traject.
Ingekochte trajecten
Trajecten
2017
2018
2019
2020
2021
Naar werk
1.080
1.790
2.191
2.020
1.599
Scholing
1.378
1.382
1.517
1.267
1.108
Werkfit
5.092
6.771
6.834
5.747
4.872
Modulair
–
–
1.342
3.090
2.970
IPS
143
208
260
199
299
Totaal
7.693
10.151
12.144
12.323
10.848
Bron: DBO figuur 5.3
Doorontwikkeling van de dienstverlening
UWV heeft in de afgelopen jaren geïnvesteerd in het verbeteren van de kwaliteit van
de dienstverlening. Enerzijds is gewerkt aan een meer methodische werkwijze die professionals
hanteren. Anderzijds is gewerkt aan het ontwikkelen en implementeren van een meer
evidence-based dienstverlening. Beide dragen bij aan het vergroten van het vakmanschap
van de professionals.
In de afgelopen jaren zijn in het kader van het gezamenlijke onderzoeksprogramma «onbeperkt
aan het werk» diverse onderzoeken uitgevoerd en onderzoeken van start gegaan die (op
termijn) bij moeten dragen aan een meer evidence-based en methodische werkwijze in
de dienstverlening. UWV heeft diverse onderzoeken uitgevoerd naar de inkoop van re-integratiedienstverlening
en scholing. Deze onderzoeken hebben onder andere geleid tot:
– het ontwikkelen en implementeren van een Kader Methodisch Re-integreren (KMR). Het
KMR is een instrument ter ondersteuning van professionals om op een systematische
en doelgerichte wijze de uitkeringsgerechtigde door middel van gesprek in beeld te
brengen;
– aanpassing van het model-werkplan waarin de gemaakte afspraken over de stappen tot
werkhervatting worden vastgelegd;
– het inrichten van een scholingsexperiment om te beproeven op welke wijze UWV de werkhervattingskansen
van mensen in de WGA met scholing kan vergroten. Met dit experiment zet UWV in op
deskundigheidsbevordering van professionals om scholing gerichter in te kunnen zetten
en wordt geëxperimenteerd met functiegerichte taaltrainingen en de inzet van leerwerktrajecten.
Daarnaast nadert de afronding van een onderzoek naar een triage-instrument ter ondersteuning
van de professional bij het maken van een keuze voor de inzet van dienstverlening.
Het rapport midterm review WGA-dienstverlening ziet het KMR, het daarop aangepaste
werkplan en de ontwikkeling van een triage-instrument als belangrijke resultaten.
Deze instrumenten hebben tot doel professionals te ondersteunen bij het op gestructureerde
wijze in beeld brengen van de uitkeringsgerechtigde en vervolgens een keuze te maken
voor passende dienstverlening. Inzet van activerende dienstverlening blijft uiteindelijk
maatwerk. Het vakmanschap van de professionals en zijn keuze voor inzet van dienstverlening
bepaalt in belangrijke mate het effect van de activerende dienstverlening. De mate
waarin deze ontwikkelingen ook daadwerkelijk bijdragen aan een doeltreffender dienstverlening,
moet nog worden vastgesteld.
De effectevaluatie uitgevoerd door SEOR en Verwey Jonker moet duidelijk maken wat
het bieden van meer dienstverlening en meer dienstverlening ten opzichte van de reguliere
dienstverlening betekent voor de ontwikkeling van WGA-gerechtigden en hun uitstroom
naar werk. Het recent gestarte scholingsexperiment moet inzicht opleveren in de mogelijkheden
van scholing voor WGA-gerechtigden en de bijdrage die dit levert aan de kans op werkhervatting.
Om meer inzicht te krijgen in het perspectief van de uitkeringsgerechtigden en de
wijze waarop dit met dienstverlening is te beïnvloeden, wordt in opdracht van UWV
en SZW eveneens onderzoek3 gedaan.
Wat zijn de resultaten van de dienstverlening
De midterm review laat zien in hoeverre WGA-gerechtigden de afgelopen jaren een ontwikkeling
hebben doorgemaakt. Ook laat de midterm review de mate van uitstroom naar betaald
werk zien van WGA-gerechtigden.
Kijkend naar de ontwikkelingen van WGA-gerechtigden op de participatieladder valt
op dat er sprake is van dynamiek. Uitkeringsgerechtigden verkleinen hun afstand tot
de arbeidsmarkt en/of gaan aan het werk en zetten daardoor stappen vooruit op de participatieladder.
Ook zetten uitkeringsgerechtigden stappen achteruit vanwege verslechtering van de
gezondheid of verlies van werk. Er is ook een vrij grote groep die dezelfde trede
behoudt als op het moment van instroom. Een ruime meerderheid van de WGA-gerechtigden
stroomt in op trede 2 van de participatieladder. Wanneer WGA-gerechtigden een groei
doormaken gaat het meestal om één trede vooruit, maar ook twee, drie of vier treden
groei komen regelmatig voor. Dat WGA-gerechtigden stappen achteruit maken komt ook
voor, waarbij het meestal gaat om één trede achteruit.
De ingezette re-integratietrajecten moeten bijdragen aan de ontwikkeling van WGA-gerechtigden.
Een meerderheid van de Werkfit-trajecten wordt succesvol afgerond. Dit schommelt tussen
50 en 70 procent. Voor de Naar werk-trajecten geldt dat het percentage trajecten dat
succesvol wordt afgerond schommelt tussen grofweg 30 en 55 procent. Sinds 2015 is
het aandeel succesvol afgeronde Naar werk-trajecten toegenomen, met uitzondering van
het coronajaar 2020.
De midterm review laat zien dat sinds 2015 het aantal WGA-gerechtigden dat betaald
werk heeft, stijgt. In de groep WGA 35–80 hervatten meer uitkeringsgerechtigden het
werk dan in de groep WGA 80–100. Het gaat om ongeveer de helft van de groep WGA 35–80,
die met dienstverlening van UWV betaald werk heeft. Er is zowel sprake van volledige
als gedeeltelijke benutting van de restverdiencapaciteit. Uitkeringsgerechtigde die
instromen op trede 5 of 6 van de participatieladder hebben de grootste kans om uit
te stromen naar volledige restverdiencapaciteit, maar ook bij WGA-gerechtigden die
op de onderste treden van de participatieladder instromen is sprake van gedeeltelijke
of volledige uitstroom naar betaald werk. De kans op werkhervatting is het grootst
in het eerste jaar na instroom in de WGA. Bijna driekwart van de WGA-gerechtigden
met betaald werk heeft een contract voor onbepaalde tijd.
Het is zowel voor de uitkeringsgerechtigde zelf als voor UWV van belang dat werkhervatting
zo veel mogelijk duurzaam is. De dienstverlening is het meest effectief wanneer het
niet alleen gaat om werkhervatting, maar ook om baanbehoud. De midterm review laat
zien dat baanbehoud voor de groep WGA 80–100 kleiner is dan baanbehoud van de groep
WGA 35–80. Circa 65% van de groep WGA 35–80 heeft 5 jaar na start van de baan nog
steeds werk. Voor de groep WGA 80–100 is dit circa 40%.
Stand van zaken experiment WGA-dienstverlening
Om meer te weten te komen over de (netto) effectiviteit van de WGA-dienstverlening
is besloten een experiment uit te voeren. Dit experiment vindt plaats in de periode
2019 tot en met 2024. In het experiment wordt onderscheid gemaakt tussen drie groepen
die elk onder een ander dienstverleningsregime vallen. Van oktober 2019 tot en met
april 2021 zijn mensen ingestroomd in het experiment. Deze mensen worden drie jaar
gevolgd. Dit maakt het mogelijk om de effectiviteit, in termen van ontwikkeling op
de participatieladder en werkhervatting, van de verschillende dienstverleningsregimes
vast te stellen.
De experimentgroep (circa 6.500 instromers) krijgt intensievere dienstverlening, namelijk
gemiddeld vier gesprekken per jaar en de inzet van re-integratieactiviteiten wanneer
dit bijdraagt aan de kans op ontwikkeling en werkhervatting. De reguliere groep (circa
6.500 instromers) krijgt de reguliere dienstverlening. Die bestaat uit gemiddeld twee
gesprekken per jaar en de inzet van re-integratietrajecten indien nodig. De controlegroep
(circa 6.500 instromers) krijgt in het geheel geen dienstverlening: geen gesprekken
en geen aanbod voor re-integratie- en scholingsactiviteiten. Mensen in de controlegroep
worden hierover geïnformeerd en zij kunnen zich desgewenst alsnog melden bij UWV voor
dienstverlening. Het aantal zogenoemde zelfmelders was op het moment van de analyses
voor de eerste voortgangsrapportage relatief beperkt (9%). Na een periode van 3 jaar
worden de mensen in de controlegroep door UWV opgeroepen voor activerende dienstverlening.
Het effectenonderzoek is een bijzonder onderzoek waarvan de uitvoering ingewikkeld
is. Een dergelijk experiment naar de effectiviteit van de WGA-dienstverlening is niet
eerder uitgevoerd. De voortgangsrapportage van het effectenonderzoek laat zien dat
de opzet en uitvoering van het experiment tot nu toe een goede basis vormen voor het
meten van causale effecten van de dienstverlening ten opzichte van geen dienstverlening.
In 2025 komen naar verwachting de definitieve resultaten van het effectonderzoek.
In de midterm review wordt geconstateerd dat de verschillen in ontvangen dienstverlening
tussen de experimentgroep en de reguliere dienstverleningsgroep klein zijn, waardoor
de effectiviteit van de dienstverlening mogelijk uitsluitend vast te stellen is tussen
de experimentgroep en de controlegroep. Het onderzoeksbureau adviseert om die reden
om binnen het experiment een sterker onderscheid tot uiting te laten komen in de dienstverlening
aan de experimentgroep en de reguliere dienstverleningsgroep.
Het is nog te vroeg om conclusies te kunnen trekken over de effectiviteit van de dienstverlening.
Slechts een derde van de groep kon één volledig jaar gevolgd worden. De voortgangsrapportage
constateert dynamiek op de participatieladder en doorstroming naar hogere treden,
maar constateert nog geen significante verschillen tussen de reguliere en experimentgroep.
Op het punt van werkhervatting constateert de tussenevaluatie een mogelijk begin van
een effect op het aandeel personen dat aan het werk gaat in een baan van 12 uur per
week of meer. Na ongeveer acht maanden beginnen de aandelen in de interventie- en
controlegroep uit elkaar te lopen. Het effect na een jaar is 1,2 procentpunt (van
5,1% naar 6,3%). Dit effect is niet significant, maar komt wel in de buurt van 10%-significantie.
In hoeverre deze gevonden effecten significant zijn, moet in 2025 blijken na afronding
van het effectonderzoek. In het eerste tertaal van 2023 volgt een tweede voortgangsrapportage.
Conclusie
Ik constateer op basis van de midterm review en de tussenrapportage van de effectevaluatie
dat we goed op weg zijn om in 2025 bij afronding van de effectevaluatie inzicht te
kunnen verschaffen in de doelmatigheid en doeltreffendheid van de WGA-dienstverlening.
De tussenevaluatie constateert een zuivere opzet en implementatie door UWV van het
experiment. Ik wil UWV dan ook bedanken voor haar inzet om dit onderzoek goed te laten
verlopen. Het is van belang dat UWV ook de komende jaren blijft inzetten op een zuivere
uitvoering van het experiment. In mijn gesprekken met UWV zal ik daar ook op blijven
letten.
De midterm review constateert op basis van de voortgangsrapportage dat de verschillen
in ontvangen dienstverlening tussen de experimentgroep en de reguliere dienstverleningsgroep
klein zijn, waardoor de effectiviteit van de dienstverlening mogelijk uitsluitend
vast te stellen is tussen de experimentgroep en de controlegroep. Het zou een gemiste
kans zijn als het verschil in effectiviteit tussen de reguliere dienstverlening en
experimentgroep niet in beeld kan worden gebracht. Ik ga daarom met UWV in gesprek
over de mogelijkheden om een sterker onderscheid tot uiting te laten komen in de dienstverlening
aan de experimentgroep en de reguliere dienstverleningsgroep door binnen de bestaande
opdracht in de experimentgroep de dienstverlening aan met name mensen in de WGA80/100-groep
verder te intensiveren.
De midterm review laat zien dat UWV de afgelopen jaren veel heeft geïnvesteerd in
het versterken van de opzet van de WGA-dienstverlening en dat UWV conform afspraak
uitvoering geeft aan de basale dienstverlening. Het aantal professionals en de productiviteit
zijn fors toegenomen, de doelstelling van tenminste een en gemiddeld twee gesprekken
wordt ruimschoots behaald en er wordt voor meer mensen re-integratiedienstverlening
ingekocht. UWV heeft geïnvesteerd in het vakmanschap van professionals. Daarnaast
heeft UWV de processen om professionals te ondersteunen bij het op gestructureerde
wijze in beeld brengen van de uitkeringsgerechtigde en vervolgens een keuze te maken
voor passende dienstverlening verder geprofessionaliseerd.
Bureau De beleidsonderzoekers adviseert ten behoeve van de eindrapportage aandacht
te besteden aan het verder in beeld brengen van de kwaliteit van de dienstverlening.
Deze kwaliteit is een cruciale schakel in de doeltreffendheid van deze dienstverlening.
De perspectieven van professionals, maar ook van uitkeringsgerechtigden, kunnen bijdragen
aan een antwoord op de vraag wat de nieuwe dienstverlening teweeg heeft gebracht en
wat dit uiteindelijk voor WGA-gerechtigden betekent. In het kader van het gezamenlijke
onderzoeksprogramma «onbeperkt aan het werk» wil ik samen met UWV bezien welke kwalitatieve
onderzoeken de komende jaren worden gestart om deze inzichten op tafel te krijgen
en de dienstverlening aan mensen in de WIA te verbeteren. Ik zal uw Kamer hierover
en over de verdere ontwikkelingen op de WGA-dienstverlening via de stand van de uitvoering
blijven informeren.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid