Brief regering : Stand van zaken concretisering doelen voor circulaire economie
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Nr. 204 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juli 2022
In het laatste commissiedebat over circulaire economie van 11 mei jongstleden (Kamerstukken
32 852 en 30 872, nr. 191), heb ik uw Kamer laten weten u voor de zomer te informeren over het traject om tot
concretere doelen te komen voor een circulaire economie. Graag deel ik met u de tussentijdse
uitkomsten en de stand van zaken rondom de concretisering van de doelen. De uitkomsten
zijn belangrijke bouwstenen om tot concrete doelen en acties te komen voor in het
Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) waarmee het kabinet structuur en overzicht
wil geven in deze transitie. In deze brief geef ik dan ook aan welke vervolgstappen
ik ga zetten in dit traject, resulterend in het NPCE, dat ik eind dit jaar aan uw
Kamer zal sturen. Alvorens daar op in te gaan, wil ik eerst stilstaan bij het belang
van een circulaire economie, hoe Nederland er voor staat in deze transitie en welke
inzet daar mede aan heeft bijgedragen. Daarbij wil ik benadrukken dat we trots mogen
zijn op wat we in Nederland al doen en bereikt hebben op het terrein van circulaire
economie, en ons tegelijk moeten realiseren dat verdere beleidsintensivering nodig
is gezien het ambitieuze kabinetsdoel om in 2050 volledig circulair te zijn in Nederland.
Belang van een circulaire economie
De manier waarop we op dit moment wereldwijd met de grondstoffen op onze aarde omgaan,
is niet houdbaar. Dit is duidelijk zichtbaar in de negatieve bijdrage die het huidige
grondstoffengebruik heeft in de grote maatschappelijke opgaven waar we vandaag de
dag voor staan: klimaatverandering, milieuvervuiling, biodiversiteitsverlies maar
ook de afhankelijkheid van andere landen voor onze grondstoffen en leveringsrisico’s.
De transitie naar een circulaire economie is essentieel om het grondstoffengebruik
en de wijze waarop we met producten omgaan binnen de draagkracht van de aarde terug
te dringen. Ik zie circulaire economie als invulling van goed rentmeesterschap: een
rentmeester jaagt het bezit er niet door, maar beheert het zorgvuldig om het, zo mogelijk
aangevuld, terug te geven aan de eigenaar of door te geven aan de volgende rentmeester.
Dat is voor mij de kern van circulaire economie; het verantwoord omgaan met grondstoffen
en zo een schonere, gezondere wereld te realiseren voor de mensen nu en voor toekomstige
generaties. Dit vraagt echter een enorme ommezwaai van wegwerpmaatschappij naar hergebruiksamenleving.
Steeds meer mensen zien dat de transitie naar een circulaire economie een noodzaak
is; vanuit duurzaamheidsoverwegingen, strategische autonomie met het oog op schaarse
grondstoffen, maar ook voor onze economie en werkgelegenheid. Het kabinet wil ervoor
zorgen dat iedereen die dat wil in deze transitie kan meegaan. We geven burgers handelingsperspectief
en organiseren de juiste randvoorwaarden voor bedrijven.
Circulaire economie in Nederland
Nederland zet al de nodige stappen op het gebied van circulaire economiebeleid en
is hierdoor internationaal een koploper. Zo heeft Nederland in 2016 met het Rijks-brede
Programma Nederland Circulair in 20501 als een van de eerste landen in de wereld zijn grote ambities in beleid vastgelegd:
volledig circulair zijn in 2050 en daarvan afgeleid een halveringsdoelstelling voor
het gebruik van primaire abiotische2 grondstoffen (fossiel, metalen en mineralen) in 2030. Nederland behoort tot de koplopers
in Europa en wereldwijd op het gebied van afvalrecycling. In het meest recente Circularity
Gap report (2022)3 wordt het aandeel secundair materiaalgebruik wereldwijd en van verschillende landen
gemeten. Wereldwijd is dit aandeel 8,6%; in Nederland is dit ruim 24%4.
Er zijn veel voorbeelden te noemen van wat er al in gang is gezet in Nederland. Zo
is er sprake van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) op een breed aantal
producten, waaronder elektrische en elektronische apparaten, batterijen en verpakkingen,
met in sommige gevallen hogere normen dan Europees vereist. Voor textiel gaat UPV
in 2023 in en voor luiers en incontinentiemateriaal wordt de ontwikkeling ervan nu
in gang gezet. Statiegeld op flesjes is er sinds dit jaar, en vanaf volgend jaar ook
op blik. Met circulair inkopen is in 2017 en 2018 bijna 300.000 ton materiaal bespaard
door het circulair inkopen van wegen en kantoormeubilair waarmee 27.000 ton broeikasgas
is voorkomen5. Daarnaast hebben we met koplopende bedrijven samenwerkingsverbanden opgezet om circulaire
doelen te bereiken, zoals met het Europese Plastic pact en de Denim Deal. Bedrijven
nemen zelf ook initiatief. Denk bijvoorbeeld aan de producentenverantwoordelijkheid
voor matrassen waartoe de sector het initiatief heeft genomen, die algemeen verbindend
is verklaard, om zo te voorkomen dat matrassen bij het grofvuil belanden.
De Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) die het Planbureau voor de Leefomgeving
(PBL) in 2021 uitbracht heeft, laat zien dat er een goede basis is gelegd met de inzet
van het circulaire economie beleid. De doelstellingen voor 2030 en 2050 hebben mobiliserend
gewerkt, tegelijkertijd is concretisering van de doelen nodig om meer richting te
kunnen geven. Er is al veel ondernomen in het jonge beleidsveld van de Circulaire
Economie. Desalniettemin maakt de ICER zichtbaar dat het gebruik van grondstoffen
nauwelijks verandert. Ongebreidelde groei van het gebruik van grondstoffen leidt tot
het steeds eerder in het jaar bereiken van de Earth Overshoot Day6.
Concretisering doelen circulaire economie
Een circulaire economie is het antwoord om met behoud van welvaart en welzijn het
gebruik van grondstoffen terug te brengen binnen de draagkracht van de aarde. Zo kunnen
we onze aarde gezond en schoon doorgeven aan volgende generaties en onze afhankelijkheid
van andere landen verkleinen door slim en efficiënt om te gaan met onze grondstoffen.
Met een circulaire economie zetten we in op het zo min mogelijk gebruiken van nieuwe
grondstoffen en het zo optimaal mogelijk benutten van toegepaste grondstoffen. Producten
worden op zo’n manier ontworpen dat zo min mogelijk grondstoffen nodig zijn, de producten
en gebruikte grondstoffen zo lang mogelijk worden gebruikt en daarna hoogwaardig worden
hergebruikt.
De ambities van dit kabinet op het gebied van circulaire economie zijn groot. Om het
doel van het kabinet te bereiken om in 2050 volledig circulair te zijn, willen we
minimaal onze koploperspositie op het gebied van recycling behouden. Maar circulaire
economie is uiteraard veel breder dan dat; het is een complete economische systeemverandering
die ons allemaal raakt. Om dit voor elkaar te krijgen, is nog veel werk nodig. Belangrijke
daarvoor is om tastbaarder te maken waar we met een circulaire economie naar toe willen
werken en meer richting te geven in de transitie. Alleen met concretere en tastbare
doelen is het mogelijk om helder te maken wat een circulaire economie betekent, welke
keuzes we daarin maken, hoe we daar naartoe gaan werken, wat dat vraagt van eenieder,
en wat de kosten daarvan zijn. Zo kan ik overzicht geven, prioriteren en focus aanbrengen
en de regie nemen in de transitie. Dit handelingsperspectief is nodig om iedereen
mee te krijgen in deze transitie, te activeren om hun rol te pakken en inzet te plegen;
de burger, bedrijven, medeoverheden, financiële instellingen, kennis- en onderwijsinstellingen
en maatschappelijke organisaties. Want alleen gezamenlijk kunnen we deze brede maatschappelijke
verandering realiseren. Zo bouwen we de koploperspositie van Nederland verder uit.
De aanpak die IenW heeft gekozen om tot concretere doelen te komen is om eerst een
raamwerk uit te werken. De transitieteams is vervolgens gevraagd om dit raamwerk in
te vullen en met een voorstel te komen voor concretere doelen. Deze uitwerking ligt
er nu als advies aan het kabinet. Op basis van deze adviezen zal het kabinet zich
beraden en tot een samenhangend programma komen met concretere doelen en benodigde
inzet.
In deze brief ga ik achtereenvolgens in op:
1. Het raamwerk voor concretere doelen;
2. De uitwerking door de transitieteams als mogelijke inbreng voor doelen en routekaarten;
3. De vervolgstappen van het kabinet: traject naar het Nationaal Programma Circulaire
Economie.
1. Het raamwerk voor concretere doelen
Op verzoek van IenW heeft PBL in de zomer van 2021 de policy brief «Mogelijke doelen
voor een Circulaire Economie»7 uitgebracht. PBL schetst hierin een richtinggevend kader voor het uitwerken en concretiseren
van doelen voor de circulaire economie. Zo stelt PBL dat de transitie naar een circulaire
economie niet te vangen is in één doelstelling. Door alleen de 2030 halveringsdoelstelling
te hanteren, wordt er volgens PBL onvoldoende rekening gehouden met de effecten van
het gebruik van grondstoffen en andere manieren om het grondstoffengebruik te verminderen.
Dit betekent bijvoorbeeld dat sturen op de hoeveelheid grondstoffen die de economie
ingaan, ertoe kan leiden dat zware materialen met weinig milieu-impact door lichte
materialen met veel milieu-impact worden vervangen. Een mooie analogie is de vergelijking
met het volgen van een gezond voedingspatroon. Daarmee gaat het niet alleen om de
hoeveelheid voeding en het aantal calorieën dat je binnenkrijgt, maar ook om scherp
te zijn op welke voedingsstoffen je binnen dient te krijgen om het gewenste effect
te bereiken: een gezond lichaam met voldoende bouwstoffen. Zo werkt dat ook voor circulaire
economie. Er is een set aan doelen nodig om met een circulaire economie gerichter
te kunnen sturen op hoeveel en welke grondstoffen worden gebruikt in producten en
op een langere levensduur van producten. Maar ook doelen die sturen op wat er met
producten en de daarin verwerkte grondstoffen gebeurt na afdanking om te zorgen voor
hoogwaardig hergebruik en recycling. Alleen zo kunnen we met een circulaire economie
daadwerkelijk bijdragen aan het tegengaan van klimaatverandering, milieuvervuiling
voorkomen, herstel van biodiversiteit en de leveringszekerheid van grondstoffen vergroten.
Op basis van het kader dat PBL heeft aangereikt, is IenW het traject gestart om tot
concretere doelen te komen. Hiervoor werken we toe naar invulling van een raamwerk
met doelen op grondstoffengebruik, de circulariteitsdoelen, en doelen op de effecten
van het grondstoffengebruik, zoals weergegeven in onderstaande afbeelding. Voor het
formuleren en ordenen van circulariteitsdoelen zijn de vier «knoppen» op het gebied
van grondstoffengebruik toegepast: input, gebruik, verlies en substitutie.
1. Input: het gaat hier om het minder gebruiken van grondstoffen door af te zien van
producten, deze te delen of efficiënter te maken (ook wel narrow the loop genoemd).
2. Gebruik: dit gaat om het langer en intensiever gebruiken van producten door hergebruik
en reparatie, wat de vraag naar nieuwe grondstoffen vertraagt (ook wel slow the loop genoemd).
3. Verlies: dit gaat om het sluiten van de kringloop door recycling van materialen en
het tegengaan van verlies (ook wel close the loop genoemd).
4. Substitutie: het gaat hier om het vervangen van eindige grondstoffen door hernieuwbare
of secundaire grondstoffen of door andere meer algemeen beschikbare primaire grondstoffen
met minder milieudruk.
De circulariteitsdoelen dragen bij aan het behalen van effecten op klimaat, milieuvervuiling,
biodiversiteit en leveringsrisico’s.
2. Uitwerking door transitieteams als mogelijke inbreng voor doelen en routekaarten
In het traject voor concretisering van doelen zijn de Transitieteams Kunststoffen,
Consumptiegoederen, Circulaire Bouweconomie en Circulaire Maakindustrie door IenW
gevraagd om aan de hand van bovenstaand raamwerk voorstellen voor doelen inhoudelijk
uit te werken8. Deze transitieteams zijn al langere tijd betrokken9 en adviseren IenW en de andere departementen over de uitwerking van het circulaire
economie beleid voor hun sector. In de transitieteams neemt een verscheidenheid aan
deelnemers uit het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen
en soms ook medeoverheden op persoonlijke titel deel onder leiding van een externe
voorzitter. De precieze samenstelling, opzet en werkwijze van de teams verschilt per
sector.
De transitieteams hebben als eerste stap productgroepen geselecteerd met de meeste
impact op klimaat, milieuvervuiling, biodiversiteit en leveringsrisico’s. Het betreft
de onderstaande productgroepen.
Transitieagenda
Productgroep
Kunststoffen
Plastic verpakkingen
Plastic (afval) in de bouw
Landbouwfolie
Consumptiegoederen
Plastic verpakkingen en verbruiksartikelen
Chemische producten
Textiel (incl. kleding)
Elektrische apparaten
Meubels
Bouw
Kunstwerken (gestart met viaducten)
Wegen (gestart met asfalt)
Woningen
Bedrijfsruimte/kantoren
Maakindustrie
Capital Equipment
Windparken
Zonneparken
Maakindustrie en Bouw
Klimaatinstallaties
Voor deze productgroepen hebben de transitieteams voorstellen uitgewerkt voor een
set aan concretere doelen voor 2030 op het gebied van circulariteit en effecten, die
toewerken naar de opgave Nederland circulair in 2050. Een voorbeeld van een concreet
voorgesteld doel is dat in 2030 100% van de nieuwe elektrische apparaten circulair
wordt ontworpen. Voor zonneparken is een voorgesteld doel dat in 2030 levensduurverlenging
en hergebruik van huidige generatie panelen in is gevoerd. Voor kunststofverpakkingen
is als voorgesteld doel geformuleerd om in 2030 het gebruik te hebben gehalveerd van
primaire fossiele grondstoffen ten opzichte van 2016. En voor viaducten wordt als
doel voorgesteld dat in 2028/2030 80% van de vrijkomende viaducten hoogwaardig wordt
hergebruikt.
Tot slot hebben de teams routekaarten uitgewerkt voor de periode 2023 t/m 2030, waarin
tussenliggende prestaties per productgroep zijn geformuleerd en actielijnen zijn uitgewerkt10. Het betreft actielijnen die volgens het transitieteam gaan helpen om de voorgestelde
doelen te realiseren. Het bleek nog niet mogelijk om tot een goed onderbouwde inschatting
te komen van het benodigde budget. Dit vergt nog nadere uitwerking. In de aanbiedingsbrief
van de voorzitters van de transitieteams komt wel duidelijk naar voren dat er zowel
procesmiddelen nodig zijn als substantiële projectmiddelen (waaronder voor innovatie
en versnelling) om de opgave naar een circulaire economie te kunnen realiseren.
IenW is de transitieteams erkentelijk voor hun inzet en de constructieve bijdrage
die ze in een relatief kort tijdsbestek hebben geleverd om de doelen te concretiseren
en de benodigde inzet in kaart te brengen. Dit heeft geleid tot voorliggende adviezen
vanuit elk van de transitieteams aan het kabinet en aan de maatschappij, die u bijgevoegd
bij deze brief vindt. Op deze adviezen heeft nog geen beleidsmatige toets plaatsgevonden,
noch een toets op uitvoerbaarheid en haalbaarheid. Voor de uitwerking van doelen en
inbreng voor routekaarten is ieder transitieteam op zijn eigen manier te werk gegaan.
Deze aanpakken leveren voorstellen op voor doelen die verschillen in ambitieniveau
en haalbaarheid. Ook is het ene team verder gekomen in de uitwerking van actielijnen
dan het andere team en is per transitieteam op variërende wijze inbreng georganiseerd
van bredere stakeholders in het veld. Dat betekent dat het draagvlak van de uitwerking
van de transitieteams ook verschilt.
Op verzoek van IenW is een kennisteam geformeerd, waarin inhoudelijke experts van
betrokken kennisinstellingen (PBL, RIVM, TNO, CBS, CML) op persoonlijke titel zitting
hebben. Het kennisteam heeft IenW en de transitieteams op gezette tijden geadviseerd
ook als het gaat om het gebruik van data om de impact te kunnen bepalen van productgroepen
en gereflecteerd op de tussentijdse stappen. Op basis van deze tussentijdse reflecties
hebben de transitieteams de voorliggende adviesroutekaarten verder aangevuld en aangescherpt.
Ten aanzien van de data heeft het kennisteam geconstateerd dat de transitieteams aannames
hebben moeten doen vanwege onvoldoende databeschikbaarheid om doelen al concreet te
kwantificeren. Het kennisteam geeft als aandachtspunt mee dat de resultaten daarom
nog niet geschikt zijn als basis voor definitieve, afrekenbare doelen.
Voor de transitieagenda Biomassa en Voedsel11 is geen concrete uitwerking gemaakt in dit kader maar een andere route gekozen. Deze
route is ingezet na het uitbrengen van de LNV-visie Waardevol en verbonden12 (2018). Het Ministerie van LNV geeft invulling aan de principes en doelstellingen
van circulaire economie door middel van de inzet op kringlooplandbouw. De uitvoering
van deze visie, waarin het begrip kringlooplandbouw centraal staat, geeft invulling
aan de concretisering van de doelen voor circulaire economie in het LNV-domein. Onderdeel
hiervan is de integrale uitwerking van de doelen van deze visie naar bedrijven en
gebieden.
Zoals aangekondigd in de Kamerbrief Perspectieven voor agrarische ondernemers13 zal kringlooplandbouw in lijn met het coalitieakkoord, verder worden uitgewerkt voor
de landbouw, in het bijzonder voor voer, mest en bodem. Er zal daarbij ook worden
aangegeven wat dit betekent voor het pachtbeleid en voor dierenwelzijn. De hoofddoelen
van kringlooplandbouw, die naast de primaire circulaire doelen ook gaan over andere
duurzaamheidsaspecten zoals dierenwelzijn, milieubelasting en biodiversiteit, kunnen
worden vertaald naar concrete doelen per sector, per gebied en per bedrijf. Met de
kritische prestatie indicatoren systematiek voor kringlooplandbouw komen de duurzaamheidsdoelen
van de overheid en de duurzaamheidsprestaties van de boer samen in één integrale en
gemeenschappelijke taal en aanpak. Inzet is om per onderdeel tot concrete drempel-
en streefwaarden te komen, waarmee het begrip kringlooplandbouw verder wordt geconcretiseerd.
In november 2022 zal mijn collega bewindspersoon van LNV de Kamer met een brief informeren
over deze verdere uitwerking van kringlooplandbouw en met welke acties hieraan gevolg
zal worden gegeven.
3. De vervolgstappen van het kabinet: traject naar het Nationaal Programma Circulaire
Economie
De adviezen van de transitieteams en het advies van het kennisteam maken duidelijk
dat er veel in beweging is en brengen mogelijke doelen scherper in beeld. Daarbij
maken ze ook duidelijk dat er nog steeds veel werk aan de winkel is in deze complexe
transitie en dat het om meer gaat dan alleen de (specifieke) grondstoffenstromen.
IenW vindt het van belang om bij de vervolgstappen tot een verdere eenduidige uitwerking
te komen inclusief een goed onderbouwde inschatting van benodigd budget en te behalen
effecten en te zorgen dat de benodigde interventies voor alle partijen zijn door vertaald.
Een toets op haalbaarheid en uitvoerbaarheid is daar mede onderdeel van. IenW zal
hierin de regie nemen in nauwe samenwerking met de andere departementen en in verdere
afstemming met de transitieteams.
Deze uitwerking voor circulaire economie dient goed samen op te gaan met de andere
opgaven waar dit kabinet voor staat. Het gaat dan om de opgave naar klimaatneutraliteit
in 2050, de woningbouwopgave, maar ook de stikstofproblematiek in relatie tot de achteruitgaande
natuurkwaliteit, en de biodiversiteitscrisis. De inzet op circulaire economie draagt
bij aan deze opgaven. Zoals ik eerder heb aangegeven in een kamerbrief over integrale
samenhang transities14 zijn er kansen om de verschillende transities en opgaven elkaar meer te laten versterken.
Tegelijkertijd is dit niet eenvoudig gezien de druk op financiële middelen en het
snel realiseren van resultaten op nationaal niveau. Dit vraagt ruimte om deze duurzame
meer lange termijn circulaire economie oplossingen te prioriteren.
IenW zal zich nu samen met de betrokken departementen beraden op wat de inbreng van
de transitieteams en het kennisteam zou kunnen betekenen voor de overheidsinzet op
circulaire economie.
In het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) dat het Ministerie van IenW
in het beleidsprogramma IenW15 heeft aangekondigd en eind 2022 aan uw Kamer zal aanbieden, is de invulling van het
raamwerk voor concretere doelen voor specifieke productgroepen voorzien. In aanloop
naar het NPCE wordt verder verkend of het mogelijk is om ook op overkoepelend niveau
circulariteits- en effectdoelen te formuleren.
In het NPCE zullen ook de maatregelen en activiteiten die nodig zijn om deze circulaire
doelen te realiseren staan, inclusief gemaakte afwegingen. Naast de afweging welke
voorgestelde maatregelen en activiteiten uit de routekaarten van de transitieteams
overgenomen kunnen worden en welke niet, zal daarbij de implementatie van het Europese
Actieplan Circulaire Economie worden meegenomen. Immers de wetgeving en maatregelen
die daaruit voortvloeien kennen een grote impact binnen de Europese Unie en daarbuiten
en hebben een stuwende werking voor de transitie naar een circulaire economie in Nederland.
Te denken valt daarbij aan het Europese productbeleid waarbij eisen aan producten
worden gesteld ten aanzien van ontwerp, recyclebaarheid en levensduur. Voorbeelden
hiervan zijn de nieuwe Ecodesign kaderverordening, de aankomende herziening van de
verpakkingenrichtlijn evenals andere sectorale productwetgeving die aangescherpt wordt
ten behoeve van circulariteit.
Ook zullen de voorgestelde maatregelen en de uitwerking van het ambitieuze klimaatdoel
voor circulaire economie zoals genoemd in het coalitieakkoord aan bod komen in het
NPCE. Vanwege de druk op de financiële middelen zal de uitwerking naar maatregelen
scherpe keuzes vragen, omdat niet alles kan.
Naast maatregelen voor specifieke productgroepen zullen ook meer generieke maatregelen
in het NPCE worden opgenomen. Generieke maatregelen zijn productgroep overstijgend
en zullen een brede selectie aan producten, materialen en grondstoffen raken. Een
duidelijk voorbeeld hiervan is verdere inzet op het inzamelen en recyclen van afval.
Daarin loopt Nederland al voorop en daar vervullen gemeenten een belangrijke rol in.
De stap die we nu willen zetten is om huishoudelijk afval meer en beter gescheiden
in te zamelen. Een verhoging van de kwaliteit van de gescheiden stromen zal ook leiden
tot meer hoogwaardige recycling en minder restafval. Ook zal gekeken worden naar het
instrument UPV. Zoals aangegeven wordt UPV voor steeds meer productgroepen ingezet.
Tegelijkertijd wil het Ministerie van IenW kijken welke verbeteringen mogelijk zijn
voor UPV als beleidsinstrument, zoals ook is toegezegd bij het laatste Commissiedebat
en tweeminutendebat over Circulaire economie. Daarbij zal IenW kijken naar de rol
van gemeenten en hoe deze ondersteund kunnen worden, zonder daarbij de verantwoordelijkheid
van producenten te verminderen of over te nemen. Daartoe zal IenW de beleefde problemen
bij diverse stakeholders rond UPV nader in kaart brengen en verbetervoorstellen doen.
Deze zullen hun weerslag vinden in het NPCE.
Het totaalpakket in het NPCE zal een mix zijn van stimulerende, normerende en beprijzende
beleidsmaatregelen. Het monitoringsprogramma Circulaire Economie onder leiding van
het PBL levert periodiek inzicht in de voortgang van de transitie. Tegelijkertijd
levert dit programma ook een belangrijke bijdrage aan het ontwikkelen van kennis.
Vanwege de voortvarende kennisontwikkeling rondom bijvoorbeeld grondstoffenstromen
en -voorraden, hun milieu-impact en de potentie van circulaire oplossingen om die
milieu-impact te verminderen, zullen nieuwe kennisinzichten mogelijk aanleiding geven
om in de tijd doelen en maatregelen bij te stellen.
Tot slot zal het NPCE een concrete gedragsstrategie bevatten om het bewustzijn van
de consument te versterken. Ik refereerde hier in het begin van de brief al aan. De
focus van deze gedragsstrategie richt zich op het stimuleren en het mogelijk maken
van het gewenste circulaire (bewuste en onbewuste) gedrag, waaronder de afweging of
de aanschaf van een nieuw product nodig is of dat de behoefte aan het product wellicht
ook op een andere manier kan worden ingevuld (lenen, repareren of tweedehands), en
hoe dit zich laat vertalen in concrete beleidsinterventies. De gedragsstrategie komt
tot stand door inzet van gedragsexperts en in contact met het Ministerie van EZK.
Bij de totstandkoming van het NPCE vindt IenW het van belang om brede betrokkenheid
en inzet te organiseren van stakeholders door verdere verdieping op gerichte acties
van deze stakeholders. Specifiek gaat de aandacht daarbij uit naar een goede onderlinge
aansluiting met de regionale circulaire economie inzet vanuit de medeoverheden en
het overheidsinstrumentarium.
In het laatste commissiedebat van 11 mei is gevraagd of het mogelijk is om in de volgende
ICER al in te gaan op het NPCE en de maatregelen die daarin opgenomen zijn door te
rekenen. Dit is gezien de timing van beide producten helaas niet mogelijk. PBL brengt
de ICER immers in januari 2023 uit en het NPCE is eind 2022 voorzien. Dat laat PBL
onvoldoende tijd om de voorstellen uit het NPCE in de integrale rapportage op te nemen.
Ik ben wel in overleg met PBL om te bezien of het mogelijk is om gelijktijdig met
de ICER een reflectie uit te brengen op het NPCE, en daarmee een eerste indicatie
te krijgen of de voorgestelde inzet tegemoet komt aan de mogelijke aanbevelingen in
de ICER.
Toezeggingen
Tijdens het tweeminuten debat op 1 juni (Handelingen II 2021/22, nr. 86, Tweeminutendebat
Circulaire economie) heb ik uw Kamer verzocht om de motie aan te houden van Kamerlid
Hagen (Kamerstuk 32 852, nr. 192) om tot een grondstoffenstrategie te komen gericht op groene industriepolitiek, energietransitie,
circulaire economie en strategische autonomie. IenW is hierover in gesprek gegaan
met het Ministerie van EZK en BZ/BHOS waaruit naar voren is gekomen dat we gezamenlijk
op willen trekken om tot een dergelijke grondstoffenstrategie te komen. In de industriebrief16 die EZK op 8 juli 2022 naar uw Kamer heeft gestuurd, staat aangeven hoe het kabinet
invulling wil geven aan deze grondstoffenstrategie. De bijdrage vanuit het programma
Circulaire Economie zal meegenomen worden in het NPCE.
Met deze brief heb ik verder aan de volgende toezeggingen invulling gegeven:
– Om voor de zomer het doelentraject naar de Kamer te sturen inzake circulaire economie
en de klimaatdoelen: toezegging in het Hoofdlijnendebat Infrastructuur en Waterstaat
van 16 februari 2022 (Kamerstuk 35 925 XII, nr. 79);
– Om halverwege 2022 de Kamer te informeren over het doelentraject dat momenteel in
uitvoering is. Hierin is een selectie gemaakt van impactvolle productgroepen, waaronder
verpakkingen en textiel, waarvoor concrete doelen worden geformuleerd. Dit traject
is relevant voor de uitwerking van de monitoringsmethodiek door PBL: toezegging in
de brief van het Ministerie van IenW van 8 november 202117.
– Voor de zomer de Kamer te informeren over roadmaps die zijn opgesteld met voorstellen
voor maatregelen en activiteiten en daarbij ook de benodigde financiële middelen:
toezegging in de brief van het Ministerie van IenW van 1 februari 202218.
– De Kamer in het voorjaar informeren over de inzet op circulaire economie. Twee zaken
zijn daarbij van belang: het formuleren van een klimaatdoel voor circulaire economie
zoals opgenomen in het coalitieakkoord en het formuleren van heldere doelstellingen
voor circulaire economie in den brede. Toezegging in de brief van het Ministerie van
IenW van 1 februari 202211.
– Voor de zomer ontvangt de Kamer een brief waarin de input die tijdens dit commissiedebat
is gegeven, terug zal komen: toezegging tijdens het Commissiedebat Circulaire Economie
van 11 mei 2022.
Tot slot
In het afgelopen jaar zijn grote stappen gezet om richting en focus aan te brengen
in de transitie naar een circulaire economie. IenW neemt de regie om de komende maanden
samen met andere departementen stappen te zetten. Hierin zijn scherpe keuzes nodig
om tot ambitieuze doelen voor 2030 te komen met een samenhangend programma van bijbehorende
beleidsmaatregelen, op basis van beschikbare financiële middelen. De inzet zal zijn
met de beschikbare middelen het maximale effect te realiseren. Daarbij wordt ook de
inzet van andere partijen meegenomen. Zodat voor iedereen duidelijk is hoe zij kunnen
bijdragen aan het bereiken van een circulaire economie.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
Indieners
-
Indiener
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat