Brief regering : Inzet op arbeidsmarktkrapte voor de klimaat- en digitale transitie
29 544 Arbeidsmarktbeleid
Nr. 1120
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juli 2022
Inleiding
De arbeidsmarktkrapte stelt veel sectoren voor grote uitdagingen. Dit geldt ook voor
de krapte van vakmensen voor technische (groene) en digitale banen. Vakmensen die
nodig zijn voor de klimaat- en digitale transitie waar onze samenleving middenin zit
en die de komende jaren zich verder zal doorzetten. Niet alleen moeten we onze huizen
gaan verduurzamen, maar ook moeten we op een andere manier gaan bouwen, produceren,
onderwijzen, energie opwekken en reizen. De oorlog in Oekraïne maakt nog eens extra
duidelijk hoe belangrijk het is om versneld te werken aan alternatieve energiebronnen
en digitale veiligheid, onder andere met het oog op de strategische autonomie en nationale
veiligheid van Nederland. Het kabinet heeft voor de twee transities stevige ambities:
Nederland uiterlijk in 2050 klimaatneutraal maken en bij de koplopers blijven in de
Europese Digital Economy and Society Index (DESI).1
De roep om versnelling van de klimaat- en digitale transitie legt een nog grotere
druk op het verminderen van het tekort aan technici en ICT’ers. Niet alleen om onze
samenleving duurzamer en schoner te kunnen maken maar ook voor het verzekeren van
onze toekomstige concurrentiekracht en het duurzame verdienvermogen van Nederland.
Oplossingen voor het vraagstuk vragen om een brede samenwerking. Een eerste essentiële
rol ligt hiervoor bij werkgevers. Daarnaast ligt er vanwege het maatschappelijke belang
van de transities ook een duidelijke rol voor de overheid om meer te doen aan dit
specifieke kraptevraagstuk.
Gezien deze maatschappelijke urgentie heeft het kabinet in februari aangekondigd om,
naast het generieke arbeidsmarktkrapte beleid2, te komen met een Actieplan Groene Banen. Net als de Europese Commissie ziet het
kabinet de afhankelijkheid en de samenhang van de twin transitions (klimaat- en digitale
transitie) om de klimaatdoelstellingen in 2030 en 2050 te bereiken. Vanwege de nauwe
samenhang van de beide transities wordt ingezet op één plan waarbij het Actieplan
Groene Banen wordt geïntegreerd met het plan waarom is verzocht met de motie van het
lid Amhaouch c.s. (Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 38). Hoewel de opgave in beide transities verschillend is, kan in samenwerking synergie
worden bereikt en een onderlinge strijd om vakmensen voorkomen.
Samenvatting en leeswijzer
Gezien de toenemende vraag naar technici en ICT’ers is het niet realistisch dat er
op korte termijn een quick fix is voor tekorten in de techniek en de ICT. Het vraagstuk van de tekorten voor de
klimaat- en digitale transitie is complex en vraagt naast generieke instrumenten uit
de aanpak voor arbeidsmarktkrapte, gericht verdergaand beleid voor deze transities.
Daarbij kijkt het kabinet ook nadrukkelijk naar de bijdrage die werkgevers en andere
(regionale) partijen kunnen leveren zoals het opschalen van effectieve initiatieven.
Dit is eveneens verzocht in de motie van het lid Amhaouch c.s.3
In deze brief wordt ingegaan op het eerste deel van de motie. Allereerst worden de
gesignaleerde knelpunten en analyse van de effectiviteit van de initiatieven die lopen
om personeelstekorten in de technieksectoren op te lossen geschetst. Ten tweede volgt
daarna de mogelijke onderzoeksrichtingen waar aanvulling nodig is. Waarna ten derde
werkgevers in de sectoren worden aangesproken om samen de handschoen op te pakken.
De komende maanden wordt gekeken naar de mogelijkheden voor aanvullend beleid. En
wordt in afstemming met werkgevers en andere partijen gewerkt aan de concrete uitwerking
van het Actieplan Groene en Digitale banen. Daarvoor kijken we ook naar de uitkomsten
van het SEO/ROA onderzoek naar tekorten in de techniek4. In het najaar informeert het kabinet u hoe zij deze kabinetsperiode extra inzet
wil plegen op het vraagstuk van arbeidskrapte voor de klimaat- en digitale transitie.
Gesignaleerde knelpunten en analyse van de effectiviteit van de initiatieven die lopen
om personeelstekorten in de technieksectoren op te lossen.
Techniek en ICT zijn niet meer alleen maar voorbehouden voor de traditionele techniek
en ICT-sectoren. De verdere technologisering, digitalisering en robotisering van de
samenleving heeft er toe geleid dat techniek en ICT cruciale onderdelen zijn van vrijwel
alle sectoren. 70% van de ICT’ers werkt in andere sectoren dan de traditionele ICT
sector. Dit vergroot de urgentie om het aanbod van werkenden in de techniek en ICT
te verhogen en de technische vaardigheden als een cruciaal toekomstige vaardigheid
te zien. Voldoende technische vakmensen en ICT’ers zijn ook een belangrijke voorwaarde
voor diverse maatschappelijke opgaven zoals de zorg, onderwijs en nationale veiligheid.
Huidige stand van zaken arbeidsmarkt (techniek en ICT)
Tekorten in de techniek en ICT spelen al decennia en zijn met name door de technologisering,
digitalisering en robotisering van de maatschappij van structurele aard geworden.
De grote vraag naar technici en ICT’ers blijkt uit het toenemende aantal vacatures
in de techniek en ICT, die in het vierde kwartaal van 2021 naar recordhoogte van meer
dan 100.0005 openstaande vacatures stegen. Deze cijfers zijn volgens werkgevers zelfs nog een
onderschatting van de daadwerkelijke behoefte aan technisch personeel en zonder rekening
te houden met de reeds bestaande groei van het aantal banen in de ICT-sector6, energietransitie7 of extra klimaatbeleid8. Het huidige werkloosheidspercentage ligt onder personen met een technische opleidingsachtergrond
(3,2%) dan ook lager dan het landelijk gemiddelde (4,2%).9 Tegelijkertijd vergrijst de samenleving waarbij de technische sector (m.u.v. de ICT
sector) in vergelijking relatief sneller vergrijst, wat de krapte op de arbeidsmarkt
in de nabije toekomst versterkt.10Daarbij zijn vrouwen en Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond ondervertegenwoordigd
in de banen voor de klimaat- en digitale transitie, ondanks de grote vraag naar personeel.
Effectiviteit van initiatieven nog niet (direct) meetbaar
De overheid heeft een rol in het goed laten functioneren van de arbeidsmarkt, zeker
wanneer maatschappelijke opgaven zoals de klimaat- en digitale transities door aanhoudende
personeelstekorten in het geding komen. Overheidssturing op het vraagstuk van arbeidstekorten
in de technische en ICT-sectoren is niet eenvoudig; er is geen quick fix. De effecten van de maatregelen die de overheid kan nemen, worden vaak vertraagd
merkbaar door de tijd die nodig is om beleid te implementeren. Alhoewel het kabinet,
en ook regio’s, werkgevers en sociale partners, stappen bij hebben gezet, lijkt het
onwaarschijnlijk dat deze inzet over een aantal jaar de meer dan 100.000 structureel
moeilijk vervulbare vacatures in techniek en ICT terug zal dringen. Daarvoor is het
probleem te groot en te complex.
Veel lopend arbeidsmarktbeleid voor krapteberoepen zoals in de techniek en ICT is
relatief nieuw en komt onder meer voort uit de € 1,4 miljard van het aanvullend sociaal
pakket (2020), het Coalitieakkoord (2021) en toegekende Groeifondsprojecten (2022).
Van veel van dit relatief nieuwere beleid zal het effect op de vacaturegraad in techniek
en ICT pas de komende jaren duidelijk worden. Zo geldt voor de Omscholingsregeling
ICT en Techniek en de nieuwe STAP-regeling dat de effecten van deze regelingen op
de gevolgde (om)scholing in technische beroepen nog duidelijk moeten worden. Ook zijn
de regionale mobiliteitsteams sinds kort ook voor bijstandsgerechtigden van vóór de
coronapandemie toegankelijk en zal de toeloop dus, naar verwachting, nog verder toenemen.
In het initieel onderwijs is er ook steeds meer gerichte aandacht voor techniek en
ICT, klimaat en duurzaamheid, maar is de effectiviteit nog niet (direct) meetbaar.
Het programma Sterk Techniek Onderwijs (STO) stelt jaarlijks 100 miljoen euro beschikbaar
voor het versterken van techniekonderwijs in het vmbo en als onderdeel van het curriculumonderhoud
komt aandacht voor techniek en ICT in het curriculum in het primair en voortgezet
onderwijs. Ook in het hoger beroepsonderwijs is structureel 30 miljoen beschikbaar
de drie tekortsectoren, waaronder techniek. Hiermee wordt ingezet op het vergroten
van zij-instroom en de initiële instroom alsook het voorkomen van weglek na de studie.11
Knelpunten
Er zijn op basis van de probleemanalyse, opgesteld door EZK, OCW en SZW, en de appreciatie
van de stakeholdersinput12, drie grote knelpunten te identificeren die aan het probleem van een tekort aan technici
en ICT-personeel ten grondslag liggen en nader onderzoek vergen.
1. Bètatechnisch onderwijs
Dalende instroom
en lage instroom vrouwen en jongeren met een migratieachtergrond
De vraag naar technici en ICT’ers stijgt sneller dan het aantal aanmeldingen voor
bètatechnische opleidingen. De Monitor Techniekpact laat een dalende trend zien in
de profielkeuze voor bètatechniek op havo en vwo. Binnen het bètatechnisch onderwijs
is al langer een stagnerende trend waarneembaar.13 Dit kan slechts deels verklaard worden door demografische ontwikkelingen. Een lichtpuntje
is dat op het vmbo het aandeel leerlingen dat in het derde leerjaar kiest voor een
bètatechnische richting zich de laatste jaren stabiliseert14.
Alarmerend is de lage instroom van vrouwen in een mbo- of hbo-opleiding in een bètatechnische
richting, maar 8% (mbo) en 12% (hbo) van de vrouwen kiest voor een bètatechnische
opleiding. Daarnaast blijkt uit instroomanalyses van het CBS dat slechts 18% van de
jongeren met een migratieachtergrond voor een technische richting of opleiding kiest
in mbo tegenover 30% van de jongeren met een Nederlandse achtergrond.
Mogelijke oorzaken van de lage instroom
Stakeholders noemen uiteenlopende redenen waarom de keuze voor bètatechnisch onderwijs
achterblijft. Een greep uit de genoemde oorzaken:
– In het funderend onderwijs is wetenschap & technologie niet overal volledig ingebed.
Hierdoor komen niet alle leerlingen op jonge leeftijd in contact met techniek en ICT.15
– Ook leeft er bij jongeren mogelijk een negatief en achterhaald beeld van werken in
de technieksector.
– De sector wordt gezien als traditioneel met weinig ruimte voor deeltijdwerk en niet
door iedereen als inclusief ervaren.
– Vernieuwingen in het bètatechnisch onderwijs, die aansluiten bij innovaties op de
arbeidsmarkt en in het bedrijfsleven, kennen vaak een langere doorlooptijd.
– Het tekort aan voldoende technische (waaronder hybride) docenten worden als knelpunt
genoemd waardoor opleidingen soms zelfs genoodzaakt zijn een numerus fixus te hanteren.
2. Instroom vanuit de arbeidsmarkt en uitstroom
Zij-instroom
Stakeholders geven aan dat het in de huidige arbeidsmarkt het voor zij-instromers
lastig is om een overstap te maken richting een technische of ICT baan16. Indien een zij-instromer wil overstappen, kan diegene bijvoorbeeld te maken hebben
met inkomensverlies tijdens omscholing waarmee de drempel om over te stappen groter
wordt en risico’s meebrengt.
Ontbreken van een actieve leercultuur
Om- en bijscholing en het up-to-date houden van kennis en vaardigheden vereist een
werkomgeving die ruimte biedt voor leren en het maken van fouten. Een actieve leercultuur
zorgt voor meer betrokkenheid, persoonlijke groei en hogere productiviteit. Het ontbreekt
bij veel bedrijven aan een actieve leercultuur en een bijpassend investeringsniveau
in menselijk kapitaal. Met name kleinere bedrijven hebben hier nog stappen in te zetten,
te meer omdat de werkdruk hoog is en er vaak weinig tijd wordt genomen voor leren
op de werkvloer.
Uitstroom
In zijn algemeenheid wijst de data van het CBS uit dat personen met een technisch
of ICT beroep minder vaak dan gemiddeld wisselen van beroep en voornamelijk van beroep
wisselen binnen de sector zelf.17 Om een beter beeld te krijgen van de mate van uitstroom uit de technische arbeidsmarkt
en factoren voor het behoud van technisch opgeleiden in de sector laten de Ministeries
OCW, EZK en SZW momenteel gezamenlijk onderzoek doen naar o.a. de weglek van afgestudeerden
van technische studies naar niet-technische beroepen. In dit lopende onderzoek van
SEO en ROA naar de tekorten aan technici wordt getracht om meer inzicht te krijgen
in hoeverre de verwachte arbeidsmarktmechanismen tot stand komen (zoals aantrekkelijkheid
werkgevers) en de mogelijke handelingsperspectieven voor de verschillende betrokken
actoren. De resultaten van het onderzoek worden meegenomen in de uitwerking van het
Actieplan Groene en Digitale banen.
Hogere uitstroom vrouwen
Uit CBS data blijkt dat (technisch opgeleide) vrouwen met een technisch beroep vaker
wisselen naar niet-technische beroepen (5,6%) dan mannen (2,9%)18. De inclusiviteit, ook in de arbeidsvoorwaarden, in de diverse organisaties is een
groot verbeterpunt voor technische en ICT bedrijven. Op dit moment wordt deeltijdwerk
bijvoorbeeld nog relatief weinig toegepast in de sector. Daarnaast hebben vrouwen
last van onbewuste vooroordelen van werkgevers, hebben zij minder vertrouwen in hun
eigen kunnen – wat versterkt wordt door het feit dat zij in de minderheid zijn, en
voelen zij zich niet thuis in een mannen gedomineerd bedrijf.19
3. Versnippering en coördinatie falen
Coördinatie falen
Vraag en aanbod van arbeid moeten elkaar actief zoeken en weten te vinden. Dit vereist
coördinatie, die niet vanzelf tot stand komt. Hoewel er actieve regio’s, sectoren
en samenwerkingsverbanden zijn (zoals Techniekpact waarin overheid, bedrijven en onderwijs
samenwerken, en regionale human capital agenda’s), ontbreekt het aan actiegerichte
arbeidsmarktstrategieën voor een voortvarende klimaat- en digitale transitie. Op regionale
schaal is vaak geen regie en is het onduidelijk wie voor wat verantwoordelijk is,
bijvoorbeeld over de rol van de Regionale Energiestrategieën (RES) ten opzichte van
regionaal arbeidsmarktbeleid. Regionale uitvoerders merken ook op dat «de wereld van
de RES» en «de wereld van de arbeidsmarktregio’s» elkaar vaak niet vinden, ook binnen
gemeenten niet. Door de vele overlegtafels is het veld versnipperd waardoor het voor
uitvoerende partijen onduidelijk is aan welke tafel ze moeten aanschuiven en welke
separate (succesvolle) initiatieven elkaar versterken.
Versnippering subsidieregelingen
Op dit moment zijn er veel pilots in regio’s en sectoren rond de ontwikkelingen van
de arbeidsmarkt in relatie tot de twee transities. In de pilots wordt veel energie
gestoken, maar ze blijven vaak erg kleinschalig. Het is voor partijen niet altijd
duidelijk van welke regionale, sectorale en landelijke middelen en regelingen zij
gebruik kunnen maken ter ondersteuning. De versnippering zie je ook hier terug waarbij
het opvalt dat er een gebrek is aan structurele subsidieregelingen.
Onderzoeksrichtingen voor het Actieplan Groene en Digitale Banen
Uit de analyse van de verschillende gesprekken, onderzoeken, data en schriftelijke
inbreng van betrokken partijen (zie bijlage 1) 20 blijkt dat er een gedeelde behoefte is om breed te kijken naar deze problematiek
en in te zetten op het opschalen van bewezen formules. Uit de stakeholderinput blijkt
verder dat, naast een kwantitatieve mismatch van de aansluiting van het bètatechnische
onderwijs op de arbeidsmarkt, er ook sprake is van een kwalitatieve mismatch. Uit
de analyse volgen de volgende drie onderzoeksrichtingen waarbij ter inspiratie bewezen
succesvolle formules worden uitgelicht. Naast deze onderzoeksrichtingen kijken we
ook naar het SEO/ROA onderzoek naar tekorten in de techniek. Mogelijk leidt dit onderzoek
tot aanvullende onderzoeksrichtingen.
Onderzoeksrichting 1: Verhogen instroom in bètatechnisch onderwijs
Beeldvorming en rolmodellen
Gezien de teruglopende keuzes voor technische profielen en vervolgopleidingen, is
verdere inzet op een hogere instroom in bètatechnisch onderwijs nodig. Techniekondersteuning,
het werken aan de beeldvorming van techniek (bijv. als oplossing voor klimaatprobleem)
en tegengaan van genderstereotypering in het onderwijs zijn daarvoor van groot belang.
Mogelijk kan het wijzigen van het frame waarbij het werken aan de maatschappelijke
opgaven zoals de energietransitie bijdragen aan het enthousiasmeren van jongeren voor
een bètatechnische opleiding. Ook kunnen rolmodellen een bijdrage leveren aan het
enthousiasmeren van de jongere doelgroep.
Flexibeler onderwijs
In het beroepsonderwijs vraagt de steeds veranderende arbeidsmarkt om een flexibeler
systeem voor mensen met een relatie tot de arbeidsmarkt. Met name zij-instroom is
gebaat bij het verder stimuleren van modulair onderwijs dat meebeweegt met de praktijk.
Een onderwijssysteem waarin publiek-private samenwerkingsverbanden (pps’en) opleidingen
in het beroepsonderwijs kunnen aanbieden om (snel) mensen bij of om te scholen voor
beroepen binnen de techniek en ICT. Met het Nationaal Groeifonds voorstel opschaling
van succesvolle pps’en wordt een volgende stap gezet om het bedrijfsleven meer te
betrekken bij opleidingen in het beroepsonderwijs.
Onderzoeksrichting 2: Vergroten van de instroom vanuit de arbeidsmarkt
Aanspreken groepen die langs de kant staan
Gezien de demografische ontwikkelingen is het niet aannemelijk dat oplossingen van
het vraagstuk alleen in het vergroten van de instroom in het bètatechnisch onderwijs
kunnen worden gevonden. Naast het beleid gericht op het stimuleren van zij-instroom
vanuit andere sectoren is het ook belangrijk om ook breder te kijken naar de instroom
van specifieke doelgroepen.
De groep mensen die nu nog aan de kant staat wordt op dit moment onvoldoende bereikt,
waaronder mensen in de diverse uitkeringsregelingen. Het huidige ondersteunende instrumentarium
en de huidige arbeidsmarktinfrastructuur, leidt nog onvoldoende mensen uit deze groep
via een scholingstraject naar een baan in de techniek en ICT. Dit wél doen kan echter
voor grote maatschappelijke en individuele voordelen zorgen. Belangrijk is het hierbij
wel om ons te realiseren dat niet iedereen naar een baan in de techniek en ICT bemiddeld
kan en wil worden. In enkele arbeidsmarktregio’s en andere samenwerkingsverbanden
zien we bewezen succesvolle formules, zoals de GAP Academy in Noord Nederland, om
deze grote groep meer aan het werk te krijgen en op te leiden in banen in krapteberoepen.
Om succesvolle formules die onbenut potentieel kunnen brengen naar banen in de techniek
en ICT op te schalen, wil het kabinet meer inzetten op het landelijk faciliteren van
de arbeidsmarktregio’s door onder andere in te zetten op leren van elkaar in combinatie
met een resultaatgerichte werkwijze. De ambitie is hierbij om mensen in achterblijvende
groepen effectief om te scholen naar krapteberoepen in techniek en ICT. Met het actieplan
«Dichterbij dan je denkt» intensiveert het kabinet in 2022, samen met alle partners
in de arbeidsmarktregio’s, de regionale en landelijke matching. Daarvoor wordt ingezet
op opschaling van vier beproefde wervingsmethoden21, zoals de wervingsmethode Open Hiring. Bij Open Hiring worden geen sollicitatiegesprekken
gevoerd, maar worden kandidaten op volgorde van aanmelding aangenomen.
Aanspreken nieuwe doelgroepen
Voor een deel van het eerder genoemde onbenut potentieel is specifieke beleidsinzet
nodig. Met name vrouwen en jongeren met een migratieachtergrond zijn flink ondervertegenwoordigd
in de techniek en ICT. Ook hiervoor geldt dat onderzoek en pilotprojecten reeds hebben
aangetoond welke interventies werken.22 Deze groepen ervaren belemmeringen om in de technische sector te gaan werken of een
technische opleiding te doen. Dit komt onder andere door de cultuur die ze in bedrijven
zien, stage- en arbeidsmarktdiscriminatie, het gebrek aan rolmodellen en (gender)stereotype
studievoorlichting. Om een benodigde cultuurverandering te realiseren, is meerjarige
en integrale inzet nodig waarbij zowel werkgevers, arbeidsmarktregio’s en departementen
(waar mogelijk kwantitatieve) acties en ambities formuleren in een gezamenlijk programma.
Ter inspiratie kijken we naar voorbeelden als de GAP Academy in Noord Nederland die,
als opdrachtnemer voor arbeidsmarktregio’s, gemeenten en UWV, op basis van een eigen
skills beoordelingssystematiek en een basisopleiding van enkele weken uitkeringsgerechtigden
bij bedrijven in laat stromen. Met hoge slagingscijfers! Eén van de succesfactoren
is dat het regionale bedrijfsleven op voorhand toezegt kandidaten uit het traject
een baan aan te bieden. Het vraagstuk wordt niet vanuit ofwel bedrijfsleven, ofwel
sociaal domein, ofwel onderwijs beantwoord; vraag en aanbod werken samen.
Ter inspiratie kijken we ook naar private initiatieven als Codam, waar uitkeringsgerechtigden
en minder kansrijke groepen (met name vroegtijdige schoolverlaters) tot ICT’ers worden
opgeleid. Eveneens met hoge succesgraad; meer dan 95% krijgt een hoogwaardige baan
aangeboden en gaat ook in de sector werken. Het model van de Grand Ecole Numerique
in Frankrijk is interessant om verder te verkennen of er elementen zijn die bruikbaar
zijn voor de Nederlandse context. Met dit model geeft de Franse landelijke overheid
gerichte financiering aan instellingen die hun succesmodel willen opschalen.
Betere matching van vraag en aanbod
Ook in de bestaande en nieuwe arbeidsmarktinfrastructuur is het van belang dat partijen
elkaar makkelijker weten te vinden en het regionale bedrijfsleven goed is aangesloten
om de matching van vraag en aanbod vlotter te laten verlopen. Bij de uitwerking van
uitbreiding van de arbeidsmarktinfrastructuur is hier oog voor. Samenwerking tussen
het bedrijfsleven en onderwijsinstellingen zorgt ervoor dat ze gezamenlijk een bijdrage
leveren aan scholing en ontwikkeling van huidig en toekomstig personeel. Veel meer
bedrijven dienen aan te sluiten bij samenwerkingsverbanden (zoals publiek-private
samenwerkingen of leerwerkbedrijven) met het onderwijs
Aandacht voor het individu
Verder is er aandacht nodig voor individuen die een heel overstaptraject richting
de techniek en ICT willen volgen. Er zijn veel verschillende regelingen en initiatieven,
maar het is nog moeilijk om ondersteuning te krijgen voor de volledige overstap richting
of een weg te vinden door het woud van initiatieven.
Dat zien we goed terug bij de Buitenboordmotor, een initiatief dat hier een oplossing
voor wil bieden. Zij beogen om de verschillende systeemhobbels, die door het veld
worden ervaren, hiervoor te agenderen en alle relevante financieringsbronnen samen
te brengen. De systeemhobbels die zij identificeren zijn de (on)mogelijkheid modulair
onderwijs te volgen, de verschillende opleidingsbudgetten die niet integraal kunnen
worden aangevraagd en het gebrek aan bereidheid bij werkgevers om proactief nieuwe
medewerkers te zoeken en ondersteunen tijdens de omscholing. Er wordt regelmatig met
de Buitenboordmotor gesproken om te leren van het initiatief. Het kabinet gaat onderzoeken
waar we de inzichten kunnen benutten, juist waar het gaat om het ondersteunen van
de hele overstap.
Onderzoeksrichting 3: Tegen gaan van versnippering
Om tempo en schaal te maken hebben uitvoerende partijen behoefte aan een voorspelbare,
opschaalbare en langlopende aanpak richting 2030 en 2050. Die aanpak verhoudt zich
niet altijd goed tot tijdelijke, projectgebonden financiering. Het vraagt extra inzet
en een adequate (regionale en landelijke) infrastructuur om tijdige ontwikkeling van
passend aanbod voor om- en bijscholing te realiseren. Een eerste stap in het tegengaan
van versnippering is te beginnen met een gezamenlijke inzet waarbij alle partijen
elkaar makkelijker vinden. Dit geldt voor het Rijk, de regio’s, het bedrijfsleven
en het onderwijs. Afzonderlijke initiatieven kunnen veel impact hebben, maar blijken
opgeteld niet de slagkracht te hebben die nodig is voor de omvang van het probleem.
De drie ministeries (OCW, SZW en EZK) werken bij verschillende initiatieven al nauw
met elkaar samen zoals in het Techniekpact. Dat neemt niet weg dat de roep om meer
coördinatie en een meer eenduidige programmering blijft bestaan.
Rol werkgevers in het Actieplan Groene en Digitale banen
Gezien de structurele krapte van technici en ICT’ers ligt de eerste verantwoordelijkheid
in dit vraagstuk bij werkgevers. Het kabinet zet zich actief in om bedrijven via werkgeversorganisaties
op deze verantwoordelijkheid aan te spreken en het gesprek te voeren over een cultuurverandering
in de technische en ICT sectoren. Op korte termijn hebben werkgevers het meeste invloed
op krapte, door werkplekken op allerlei manieren aantrekkelijker te maken. Goed werkgeverschap
vraagt ook om meer inclusieve en flexibelere werkomgevingen, meer kansen voor opleiding
en ontwikkeling en marktconforme beloning.23 Het is daarom goed dat werkgevers wordt gewerkt aan een eigen actieplan voor de arbeidskrapte
in de techniek. Het kabinet gaat met de werkgevers in overleg om dit actieplan goed
te laten aansluiten in het Actieplan Groene en Digitale Banen om invulling te geven
aan deze gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Structurele krapte wordt ook verlicht door de arbeidsproductiviteit te verhogen. De
(opschaling van) procesinnovatie is een manier om dat te bereiken. Bedrijven hebben,
zeker in tijden in arbeidsmarktkrapte, in theorie voldoende prikkels om kansrijke
procesinnovaties te implementeren. De belangrijkste knelpunten zijn een gebrek aan
urgentie/prioritering, gebrek aan kennis over de mogelijkheden en gebrek aan kennis
over de implementatie. Juist de arbeidsmarktkrapte kan er ook toe leiden dat er geen
tijd wordt ervaren om te leren over en in te zetten op procesinnovatie. Buiten procesinnovatie
om kan ook gedacht worden aan sociale innovaties. Deze kunnen ook een hogere arbeidsproductiviteit
bewerkstelligen terwijl ze een minder sterke vraag hebben voor technisch personeel
om het te implementeren.
Om op deze knelpunten in te spelen, onderzoekt het kabinet hoe we meer aandacht kunnen
geven aan het opschalen van procesinnovatie. Daarvoor is het belangrijk een grotere
groep bedrijven te bereiken die een bijdrage leveren aan de verschillende maatschappelijke
missies, waaronder de klimaat- en digitale transitie. Dit gebeurt bijvoorbeeld via
de Fieldlabs, maar kan ook door valorisatie te vergroten binnen het bredere missiegedreven
topsectoren- en innovatiebeleid. Een optie is om te kijken hoe we meer aandacht kunnen
besteden aan arbeidsbesparende (proces)innovaties voor groene en digitale banen die
zowel technologisch als niet-technologisch van aard kunnen zijn.
Het is goed om hierbij te benoemen dat een belangrijke randvoorwaarde voor veel technologische
(proces)innovaties voldoende technisch en digitaal geschoold personeel is. Vaak gaat
dit namelijk ook gepaard met een automatiserings- of digitaliseringsslag. Technologische
procesinnovatie kan dus niet een op zichzelf staande actie zijn. Bij de doorontwikkeling
van het (proces)innovatiebeleid zal dit worden meegenomen.
Conclusie en vooruitblik
De urgentie voor het probleem is duidelijk, maar duidelijk is ook dat dit complexe
vraagstuk niet met quick wins is op te lossen. Dit maakt het nodig om kritisch te
kijken naar bestaand beleid en vergt een structurele en substantiële inzet om een
doorbraak te creëren.
Voor de langere termijn vraagt een oplossing van de arbeidsmarktkrapte van technici
en ICT’ers om aanvullende actie van veel verschillende partijen; werkgevers, werknemers,
onderwijsinstellingen en overheid. Alleen via gezamenlijke inzet zien we mogelijkheden
om een antwoord te geven op deze tekorten. In de afgelopen jaren heeft het Techniekpact
onvoldoende budget gehad om op te schalen. Inzet van het Actieplan Groene en Digitale
Banen is dan ook om een schaalsprong te maken in beleid en acties.
Het kabinet kiest met deze brief voor een tussenstap waarin de motie van het lid Amhaouch
wordt beantwoord. Het kabinet wil in gesprekken met partners van o.a. het Techniekpact
en de Human Capital Agenda’s van de Topsectoren het Actieplan Groene en Digitale banen
in de komende periode verder uitwerken. Daarbij kijken we ook nadrukkelijk naar de
bijdrage die werkgevers en andere partijen kunnen leveren zoals het verbeteren van
arbeidsvoorwaarden, het stimuleren van een inclusieve werkomgeving binnen organisaties
en het werken in de techniek en ICT aantrekkelijker maken voor jongeren.
De gesprekken over mogelijke enveloppes die daarvoor ingezet kunnen worden lopen nog.
Het kabinet ziet dit vraagstuk als een prioriteit. Parallel aan de generieke aanpak
van arbeidsmarktkrapte komt het kabinet in het najaar met aanvullende beleidsinzet
voor het Actieplan Groene en Digitale banen.
Mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Indieners
-
Indiener
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Medeindiener
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie