Brief regering : Regionaal intrekken van de ophokplicht voor vogels ingesteld i.v.m. risico vogelgriep
28 807 Vogelpest (Aviaire influenza)
28 286
Dierenwelzijn
Nr. 264
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juli 2022
Met deze brief informeer ik de Tweede Kamer over de ontwikkelingen in de vogelgriepsituatie
sinds mijn vorige brief van 28 juni jl. (Kamerstuk 28 807, nr. 263). Hierbij ga ik ook in op de recente uitbraak, het verslag van de deskundigengroep
dierziekten van 12 juli jl. en mijn besluit tot het opheffen van de ophokplicht in
enkele regio’s.
Epidemiologische situatie in Nederland en de Europese Unie
Sinds mijn vorige brief heeft zich nog één uitbraak met hoogpathogene vogelgriep (HPAI)
op een locatie met vogels voorgedaan. Het betreft een locatie met 550 watervogels
in Watergang, in de provincie Noord Holland. Om deze uitbraak is een beperkingszone
met maatregelen ingesteld, conform staand beleid. De infectie is vermoedelijk afkomstig
uit wilde vogels. Het totaal aantal besmettingen op bedrijven of hobbylocaties, sinds
oktober vorig jaar, is 67. Bij 56 uitbraken is een beperkingszone ingesteld.
Dode wilde vogels worden nog gemeld, in verschillende regio's in Nederland, vooral
in regio’s met veel open water. Ongeveer een derde daarvan blijkt bij laboratoriumonderzoek
besmet te zijn met HPAI type H5N1. Het is een zorgelijke ontwikkeling, mede vanwege
het feit dat zoveel soorten worden getroffen waarvoor we ons in verband met natuurbescherming
inzetten. De NVWA houdt op haar website de vondsten bij. Geregeld wordt van de virussen
die zijn aangetroffen de genetische sequentie bepaald. Indien daarvoor aanleiding
is worden de gegevens tussen Wageningen Bioveterinary Research en het RIVM gedeeld
en wordt een risicobeoordeling gemaakt.
Risico van besmetting pluimveebedrijven na opheffen ophokplicht
Een zwaar wegende maatregel voor met name houders van hobbyvogels en vrije uitloopkippen
is de afscherm- en ophokplicht. Onlangs heb ik deze maatregel ingetrokken in enkele
regio’s in Nederland (4, 5, 8, 11, 17, 18 en 20), mede op basis van de risicobeoordeling
van de deskundigengroep dierziekten, mij realiserend dat dit altijd met een zeker
risico gepaard gaat ((zie Kamerstukken 28 286 en 28 807, nr. 1198 en Kamerstuk 28 807, nr. 263). In de andere regio’s geldt de ophokplicht nog altijd, nu al ongeveer negen maanden.
De huidige situatie vraagt om een regelmatige en zorgvuldige heroverweging om te bezien
of versoepelingen kunnen worden doorgevoerd. Daarom heb ik de deskundigengroep dierziekten
opnieuw gevraagd een risicobeoordeling te maken.
Deskundigengroep Dierziekten
Op 12 juli jl. heeft de deskundigengroep dierziekten de vogelgriepsituatie opnieuw
geanalyseerd en de kans op besmetting van een pluimveebedrijf, gegeven de situatie,
beoordeeld. Zij hebben ook beoordeeld hoe groot de kans is dat een pluimveebedrijf
in een specifieke regio of in Nederland wordt besmet, als de ophokplicht wordt ingetrokken,
in Nederland of in afzonderlijke regio's.
Voor de regio’s 7, 10, 13 en 16 wordt, net als voor de regio’s 4, 5, 8, 11, 17, 18,
19 en 20, de kans dat een bedrijf in de regio’s besmet raakt, als de ophokplicht van
toepassing is, ingeschat als laag tot matig met een grote onzekerheid. Als hier de
ophokplicht wordt opgeheven stijgt die naar een matige kans met een grote onzekerheid.
De onzekerheid heeft bijvoorbeeld te maken met de bewegingen van wilde vogels die
in deze periode na het broedseizoen weer toenemen. In de overige regio’s schatten
de kans op een infectie medium tot hoog in de huidige situatie en als hoog als de
ophokplicht wordt opgeheven.
Er zijn in de regio’s waarvoor de kans naar beneden is bijgesteld een maand tijd geen
meldingen van dode wilde vogels met HPAI meer geweest. Daarnaast blijft het virus,
door de hogere omgevingstemperatuur, minder lang in de omgeving infectieus en verwachten
de deskundigen dat de kans op besmetting afneemt naarmate een bedrijf verder landinwaarts
ligt. Tegelijkertijd kan in bepaalde gebieden binnen deze regio’s het risico toch
hoger zijn. Rondom grote waterpartijen zal de kans op besmetting groter zijn dan daarbuiten.
Het verslag van de deskundigen heb ik als bijlage toegevoegd aan deze brief.
Aanpassing maatregelen
Na zorgvuldige afweging van alle belangen en de risicobeoordeling van de deskundigengroep
acht ik het verantwoord om de ophok- en afschermplicht in de regio’s 13, 16 per 14 juli
2022 in te trekken.
Ik heb ook besloten dit te doen in regio 19. In mijn vorige brief van 28 juni jl.
heb ik uiteengezet dat ik daar toen niet toe had besloten, namelijk vanwege de dichtheid
aan pluimveebedrijven en de gevolgen van een eventuele besmetting. In deze regio zitten
echter, relatief, ten opzichte van de situatie in de Gelderse Vallei, niet heel veel
uitloopbedrijven en het pluimveedichte gebied is kleiner dan in de Gelderse Vallei.
Ook zijn er gedurende drie maanden, langer dan bij mijn vorige overweging, geen vondsten
van dode vogels gemeld in de regio. Ik acht daarom het risico aanvaardbaar en besluit
de ophokplicht ook daar in te trekken.
De kans op besmetting in regio’s 7 en 10 is door de deskundigen ook laag tot matig
inschat als de ophokplicht van toepassing is, en matig als deze wordt opgeheven. In
deze regio en dan met name in de Gelderse Vallei is de pluimveedichtheid echter zeer
hoog en zitten er relatief veel vrije-uitloopbedrijven. Ik begrijp dat juist zij hopen
op het intrekken van de ophokplicht. Ik acht het risico van intrekken echter te hoog
en besluit daarom de ophokplicht daar in stand te houden. De kans is weliswaar matig
ingeschat, maar we hebben gezien dat ook de Gelderse Vallei niet gevrijwaard blijft
van besmetting. De gevolgen van een besmetting daar kunnen anders zijn dan in andere
regio’s gezien de grote kans op tussenbedrijfstransmissie. Bovendien grenzen regio’s 7
en 10 aan de randmeren waar de afgelopen maanden geregeld uitbraken zijn geweest.
gezien de tussenbedrijfstransmissie. Bovendien grenzen beide regio’s aan de randmeren
waar we de afgelopen maanden geregeld werden geconfronteerd met uitbraken. Daarbovenop
is vooral in de Gelderse Vallei het aantal bedrijven met vrije-uitloop hoog. Dat betekent
dat als de ophokplicht daar wordt opgeheven, de kans op besmetting ook toeneemt. Als
er dan een bedrijf wordt besmet, is de kans op tussenbedrijfstransmissie aanwezig
en kunnen in korte tijd meer bedrijven besmet worden, zoals dit in juni het geval
was. Deze aspecten overwegend acht ik het daarom nu niet verantwoord de ophokplicht
in deze twee regio’s op te heffen.
Voor de overige regio's schatten de deskundigen de kans op een besmetting van een
pluimveebedrijf nog matig-hoog in wat mij heeft doen besluiten de ophokplicht daar
evenmin op te heffen.
Gevolgen voor de vrije-uitloopsector
Niet eerder is het nodig geweest de ophokplicht zo lang in stand te houden en niet
eerder circuleerde het virus zo heftig en uitgebreid in wilde vogelpopulaties. Ik
besef goed wat de impact van vogelgriep en de continue dreiging ervan is voor houders
van bedrijven met een buitenuitloop. Ik realiseer me ook dat zij zich in continue
onzekerheid bevinden over wanneer er een einde komt aan de ophokplicht in de regio’s
waar die nu nog in stand blijft. Tegelijkertijd kan ik, gezien de onvoorspelbaarheid
van de vogelgriepepidemie, deze onzekerheid niet wegnemen. Helaas is er een gerede
kans dat het aantal besmettingen bij wilde vogels in de overige regio’s voorlopig
niet afneemt en dat daarmee de kans op besmetting van pluimveebedrijven onverminderd
groot blijft. Voor de regio’s 7 en 10 is de kans matig, maar de impact van een besmetting
groot, zoals ik hierboven uiteen heb gezet. Dat zou betekenen dat ik de ophokplicht
voorlopig in stand houd.
Ik zal de deskundigen met regelmaat vragen de situatie te duiden. We moeten echter
rekening houden met het scenario dat de ophokplicht voor bepaalde regio’s de rest
van het jaar en mogelijk langer in stand zal blijven.
Bij de vorige bijeenkomst van de deskundigengroep dierziekten heb ik gevraagd of een
andere indeling van regio’s mogelijk was, bijvoorbeeld op basis van vóórkomen van
wilde vogelsoorten, of afstand tot leefgebieden van wilde vogels. Op die manier zou
een beoordeling kunnen worden gedaan die meer is gebaseerd op de epidemiologische
situatie. De deskundigen zagen op 22 juni geen mogelijkheden om zonder uitgebreid
onderzoek een andere gebiedsindeling te maken ten behoeve van een risicobeoordeling.
De deskundigen hebben nu, 12 juli, aangegeven dat het voor de toekomst toch zinvol
zou zijn om, op grond van alle gegevens die de afgelopen tijd zijn verzameld, te kijken
naar een begrenzing van regio’s die meer past bij de verwachte mate van aanwezigheid
van vogelgriepvirus. Ik zal daarom kijken of ik tot een andere indeling van regio’s
kan komen. Ik zet me in dit op de kortst mogelijke termijn te realiseren zodat ik
zo snel mogelijk kan bezien of ik de ophokplicht in meer gebieden zo specifiek mogelijk
kan opheffen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
H. Staghouwer
Indieners
-
Indiener
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit