Brief regering : Fiche: Verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3487
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 september 2022
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 4 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Raadsaanbeveling trajecten naar succes op school (Kamerstuk 22 112, nr. 3486)
Fiche: Verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke
aanbestedingen
Fiche: Mededeling Internationale Oceaangovernance (Kamerstuk 22 112, nr. 3488)
Fiche: Mededeling over handel en duurzame ontwikkeling in handelsakkoorden (Kamerstuk
22 112, nr. 3489)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke
aanbestedingen
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling
van de wet ter versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke
aanbestedingen.
b) Datum ontvangst Commissiedocument
19 juli 2022
c) Nr. Commissiedocument
COM (2022) 349
d) EUR-Lex
https://eur-lex.Europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52022PC0349…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld.
f) Behandelingstraject Raad
Raad Buitenlandse Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Defensie
h) Rechtsbasis
Art. 173(3) Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
In het licht van de Russische inval in Oekraïne onderstreepten de staatshoofden en
regeringsleiders tijdens de Versailles-top d.d. 10–11 maart 2022 nogmaals dat Europa
meer verantwoordelijkheid moet nemen voor de eigen veiligheid. Lidstaten spraken onder
andere af meer te investeren in defensie, gezamenlijk capaciteiten aan te schaffen
en de Europese defensie-industrie te versterken. In opdracht van de Europese Raad
publiceerden de Europese Commissie (hierna: Commissie) en de Hoge Vertegenwoordiger
van de EU (HV) op 18 mei 2022 hun Gezamenlijke mededeling over de analyse van de lacunes
op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers.1 Daarin zijn ideeën gelanceerd o.a. gericht op het aantrekkelijker en makkelijker
maken van samenwerking tussen de lidstaten bij het gezamenlijk ontwikkelen en/of aankopen
van defensiematerieel en op het versterken van de Europese Defensie Technologische
en Industriële Basis (EDTIB).
Het onderhavige voorstel voor een verordening tot de versterking van de Europese defensie-industrie
door gemeenschappelijke aanbestedingen is een uitwerking van één van de aangekondigde
voorstellen. De Commissie stelt met deze verordening voor een instrument voor de korte
termijn op te richten om gezamenlijke aanschaf te bevorderen via financiële prikkels
(vanaf hier «het instrument»). De essentie van het voorstel is dat lidstaten financiering
kunnen ontvangen vanuit de EU-begroting indien met minimaal drie lidstaten wordt samengewerkt
om via gezamenlijke aanschaf de meest urgente en kritieke tekortkomingen weg te nemen.
Het instrument is onderdeel van een groter geheel van bestaande en toekomstige maatregelen
van de Commissie om gezamenlijke aanschaf van defensiecapaciteiten te bevorderen.
Met het instrument kan mede invulling worden gegeven aan het werk dat nu door de Defence
Joint Procurement Task Force wordt gedaan: deze brengt samenwerkingsmogelijkheden
voor gezamenlijke aanschaf op de korte termijn in kaart.
De specifieke doelstellingen van het instrument zijn het stimuleren van samenwerking
tussen de lidstaten, dat een positief effect heeft op het vermogen om gezamenlijk
op te treden, verdringingseffecten op de markt en fragmentatie beperkt, en leidt tot
efficiëntere besteding van defensiebudgetten. Daarnaast is het gericht op het verbeteren
van het concurrentievermogen en de efficiëntie van de Europese Defensie Technologische
en Industriële Basis (EDTIB), waaronder het uitbreiden van de productiecapaciteit
zodat deze kan voorzien in de meest urgente en kritieke tekortkomingen mede als gevolg
van de oorlog in Oekraïne.
Voor het instrument wordt vanuit de EU-begroting een totaalbudget van € 500 mln. voorgesteld
voor een periode van twee jaar, van de vaststelling van de verordening tot en met
31 december 2024. Het instrument staat open voor EU-lidstaten en geassocieerde landen.
Geassocieerde landen zijn landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid
zijn van de Europese Economische Ruimte (EER).2 Voor betrokken industrie is het uitgangspunt dat deze gevestigd moet zijn in de EU
alsook hun uitvoerende bestuursstructuren in de Unie moeten hebben. Ook mogen deze
entiteiten niet onder controle staan van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit
uit een niet-geassocieerd derde land. Wel is er een uitzondering opgenomen voor de
betrokkenheid van entiteiten die gevestigd zijn in de Unie, maar onder controle staan
van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde
land. Deze entiteiten mogen deelnemen indien de lidstaat of het geassocieerd land
waarin de entiteit is gevestigd bepaalde garanties van de entiteit goedkeurt. De garanties
moeten borgen dat de betrokkenheid van de entiteit niet in strijd is met de veiligheids-
en defensiebelangen van de Unie. Dit is in lijn met de bestaande regels omtrent entiteiten
en betrokken landen in het Europees Defensiefonds (EDF).
In de voorgestelde verordening zijn de voorwaarden beschreven om aanspraak te kunnen
maken op financiering vanuit het instrument. Zo dient een consortium uit ten minste
drie lidstaten te bestaan, en moet er sprake zijn van een nieuw samenwerkingsverband
of een uitbreiding van een bestaand samenwerkingsverband naar nieuwe lidstaten of
geassocieerde landen. Projecten die in aanmerking kunnen komen voor financiering zijn
gericht op gezamenlijke aanschaf van materieel om de meest urgente en kritieke tekortkomingen
weg te nemen. Consortia dienen een zogenoemde «procurement agent» aan te stellen die namens het consortium de gezamenlijke aanschaf zal uitvoeren.
Dit zijn aanbestedende diensten die zijn gevestigd in de lidstaten of een geassocieerd
land, inclusief organen van de EU of internationale organisaties. Inkooppunten van
het Ministerie van Defensie vallen hier ook onder. Het instrument kan geen acties
financieren die ingaan tegen toepasselijk internationaal recht of aanschaf betreffen
van dodelijke autonome wapens zonder de mogelijkheid van betekenisvolle menselijke
controle.
Voor de implementatie van het instrument wordt gebruik gemaakt van één werkprogramma
voor de gehele periode. De Commissie stelt het werkprogramma op en wordt daarbij bijgestaan
door een programma comité waarin experts uit de lidstaten zijn vertegenwoordigd. Het
comité keurt het werkprogramma uiteindelijk goed. In het werkprogramma worden de financieringsprioriteiten,
minimale financiële omvang van de actie en de hoogte van de financiële steun voor
een actie vastgesteld. De financiering wordt niet direct gelinkt aan de kosten van
een actie, maar kan worden gekoppeld aan het behalen van bepaalde mijlpalen gelinkt
aan het proces van gezamenlijke aanschaf. De mijlpalen worden uitgewerkt in het werkprogramma.
Voorstellen worden beoordeeld op zeven toekenningscriteria. Ten eerste de bijdrage
van de actie aan het versterken van de EDTIB; ten tweede de bijdrage aan concurrentievermogen
van de industrie; ten derde de bijdrage aan de versterking van samenwerking tussen
de lidstaten en de interoperabiliteit van de producten; ten vierde het aantal lidstaten
of geassocieerde landen dat betrokken is bij een actie; ten vijfde de geschatte omvang
van de gezamenlijke aanschaf en een verklaring van de betrokken landen dat zij het
product gezamenlijk zullen gebruiken, opslaan, bezitten of onderhouden; ten zesde
de mate waarin financiële steun van de EU bijdraagt aan het wegnemen van belemmeringen
voor samenwerking; en tot slot de kwaliteit en efficiëntie van de plannen voor de
actie.
b) Impact assessment Commissie
Niet opgesteld.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het voorstel sluit aan bij het Nederlandse beleid zoals uiteen gezet in de Defensienota,
de visie en uitvoeringsagenda voor strategisch en groen industriebeleid3 en het BNC-fiche inzake de gezamenlijke mededeling over de analyse van de lacunes
op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers4. De essentie van de Nederlandse positie is in lijn met dat BNC-fiche.
De terugkeer van oorlog in Europa door de Russische invasie van Oekraïne heeft een
grote impact op de veiligheid op ons continent. Europese landen moeten in staat zijn
zichzelf en hun belangen beter te kunnen verdedigen. Het kabinet onderstreept dan
ook de noodzaak en de urgentie van een versterkt Gemeenschappelijk Veiligheid en Defensiebeleid
(GVDB) van de EU. Een zelfredzamer Europa, met meer militaire capaciteiten van Europese
landen, draagt bij aan de versterking van de NAVO en de EU.
Het kabinet is voorstander van nadere Europese samenwerking, zowel op het gebied van
capaciteitsontwikkeling en aanschaf van defensiematerieel, als op oefeningen en missies
en operaties. Alleen door samen te werken kan Europa meer verantwoordelijkheid nemen
voor de eigen veiligheid. Het geheel is meer dan de som der delen.5
Defensie werkt van oudsher al veel samen met bondgenoten en partners, multilateraal
en bilateraal, in allianties en gelegenheidscoalities. Het kabinet wil in de komende
jaren deze samenwerking verdiepen en verbreden. Door hetzelfde materieel te kopen,
en waar mogelijk gebruik te maken van multilaterale organisaties zoals het Europees
Defensie Agentschap, worden stappen gezet op het gebied van interoperabiliteit, uitwisselbaarheid
en standaardisatie, waardoor Europese landen beter kunnen samenwerken. Zonder daarbij
af te doen aan het streven naar interoperabiliteit binnen het NAVO-bondgenootschap.
Ook kunnen potentieel economische schaalvoordelen worden bereikt en kan geld worden
bespaard.
Een vitale Nederlandse defensiesector is nodig om onze nationale veiligheid te kunnen
beschermen en een bijdrage te kunnen leveren aan de Europese veiligheid. In de Defensie
Industrie Strategie (DIS) staat beschreven op welke kennisgebieden, technologiegebieden
en industriële capaciteiten Nederland een stabiele basis moet hebben om dit te bereiken.
De innovatieve en competitieve Nederlandse Defensie Industriële en Technologische
Basis kan een waardevolle bijdrage leveren aan de versterking van de EDTIB. Om deze
bijdrage te kunnen leveren is het essentieel dat het speelveld op de Europese defensiemarkt
gelijker wordt en Nederlandse bedrijven, waaronder het midden- en kleinbedrijf, toegang
krijgen tot toeleveringsketens van Europese defensiebedrijven.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt het voorstel van de Commissie om een financiële prikkel te
creëren om gezamenlijk aanschaf van defensiematerieel door de lidstaten aantrekkelijker
te maken en te bevorderen. Een financiële prikkel kan er toe leiden dat lidstaten
eerder geneigd zijn om samenwerking op te zoeken. Door hetzelfde materieel aan te
schaffen kunnen we beter gezamenlijk optreden; dit vergroot de militaire slagkracht.
Ook kunnen door samenwerking prijsopdrijvingen worden beperkt en schaalvoordelen optreden.
Daarnaast geldt voor vrijwel alle EU-lidstaten de noodzaak om de voorraden aan te
vullen die zijn verminderd als gevolg van de wapenleveranties aan Oekraïne. Het kabinet
acht het van belang dat dit waar mogelijk en nuttig gezamenlijk gebeurt. Het instrument
kan hier een bijdrage aan leveren. Tot slot onderschrijft het kabinet de doelstelling
van het instrument om de EDTIB te versterken, mede in termen van productiecapaciteit.
Door de EDTIB te versterken, wordt Europa minder afhankelijk van andere landen en
is het in staat meer verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen veiligheid.
Nederland werkt al relatief veel samen met omringende lidstaten en streeft ernaar
dit in de komende jaren te intensiveren. Ook op korte termijn heeft Nederland interesse
om de geslonken voorraden onder meer als gevolg van de oorlog in Oekraïne waar mogelijk,
nuttig en in ons belang door middel van gezamenlijke aanschaf aan te vullen. Het instrument
kan daarbij een aanjagende functie hebben. Het kabinet ziet er meerwaarde in als door
de Task Force in kaart gebrachte samenwerkingsmogelijkheden vervolgens via het instrument gedeeltelijk
gefinancierd kunnen worden. Gezien de omvang van het instrument steunt het kabinet
de inzet van het instrument om prioriteit te geven aan op het wegwerken van de meest
urgente en kritieke tekortkomingen.
Het uitgangspunt van het kabinet in het onderhandelingstraject tot de vaststelling
van de verordening is dat de procedures pragmatisch en zo eenvoudig mogelijk moeten
blijven. Indien bij gezamenlijke aanschaf gebruik wordt gemaakt van het instrument
mag dit geen significante stijging van de administratieve lasten tot gevolg hebben.
Ook acht het kabinet het van belang dat alle lidstaten voldoende aanspraak kunnen
maken op het instrument en de prioriteiten in het op te stellen werkprogramma zoveel
mogelijk gebaseerd worden op geïdentificeerde behoeftes van lidstaten voor de korte
en middellange termijn. Het kabinet staat in beginsel positief tegenover de voorgestelde
toekenningscriteria. Hierin komen relevante elementen terug zoals het versterken van
de EDTIB, het aanjagen van samenwerking tussen lidstaten en het ambitieniveau van
de projecten. Het kabinet verwelkomt dat de mate waarin een actie bijdraagt aan het
wegnemen van de meest urgente en kritieke tekortkomingen is opgenomen in de toelaatbaarheidscriteria,
waardoor alle projecten hieraan moeten voldoen.
Een open en competitieve Europese defensiemarkt versterkt het concurrentievermogen
en de innovatiekracht van de EDTIB. Een sterke EDTIB is dus gebaat bij een gelijker
speelveld waarbij toeleveranciers uit de hele EU kunnen toetreden tot de toeleveringsketens
van Europese producenten van defensieplatformen en -systemen. Het kabinet benadrukt
dat dit een belangrijk uitgangspunt is bij het voorkomen van verdere fragmentatie
van de Europese defensiemarkt. Het kabinet zal er daarom voor waken dat het instrument
alleen in het voordeel werkt van de grote EU-lidstaten die beschikken over Original
Equipment Manufacturers (OEMs) met gesloten nationale toeleveringsketens. Om bij te
dragen aan een vitale defensiesector die in de nationale veiligheid kan voorzien en
een waardevolle bijdrage kan leveren aan de Europese veiligheid, zal Nederland sturen
op de betrokkenheid van de Nederlandse industrie bij door het instrument ondersteunde
gezamenlijke aanbestedingstrajecten waar Nederland aan deelneemt.
Tot slot kan het kabinet zich vinden in de regels die zijn opgesteld ten aanzien van
de betrokkenheid van derde landen, industrie uit derde landen of Europese bedrijven
onder controle van een entiteit uit een derde land. Deze regels komen overeen met
dezelfde eisen in het EDF en zijn derhalve voor het kabinet acceptabel.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Er is momenteel slechts beperkt zicht op het initiële krachtenveld. Tijdens een eerste
bespreking over het voorstel reageerden de lidstaten overwegend positief over de inzet
om gezamenlijke aanschaf van materieel te bevorderen en de Europese defensie-industrie
te versterken en uit te bouwen. De noodzaak om meer en beter Europees samen te werken
wordt breed gevoeld. Wel waren er nog vragen over de uitwerking en implementatie.
Vragen hadden met name betrekking op de te financieren acties, het aantal betrokken
lidstaten, de verhouding tussen de verschillende betrokken instituten en de (beperkte)
omvang van het budget.
De verwachting is dat het Europees Parlement (EP) positief zal zijn over het voorstel
van de Commissie. Het EP acht het versterken van de EDTIB van groot belang en heeft
de lidstaten opgeroepen om vast te houden aan de ambities zoals vastgelegd in de Verklaring
van Versailles.6 Het EP steunt nauwere samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van defensie
en bevordering van het concurrentievermogen en de efficiëntie van de EDTIB.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid voor het voorstel is positief.
Het voorstel is gebaseerd op art. 173, lid 3 VWEU betreffende het concurrentievermogen
van de industrie van de Unie. Op grond van artikel 173, lid 1 VWEU dragen de Unie
en de lidstaten er zorg voor dat de omstandigheden nodig voor het concurrentievermogen
van de industrie van de Unie aanwezig zijn. Ter realisatie van deze doelstelling is
de EU op grond van artikel 173, lid 3 VWEU bevoegd maatregelen vast te stellen ter
ondersteuning van de activiteiten die in de lidstaten worden ondernomen met uitsluiting
van enige harmonisering van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de
lidstaten. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Het voorstel beoogt
de EDTIB te versterken door Europese samenwerking te bevorderen. Door het synchroniseren
en deconflicteren van de investeringen van lidstaten en meer Europese investeringen
kan het concurrentievermogen van de EDITB worden versterkt. Op het gebied van industrie
is de EU bevoegd om het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren
of aan te vullen (artikel 6, sub b VWEU).
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van het voorstel is
positief. Het voorstel heeft tot doel het concurrentievermogen van de EDTIB middels
meer grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen. Het stimuleren op EU-niveau
van gezamenlijke aankopen door grotere groepen van lidstaten dan nu gebruikelijk is,
heeft meerwaarde. Het synchroniseren en de-conflicteren van de investeringen in EU
materieel en daarmee versterking van de EDTIB kan beter door zulke grotere groepen
lidstaten worden bereikt. Ook heeft samenwerking een positieve impact op de gezamenlijke
slagkracht en daarmee de Europese zelfredzaamheid. Ter realisatie van deze doelstelling
is optreden op EU-niveau daarom gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van het voorstel
is positief. De doelstelling van het voorstel is om de EDTIB te versterken en samenwerking
tussen de lidstaten te bevorderen. Het voorgestelde optreden en het daaraan gekoppelde
budget lijkt geschikt om samenwerking tussen de lidstaten aan te jagen. Geconsolideerde
vraag en besteding van het extra defensiebudget op de Europese defensiemarkt zal ook
een positief effect hebben op de versterking van de EDTIB. Het voorgestelde optreden
en omvang van het budget gaat niet verder dan noodzakelijk. Het leidt niet tot verplichtingen
voor de lidstaten en past binnen de huidige geopolitieke context nodig.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Het voorgestelde budget van 500 miljoen euro (in lopende prijzen) voor de periode
2022–2024 wordt gefinancierd binnen het huidige Meerjarig Financieel Kader 2021–2027
(MFK). De Commissie stelt voor de marge van begrotingscategorie (heading) 5 in te
zetten (161 miljoen euro) en de overige 339 miljoen euro te financieren door de inzet
van speciale instrumenten. De Commissie expliciteert in het voorstel niet welk speciaal
instrument hiervoor ingezet zal worden, maar naar verwachting betreft dit het flexibiliteitsinstrument.
De Commissie heeft in het voorstel voor de Europese jaarbegroting voor 2023 aangegeven
dat de precieze impact op de begroting in de Amending Letter, die naar verwachting in het najaar komt, wordt aangegeven. De administratieve kosten
worden door de Commissie geraamd op circa 10 miljoen euro tot en met 2027, waarvan
het grootste gedeelte kosten voor personeel. Dit wordt gedekt binnen begrotingscategorie 7
(administratieve uitgaven). Uitgangspunt van het kabinet is dat de benodigde EU-middelen
gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de
EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van
de jaarbegroting. Daarnaast moet de ontwikkeling van de administratieve uitgaven in
lijn zijn met de ER-conclusies van juli 2020 over het MFK-akkoord. Het kabinet is
kritisch over de stijging van het aantal werknemers.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Het budget van het instrument wordt gefinancierd binnen het huidige MFK in de periode
2022–2024. Dit heeft geen gevolgen voor de raming van de Nederlandse afdracht aan
de EU, omdat deze is gebaseerd op de in het MFK vastgestelde betalingenplafonds. Eventuele
budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e)
departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
De gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten voor het bedrijfsleven zijn lastig
in te schatten. Er treden ogenschijnlijk alleen administratieve lasten op voor bedrijven
die willen deelnemen aan aanbestedingen die worden ondersteund door het instrument
wanneer zij onder controle staan van een niet-geassocieerd land of een entiteit uit
een niet-geassocieerd land.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Een van de doelstellingen van het instrument is het bevorderen van competitiviteit
en efficiëntie van de EDTIB. Het instrument beoogt deze doelstelling te behalen door
gezamenlijke aanschaf met betrokkenheid van Europese entiteiten te bevorderen. Dit
heeft een positief effect op de concurrentiekracht van de EDTIB.
De oorlog in Oekraïne onderstreept de noodzaak tot meer Europese zelfredzaamheid.
Het voorgestelde instrument draagt bij aan het versterken van de EDTIB en het bevorderen
van Europese samenwerking op het gebied van gezamenlijke aanschaf. Dit draagt bij
aan het vermogen van de EU om zelfstandig op te treden en versterkt de Europese pilaar
in de NAVO. Met de implementatie van het instrument kan de rol van de EU op het gebied
van defensie in de geopolitieke context toenemen, in lijn met de ambitie van het EU
Strategisch Kompas.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Er zijn geen gevolgen voor nationale en decentrale regelgeving te verwachten.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Artikel 11 van de voorgestelde verordening bevat een bevoegdheid voor de Commissie
om door middel van een uitvoeringshandeling een werkprogramma vast te stellen. Experts
uit de lidstaten keuren het werkprogramma via het programma comité goed door middel
van de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011
(comitologieverordening). Het werkprogramma stelt de financieringsprioriteiten vast
en zal de minimale financiële omvang van de gezamenlijke aanbestedingsacties vastleggen
en het indicatieve bedrag van de financiële steun voor acties, en prikkels voor aanbestedingen
met een hogere waarde en de opname van extra lidstaten of geassocieerde landen. Het
kabinet acht toekenning van deze bevoegdheid mogelijk, omdat het de vaststelling van
niet-essentiële onderdelen van de verordening betreft. De keuze voor uitvoering ligt
juridisch gezien voor de hand omdat de vast te stellen uitvoeringshandelingen erop
gericht zijn ervoor te zorgen dat de verordening volgens uniforme voorwaarden wordt
uitgevoerd. Het kabinet kan zich ook vinden in de keuze voor de onderzoeksprocedure.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Volgens het voorstel treedt de verordening in werking op de dag na de bekendmaking
ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Een verordening is verbindend in
al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten. Het kabinet
acht de voorgestelde datum van inwerkingtreding haalbaar.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Op grond van artikel 12 van het voorstel stelt de Commissie uiterlijk op 31 december
2024 een evaluatieverslag over het instrument op en dient dit in bij het Europees
Parlement en de Raad. In het verslag worden het effect en de doeltreffendheid van
de in het kader van het instrument genomen maatregelen geëvalueerd. In dat verslag
wordt op basis van de raadplegingen van de lidstaten en de belangrijkste belanghebbenden
een beoordeling gemaakt van de geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de
in artikel 3 vastgestelde doelstellingen.
e) Constitutionele toets
Het voorstel is in overeenstemming met de Europese Verdragen en het Grondrechtenhandvest,
alsook de Nederlandse Grondwet.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Niet van toepassing.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Niet van toepassing.
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.