Brief regering : Fiche: Verordening informatienet duurzaamheid landbouwbedrijven
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3479
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 augustus 2022
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 1 fiche die werd opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Verordening informatienet duurzaamheid landbouwbedrijven
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Verordening informatienet duurzaamheid landbouwbedrijven
1. Algemene gegevens
a. Titel voorstel
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging
van Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad wat betreft de omzetting van het informatienet
inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen in een informatienet inzake de duurzaamheid van
landbouwbedrijven
b. Datum ontvangst Commissiedocument
22 juni 2022
c. Nr. Commissiedocument
COM (2022) 296 final
d. EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/resource.html?uri=cellar:c0b8e5ae-f224-11ec-a…
e. Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet van toepassing
f. Behandelingstraject Raad
Landbouw en Visserijraad
g. Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
h. Rechtsbasis
Artikel 43, lid 2 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
i. Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j. Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Het voorstel van de verordening is om het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen
(ILB) om te zetten in een informatienet inzake de duurzaamheid van landbouwbedrijven
(IDL).
Het ILB, dat in Nederland bekendstaat als het Bedrijveninformatienet land- en tuinbouw
(BIN), is een unieke bron van micro-economische en boekhoudkundige gegevens die elk
jaar van meer dan tachtigduizend landbouwbedrijven in de EU worden verkregen. Het
heeft het mogelijk gemaakt de economische en financiële situatie van landbouwbedrijven
sinds 1965 te beoordelen. De Commissie verstrekt de geharmoniseerde methodologie en
de gemeenschappelijke vragenlijst, terwijl de lidstaten de gegevens verzamelen, verifiëren
en indienen. Door de wijziging van de verordening zullen naast economische en boekhoudkundige
gegevens, ook milieu en sociale gegevens aan het informatienet toegevoegd moeten worden.
Volgens de eerste raming van de Commissie zou het aantal nieuwe variabelen tussen
5 en 25 liggen wanneer het voorstel in 2025 in werking treedt.
Naast de uitbreiding van de reikwijdte, wordt nog een aantal andere wijzigingen in
het voorstel opgenomen. De Commissie stelt tevens voor om te voorzien in een verplichting
voor landbouwers om de IDL-enquête te beantwoorden, zoals het geval is voor statistische
enquêtes. In het voorstel wordt het voornemen toegelicht om in het kader van het IDL
een unieke «landbouwbedrijfs-ID» te introduceren, waarmee in de toekomst een koppeling
met de geïntegreerde landbouwstatistieken (IFS)1 en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) van het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (GLB) mogelijk moet worden. Daarnaast wordt de mogelijkheid geïntroduceerd
om speciale enquêtes te organiseren met verschillende selectiecriteria en een verschillende
periodiciteit, met inbegrip van ad-hoc-enquêtes of periodieke enquêtes. Ook wordt
in het voorstel de mogelijkheid gecreëerd voor de lidstaten om verschillende stimulansen
vast te stellen voor de deelname van landbouwers aan het informatienet, met inbegrip
van financiële vergoedingen.
Vervolgens krijgt de Commissie de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te
stellen en uitvoeringshandelingen vast te stellen op diverse onderdelen.
b) Impact assessment Commissie
Gezien de zeer technische aard van het initiatief en de beperkte beleidskeuze voor
de Commissie werd een effectbeoordeling niet nodig geacht.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet erkent de noodzaak van vergelijkbare, relevante, coherente en betrouwbare
gegevens en informatie voor de beleidsvorming en evalueren van de voortgang van het
GLB en de behoeften die nodig zijn voor de uitvoering van de taken van de Unie die
voortkomen uit de «van boer tot bord»- strategie en het GLB. Geharmoniseerde gegevens
over de economische, milieu en sociale duurzaamheid van landbouwbedrijven zijn van
belang om de toestand en trends te beoordelen en om de duurzaamheid en de ecologische,
economische en sociale gevolgen van EU- en nationaal beleid te kunnen beoordelen.
Het ILB is onderdeel van de Wettelijke Onderzoeks Taken Economische Informatievoorziening
(WOT-EI) die in opdracht van het Ministerie van LNV wordt uitgevoerd door het Centrum
voor Economische Informatievoorziening (CEI), de onafhankelijke eenheid binnen Wageningen
Economic Research (WEcR). De WOT-EI geeft invulling aan de wettelijke verplichtingen
van het Ministerie van LNV op het gebied van de Informatievoorziening rond economische
en duurzaamheidsprestaties van de Nederlandse land- en tuinbouw, de visserij en het
particulier bosbeheer.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
In het algemeen steunt het kabinet het doel van dit voorstel. Het kabinet onderschrijft
het belang van het verzamelen van vergelijkbare en betrouwbare gegevens van landbouwbedrijven
op EU-niveau, die nodig zijn voor de beleidsvorming en het evalueren van de voortgang
van het GLB en de «van boer tot bord»- strategie. Het kabinet onderschrijft de noodzaak
voor de verzameling van vergelijkbare, relevante, coherente en betrouwbare gegevens
en informatie voor het evalueren en monitoren van het GLB alsmede het beleid op het
gebied van duurzaamheid en sociale aspecten.
Nederland verzamelt al geruime tijd voor een deel van de bedrijven in het Bedrijveninformatienet
land- en tuinbouw gegevens over duurzaamheid. Het kabinet steunt dan ook het voorstel
om het huidige ILB uit te breiden met aanvullende milieu en sociale gegevens. Bovendien
kan ook de combinatie van de drie verschillende dimensies (economisch, sociaal en
milieu) bijdragen aan een betere beleidsanalyse voor een duurzame en economisch toekomstbestendige
agrarische sector.
Het kabinet heeft wel een aantal zorgpunten ten aanzien van een aantal onderdelen
uit het voorstel.
Het voorstel om een landbouwbedrijfs-ID te introduceren, vindt het kabinet een aandachtspunt.
In het voorstel wordt al aangegeven dat het in de praktijk complex kan zijn om een
dergelijke koppeling tussen de diverse systemen (IDL, IFS en GBCS) te creëren. Ook
omdat de lidstaten verschillende systemen hanteren. Het is vooraf nog niet duidelijk
of een dergelijke koppeling technisch uitvoerbaar is. Daarnaast is vooraf niet duidelijk
op welke wijze deze koppeling kan bijdragen aan een betere beleidsvorming en evaluatie.
Het aantal steekproefbedrijven in het Bedrijveninformatienet is namelijk klein in
vergelijking met het aantal landbouwbedrijven in het geïntegreerd beheers- en controlesysteem
(GBCS) van het GLB en het aantal bedrijven in de geïntegreerde landbouwstatistieken
(IFS). De koppeling tussen de systemen levert daardoor maar voor een beperkte selectie
bedrijven aanvullende informatie op, en die informatie (bijv. dieraantallen en arealen)
wordt ook grotendeels al vastgelegd in het Bedrijveninformatienet land- en tuinbouw
(BIN). Bovendien vindt er in de Nederlandse context al gegevensuitwisseling plaats
vanuit de Landbouwtelling naar het Bedrijveninformatienet land- en tuinbouw. Bovendien
is het belangrijk om hier ook de privacy van de deelnemende bedrijven te waarborgen
wanneer gegevensuitwisseling plaatsvindt.
Daarnaast pleit het kabinet voor een duidelijkere definiëring van het begrip «speciale
enquêtes». In de SAIO-verordening2 over landbouwstatistieken heeft de Commissie ook al de mogelijkheid gecreëerd om
ad-hoc landbouwstatistieken te verzamelen. Bovendien worden driemaal in de tien jaar
ook via de Europese structuurenquêtes (IFS) alle Europese landbouwbedrijven geënquêteerd
over diverse onderwerpen. Er bestaan dus al diverse mogelijkheden om ad-hoc en periodiek
gegevens te verzamelen in de Europese landbouwsector. De meerwaarde van het ILB is
juist de consistente tijdreeks van micro-economische en boekhoudkundige data die worden
verzameld. Het ad-hoc verzamelen van nieuwe informatiebehoeftes lijkt daarom minder
aan te sluiten bij de opzet van het ILB. Het wekt de daarnaast indruk dat boekhoudkundige
gegevens in ieder geval en voornamelijk worden ontleend aan vragenlijsten. Deze toespitsing
op enquêtes komt daarnaast niet overeen met de definitie van IDL-gegevens uit het
voorstel, die de mogelijkheid geeft tot gegevensverzameling via andere gegevensbronnen.
De toepassing van andere gegevensverzamelingsmethoden is effectief gebleken, en toespitsing
op enquêtes is daarom niet noodzakelijk. Bovendien zullen de administratieve lasten
voor zowel ondernemers als de uitvoerende instanties toenemen als er diverse speciale
enquêtes moeten worden uitgevoerd.
De Commissie stelt voor om landbouwbedrijven die in het schema voor de selectie van
bedrijven met boekhouding zijn aangemerkt te verplichten gevraagde gegevens te verstrekken.
Deze verplichting werkt rechtstreeks door, waardoor landbouwbedrijven op basis van
de verordening voortaan verplicht zijn om de gevraagde gegevens te verstrekken. De
verordening geeft daarnaast een grondslag voor lidstaten om niet-naleving van deze
verplichting aan te pakken. Het informatienet werkt effectief en Nederland ontvangt
de gevraagde gegevens. Het kabinet ziet op dit moment daarom geen noodzaak om handhavende
maatregelen te treffen.
Het kabinet twijfelt aan de noodzaak tot deze verplichting, gezien deze sterk afhankelijk
is van onder andere de gegevensverzamelingsmethode die een lidstaat toepast. Aangezien
sommige lidstaten problemen ondervinden met de deelname van landbouwers aan het informatienet,
hebben sommige lidstaten het ILB-systeem reeds bij de nationale statistiek ondergebracht,
waardoor landbouwers verplicht zijn de gevraagde informatie te verstrekken. In haar
toelichting noemt de Commissie als aanleiding voor deze verplichting dat de toevoeging
van milieu en sociale gegevens mogelijk negatieve invloed heeft op de bereidwilligheid
van landbouwers om informatie aan te leveren. De voorgestelde verordening noemt echter
dat niet toekomstige, maar huidige problemen bij gegevensverzameling de aanleiding
zijn voor de voorgestelde verplichting. De verordening geeft daarnaast andere, minder
vergaande mogelijkheden om landbouwers te motiveren, bijvoorbeeld via financiële premies.
Het uitgangspunt van de originele verordening is dat landbouwbedrijven een vrijwillige
keuze hebben om deel te nemen aan het informatienet, en dat deze vrijwilligheid bijdraagt
aan de kwaliteit van gegevens. De voorgestelde verplichting geeft derhalve mogelijk
een onwenselijk signaal af aan landbouwbedrijven.
Het kabinet is op dit moment, nu vrijwillige deelname aan het informatienet van voldoende
niveau is, geen voorstander van de wettelijke verplichting om gegevens te verstrekken
voor het IDL.
Als dit voor andere EU-lidstaten wel belangrijk is, dan staat het kabinet er open
voor dat dit in de regelgeving opgenomen wordt.
Daarnaast is het kabinet op dit moment geen voorstander van financiële vergoedingen
voor landbouwbedrijven, omdat het afhankelijk is van de gegevensverzamelingsmethode
die een lidstaat toepast of een vergoeding gepast is. Als dit voor andere EU-lidstaten
wel belangrijk is, dan staat het kabinet er open voor dat dit in de regelgeving opgenomen
wordt, maar is het van belang dat het, conform het Commissievoorstel, geen verplichting
is voor alle EU-lidstaten om een vergoeding te moeten betalen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Van het Europees Parlement en van de overige lidstaten zijn nog geen posities bekend.
Het is de verwachting dat landen die op dit moment al gegevens verzamelen t.a.v. duurzaamheid
over het algemeen positiever tegenover dit voorstel staan dan lidstaten die dat nog
niet doen.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel
is gebaseerd op artikel 43, lid 2 VWEU. Op grond van dit artikel stellen de Raad en
het Europees Parlement volgens de gewone wetgevingsprocedure de gemeenschappelijke
ordening van de landbouwmarkten in en de overige bepalingen vast die nodig zijn om
de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid na te streven.
Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Op het terrein van landbouw is
sprake van een gedeelde bevoegdheid van de EU en de lidstaten op grond van artikel 4,
lid 2 onder d, VWEU.
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Het doel
van de verordening is het herzien en aanvullen van de bestaande gemeenschappelijke
voorschriften over het verzamelen en opstellen van Europese landbouwgegevens. Omdat
het gaat over de productie van geharmoniseerde en vergelijkbare gegevens, kan dit
niet op een afdoende wijze door de lidstaten afzonderlijk worden bereikt en kan dit
volgens het kabinet beter op EU-niveau worden verwezenlijkt. Alleen op EU-niveau kan
er een vergelijking worden gemaakt tussen de bedrijfseconomische, duurzaamheids- en
sociale ontwikkelingen van de landbouwbedrijven binnen de EU. Consistentie en vergelijkbaarheid
zijn de belangrijkste criteria voor de IDL-gegevens. De lidstaten kunnen de nodige
consistentie en vergelijkbaarheid niet in voldoende mate garanderen zonder een duidelijk
Europees kader. De gegevensverzameling zelf wordt het best door de lidstaten uitgevoerd.
Bovendien kan een wijziging van bestaande EU-regelgeving alleen op EU-niveau plaatsvinden.
Optreden op EU-niveau is daarom gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel ten aanzien van de proportionaliteit is positief. Het kabinet steunt de
omzetting van het ILB in een IDL, om in de huidige en toekomstige behoeften aan gegevens
op landbouwbedrijfsniveau te kunnen voorzien. De doelen die zijn opgesteld omtrent
de duurzaamheid van landbouwbedrijven zijn lastig te realiseren als het toepassingsgebied
van de verordening niet wordt uitgebreid. Het gevestigde informatienetwerk van de
Unie kan gebruikt worden om duurzaamheidsgegevens van landbouwbedrijven te verzamelen.
De omschakeling naar het IDL maakt dit mogelijk en het voorstel is daarom geschikt
om de doelstelling te bereiken. De voorgestelde maatregelen leveren in algemene zin
een nuttige bijdrage leveren aan de beleidsvorming en het evalueren van de voortgang
van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ook gaat het voorstel niet verder dan noodzakelijk,
omdat op deze manier de productie van kwalitatief hoogwaardige en vergelijkbare gegevens
op EU-niveau kan worden gegarandeerd. Daarnaast is het kabinet van mening dat een
verordening het juiste verordening het juiste instrument is.
Het kabinet is bezorgd over de introductie van een landbouwbedrijfs-ID., omdat het
op dit moment niet is duidelijk op welke manier deze koppeling kan bijdragen aan een
betere evaluatie of beleidsvorming, en of het daarmee een noodzakelijke toevoeging
is aan deze verordening. De Commissie heeft daarnaast volgens het kabinet onvoldoende
gemotiveerd waarom de nieuwe verplichting voor deelnemende landbouwers om de gevraagde
gegevens te verstrekken noodzakelijk is. Het kabinet vraagt de Commissie (de discrepantie
in) haar motivering toe te lichten. Het kabinet twijfelt aan de noodzaak tot deze
verplichting, gezien deze sterk afhankelijk is van onder andere de gegevensverzamelingsmethode
die een lidstaat toepast. Het is de vraag of het daarom proportioneel is om voor alle
lidstaten een wettelijke verplichting in te voeren, ook voor landen die op dit moment
geen problemen ondervinden met de deelname aan het informatienet.
Tot slot betreft een aandachtspunt voor het kabinet de richtinggevende bepalingen
inzake de regelmatige en speciale enquêtes. Dit beperkt de vrijheid van lidstaten
om zelf een of meerdere gegevensverzamelingsmethodes te kiezen.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Het budget van het ILB op de EU-begroting bedraagt in 2022 16,7 miljoen euro. Het
IDL-budget zal naar verwachting worden verhoogd om de uitbreiding van het toepassingsgebied
te dekken. Aangezien het uiteindelijke bedrag sterk afhangt van de secundaire wetgeving,
kan het bedrag in dit stadium nog niet volledig worden beoordeeld.
Het kabinet kijkt kritisch naar de geplande stijging die deze verordening met zich
meebrengt en zal de Commissie bevragen over deze geplande stijging. Het kabinet is
van mening dat de benodigde middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad
afgesproken financiële kaders van de Europese begroting 2021–2027 en dat deze moeten
passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarlijkse begroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
De uitvoering van de gegevensverzamelingen van de bestaande verordening is in Nederland
reeds efficiënt ingericht en wordt uitgevoerd door het Centrum voor Economische Informatievoorziening
(CEI), de onafhankelijke eenheid binnen Wageningen Economic Research (WEcR), die optimaal
gebruik maakt van de beschikbare administratieve databronnen.
Door de uitbreiding van de reikwijdte van gegevensverzameling met milieu en sociale
gegevens zal dat naar verwachting extra capaciteit vergen. In een eerdere studie3 is er een kosteninschatting gemaakt van het toevoegen van zeventig variabelen uit
het Flint-project4 aan de huidige ILB-dataset. Daaruit kwam naar voren dat voor Nederland de kosten
van gegevensverzameling naar verwachting met 11% zouden stijgen. Hier moet wel aan
worden toegevoegd dat de voorgestelde omzetting niet tot doel heeft zeventig variabelen
toe te voegen, en de toevoeging van variabelen in de tijd zal worden gespreid.
Daarnaast zal het voorstel om de lidstaten te verplichten om «speciale enquêtes» uit
te voeren, naar verwachting leiden tot extra ontwikkel- en uitvoeringskosten, ten
opzichte van de huidige kosten voor de verzameling. De omvang hiervan is echter op
dit moment niet te kwantificeren, omdat de invulling en uitvoering van deze gegevensverzamelingen
wordt geregeld door middel van toekomstige uitvoeringshandelingen.
Aan alle toekomstige voorgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen kunnen daarnaast
additionele incidentele dan wel structurele uitvoeringskosten verbonden zijn.
Op basis van een eerste indicatieve inschatting bedragen de verwachte meerkosten van
dit voorstel structureel jaarlijks ca. 1,21 mln. euro, en eenmalig ca. 363 duizend
euro.
In het huidige Bedrijveninformatienet land- en tuinbouw zijn 300 bedrijven opgenomen
waarvan de gegevensverzameling beperkt blijft tot enkel economische gegevens. De gegevens
van de meeste van deze bedrijven worden ingekocht bij diverse accountantskantoren.
Bij de overgang van IBL naar IDL vervalt die mogelijkheid van verzameling, want de
gevraagde milieu en sociale gegevens zijn niet opgenomen in de financiële administratie
van de accountant. De gegevensverzameling op deze 300 bedrijven moet minimaal worden
gelijkgetrokken met de 1.200 andere BIN-bedrijven, wat structurele meerkosten t.a.v.
de gegevensverzameling zal opleveren.
Daarnaast zullen voor alle bedrijven in het Bedrijveninformatienet land- en tuinbouw
duurzaamheids- en milieugegevens verzameld moeten worden, en afhankelijk van de overlap
met de huidige verzameling van duurzaamheidsgegevens, brengt dat ook meerkosten met
zich mee.
Naast de jaarlijkse kosten zullen er eenmalig extra kosten zijn voor de werving van
nieuwe bedrijven. De meeste van de 300 bedrijven die via de accountantskantoren worden
ingekocht zullen waarschijnlijk niet de overstap maken naar de uitgebreidere vastleggingsvariant
en zullen daardoor vervangen moeten worden door nieuw te werven deelnemers.
Indien Nederland wel zou besluiten om deelnemers een financiële vergoeding te geven
voor deelname aan BIN-land- en tuinbouw of een financiële vergoeding te geven voor
deelname aan de speciale enquêtes heeft dit budgettaire gevolgen. De Commissie heeft
in het voorstel de mogelijkheid gecreëerd voor lidstaten om een financiële vergoeding
te bieden, maar lidstaten zijn niet verplicht een dergelijke vergoeding te bieden.
De budgettaire gevolgen van deze vergoeding zijn echter nog onduidelijk, het kabinet
zal om verduidelijking vragen bij de Commissie.
De budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels voor de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Dit voorstel heeft geen directe financiële consequenties voor bedrijfsleven en burger.
In Nederland wordt door het Centrum voor Economische Informatievoorziening (CEI),
de onafhankelijke eenheid binnen Wageningen Economic Research (WEcR) jaarlijks gegevens
ingewonnen via het Bedrijveninformatienet land- en tuinbouw (BIN).
Hierdoor kan de informatie die nodig is om te voldoen aan de Europese vraag naar gegevens
voortkomend uit deze verordening, worden verkregen via dit Bedrijveninformatienet.
Op basis van het onderhavige voorstel zullen de administratieve lasten voor het bedrijfsleven
naar verwachting licht stijgen. De toekomstige voorgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen
(bijv. in de vorm van speciale enquêtes) kunnen wel leiden tot extra administratieve
lasten en regeldruk voor het bedrijfsleven, omdat de Commissie door middel van nadere
regelgeving tot een uitbreiding van de informatieverplichtingen kan besluiten.
Hoewel het CEI op de meeste terreinen al informatie verzamelt en deze aan de Commissie
levert, kunnen de toekomstige voorgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen
ook leiden tot extra rapportageverplichtingen voor CEI aan de Commissie, omdat de
Commissie door middel van nadere regelgeving tot een uitbreiding van de te verzamelen
informatie kan besluiten.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Niet van toepassing
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De Commissie heeft in haar voorstel handhavings- en sanctioneringsbepalingen opgenomen.
Lidstaten kunnen nationale regels vaststellen om mogelijke gevallen van niet-naleving
van de verplichting voor landbouwbedrijven om gegevens te verstrekken aan te pakken
(voorgesteld artikel 5, lid 4). Daarnaast kunnen lidstaten financiële premies verstrekken
aan deelnemende landbouwers (voorgesteld artikel 19, lid 4) en deelname van landbouwers
op andere manieren definiëren en stimuleren (voorgesteld artikel 19, lid 5). Deze
maatregelen zijn optioneel geformuleerd en dus voor de lidstaat om te bepalen of zij
hier gevolg aan willen geven. Er zijn daarom geen directe consequenties voor nationale
en decentrale regelgeving en/of sanctionering.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
De voorgestelde verordening kent een aantal nieuwe bevoegdheden toe aan de Commissie
in aanvulling op bestaande bevoegdheden tot het vaststellen van uitvoerings- en gedelegeerde
handelingen.
Allereerst stelt de Commissie voor dat zij de bevoegdheid krijgt om gedelegeerde handelingen
vast te stellen in het kader van gegevensbescherming. De Commissie is op grond van
het voorgestelde artikel 4, lid 3, bevoegd overeenkomstig artikel 19 bis gedelegeerde
handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening met regels inzake
het gegevensbeheerproces, met name de landbouwbedrijfs-ID, gegevensopslag, kwaliteit
en validering van gegevens, gebruik van gegevens, toegang tot en verzending van primaire
gegevens, verwerking van primaire gegevens, combinatie van gegevens met andere gegevensbronnen,
de procedure om de beschikbaarheid van gedetailleerde en geaggregeerde gegevens te
waarborgen, compatibele systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling, herziening
van weigering om gegevens te verstrekken, verplichtingen voor eindgebruikers van wetenschappelijke
gegevens en andere belanghebbende partijen. De delegatie is daarmee voldoende afgebakend.
De keuze voor de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen te kunnen vaststellen past
bij de aard en inhoud van hetgeen via deze weg geregeld moet worden. Gegevensbeheer
is geen essentieel onderdeel van deze verordening en strekt tot het aanvullen van
garanties omtrent gegevensbescherming en mogelijke noodzakelijke herziening. Verder
wordt de delegatie ingevolge artikel 19bis voor een periode van vijf jaar verleend.
Aan de Raad en het Europees Parlement wordt de mogelijkheid gegeven de delegatie in
te trekken.
De bevoegdheden van de Europese Commissie worden in deze verordening uitgebreid met
mogelijkheden om gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen te nemen bij het
verzamelen en beheren van de gegevens. Ten eerste, voor wat betreft de gedelegeerde
handelingen heeft de Commissie op grond van artikel 5bis, lid 1, tweede alinea reeds
een bestaande bevoegdheid tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen tot bepaling
van de regels volgens welke de lidstaten schema’s moeten opstellen. De voorgestelde
verordening past artikel 5bis, lid 1 aan door regelmatige en, indien van toepassing,
speciale enquêtes toe te voegen als documenten die de lidstaten op moeten stellen.
De bevoegdheid van de Commissie tot gedelegeerde handelingen wordt hiermee mogelijk
uitgebreid. Het kabinet vraagt zich af of de bevoegdheid tot gedelegeerde handelingen
slechts blijft zien op het bepalen van regels volgens welke lidstaten de schema’s
moeten opstellen, of uitgebreid wordt naar speciale en regelmatige enquêtes. De strekking
van de bevoegdheid is dusdanig dat de precieze invulling door de Commissie niet voorspelbaar
is. Het kabinet acht het van belang dat hier duidelijkheid over bestaat, zodat geen
sprake is van de vaststelling van essentiële onderdelen van de verordening zoals het
verplicht stellen van enquêtes. Verder is het kabinet (ook indien dit wel mogelijk
zou zijn omdat het de vaststelling van niet-essentiële onderdelen zou betreffen) geen
voorstander van de uitbreiding van deze gedelegeerde bevoegdheid ten aanzien van regelmatige
en speciale enquêtes. Het is belangrijk dat eenvormige gegevens worden verzameld,
maar lidstaten moeten een vrije keuze behouden ten aanzien van gegevensverzamelingsmethoden
voor niet-essentiële onderdelen van Verordening (EG) nr. 1217/2009.
De Commissie stelt daarnaast voor dat zij de bevoegdheid krijgt om, met inachtneming
van de onderzoeksprocedure, uitvoeringshandelingen vast te stellen. Deze bevoegdheid
op grond van het voorgestelde artikel 4(4) omvat de vaststelling en actualisering
van de vorm en inhoud van gemeenschappelijke regelmatige en speciale enquêtes, alsook
methoden en vereisten voor het hergebruiken en delen van gegevens. De keuze voor de
bevoegdheid om uitvoeringshandelingen te kunnen vaststellen via de onderzoeksprocedure
past bij de aard en inhoud van hetgeen via deze weg geregeld moet worden. Het vaststellen
en actualiseren van de vorm en inhoud van enquêtes zijn niet-essentiële onderdelen
die vastgesteld worden om de verzameling van vergelijkbare, geharmoniseerde en hoogwaardige
gegevens te waarborgen.
Het kabinet staat positief tegenover de keuze voor de onderzoeksprocedure, aangezien
artikel 2, lid 2 van Verordening 182/2011 (Comitologieverordening) bepaalt dat de
onderzoeksprocedure met name van toepassing is op uitvoeringshandelingen met betrekking
tot het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid.
Daarnaast stelt de Commissie voor dat zij o.g.v. artikel 4, lid 4 en artikel 19, lid 6,
uitvoeringshandelingen mag vaststellen tot wijziging van de vergoedingen. Die uitvoeringshandelingen
hebben betrekking op de standaardvergoeding en de aanpassingen van de operabiliteit
van het gegevensverzamelingssysteem. Het kabinet acht toekenning van deze bevoegdheden
mogelijk en wenselijk, omdat het de vaststelling van niet-essentiële onderdelen betreft
waarvan het belangrijk is dat ze in de gehele EU gelijk zijn. Uitvoering (i.p.v. delegatie)
ligt daarbij voor de hand, omdat met deze handelingen wordt gewaarborgd dat de verordening
volgens eenvormige voorwaarden wordt uitgevoerd. Ook in dit geval kan het kabinet
zich vinden in vaststelling hiervan conform de onderzoeksprocedure, omdat het uitvoeringshandelingen
betreffen met betrekking tot het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De verordening zal rechtstreeks toepasselijk zijn in alle lidstaten, zonder dat daarvoor
een uitvoeringsplan nodig is. De verwachting is dat 2025 het eerste jaar zal zijn
waarvoor lidstaten de nieuwe gegevens moeten verzamelen, die vervolgens in 2026 aan
de Commissie verstrekt moeten worden.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Geen
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
In Nederland is het Centrum voor Economische Informatievoorziening (CEI) de onafhankelijke
eenheid binnen WEcR die het Informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen uitvoert.
Het ILB is onderdeel van de Wettelijke Onderzoeks Taken Economische Informatievoorziening
(WOT-EI). Het Bedrijveninformatienet land- en tuinbouw vormt de kern van de WOT EI.
Nederland is met de EU de verplichting aangegaan om daarin jaarlijks de gegevens van
1.500 bedrijven op te nemen en te rapporteren. Door de uitbreiding van de reikwijdte
van gegevensverzameling met milieu en sociale gegevens zal dat naar verwachting extra
capaciteit vergen.
Het is verder mogelijk dat er voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)
en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) uitvoeringsimplicaties kunnen voortkomen
als gevolg van het onderhavige voorstel (incl. toekomstige uitvoeringshandelingen
van de Commissie).
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Niet van toepassing
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken