Brief regering : Beleidsreactie publicatie 'Startpunt voor dialoog'
31 066 Belastingdienst
31 934
Douane
Nr. 1101
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 september 2022
Op 20 juni 2022 heeft de Minister van Financiën u de eerste observaties van de Inspectie
belastingen, toeslagen en douane (IBTD) aangeboden (Kamerstukken 31 066 en 31 934, nr. 1062). Wij danken de inspecteur-generaal voor zijn observaties. De IBTD signaleert op
vijf thema’s zaken die belangrijk zijn en die wij herkennen. De kritische en onafhankelijke
blik van de IBTD biedt ons de mogelijkheid om daarop in samenhang te reflecteren en
verder te verbeteren.
De inspecteur-generaal geeft aan zijn document te willen gebruiken als startpunt voor
een dialoog. De eerste gesprekken hierover met de inspecteur-generaal hebben inmiddels
plaatsgevonden. Daarnaast gaan wij ook graag met uw Kamer en alle andere betrokkenen
in gesprek om samen te bekijken waar de observaties onze activiteiten op het terrein
van Belastingen, Toeslagen en Douane verder kunnen richten en of verrijken. Als aanknopingspunt
hiervoor schetsen wij in deze brief per thema onze eerste reflecties op de observaties
van de IBTD. Daarbij bieden wij u tevens een zo compleet mogelijk en samenhangend
overzicht van relevante activiteiten die nu op deze thema’s plaatsvinden waarover
wij uw Kamer eerder hebben geïnformeerd.
Wij willen niet de indruk wekken dat met deze activiteiten alle geïdentificeerde uitdagingen
zijn opgelost. Er is veel werk te doen. De aanpak van deze uitdagingen vraagt niet
alleen acties op de korte termijn, maar terecht ook dialoog over meer fundamentele
vragen. De kritische en tegelijkertijd opbouwende opstelling alsmede de onafhankelijke
positie van de IBTD kan ons daarbij zeer helpen om het werk van de Belastingdienst,
Toeslagen en de Douane verder te verbeteren.
Thema 1 – Te complexe wetgeving voor belastingen en toeslagen
De IBTD constateert dat de ambitie om te vereenvoudigen en het toeslagenstelsel af
te schaffen al een geruime periode bestaat. Vereenvoudiging lijkt echter niet snel
tot stand te komen omdat hier nog geen plan voor is. Wij reflecteren op de drie handvatten
die de IBTD schetst voor vereenvoudiging en hervormingen.
1. Een heldere strategie en planning om het toeslagenstelsel af te schaffen
De IBTD onderstreept het belang van een consequente, gemeenschappelijke agenda en
een heldere strategie en planning ten aanzien van het afschaffen van het toeslagenstelsel.
Het coalitieakkoord schetst de ambitie om toeslagen af te schaffen. In deze kabinetsperiode
zetten we hiervoor de eerste stappen.1 Dat vraagt om een zorgvuldige overgang voor de 5,7 miljoen huishoudens die hier nu
gebruik van maken en financiële zekerheid aan ontlenen. Deze overgang zal iets van
de lange adem zijn. Tijdens het debat van 22 juni is afgesproken om in de tweede helft
van deze kabinetsperiode met een actualisatie van de alternatieve varianten voor het
toeslagenstelsel die eerder in beeld zijn gebracht te komen.2 Hierin moet een politieke keuze gemaakt worden. Dé variant bestaat niet, wel een
variant in combinatie met aanpassingen in andere stelsels. Onder andere het belastingstelsel,
maar ook de participatiewet en kindgebondenregelingen lenen zich voor aanpassingen
om in combinatie vereenvoudigingen door te voeren.
2. Een systematische aanpak voor de vereenvoudiging van het toeslagenstelsel
Het toeslagenstelsel is een omvangrijk stelsel dat veel burgers en huishoudens ondersteunt
in hun inkomen. Maar het toeslagenstelsel is ingewikkeld, zo constateert ook de IBTD
in haar eerste observaties. Een systematische aanpak van de vereenvoudigingen kan
helpen om te zorgen dat de samenleving en ook uw Kamer helder hebben wat zij kunnen
verwachten, zo stelt de IBTD. Ook kan het helpen om het aantal uitzonderingen te beperken.
Deze maken het stelsel voor burgers moeilijker te begrijpen en voor de uitvoerder
lastiger om uit te voeren.
Het kabinet zet gedurende deze kabinetsperiode belangrijke stappen naar vereenvoudiging
van het stelsel door een fundamentele herziening van de huurtoeslag en de kinderopvangtoeslag
waarbij bijvoorbeeld de koppeling aan gewerkte uren wordt losgelaten en de toeslag
inkomensonafhankelijk wordt.
Daarnaast zet het kabinet ook in op verbeteringen van het huidig stelsel en verbeteringen
in de dienstverlening.3 Onder meer via het eerdere programma Vernieuwing Dienstverlening (nu ingebed in de
lijn) zijn daar stappen in gezet. Bijvoorbeeld door het intensiveren van de inzet
van balies en het Verbetertraject Toeslagbrieven.4 Het huidige toeslagenstelsel is in belangrijke mate gestoeld op de wens om burgers
gericht te ondersteunen op basis van hun actuele inkomen en actuele gezinssituatie.
De verbeteringen die bijvoorbeeld in het kader van de motie van de leden Lodders en
Van Weyenberg (Kamerstuk 35 572, nr. 49) in kaart zijn gebracht komen deels voort uit de wens om nog meer recht te doen aan
de feitelijke situatie van burgers door het stelsel nog gerichter te maken of verder
in de actualiteit te werken. Deze verbeteringen zien voor een belangrijk deel ook
op het oplossen van knelpunten voor een specifieke groep.
De verbeteringen in het stelsel betekenen tegelijkertijd daarom soms ook toenemende
complexiteit, bijvoorbeeld in de vorm van uitzonderingen. In de beleidsvoorbereidende
fase vinden daarom intensieve gesprekken plaats met de uitvoering. Het dilemma tussen
verbeteringen die meer complexiteit toevoegen en de wens tot vereenvoudiging van het
toeslagenstelsel is een belangrijk thema waar ik graag verder de dialoog over aan
ga met de IBTD en andere betrokkenen.
Uw Kamer is recent schriftelijk geïnformeerd over (1) verbeteringen die reeds zijn
of worden opgepakt, (2) knelpunten waarvoor geen (wenselijke) oplossing beschikbaar
is binnen het huidige stelsel en (3) oplossingen die nog opgepakt kunnen worden. Naar
aanleiding van deze brief heeft er met uw Kamer en tussen uw Kamer en het kabinet
een constructief gesprek plaatsgevonden tijdens het commissiedebat op 22 juni jl.
Hiermee hebben wij de Kamer alvast meegenomen in de plannen van het kabinet en heeft
de Kamer haar prioriteiten ook kunnen delen. Dit bijvoorbeeld ten aanzien van verbetermaatregelen.
Met deze brief en het constructieve gesprek daarover met uw Kamer denken wij goede
eerste stappen te zetten naar de systematische aanpak, en zien wij de observatie van
de IBTD daarom ook als ondersteunend signaal over de ingeslagen weg. Graag gaan wij
het gesprek aan met de IBTD om deze aanpak nog verder aan te scherpen. Daarbij is
het van belang om te beseffen dat door de grote opgaves binnen het huidige toeslagenstelsel
en de hersteloperatie, evenals door de krappe arbeidsmarkt, er slechts beperkte (IV-)capaciteit
beschikbaar is voor het doorvoeren van wijzigingen.
3. Een concreet wetgevingsprogramma voor vereenvoudiging van de fiscaliteit
De IBTD stelt dat het belastingstelsel de afgelopen 20 jaar steeds ingewikkelder is
geworden. Zij benadrukt dat een concreet programma voor vereenvoudiging kan helpen
om tot concrete resultaten te komen. Ook kan het helpen het automatisme te doorbreken
dat het invoeren van complexe regelingen gemakkelijker lijkt dan regelingen te versimpelen
of af te schaffen. De IBTD raadt verder aan om ook op de korte termijn te blijven
werken aan vereenvoudigingen.
Het kabinet deelt de constatering van de IBTD dat het vereenvoudigen van het stelsel
niet eenvoudig is en onderschrijft het doel van vereenvoudiging en het belang om daar
werk van te maken. Zoals in de fiscale beleids- en uitvoeringsagenda5 en de daarbij gevoegde beleidsprioriteiten aan de Kamer is toegezegd, komt het kabinet
voor de zomer van 2023 met een concrete aanpak voor verdere stappen voor vereenvoudiging
van het belastingstelsel met als doel op de korte termijn de eerste stappen naar een
eenvoudiger en uitvoerbaar stelsel te zetten. Op Prinsjesdag volgt een nadere uitwerking
van dit voornemen. In het verdere traject worden de suggesties van de IBTD meegenomen
en zal ook actief de inbreng van de inspecteur worden gezocht.
Thema 2 – Moeizame samenwerking tussen ministeries
De IBTD benadrukt het belang voor de samenleving van een goede samenwerking tussen
ministeries bij de aansturing van uitvoeringsorganisaties. Onderstaand reflecteren
wij op de verdere verbetering van het sturingsmodel binnen het Ministerie van Financiën
en de drie aandachtspunten die de IBTD schetst voor een vervolggesprek hierover.
Doorontwikkeling sturingsmodel binnen het Ministerie van Financiën
De IBTD constateert dat het Ministerie van Financiën sinds de invoering van een nieuw
sturingsmodel in 2017 stappen heeft gezet richting samenwerking op basis van een gelijkwaardige
vertrouwensrelatie.
Wij zien dit als een bemoedigend signaal over de ingeslagen weg. De unieke en deels
ook zeer verschillende publieke opgaven van de Belastingdienst, Toeslagen en Douane
stellen hoge eisen aan de invulling en werking van het sturingsmodel binnen Financiën.
Met de ontvlechting van Toeslagen en Douane uit de Belastingdienst, die is ingezet
vanaf 2020, en de introductie van eigen governancestructuren zijn structureel stappen
gezet om meer focus aan te brengen op de eigen opdracht en daarbij horende sturing
en samenwerking. Bij de ontvlechting zijn daarbij voor iedere organisatie de wederzijdse
verantwoordelijkheden van opdrachtgevers (ook andere ministeries), opdrachtnemer en
eigenaar (opnieuw) vastgelegd, overlegstructuren versterkt en is tevens de rol van
het directoraat-generaal Fiscale Zaken (DGFZ) van het Ministerie van Financiën als
coördinerend opdrachtgever geïntroduceerd. Ook is het opdrachtgeverschap bij meerdere
departementen (met capaciteit) versterkt.
De praktische implementatie hiervan is echter een gezamenlijk leerproces om stapsgewijs
te komen tot volledige volwassenheid van de samenwerking en sturing. Daarbij kent
iedere governancestructuur, gegeven de unieke publieke opgave, het grote aantal opdrachtgevende
departementen en de dynamiek van de (interne) organisatie, een eigen tempo en uitdagingen.
Wij gaan graag met de IBTD in gesprek over de wijze waarop de waardevolle observaties
aan dit leerproces bij kunnen dragen. We betrekken in dit proces ook de andere opdrachtgevende
departementen.
1. De samenwerking en rolopvatting van de opdrachtgevende departementen
De IBTD noemt de samenwerking met andere ministeries een complexe opdracht, waarbij
het Ministerie van Financiën afhankelijk is van de rolopvatting van andere ministeries.
Door de hoeveelheid betrokken ministeries is er sprake van een complex coördinatievraagstuk
dat bovenop de scheiding tussen beleid en uitvoering komt.
Wij zien dat de door de ontvlechting getroffen maatregelen bijdragen aan een verbeterde
samenwerking met de bij de Belastingdienst, Toeslagen en Douane betrokken departementen.
Er is ingezet op een beweging van oorspronkelijk voornamelijk bilaterale gesprekken
naar gezamenlijke structuren om het gesprek tussen opdrachtgevende departementen en
opdrachtnemer verder te professionaliseren. DGFZ heeft hier als coördinerend opdrachtgever
een aanjagende rol. Binnen de overlegstructuren wordt toenemend het gesprek gevoerd
over opdracht-verstrekking én prioritering. Daarbij wordt gebruik gemaakt van gezamenlijke
prioriteringskaders. De ontwikkeling van opdrachtgeversagenda’s – waarin de opdrachtgevers
op ambtelijk niveau jaarlijks gedeelde en eigen (beleids) prioriteiten benoemen –
past in deze beweging.
Ook bovenstaande is onderdeel van het collectieve leerproces waarbij iedere organisatie
stapsgewijs toewerkt naar het gezamenlijk sturen op basis van overkoepelende publieke
doelen. Dit gegeven de realiteit dat ieder ministerie ook eigen maatschappelijke en
politieke opgaven kent. Daardoor kan er soms sprake zijn van verschillende belangen.
Bijvoorbeeld bij de verdeling van beperkte uitvoeringscapaciteit. Juist door in gesprekken
deze belangen expliciet te maken, wordt het gemakkelijker om de gedeelde publieke
opgave te zien en het gesprek te voeren over ieders bijdrage hieraan. Door het model
in praktijk te brengen, leren opdrachtgevers, opdrachtnemer en eigenaar hun eigen
en elkaars rollen, taken, verantwoordelijkheden en belangen beter kennen.
2. Dichter bij elkaar brengen van beleid en uitvoering
De IBTD schetst dat de scheiding van beleid en uitvoering – die inherent is aan het
sturingsmodel – negatieve gevolgen kan hebben voor de samenwerking en de aansturing
van de uitvoering. Zij stelt dat Rijksbreed een meer fundamentele reflectie op het
sturingsmodel gewenst is vanuit de vraag hoe beleid en uitvoering dichter bij elkaar
te brengen zijn.
Binnen het Ministerie van Financiën is in de afgelopen paar jaar veel werk gestoken
in het verkleinen van de afstand tussen beleid en uitvoering en tussen het ministerie
en de uitvoeringsorganisaties. Zo worden nieuwe beleidstrajecten niet meer opgestart
zonder dat zowel wetgeving, beleid als uitvoering gelijktijdig aan tafel zitten. Dit
doen we door de inzet van een uitvoeringstoets bij ieder nieuw beleidstraject. Bovendien
vindt er meer structureel (en gestructureerd) overleg plaats, waardoor signalen vanuit
de uitvoeringspraktijk en vanuit beleid beter en sneller op de juiste plek terecht
komen en deze ook eerder de ambtelijke en politieke top bereiken. Hierdoor worden
steeds meer strategische vraagstukken gezamenlijk opgepakt. Aanvullend worden specifieke
acties ondernomen om dit verder te bevorderen. Zo heeft de Staatssecretaris van Financiën,
Fiscaliteit en Belastingdienst in zijn Kamerbrief «Fiscale beleids- en uitvoeringsagenda»6 van 3 juni jl. de ambitie uitgesproken om beleid en uitvoering gedurende deze kabinetsperiode
meer met elkaar te verenigen en de afwegingen, die daarvoor noodzakelijk zijn, in
de Kamer bespreekbaar te maken.
Zoals toegezegd in de kabinetsreactie op het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie
Kinderopvangtoeslag (POK)7 brengen de Belastingdienst en Toeslagen jaarlijks een Stand van de Uitvoering uit.
Ook de Douane zal hier in 2023 mee starten. Een belangrijk doel hiervan is het ophalen
van en opvolging geven aan signalen met betrekking tot knelpunten in de uitvoering
die impact hebben op burgers, bedrijven en medewerkers. Hier komt naar voren dat de
uitvoering zelf niet alle signalen kan oplossen. De opdrachtnemers adresseren knelpunten
in wet- en regelgeving bij de opdrachtgevers en de politiek. Wanneer daarbij sprake
is van capaciteitsvraagstukken heeft ook de eigenaar, als bewaker van de continuïteit
van de uitvoeringsorganisaties, hierin een rol.
Ook de invoeringstoets is een instrument dat voortvloeit uit de POK. Het is als wetgevingskwaliteitsbeleid
gepositioneerd, en valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister voor Rechtsbescherming.
Tot en met 2022 is voor de ontwikkeling van de invoeringstoets gekozen voor een lerende
aanpak. Met de invoeringstoets wil het kabinet voor nieuwe wet- en regelgeving eerder
en beter kunnen inspelen op signalen uit de praktijk en de uitvoering. Het dient daarmee
ook de positie van de uitvoeringsorganisaties, die met de invoeringstoets beter in
staat worden gesteld om de knelpunten uit de uitvoeringspraktijk terug te leggen op
de beleidstafel. Het doel van de invoeringstoets is niet te kunnen vaststellen of
de nieuwe regelgeving een succes is, maar een vermoeden van het tegenovergestelde
zou wel aan het licht kunnen komen.
Een ander traject dat als doel heeft om de aansluiting tussen beleid en uitvoering
te verbeteren, is de opvolging van het onderzoeksrapport «Van idee tot en met uitvoeringstoets»8; een analyse van het proces van beleidsontwikkeling tot en met de uitvoeringstoets
binnen het Ministerie van Financiën. In het rapport wordt geconcludeerd dat het beleidsproces
in de kern logisch is vormgegeven, maar dat er ruimte is om het proces en de samenwerking
te optimaliseren. In 2021 is een werkgroep gestart die de aanbevelingen oppakt. Daarbij
wordt onder andere gewerkt aan concrete handvatten om de samenwerking tussen beleid
en uitvoering zo vroeg mogelijk in het proces van beleidsontwikkeling te verbeteren.
Wij erkennen dat overheidsbreed nog veel winst valt te behalen in het verbeteren van
de samenwerking en sturing. Voor vraagstukken als meervoudig opdrachtgeverschap, sturen
op publieke doelen en het dichter bij elkaar brengen van beleid en uitvoering is ook
Rijksbreed niet één passend antwoord. Dat begint met het verdiepen in elkaars werelden,
wat vooral tijd en ruimte vraagt om daarin over en weer te investeren. Aansluitend
gaan we graag in gesprek over hoe we dit verder kunnen verkennen en stimuleren.
Ook binnen de Werkagenda Publieke Dienstverlening9 worden ten aanzien van deze en andere sturingsvraagstukken overheidsbreed initiatieven
ontwikkeld. Het Ministerie van Financiën volgt deze ontwikkelingen op de voet en levert
een actieve bijdrage aan de Werkagenda.
3. Niet gebruik toeslagen
In het kader van de samenwerking tussen de ministeries geeft de IBTD in haar observaties
ter illustratie specifiek aan zich af te vragen of het niet-gebruik van toeslagen
in de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de departementen niet tussen wal en schip
valt, terwijl alle genoemde partijen dit een belangrijk onderwerp vinden.
Het kabinet onderschrijft ook het belang van het voorkomen van niet-gebruik van toeslagen
en onderneemt daar ook actie op. Toeslagen werkt samen met de Belastingdienst op de
Hulp bij Aangifte campagne, waarbij er tijdens de aangifte wordt gekeken of er dat
jaar recht was op huurtoeslag. Daarnaast is er door middel van een PR-campagne actief
gezocht naar huurders die recht hebben op huurtoeslag sinds de wetswijziging aangaande
inkomensgrenzen in 2020. Tevens is er in 2021 een pilot geweest waarbij burgers door
een persoonlijke brief en eventueel een telefoongesprek werden geattendeerd op mogelijk
recht op zorgtoeslag in het kalenderjaar daarvoor.
Uw Kamer wordt na de zomer verder geïnformeerd over het voorkomen van niet-gebruik
van toeslagen, in het kader van de evaluatie van de algemene wet inkomensafhankelijke
regelingen (Awir), de motie van het lid Grinwis c.s.10 en het recente rapport van de Nationale Ombudsman over dit onderwerp.11
Thema 3 – Rechtsbescherming en de menselijke maat
De IBTD wil graag in gesprek over het verbeteren van de bezwaarprocedure, de rechtsbescherming
en over geschilbeslechting in het algemeen, om samen te bekijken hoe de bezwaarprocedure
ertoe leidt dat burgers en bedrijven procedurele rechtvaardigheid ervaren bij de uitkomst.
Wij reflecteren op de algemene en de drie specifieke aandachtspunten van de IBTD.
Adequate rechtsbescherming
De IBTD geeft in algemene zin aan dat bij de aangifteverwerking veel goed gaat, maar
dat er problemen kunnen ontstaan als burgers of bedrijven vragen hebben over de aangifte
of daadwerkelijk bezwaar willen maken. De IBTD geeft verder aan dat burgers en bedrijven
bij de geschiloplossing niet altijd de rechtsbescherming krijgen waar zij op mogen
rekenen en dat de Belastingdienst mogelijkheden om geschillen op te lossen in de bezwaarprocedure
onbenut laat. Dit terwijl deze procedure daartoe wel de ruimte biedt. Daar ligt volgens
de IBTD een kans om vertrouwen te winnen.
De IBTD wijst terecht op het belang van praktische rechtsbescherming en de rol die
de bezwaarprocedure daarin kan spelen.12 Hetgeen de IBTD daarover opmerkt, onderschrijven wij volledig. Een medewerker bezwaarbehandeling
dient op een laagdrempelige wijze opnieuw te bekijken of de belastingaanslag van een
belanghebbende burger of belanghebbend bedrijf inhoudelijk juist is.
Belangrijk is dat bij binnenkomst van het bezwaar zo snel mogelijk met de indiener
daarvan telefonisch contact wordt gezocht. Doel van deze «intake» is het vragen naar en het geven van context waarom het bezwaar is ingediend, het
schetsen van het verloop van het proces, het wederzijds bespreken van verwachtingen
en het maken van afspraken. Het is hierbij belangrijk te beseffen dat veel bezwaren
worden ingediend vanwege complexe regelgeving13 die als het ware uit zichzelf conflicten oproept, veel van het «doenvermogen» van
belastingplichtigen vraagt en ook tot een langere behandeltijd/uitlegtijd voor medewerkers
leidt.
Vervolgens is het van belang om de indiener goed mee te nemen in het bezwaarproces.
Het horen is daarbij een essentieel onderdeel van de bezwaarprocedure. Niet iedere
belanghebbende kan namelijk even goed zijn argumenten op papier zetten. Het gaat bij
het horen overigens niet alleen om de juridische kant. Van belang is ook dat de belanghebbende
zich gehoord voelt. Juist in het hoorgesprek kunnen omstandigheden aan het licht komen
die aanzetten tot maatwerk. Daarom is het horen van de belanghebbende ook wettelijke
verplicht, in elk geval als de Belastingdienst voornemens is niet volledig aan de
belanghebbende tegemoet te komen.
Mede als onderdeel van de «transformatie dienstverlening» is de Belastingdienst bezig
de bezwaarprocedure verder te verbeteren, zodat we het voor burgers en bedrijven makkelijker
kunnen maken en zij altijd weten wanneer ze ergens recht op hebben. Zo wordt de instructie
«telefonisch contact bij bezwaar» geactualiseerd en worden nieuwe ICT-voorzieningen
gerealiseerd ter ondersteuning van het bezwaarproces. Zo is onder andere het statusoverzicht
in de «Online Bezwaarvoorziening» in ontwikkeling, zodat de burger (bijvoorbeeld d.m.v. track & trace) kan zien waar in het proces zijn bezwaar zich bevindt. Ook worden alternatieven
als het «telefonisch- en digitaal horen» nog meer ingezet. Verder worden mogelijkheden
verkend om door «deformalisering» te regelen dat het zowel voor de belanghebbende
als voor de Belastingdienst eenvoudig is om een foutje in de aangifte te herstellen
zonder dat herstel via een juridische (bezwaar) procedure plaats moet te vinden. Vanzelfsprekend
zonder dat dat ten koste van de rechtsbescherming van een burger of bedrijf gaat.
Bij de menselijke maat in de dienstverlening is het streven om de inrichting van grootschalige
dienstverleningsprocessen goed te laten aansluiten bij de behoeften en wensen van
de meeste mensen en bedrijven. Zo worden burgers en ondernemers bijvoorbeeld meer
betrokken via «panels», onderzoek en klantsignaalmanagement, en worden de mogelijkheden verbeterd voor persoonlijk
contact zowel digitaal, telefonisch als op locatie. Binnen de processen wordt extra
aandacht besteed aan degenen die met deze processen niet uit de voeten kunnen, bijvoorbeeld
omdat zij minder digitaal vaardig zijn of (tijdelijk) meer moeite hebben met het fiscale
of toeslagensysteem. Voor deze burgers richt het kabinet zich bijvoorbeeld op de samenwerking
met maatschappelijke dienstverleners zoals bibliotheken, het ontwikkelen van éénloketfuncties,
vroegsignalering ter voorkoming van problemen, het vergroten van het aantal balies
waar burgers terecht kunnen als ze vragen hebben, ondersteuning bij schulden en uitbreiding
van de Stella-aanpak voor complexe en urgente schuldsituaties.14 Daarnaast wordt hier actief aandacht aan besteedt binnen het programma Leiderschap
en Cultuur.
Verder wordt opgemerkt dat naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie praktische
rechtsbescherming, op dit moment wordt gewerkt aan mogelijkheden met betrekking tot
het eenvoudiger maken voor belastingplichtigen om een fout te herstellen in de aangifte15.
Deze mogelijk nieuwe procedure heeft als doel om de burger en (kleine) ondernemer
meer ruimte te bieden om de heffing van belasting aan te passen naar het juiste bedrag,
zonder direct in een formele procedure terecht te komen. Hierbij staat voorop dat
als er wel een geschil is, toegang tot de formele procedure van bezwaar en beroep
alsnog mogelijk is. De verwachting is dat deze nieuwe procedure niet alleen gunstig
is voor de burger en (kleine) ondernemer, maar ook beter uitvoerbaar zal zijn voor
de Belastingdienst.
Verbeteringen en initiatieven bij Toeslagen
Hoewel in de IBTD-publicatie bij het thema rechtsbescherming niet expliciet wordt
verwezen naar Toeslagen, informeren we u graag ook over de inspanningen ter verbetering
van de rechtsbescherming op dat terrein. Dit omdat de geschetste dilemma’s ook voor
Toeslagen zeer herkenbaar zijn. Onder andere is het proces rondom het hoger beroep
al enige tijd ingrijpend gewijzigd. Vanuit de gehele vaktechnische keten wordt bezien
of en in hoeverre een hoger beroepsprocedure moet worden gevoerd. Zo kijken vaktechnische
medewerkers van team beroep van Toeslagen, het team Monitoring hoger beroep en de
landelijk vaktechnisch coördinator van het DG Toeslagen naar de procedures. Regelmatig
wordt ook overlegd met de betrokken beleidsdepartementen. Als gevolg hiervan zijn
meerdere procedures ingetrokken en is alsnog tot een oplossing voor burgers gekomen.
Ook signaalmanagement begint bij Toeslagen steeds meer vorm te krijgen, er wordt gewerkt
aan een effectieve inrichting hiervan zodat er sneller geacteerd kan worden in knellende
situaties van burgers. We willen signalen gestructureerd verzamelen en brengen deze
ter verbetering verder in de organisatie. Signaalmanagement biedt de basis om fouten
te voorkomen en te blijven leren over (nieuwe) knelpunten en verbetermogelijkheden.
Andere genomen maatregelen zijn het toepassen van het vier-ogenprincipe bij de bepaling
of een bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is. Zo voorkomen
we dat burgers ten onrechte niet worden gehoord. Het horen bij bezwaar wordt voortaan
standaard aangeboden. Ter verduidelijking van het bezwaar nemen we waar mogelijk telefonisch
contact op met burgers voor nadere uitleg. Soms wordt het bezwaar te laat ingediend
door een burger. Toeslagen bekijkt dan of er bij tijdige indiening recht op een tegemoetkoming
zou hebben bestaan en beoordeelt of alsnog aan het bezwaar tegemoet kan worden gekomen.
In overleg kan het bezwaar dan worden aangemerkt als herzieningsverzoek.16 Een voorbeeld van een initiatief bij UHT is de pilot mediation in de bezwaarfase
om via bemiddeling tot oplossingen te komen.
De directie en het management van Toeslagen voelt zich verantwoordelijk voor de rechtsbescherming,
waar nodig worden zij ondersteund door het programma Leiderschap en Cultuur.
Naast deze verbeteringen ten aanzien van de rechtsbescherming en de bezwaarprocedure
nemen Belastingdienst en Toeslagen ook de nodige initiatieven om in bredere zin meer
vanuit de menselijke maat te werken. Met het toepassen van de menselijke maat is het
doel om recht te doen aan de belangen van burgers bij de totstandkoming en uitvoering
van beleid, wet- en regelgeving. Dit vraagt om beleid, wetten en regels van goede
kwaliteit die tot stand komen in een samenspel tussen regering en parlement.17 Het vraagt tevens om een goed toegeruste uitvoering en een rechterlijke macht die
mensen in bescherming neemt als dat nodig is.
De IBTD benoemt naast algemene ook drie specifieke aandachtspunten bij dit thema waarop
we hieronder graag ingaan.
1. Voldoende medewerkers voor rechtsbescherming in de bezwaarprocedure
De IBTD vraagt specifiek of er voldoende medewerkers zijn voor het bieden van rechtsbescherming
in de bezwaarprocedure.
Er is de laatste jaren extra capaciteit ingezet op het bezwarenproces en er zijn nieuwe
medewerkers geworven en opgeleid. Doel hiervan is om de grote achterstanden die de
afgelopen jaren zijn ontstaan, in te halen. Vanwege doorstroom binnen de Belastingdienst
en het uitstromen van medewerkers, blijkt het wel steeds lastiger om de bezwaarteams
qua capaciteit op peil te krijgen en te houden.
2. De mogelijke invloed van productienormen op de rechtsbescherming
De IBTD vraagt specifiek of in de interne sturing de nadruk ligt op het halen van
productienormen of op het bieden van rechtsbescherming en uitvoering met oog voor
de omstandigheden van burgers en bedrijven.
De Belastingdienst is een uitvoeringsorganisatie die de wet zo zorgvuldig mogelijk
wil uitvoeren; dienstverlenend en met oog voor belangen van burgers en bedrijven.
De nadruk in de bezwaarprocedure ligt dan ook op de kwaliteit van de beslissingen
op bezwaar en de daarmee geboden rechtsbescherming. De Belastingdienst werkt er hard
aan om dit iedere dag weer wat beter te doen. Onderdeel van die rechtsbescherming
is overigens ook dat een burger tijdig, binnen de daarvoor geldende termijnen conform
de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een beslissing krijgt. Deze Awb-conforme afhandeling
van bezwaren is daarom onderdeel van de interne sturing, juist ook in het belang van
burgers en bedrijven.
3. Ruimte en steun voor de toepassing van het recht en voorkomen van conflict
De IBTD vraagt specifiek of medewerkers voldoende ruimte en steun krijgen voor toepassing
van het recht en het voorkomen van conflicten, bijvoorbeeld door opleidingen en collegiale
consultaties.
De Belastingdienst investeert in het vergroten van kennis over en het gebruik van
handelingsruimte via opleidingen, trainingen en dialoogsessies over casussen. Zo is
«Ruimte in het Recht» ontwikkeld waarmee een meer gedeeld inzicht ontstaat over de
ruimte binnen de wet én het recht, met behoud van de rechtsbescherming voor de burger.
Via de Casusdialoog zoeken medewerkers oplossingen voor casussen waarin de wet onbedoeld
hard uit lijkt te pakken. Met dit instrument wordt bekeken of dat zo is, en zo ja,
welke ruimte het recht biedt. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan het aspect van
procedurele rechtvaardigheid. Medewerkers maken verder gebruik van de beoordelingsruimte
binnen het recht (wet, beginselen, beleid en jurisprudentie), bijvoorbeeld door na
toetsing van de individuele feiten en omstandigheden een boete niet op te leggen of
te matigen.
Deze initiatieven versterken het bewustzijn van en de ruimte om verschillend over
zaken te denken. Leidinggevenden hebben hier een belangrijke rol in het creëren van
veiligheid en worden hierin ondersteund vanuit het programma Leiderschap en Cultuur.
In de afgelopen periode hebben vrijwel alle leidinggevenden een ontwikkelassessment
afgerond en wordt er veel aandacht besteed aan opleidingen en trainingen, waarbij
naast algemene leidinggevende kwaliteiten is geïnvesteerd in fiscale kennis. In het
medewerkersonderzoek van 2021 zien we dat er een verbetering zichtbaar is op het gebied
van sociale veiligheid en leiderschap. We zijn er nog niet maar de stappen de goede
richting uit zijn wel gezet.
Thema 4 – Hersteloperatie toeslagen18
De IBTD constateert dat de hersteloperatie voor ouders en kinderen té ingewikkeld
is geworden. De IBTD signaleert drie clusters van problemen en doet daarbij tevens
drie aanbevelingen: (1) de botsende werkelijkheid van de ouders vs. de overheid, (2) de
toegenomen complexiteit van wet – en regelgeving en (3) de onvoorspelbaarheid van
het proces. De aanbevelingen luiden: (1) samen te handelen vanuit de werkelijkheid
van de ouders, kinderen en jongeren, (2) helderheid te geven aan de ouders, kinderen
en jongeren over waar zij staan in het proces en (3) bij volgende hersteloperaties
meer tijd te nemen aan de voorkant. Wij reflecteren op de drie clusters van zichtbare
problemen die de IBTD signaleert.
1. Botsende werkelijkheid – Samen handelen vanuit de werkelijkheid van de ouders
Wij herkennen de beelden zoals de IBTD deze schetst en zetten verschillende stappen
om deze aan te pakken. We werken hieraan op verschillende gebieden:
Betrekken van ouders en jongeren
Een aantal acties is en wordt nu al ondernomen zoals continu onderzoek naar de ouderbeleving
onder (mogelijk) gedupeerden door onafhankelijk onderzoeksbureau Motivaction. De resultaten
worden, anoniem, binnen de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) gedeeld
met desbetreffende teams om zodoende het lerend vermogen van de organisatie te faciliteren.
Ook voert Diversion in opdracht van het ministerie gesprekken met kinderen en jongeren
over hun behoeften voor emotioneel herstel. Deze gesprekken zijn een vervolg op aanbevelingen
uit het rapport «Leven op de Rit» en zien toe op een participatieve uitwerking van
de aanbevelingen uit dit rapport.
Tevens voert het ministerie op alle niveaus veel gesprekken met ouders, die input
geven voor betere communicatie naar en ondersteuning van ouders. Dit gebeurt via het
ouderpanel, de vele groepen waarin ouders zichzelf georganiseerd hebben en in contacten
en gesprekken met individuele ouders. Inmiddels zijn er steeds meer (groepen) ouders
die initiatieven ontwikkelen die bijdragen aan emotioneel herstel. Op dit moment zijn
er gesprekken met ouders om te bepalen hoe de overheid deze initiatieven zo goed mogelijk
kan ondersteunen en helpen.
Versterken rol gemeente
De gemeente biedt ondersteuning aan gedupeerde ouders op vijf leefgebieden: hulp bij
schulden, gezondheid, werk of dagbesteding, gezin en wonen. Op basis van de herijking
gaan gemeenten hun rol versterken om meer persoonlijke ondersteuning aan ouders te
bieden. Voor gemeenten betekent dit onder andere een rol in de beoogde driegesprekken
tussen de gedupeerde, UHT en de gemeente. Daarop bereidt de Vereniging Nederlandse
Gemeenten (VNG) de gemeenten de komende maanden voor via onder andere «bespreekuren»,
nieuwe en up-to-date gebrachte handreikingen en (regio)bijeenkomsten. Centraal staat
het bespreken van wat de ouder van de gemeenten mag verwachten, het doornemen van
de beste manieren om invulling te geven aan verwachtingen van ouders en het luisteren
naar het persoonlijke verhaal.
Verbeteren en versnellen ondersteuning voor ouders
Naar aanleiding van de herijking is een aantal verbeteringen in gang gezet, of worden
in gang gezet om beter aan te sluiten bij de behoeften van de ouders. Het gaat bijvoorbeeld
om het verbeteren van het gesprek over de uitslag van de eerste toets, het instellen
van een lotgenotenlijn waar gedupeerde ouders in contact kunnen komen met ervaringsdeskundige
ouders en er is meer aandacht voor emotioneel herstel. Tevens worden er maatwerktrajecten
voor intensieve hulp aan ouders met meerdere ernstige problemen uitgevoerd door Instituut
voor Publieke Waarden (IPW). Ook de samenwerking met gemeenten voor de brede ondersteuning
en de Sociale Banken Nederland voor de schuldenaanpak heeft ouders verder geholpen.
Er zijn de afgelopen maanden zeker stappen gezet waarmee het herstel van ouders, jongeren
en kinderen door het bieden van financieel herstel en brede hulp verder mogelijk wordt
gemaakt. Hierbij wordt het perspectief van de ouders en jongeren zelf nadrukkelijk
betrokken. Wij zoeken continu naar (nieuwe) mogelijkheden voor het verbeteren en versnellen
van de uitvoeringsprocessen. Hiervoor kijken we voor een aantal knelpunten in het
herstelproces ook naar onorthodoxe maatregelen. Hierbij staat voorop dat nieuwe initiatieven
of verbeteringen niet leiden tot vertraging.
2. De toegenomen complexiteit
De IBTD ziet almaar toenemende complexiteit in de (veranderende) wet- en regelgeving
en de omvang van de operatie.
Wij onderkennen de complexiteit van de operatie. Niet eerder is een hersteloperatie
met de impact van die van de kinderopvangtoeslag affaire aan de orde geweest. Hoeveel
schade is aangericht en wat de reikwijdte hiervan is, is langzaam na verloop van tijd
duidelijk geworden. We zetten in op het bieden van herstel en ondersteuning aan de
gedupeerden van de verschillende toeslagen, het verbeteren van de informatievoorziening
aan hen en blijven werken aan transparante communicatie naar alle betrokken partijen.
3. De onvoorspelbaarheid van het proces – geef helderheid aan ouders waar zij staan
Het derde thema dat de IBTD ziet, is de onvoorspelbaarheid van het herstelproces en
de onzekerheid en stress die dit bij ouders geeft.
Wij zijn ons ervan bewust dat ouders door de complexiteit en de weerbarstigheid van
de hersteloperatie lang moeten wachten op helderheid over waar zij staan in het afhandelingsproces.
Vanuit de constatering dat ouders zich hierdoor «vergeten» en onzeker kunnen voelen
en wantrouwen kunnen koesteren jegens de overheid werken wij aan duidelijkere, persoonlijkere
en meer proactieve informatievoorziening naar (mogelijk) gedupeerden.
Voor de meeste aangemelde ouders heeft de eerste toets plaatsgevonden, maar is de
integrale beoordeling nog niet gestart of afgerond. Er is een indicatieve planning
wanneer ouders hiervoor naar verwachting aan de beurt zijn. Deze is op de website
van UHT opgenomen en staat tevens in de 11e voortgangsrapportage. Zoals gemeld in deze voortgangsrapportage kijken we hoe verschillende
ontwikkelingen doorwerken op deze planning, zoals het toenemend aantal beroepen niet
tijdig beslissen en de verbetermaatregelen waar UHT bijvoorbeeld vanuit de herijking
aan werkt. We werken daarnaast aan een aantal verbeteringen om ouders meer inzicht
te geven in het proces en waar zij staan. Een voorbeeld hiervan is het beoogde driegesprek,
met een belangrijke rol voor de gemeente, zoals eerder in deze reactie beschreven.
Daarnaast onderzoekt UHT verschillende verbetermaatregelen om dossiers beter af te
stemmen op de informatiebehoefte van ouders en de oplevertermijn daarvan te verkorten.
Naast opschaling van het team dat dossiers samenstelt en lakt, wordt gekeken naar
automatisering en outsourcing van het lakken. Verder verkennen we maatregelen die
buiten de gangbare kaders liggen zoals inzage op locatie en minder lakken. Dit vraagt
om juridische en privacy toetsing en een weging van risico’s, gezien het belang van
zorgvuldige omgang met gegevens van derden.
Ouders gaan daarnaast op verschillende momenten in het herstelproces een fysiek informatiepakket
ontvangen. Hiermee wordt voorzien in de vraag van de ouders om meer en duidelijkere
informatie te krijgen over het herstelproces, de verschillende vormen van ondersteuning
en wat zij in hun specifieke situatie van het herstelproces mogen verwachten.
In samenwerking met externe partijen wordt onderzoek gedaan naar een online ouderportaal
voor ouders waarin persoonlijke informatie over het herstelproces voor ouders inzichtelijk
is. Het portaal zou minimaal de basisinformatie moeten weergeven, zoals of iemand
is aangemeld en waar iemand op dat moment zit in het herstelproces. Wanneer deze basisvariant
is gerealiseerd kan de doorontwikkeling starten, die gericht is op het toevoegen van
extra functionaliteiten die ouders meer inzicht en informatie geven. Na het zomerreces
wordt uw Kamer hier nader over geïnformeerd.
Thema 5 – Institutioneel racisme
Op 30 mei jl. is aan uw Kamer bericht dat er bij de Belastingdienst en Toeslagen gevallen
van institutioneel racisme zijn geconstateerd.19 De IBTD acht de erkenning van institutioneel racisme van belang om te kunnen komen
tot het bestrijden ervan. Uit de definitie van institutioneel racisme gehanteerd door
het College voor de Rechten van de Mens blijkt dat dit tot stand komt omdat we bewust
en onbewust werken of denken in ingebakken procedures, gewoontes of gedragsvormen
die soms op lastig herkenbare wijze een nadeel opleveren voor bepaalde groepen mensen
op grond van hun afkomst. We zijn ons zeer bewust van de grote impact hiervan op burgers.
Het aanpakken hiervan vereist daarom een breed pallet aan maatregelen. Wij reflecteren
op de zes aandachtspunten die de IBTD schetst voor een vervolggesprek daarover.
Zoals ook vermeld staat in het coalitieakkoord, is voor institutioneel racisme geen
plek in onze samenleving, dus ook niet binnen de Belastingdienst en Toeslagen. Overheids-
en uitvoeringsorganisaties moeten hierbij het goede voorbeeld geven.
1. Leren door de analyse van discriminerende werkwijzen
De IBTD stelt voor te analyseren hoe, waarom en waar discriminerende werkwijzen hebben
kunnen ontstaan en of voorwaarden hiervoor nog aanwezig zijn, zodat misstanden in
de toekomst voorkomen kunnen worden.
Het adresseren van dit thema is belangrijk, zodat we ervan kunnen leren en ervoor
kunnen zorgen dat we het in ons eigen gedrag herkennen. Het doel van het kabinet is
ervoor te zorgen dat dit niet nogmaals gebeurt20. Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat hier nu nog voorbeelden van zijn bij
de Belastingdienst en ook de werkwijzen bij Toeslagen behoren tot het verleden. Dat
wil niet zeggen dat we er niet alert op moeten zijn en blijven en veel aandacht aan
moeten blijven besteden. Zeker onbewust kunnen er in iedere organisatie, en dus ook
bij de Belastingdienst en Toeslagen elementen van institutioneel racisme in blijven
sluipen.
Daarom lopen er bij zowel de Belastingdienst als Toeslagen verschillende acties om
herhaling te voorkomen. Dit staat zowel in relatie tot het verbeteren van processen
als in relatie tot het menselijk toezicht21. Enkele voorbeelden:
− In de verschillende cultuurprogramma’s van de Belastingdienst en Toeslagen, zoals
eerder gedeeld met uw Kamer22, wordt expliciet aandacht besteed aan het onderwerp «discriminatie en racisme».
− Daarnaast worden gesprekken gevoerd met management en medewerkers aan de hand van
de aangetroffen voorbeelden. Ook worden via moreel beraad casussen en ethische dilemma’s
in het toezicht in groepen besproken. Hierbij wordt aandacht besteed aan bewuste en
onbewuste vooroordelen.
− Belastingdienst en Toeslagen nemen actief deel aan het meerjarenprogramma «Vooroordelen
Voorbij» van het College voor de Rechten van de Mens. Het programma draagt eraan bij
dat burgers niet worden gediscrimineerd door uitvoeringsinstanties van de overheid,
waarbij in het bijzonder aandacht is voor het voorkomen van discriminatie op grond
van ras op het terrein van de sociale bescherming.
− Het afgelopen jaar is er gestart met de ontwikkeling van een kader met waarborgen
voor de risicoselectie. Dit waarborgenkader draagt bij aan de rechtmatigheid en de
transparantie van de systemen die ingezet worden voor de risicoselectie.
− Binnen de Belastingdienst worden in het project administratieve organisatie/interne
controle (AO/IC) de verschillende bedrijfsprocessen getoetst aan de AVG, de Archiefwet
en de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) en vervolgens op orde gebracht.
− De Adviescommissie Analytics die wordt opgericht, helpt met het ethisch verantwoord
omgaan met risicomodellen en algoritmen en het op orde brengen van de bedrijfsprocessen.
2. Leren door te luisteren naar verhalen van getroffenen
De IBTD roept op te luisteren naar verhalen van mensen die getroffen zijn door institutioneel
racisme, te bespreken wat zij nodig hebben en deze ervaringen te gebruiken bij het
inrichten van toekomstige processen.
Zoals aangegeven in de kamerbrief van 30 mei 202223 aangegeven gaan we binnen en buiten de Belastingdienst en Toeslagen hierover in dialoog.
Inmiddels hebben gesprekken plaatsgevonden met onder andere verschillende belangenorganisaties,
de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme en het College voor de Rechten
van de Mens, om ervaringen te delen en van hun expertise te leren.
FSV en signaalmanagement
Het is daarnaast belangrijk dat we tegemoetkomen aan burgers en bedrijven die onterechte
en/of nadelige gevolgen hebben ondervonden door een registratie in FSV. Op 24 juni
jl. hebben we in een brief aan uw Kamer denkrichtingen geschetst over hoe we de tegemoetkoming
naar aanleiding van een registratie in FSV zouden kunnen vormgeven.24 Daarbij gingen we tevens in op de mogelijke consequenties voor een aanslag die is
opgelegd naar aanleiding van een onrechtmatige risicoselectie bij de Belastingdienst.
Deze denkrichtingen werken we verder uit, waaronder het werken aan de uitvoeringsconsequenties,
de juridische basis en de financiële gevolgen. De bedoeling is dat het tegemoetkomingsbeleid
en de daarvoor benodigde uitwerkingen eerst worden afgerond, voordat we verdere stappen
zetten in het bieden van ondersteuning aan mensen die getroffen zijn door institutioneel
racisme. Hierdoor wordt op voorhand scherper wat qua herstel wel of niet geboden kan
worden aan getroffen mensen.
Op dit moment werken Belastingdienst en Toeslagen aan een effectieve inrichting van
signaalmanagement vanaf de werkvloer tot aan de opdrachtgevers. Om sneller te kunnen
acteren in knellende situaties bij individuele burgers, biedt signaalmanagement de
basis om fouten te voorkomen en te blijven leren over (nieuwe) knelpunten en verbetermogelijkheden.
Ook signalen over gedragingen of werkwijzen uit het verleden horen hierbij.
3. Zorgen van medewerkers
De IBTD vraagt ook aandacht voor het effect van de conclusies van de FSV-rapporten
en het kabinet op medewerkers van Belastingdienst en Toeslagen. Wat betekent het voor
hen persoonlijk en qua werk?
Wij stellen voorop dat wij de ambtenaren van de Belastingdienst en Toeslagen kennen
als loyale en toegewijde medewerkers van verschillende achtergronden, die discriminatie
en racisme hardgrondig afkeuren. Voor het ontstaan van institutioneel racisme binnen
een organisatie is geen kwade opzet vereist. Institutioneel racisme kan namelijk ook
ontstaan door onbewuste vooroordelen, (on)geschreven regels en ingesleten processen.
Het erkennen van de aanwezigheid van institutioneel racisme is een noodzakelijke stap
om dit fenomeen te bestrijden. Het is wel een stap die pijn doet bij alle medewerkers
die trots zijn op hun werk voor de Belastingdienst en Toeslagen. «Ik ben geen racist
en wil ook niet op die manier worden weggezet» is een terecht en veel gehoord signaal
binnen de organisatie. En laten wij ook daar duidelijk over zijn: de Belastingdienst
en Toeslagen zijn geen racistische organisaties en voor racisten is ook geen plek.
Dat vinden wij en dat vinden ook de medewerkers. Tegelijkertijd en zoals eerder aangegeven
kan institutioneel racisme onbewust en ongemerkt aan de orde zijn. Dat doet niets
af aan de integere bedoelingen van de medewerkers van de Belastingdienst en van Toeslagen.
Medewerkers kunnen hun vragen en zorgen hierover uiteraard bespreken met hun leidinggevende.
Daarnaast wordt ook in de interne communicatie van de Belastingdienst en Toeslagen
aandacht besteed aan de gevolgen van de FSV-rapporten voor de medewerkers.
4. Leiding die zich uitspreekt en adequaat optreedt tegen discriminatie
De IBTD stelt dat het voorkomen van discriminatie, vooroordelen en stereotypen vraagt
om een leiding die zich uitspreekt tegen racisme en adequaat optreedt tegen discriminatie.
De IBTD ziet dat het ministerie en de leiding van de diensten hier initiatieven voor
nemen en gaan graag in gesprek over de voortgang en ervaringen.
We waarderen het dat de IBTD constateert dat de Belastingdienst en Toeslagen activiteiten
op dit punt ondernemen en in gesprek wil over de voortgang van deze activiteiten.
In een brief aan uw Kamer van 30 mei jl.25 zijn verschillende verbetertrajecten geschetst waarmee het bewustzijn op de werkvloer
ten aanzien van discriminatie en (onbewuste) vooroordelen vergroot wordt. Wij gaan
graag met de IBTD in gesprek over (de voortgang van) deze activiteiten.
5. Het navolgbaar en systematisch controleren van risicoselectie
De IBTD benadrukt met het oog op het tegengaan van discriminatie, de noodzakelijkheid
van het navolgbaar en systematisch controleren van de risicoselectie.
Risicoselectie in het toezicht blijft tegelijkertijd wel nodig. Door middel van risicoprofielen
kan onderscheid worden gemaakt tussen groepen burgers om te bepalen waar extra toezicht
nodig is. Wanneer er een rechtvaardigingsgrond voor is, hoeft onderscheid niet discriminerend
te zijn. Overheidsorganisaties die gebruik maken van risicoprofielen moeten zich ervan
bewust zijn dat dit onderscheid wel het risico van discriminatie met zich meebrengt
en daar alert op zijn.
Het afgelopen jaar zijn we gestart met de ontwikkeling van een kader met waarborgen
voor de risicoselectie voor de Belastingdienst, Toeslagen en Douane. Dit waarborgenkader
draagt bij aan de rechtmatigheid en de transparantie van de systemen die ingezet worden
voor de risicoselectie. De navolgbaarheid van de systemen voor de risicoselectie en
het systematisch controleren van deze systemen vormen belangrijke onderdelen van dit
waarborgenkader. Wanneer een nieuw model wordt ontwikkeld, is het van cruciaal belang
om dit te doen met inachtneming van de gestelde waarborgen en wetgeving rondom onder
andere privacy, mensenrechten en vaktechnische kaders, en ook de uitkomsten te analyseren
op ethische aspecten.
Daarnaast is in brieven van 26 november en 8 december jl. de Kamer geïnformeerd over
het Behandelkeuzemodel dat bij Toeslagen in ontwikkeling is.26 Wanneer Toeslagen voornemens is dit (of een ander risicoselectiemodel) definitief
in gebruik te nemen, zal het model vooraf worden getoetst aan de geldende juridische
en vaktechnische kaders, waaronder de kaders die zien op mensenrechten en anti-discriminatie.
6. De rol van fraudebeleid bij belastingzaken en verhouding tot de menselijk maat
De IBTD stelt ook de meer fundamentele vraag welke rol fraudebeleid zou moeten spelen
bij belastingzaken en hoe fraudeaanpak en de menselijke maat zich tot elkaar moeten
verhouden.
Wij herkennen dit aandachtspunt van de IBTD. Op 17 juni 202127 is een nieuwe visie op de fraudeaanpak door de Belastingdienst met uw Kamer gedeeld.
Deze fraudeaanpak van de Belastingdienst is gericht op het zoveel mogelijk aan de
voorkant voorkomen van fraude en van een passende en stevige aanpak bij gebleken fraude.
Die passende aanpak moet plaatsvinden binnen de regels van de rechtsstaat.
Momenteel wordt de nalevings- en handhavingsstrategie van Toeslagen verder uitgewerkt,
resulterend in een toekomstbestendige strategie voor 2023 en verder. Parallel wordt
gewerkt aan een geborgde herstart van het intensief toezicht en vormgeving van een
zorgvuldige omgang met signalen en risicoselectie, in aanvulling op de lopende handhavingsactiviteiten
in de vorm van controles en steekproeven. Met lessen uit het verleden wil Toeslagen
een goede balans vinden in de dienstverlening en het toezicht; altijd met oog voor
zorgvuldigheid en rechtsbescherming.
Tot slot
De inspecteur besluit zijn inleiding met de woorden «Er is veel werk te doen. Tijd
voor een goed gesprek». Wij hopen dat onze reflecties in deze brief op wat er per
thema al gebeurt concrete aanknopingspunten bieden voor dit gesprek.
We werken op verschillende manieren aan de belangrijke en complexe uitdagingen die
de IBTD heeft geïdentificeerd. Maar we zijn er nog niet. Zoals de IBTD in haar publicatie
ook aanstipt leren we van het verleden, maar mag het verleden ons ook niet gevangen
houden. We moeten weer vooruit kunnen kijken. Graag laten we het verleden achter ons
en richten ons met de lessen daaruit op de toekomst.
Wij gaan graag in gesprek met de inspecteur, uw Kamer en alle andere betrokkenen om
samen te bekijken waar de observaties onze activiteiten op het terrein van Belastingen,
Toeslagen en Douane verder kunnen richten en of verrijken. Wij wensen daarbij nogmaals
te benadrukken dat de kritische en tegelijkertijd opbouwende opstelling alsmede de
onafhankelijke positie van de IBTD kan ons daarbij zeer helpen om het werk van de
Belastingdienst, Toeslagen en de Douane verder te verbeteren.
De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij
De Staatssecretaris van Financiën,
A. de Vries
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën -
Mede ondertekenaar
A. de Vries, staatssecretaris van Financiën