Brief regering : Voortgang Programma preventie in het zorgstelsel
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 632 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juli 2022
Gezondheid betreft het fysieke, mentale én maatschappelijk welzijn van mensen en wordt
voor een groot deel beïnvloed door de leefomgeving, leefstijl en de mate waarin iemand
grip op zijn leven heeft. Een goede gezondheid vergroot de kwaliteit van leven en
stelt mensen in staat om beter én langer inzetbaar te zijn in de samenleving. Een
gezonde leefstijl draagt bij aan gezondheid in de breedste zin van het woord en kan
bijdragen aan het voorkomen van gezondheidsklachten. Bij mensen met een bepaalde gezondheidsklacht,
aandoening of ziekte, kan een gezonde leefstijl ook een groot curatief potentieel hebben. Inzet op gezonde leefstijl als (onderdeel van de) behandeling is een vorm
van passende zorg die de druk op de zorgprofessionals kan verminderen en de zorg betaalbaar
houdt. Daarom moet een gezonde leefstijl, met aandacht voor een gezonde leefomgeving,
onderdeel gaan uitmaken van het dagelijks leven van burgers.
Om dit te bereiken is brede maatschappelijke en politieke inzet op gezondheidsbevordering
essentieel. Hierbij gaat het niet alleen om inzet op de domeinen van gezondheid en
welzijn, maar ook breder, zoals die op het vlak van de leef- en woonomgeving, sociale
omgeving en onderwijs (health in all policies).
Denk bijvoorbeeld aan een initiatief als de rijke schooldag, dat zich richt op het
aanpakken van gezondheidsachterstanden in het domein van onderwijs, de inzet op mentale
gezondheidsbevordering waarbij ook gekeken wordt naar mentale gezondheid op de werkplek
en het verminderen van prestatiedruk op scholen, of de samenwerking met LNV en IenW
om gezondheid een plek te geven in het fysieke domein.
Het Ministerie van VWS (hierna: VWS) onderneemt diverse activiteiten gericht op het
gezond houden van mensen en het faciliteren van gemeenten om hier werk van te maken1. Hierbij is juist ook de interactie en het samenspel met zorgverzekeraars van belang
om de inzet vanuit het zorgdomein en het publiek- en gezondheidsdomein goed op elkaar
aan te laten sluiten. Zo moet inzet op gezondheid ingebakken zijn in al het handelen
van de zorgprofessional en is goede aansluiting op de gemeentelijke domeinen essentieel.
Denk aan verwijsmogelijkheden en de inrichting van netwerkstructuren van (zorg)professionals
over de domeinen heen. Met het VWS-Programma Preventie in het Zorgstelsel werken we
daaraan.
Met deze brief informeer ik, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport en de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, uw Kamer over de doelstellingen
en stand van zaken van dit programma, reageer ik op de eindevaluatie van het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over de samenwerking tussen zorgverzekeraars
en gemeenten en enkele andere rapporten, ga ik in op de gevolgen van Covid en doe
ik tevens de volgende toezeggingen en moties af:
• Motie van het lid Paulusma waarin de regering wordt verzocht te onderzoeken op welke
wijze medische preventie en leefstijlinterventies bij aandoeningen, zoals gericht
op voeding of beweging, versneld toegelaten kunnen worden tot het basispakket, bijvoorbeeld
met behulp van de systematiek voor voorwaardelijke toelating of een versnelde toelatingsprocedure
bij het Zorginstituut, en hierover in gesprek te gaan met het Zorginstituut (ZINL)
en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)2.
• Motie van het lid Aukje de Vries waarin de regering wordt verzocht te inventariseren
welke belemmeringen en knelpunten er zijn in de Zorgverzekeringswet (Zvw) voor zorgverzekeraars
om meer te doen aan preventie en of deze opgelost kunnen worden, en de Tweede Kamer
daarover in het eerste kwartaal 2022 te informeren3.
• Motie van de leden Peters en De Haan over het betrekken van de aanbevelingen van de
Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) bij de bredere preventieaanpak, waaronder
Preventie in het zorgstelsel4.
• Toezegging over het informeren van uw Kamer over de wenselijkheid en haalbaarheid
van experimenteerruimte voor nieuwe kansrijke leefstijlinterventies op het snijvlak
van selectieve en geïndiceerde preventie, waarvan op voorhand niet helder is welk
deel van de interventie verzekerde zorg betreft of zou kunnen betreffen5.
• Toezegging om Uw Kamer in het tweede kwartaal 2022 te informeren over valpreventie
bij 65-plussers6.
• Toezegging tijdens het debat medische preventie op 7 juni jl. (Kamerstukken 32 793 en 24 077, nr. 612), over het verschil in referentiewaarden die worden gehanteerd voor preventieve interventies
en behandelingen (curatie).
• Toezegging tijdens hetzelfde debat over het sturen van de aanpak valpreventie en de
voorziene infrastructuur.
• Toezegging om Uw Kamer rond de zomer nader te informeren over de activiteiten die
ik wil ondernemen als het gaat om preventie in het zorgstelsel, en hoe hierbij de
lokale en regionale aanpak te versterken7.
Doelstelling programma
Sinds 2016 werkt VWS met het programma Preventie in het zorgstelsel toe naar duurzaam
en landelijk aanbod van effectieve preventieve en leefstijlinterventies voor risicogroepen (selectieve en geïndiceerde preventie) en patiënten (zorggerelateerde preventie en leefstijl als behandeling). Voor deze groepen zijn
preventieketens nodig om mensen op te sporen en door te verwijzen naar adequaat (multidisciplinair)
aanbod uit verschillende domeinen.
Hierbij gaat het om zorg zoals die is verzekerd via de Zvw en gemeentelijk aanbod
op grond van de Wet publieke gezondheid (Wpg) en de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015 (Wmo). Samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars en (zorg)professionals
onderling, komt echter niet vanzelfsprekend tot stand. Landelijke implementatie en
opschaling van effectieve, én innovatieve, interventies over de domeinen heen blijkt
in de praktijk ingewikkeld. In de bijlage heb ik, ook als reactie op de moties van
de leden Paulusma en Aukje de Vries, opgenomen welke belemmeringen daarbij voor zorgverzekeraars
(en zorgprofessionals) een rol spelen. In de «Preventie bouwstenenbrief» van vorig
jaar is Uw Kamer geïnformeerd over het beleid dat nodig is om een deel van deze belemmeringen
weg te nemen8.
Vanuit het programma werken we hier ook aan vanuit drie actielijnen:
1. Samenwerking zorgverzekeraars en gemeenten.
2. Interventiegerichte aanpak.
3. Leefstijl als (onderdeel van de) behandeling.
Hieronder volgt per actielijn een toelichting en stand van zaken.
Actielijn 1: Samenwerking gemeenten en zorgverzekeraars
Deze actielijn beoogt de samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars, en daarmee
ook de zorgprofessionals uit de verschillende domeinen die zij financieren, op preventie
en gezondheidsbevordering te stimuleren. We werken toe naar een preventie-infrastructuur
waarbinnen structureel wordt samengewerkt en doorverwezen om tot integraal aanbod
te komen. Hierbij is een regionale schaal het uitgangspunt, ook conform de door VWS,
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) vastgestelde
regionale werkstructuur voor de samenwerking9. Dit bevordert de efficiëntie en slagkracht van veel gemeenten en vergemakkelijkt
het maken van afspraken met vaak regionaal of landelijk werkende organisaties. Ook
in het kader van het verder brengen van passende zorg is regionale samenwerking belangrijk.
Rapport RIVM over samenwerking
Het RIVM brengt in het kader van de evaluatie van het programma jaarlijks in kaart
hoe het met de samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars staat op het gebied
van preventie. Bij deze brief treft u de factsheet aan over het jaar 2021 en de evaluatie
over de periode maart 2016-maart 2022. De evaluatie laat zien dat de samenwerking
in die periode gegroeid is: in meer gemeenten en regio’s werken zorgverzekeraars en
gemeenten samen op het gebied van preventie. Ook strekt de samenwerking zich steeds
vaker uit over een groter gebied, omvat deze een groeiend aantal leefstijlthema’s
en richt deze zich vaker op de interventies uit de interventiegerichte aanpak van
het programma en schuldenproblematiek in relatie tot gezondheid. Een integrale aanpak
komt steeds vaker van de grond. Ook strekt de samenwerking zich vaker uit tot werkgevers,
scholen, woningcorporaties en sportorganisaties. Nog niet overal is de samenwerking
echter even ver gevorderd. Binnen een regio zijn ook vaak verschillen te zien tussen
gemeenten. Bij gemeenten, vooral de kleinere, is er vaak onvoldoende menskracht en
budget om de samenwerking te verdiepen en verbreden.
Subsidieregeling preventiecoalities
VWS heeft de samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars de afgelopen jaren
gestimuleerd via de «Subsidieregeling Preventiecoalities». Deze stond open van 1 januari
2017 tot 1 oktober 2021. De subsidiemiddelen waren bedoeld voor de kosten van de procescoördinatie
bij het opstarten of uitvoeren van preventiecoalities. Dit zijn door zorgverzekeraars
en gemeenten gezamenlijk gedragen plannen voor effectieve preventieactiviteiten voor
risicogroepen, met als doel de gezondheid van deze groep te verbeteren. De administratieve
verantwoordingslasten die gepaard gaan met de regeling werden door sommigen als (te)
zwaar ervaren. Desalniettemin hebben 20 initiatieven gebruik gemaakt van deze regeling.10 De vanaf 2019 ingezette ambassadeur heeft een impuls gegeven aan de samenwerking
tussen gemeenten en zorgverzekeraars, wat ook tot nieuwe preventiecoalities heeft
geleid. Ook steeds grotere, regionale initiatieven worden vanuit deze regeling ondersteund.
Bijvoorbeeld in Groningen en Friesland waar provinciebrede samenwerkingsverbanden
zijn opgestart. Ook na het aflopen van de financiële ondersteuning vanuit de subsidieregeling,
zien we dat de opgezette samenwerkingsverbanden standhouden.
Regionale preventie-infrastructuur
Momenteel lopen gesprekken tussen VWS, ZN en VNG over hoe we, voortbouwend op bovenstaande
subsidieregeling en de regionale samenwerking die er nu al is via de werkstructuur
van gemeenten en zorgverzekeraars, kunnen toewerken naar een regionale preventie-infrastructuur
zodat de randvoorwaarden voor het aanbieden van preventief (leefstijl)aanbod voor
risicogroepen en patiënten over de domeinen heen op orde zijn. Belangrijke leidraad
bij de gesprekken is het preventiestatement dat VNG en ZN gezamenlijk hebben uitgebracht
in april van dit jaar11. Deze gesprekken gaan onder meer over:
• hoe gezondheid een prominente plek kan krijgen in het beleid van alle relevante domeinen,
in landelijke doelstellingen en in bestuurlijke afspraken. Dus niet alleen de domeinen
van gezondheid en welzijn, maar ook op het vlak van leef- en woonomgeving, sociale
omgeving en onderwijs;
• hoe de werkstructuur tussen gemeenten en zorgverzekeraars kan worden versterkt;
• de inzet vanuit gemeenten op effectieve interventies op het grensvlak van de Zvw met
de Wpg/Wmo, en de financiering hiervan (o.a. de vier interventies genoemd onder actielijn
2);
• geoormerkte structurele financiering voor gemeenten om in te zetten op (valide) preventie
met impact;
• financiering van (regionale) project- en coördinatiekosten van zorgverzekeraars, gemeenten
en zorgprofessionals die gepaard gaan met de regionale samenwerking en het regionaal
en lokaal implementeren van en doorverwijzen naar effectief preventief aanbod;
• financiering van experimenten met kansrijke interventies op het grensvlak van de Zvw
en de Wpg en/of Wmo: met andere woorden, het creëren van «financiële regelruimte»
op het snijvlak tussen de domeinen om de overgang tussen de domeinen te realiseren/vergemakkelijken;
• versterking van de kennisfunctie van de GGD-en en het RIVM, zodat zij gemeenten inhoudelijk
kunnen ondersteunen bij het ontwikkelen van hun aanpak.
Over de te nemen stappen hopen we met elkaar bestuurlijke afspraken te kunnen maken.
Ik zie dit als een belangrijke stap voorwaarts in de regionale samenwerking die we
beogen.
Omdat brede implementatie van effectieve interventies over de domeinen heen traag
verloopt, is het zaak hierin versnelling te brengen. VWS heeft daarom in de kaderbrief
die onlangs aan ZINL is verstuurd, verzocht om in 2023 samen met ZN een voorstel uit
te werken voor een werkwijze waarbij in gezamenlijkheid met zorgverzekeraars en gemeenten
beoordelingen plaatsvinden van (leefstijl)interventies gericht op gezondheidsbevordering.
Doel hiervan is om in een zo vroeg mogelijk stadium van een interventie duidelijkheid
te krijgen over de verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar en hetgeen nodig is
in de gemeentelijke domein voor effectief aanbod.
In de eerste helft van 2023 verwacht ik hier de uitkomsten van.
Aanvullend hierop ben ik samen met ZN en VNG in gesprek om te komen tot afspraken
die moeten leiden tot een werkwijze waarbij effectieve interventies, met meer snelheid
en minder vrijblijvendheid worden geïmplementeerd.
Actielijn 2: Interventiegerichte aanpak
Deze actielijn is gericht op het realiseren van landelijk en duurzaam aanbod van effectieve
interventies op het grensvlak van de Zvw met de Wpg en/of Wmo. De knelpunten die we
hierbij tegenkomen, worden in gezamenlijkheid met het veld zoveel mogelijk opgelost
en de lessons learned in een breder verband meegenomen. De gecombineerde leefstijlinterventie
bij overgewicht (GLI), de aanpak overgewicht bij kinderen, valpreventie bij ouderen
en Welzijn op Recept maken onderdeel uit van de interventiegerichte aanpak. Per interventie
licht ik een stand van zaken toe.
GLI bij overgewicht volwassenen
Effectiviteit
Per 2019 kan de GLI vergoed worden vanuit het basispakket van de Zvw. In antwoord
op het verzoek van Uw commissie Volksgezondheid om geïnformeerd te worden over de
effectiviteit van de GLI, kan ik melden dat ZINL in 2009 een rapport heeft uitgebracht
waarin zij aangeeft dat de GLI effectieve zorg is voor mensen waarbij het overgewicht
gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en tot het verzekerde pakket behoort. ZINL
baseert zich hierbij op diverse studie12. Omdat we graag willen weten wat de effecten zijn van een landelijke invoering van
de GLI heeft VWS een monitor ingericht waarbij verschillende data samenkomen in één
register. Het RIVM voert deze monitor uit en heeft al diverse factsheets uitgebracht.
Vanaf komend najaar zijn ook gezondheidseffecten op de deelnemers onderdeel van de
monitor.
Laatste cijfers monitoring
Uit de laatste factsheet van de monitor van het RIVM (zie bijlage) blijkt onder meer
dat in de periode 1 januari 2019–31 december 2021:
• 39.367 personen hebben deelgenomen aan een GLI-programma (of dit al hebben afgerond);
• 129.335 declaraties zijn ingediend;
• in totaal € 14.1 miljoen is gedeclareerd.
We zien hiermee een duidelijke stijging in de cijfers. De toename van het aantal deelnemers
in het laatste kwartaal van 2021 (op 31 augustus nog ruim 28.000) is aanzienlijk:
40% in vier maanden tijd en meer dan een verdubbeling sinds vorig jaar. Ik vind dit
een mooie ontwikkeling, die eraan kan bijdragen om de stijgende trend van overgewicht
te keren. Daar is het mij om te doen. Ik heb de ambitie dat deze groei doorzet. Naast
de GLI zijn meer maatregelen nodig gericht op het terugdringen van overgewicht. Hierover
zal ik Uw Kamer na de zomer afzonderlijk informeren.
Implementatie
Vanuit het implementatietraject dat VWS faciliteert, pakken we bestaande en nieuwe
knelpunten aan om de implementatie van de GLI te stimuleren. Belangrijkste knelpunten
vormen de hoogte van het tarief, administratie en declaratie en onvoldoende bekendheid
onder patiënten en verwijzers. Een belangrijke actie is dat de NZa een kostenonderzoek
heeft verricht op basis waarvan de maximumtarieven GLI bij overgewicht van volwassenen
per 2023 zullen worden verhoogd. Dit betekent dat zorgverzekeraars meer ruimte hebben
voor bekostiging van GLI-aanbieders. Ik hoop dat hiermee het grootste knelpunt rondom
de bekostiging van de GLI is verholpen. De andere genoemde knelpunten behoeven nog
aandacht. Om de GLI implementatie te ondersteunen heeft VWS vorig jaar een subsidieregeling
laten uitvoeren door ZonMw. Tien projecten hebben elk € 37.500 ontvangen om de GLI
goed te organiseren. Verder beziet het RIVM momenteel of zij een leernetwerk rondom
de GLI kan opzetten.
Rapport Algemene Rekenkamer over toegankelijkheid
De Algemene Rekenkamer heeft onderzocht in hoeverre de GLI toegankelijk is voor de
mensen die daar aanspraak op hebben. Het rapport is als bijlage meegezonden. De Algemene
Rekenkamer oordeelt positief over de betrokkenheid van VWS bij de GLI. Tegelijkertijd
is het beleid voor verbetering vatbaar wat betreft de toegankelijkheid voor mensen
met een lage sociaal economische status.
Zij zijn namelijk verhoudingsgewijs minder geneigd een GLI te volgen. Ik onderschrijf
deze conclusie. We spreken met het Kenniscentrum Pharos over hoe de deelname van mensen
met een lage sociaal economische status aan de GLI kan worden vergroot.
Aanpak overgewicht kinderen
Van proeftuinen naar landelijk model
Bij kinderen met overgewicht of obesitas speelt vaak meer dan alleen een ongezonde
leefstijl. Er is een bredere blik nodig en hulp van professionals uit zowel het curatieve
als het publiek en sociaal domein. Het landelijk model «Ketenaanpak voor kinderen
met overgewicht en obesitas» is ontwikkeld vanuit dit uitgangspunt. De aanpak (sinds
2019 «Kind naar Gezonder Gewicht») is gebaseerd op wetenschappelijke inzichten en
ervaringen van 8 «proeftuin» gemeenten. In 2021 is VWS een implementatietraject gestart
waarin hard gewerkt wordt om de zorg die ten laste kan komen van de Zvw aan te laten
sluiten op de zorg die uit de gemeentelijk domeinen (Wpg, Wmo en Jeugdwet) geleverd
wordt.
Opname basispakket
VWS stuurt erop dat de onderdelen die door ZINL zijn geduid als te verzekeren zorg13, per 1 januari 2024 kunnen worden vergoed vanuit het basispakket van de Zvw.
Gezien de breedte van de ketenaanpak en de betrokkenheid van professionals uit de
verschillende domeinen is het uiterst belangrijk dat de implementatie in iedere gemeente
goed verloopt. Hier komen complexe uitdagingen bij kijken, zoals het uitkristalliseren
van het zorgaanbod en het opzetten, versterken of verankeren van samenwerkingsverbanden
tussen het zorg- en sociaal domein. Eerder is de verwachting uitgesproken dat de zorg
die door ZINL is geduid als te verzekeren zorg, per 1 januari 2023 al zou kunnen worden
vergoed. Gezien bovenstaande is deze datum niet haalbaar gebleken. Het jaar 2023 zal
worden benut voor het creëren van de randvoorwaarden om de ketens per 1 januari 2024
goed neer te zetten. Op dat moment moet er landelijk dekkend aanbod staan. Zorgverzekeraars
hebben dan een zorgplicht om deze zorg namens hun verzekerden in te kopen. Om het
landelijk dekkend aanbod gereed te hebben, is het nodig dat gemeenten een adequaat
aanbod binnen de keten hebben gerealiseerd waar kinderen met overgewicht gebruik van
kunnen maken. Daarnaast is een adequaat aanbod in het gemeentelijk domein cruciaal
om te voorkomen dat kinderen overgewicht ontwikkelen en waar kinderen met overgewicht
gebruik van kunnen maken om terugval te voorkomen. Zoals eerder in deze brief vermeld,
zijn we met gemeenten in gesprek over financiële ondersteuning daarbij.
Opschaling naar landelijk dekkend aanbod
Onder meer de volgende acties vinden plaats in de aanloop naar 1 januari 2014:
• In de tweede helft van 2022 start VWS een projectteam op met ZN, VNG, NZa en JOGG,
om het lopende implementatietraject kracht bij te zetten.
• Met subsidie vanuit VWS wordt de richtlijn voor de zorg voor kinderen met obesitas
momenteel herschreven door meerdere veldpartijen en naar verwachting rond de zomer
gepubliceerd.
• Voor gemeenten die het gemeentelijk aanbod al op orde hebben, wordt gekeken of het
mogelijk is om verbinding te zoeken met bestaande experimenten met de ketenaanpak
op basis van de innovatiebeleidsregel van de NZa, om op die manier de aansluiting
met het Zvw-domein te bevorderen.14
• Het RIVM werkt aan de ontwikkeling van een indicatorenset voor lokale monitoring.
De rapportage wordt deze zomer gepubliceerd. Ook wordt landelijke monitoring door
het RIVM voorbereid.
Valpreventie
Door valongelukken belanden er iedere dag 282 ouderen (65+) door een val op de Spoedeisende
Hulp.15 Het letsel dat deze ouderen oplopen, heeft veel impact op hun zelfredzaamheid, het
langer thuis kunnen blijven wonen en de kwaliteit van leven. Gerichte valpreventie
voorkomt valongelukken en bespaart kosten. Valpreventie voor ouderen met een verhoogd
valrisico is daarom eind december 2021 als maatregel opgenomen in het Coalitieakkoord16.
De maatregel kent een forse ambitie. Hiervoor zijn grote inspanningen nodig vanuit
VWS en bij de implementatie betrokken partijen. Net als bij de aanpak van overgewicht,
gaat het er ook bij valpreventie om dat er sterke samenwerkingsverbanden tot stand
komen tussen de curatieve zorg en de gemeentelijke domeinen. Hierin moeten duidelijke
afspraken worden gemaakt over opsporing, doorverwijzing, screening en (multidisciplinair)
aanbod tussen professionals uit verschillende domeinen. Per 2023 zijn investeringen
en besparingen gebudgetteerd17, waarbij een groot aandeel is begroot voor gemeenten om effectieve valpreventieketens
in te richten (coördinatiekosten) en om valpreventieve beweegprogramma’s aan te bieden.
Landelijk Programmaplan Valpreventie
Om de maatregel te implementeren stelt VWS een Landelijk Programmaplan Valpreventie
op met ondersteuning van VeiligheidNL18. Eerder opgehaalde knelpunten en oplossingsrichtingen uit het werkveld, ervaringen
uit enkele proefregio’s, de doelstellingen uit het Coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk
35 788, nr. 77) en de duiding valpreventie van ZINL (zie hierna) geven hieraan richting. Een brede
groep stakeholders is hierbij betrokken. Er zijn 5 actielijnen geïdentificeerd: 1. Ketenaanpak
effectieve elementen valpreventie; 2. Financiering; 3. Ondersteuning implementatie
valpreventie; 4. Monitoring en 5. Communicatie. Binnen het programmaplan wordt gekeken
naar een optimale benutting van de bestaande infrastructuur en is ruimte voor innovatie
en technologie. Daarnaast zal een quickscan worden uitgevoerd om inzicht te krijgen
in de impact van de valpreventie maatregel op woningaanpassingen. Ik ga ervan uit
dat het programmaplan na het zomerreces gereed is. Uw Kamer wordt hier dan zo spoedig
mogelijk over geïnformeerd.
Duiding ZINL
ZINL heeft begin april 2022 de duiding over valpreventie gepubliceerd19. Hierin geeft ZINL aan dat een deel van de valpreventie aanpak voor ouderen aan te
merken is als te verzekeren zorg. Het gaat dan bijvoorbeeld om screening van ouderen
(valanalyse) en beweeginterventies voor mensen met onderliggende of bijkomende problemen.
Aangezien de huidige aanspraak fysiotherapie niet geschikt is om valpreventieve beweeginterventies
te vergoeden vanuit het basispakket van de Zvw, is aanpassing van de regelgeving nodig.
Het was niet haalbaar om deze aanpassing per 2023 door te voeren, omdat over een aantal
aspecten nog besluitvorming moet plaatsvinden, zoals formulering van het inkoopbeleid
door zorgverzekeraars en eventuele gevolgen voor het eigen risico. Deze vergoeding
vanuit de Zvw wordt voorzien per 1 januari 2024. Zorgverzekeraars hebben dan een zorgplicht
voor het aanbod dat onder de Zvw valt. Voor het deel van de interventie dat niet onder
de Zvw valt, is het de bedoeling dat gemeenten een adequaat aanbod realiseren, zodat
een valpreventieketen ontstaat waar ouderen met verhoogd valrisico gebruik van kunnen
maken.
Welzijn op Recept
Bij Welzijn op Recept verwijst de huisarts patiënten met psychosociale klachten (zoals
eenzaamheid) door naar een welzijnscoach. Deze welzijnscoach begeleidt patiënten naar
laagdrempelig aanbod in de wijk, waarbij de focus ligt op wat mensen nog kunnen en
willen. Waar nodig worden mensen naar ondersteuning in het sociaal domein geleid.
Zo wordt passende zorg geboden.
Inmiddels wordt in 135 gemeenten Welzijn op Recept aangeboden. Dit aantal groeit gestaag
door. Ik wil blijven stimuleren dat de interventie lokaal én regionaal wordt aangeboden
en dat deze interventie beter wordt gebruikt en gevonden door eerstelijns zorgverleners.
Hiervoor is het belangrijk dat Welzijn op Recept regionaal kan worden ingekocht en
gefinancierd door gemeenten en zorgverzekeraars (in verband met tijd voor de huisarts
om door te kunnen verwijzen).
Om dit te bevorderen hebben Movisie en het Landelijk Kennisnetwerk Welzijn het bestaande
inkoopadvies doorontwikkeld in samenspraak met zorgverzekeraars, regio’s en gemeenten.
Dit advies wordt in de zomer gepubliceerd. VWS heeft daarnaast subsidie verleend aan
het Landelijk Kennisnetwerk Welzijn op Recept voor advisering en ondersteuning van
het veld. Tot slot vinden gesprekken met belangrijke stakeholders (zoals VNG, ZN,
Sociaal Werk Nederland, Landelijke Huisartsen Vereniging en InÉén) plaats over wat
er nog meer nodig is voor het verder brengen van Welzijn op Recept. Hieruit blijkt
dat er behoefte is aan een kosten-batenanalyse en inzicht in het effect van de aanpak
op de gezondheid van de deelnemers, waaronder het welzijn. Hiervoor wordt een kennisvraag
opgesteld in samenspraak met betrokken partijen. VWS is met ZonMw in gesprek over
het verkennen van mogelijkheden voor een subsidieoproep via het programma DoelmatigheidsOnderzoek
om hierop antwoord te krijgen.
Invloed Covid
De Covidpandemie heeft veel invloed gehad op het aanbod en de uitvoering van preventieve
en leefstijlinterventies. Zo was er was minder ruimte voor samenwerking binnen netwerkinitiatieven,
waren er minder fysieke bijeenkomsten mogelijk en, door personeelsuitval vanwege ziekte
en terughoudendheid van mensen om deel te nemen, liep het bereik van de interventies
terug. Ook leidde het in sommige gevallen tot het stoppen of uitstellen van programma’s.
Dit blijkt uit een uitvraag van het RIVM in het kader van het onderzoek naar de impact
van Covid op preventie20. Daaruit blijkt tegelijkertijd dat interventies werden aangepast binnen de beperkingen
die de pandemie met zich meebracht om toch beschikbaar te blijven. Een veel gekozen
aanpassing was digitalisering. Dit leidde in sommige gevallen tot een efficiëntere
samenwerking of een groter bereik. Voor sommige groepen waren de interventies daardoor
juist minder goed bereikbaar.
Dat laatste vind ik zorgelijk. De nodige zorg moet voor alle groepen in de samenleving
toegankelijk zijn. Ik zal de uitkomsten van het onderzoek van het RIVM meenemen bij
de implementatietrajecten die lopen.
Actielijn 3: Leefstijl als (onderdeel van de) behandeling
Zoals ik in het begin van mijn brief al aangaf, moet een gezonde leefstijl, met aandacht
voor een gezonde leefomgeving, onderdeel gaan uitmaken van het dagelijks leven van
burgers. Daar zet ik ook volop op in met mijn preventieaanpak. Een gezonde leefstijl
is ook belangrijk voor mensen die al een gezondheidsklacht, aandoening of ziekte hebben,
en in de zorg terecht komen voor een behandeling. Denk bijvoorbeeld aan mensen met
diabetes type 2 of obesitas, maar ook aan kanker, hart- en vaatziekten, reuma, MS
en Alzheimer.
Voor hen kan een gezonde leefstijl curatieve werking hebben, variërend van genezing
(waar mogelijk), het terugdringen van ziektelast of ziekteverschijnselen, het verminderen
van complicaties, het bijdragen aan het effect van de reguliere behandeling, tot het
verminderen van het medicatiegebruik. Gezonde leefstijl integraal onderdeel van de
behandeling moet het uitgangspunt zijn.
Wat ik van belang vind, is dat behandelingen gericht op een gezonde leefstijl, waaronder
gericht op mentale gezondheid, niet onnodig worden gemedicaliseerd. Een leefstijlinterventie
dient zo laagdrempelig mogelijk te worden ingezet: wat kan iemand zelf doen, aansluiten
bij initiatieven vanuit de patiënten-, cliënten- en naastenbeweging of gebruik maken
van gemeentelijk aanbod. Alleen indien noodzakelijk vindt de interventie (op onderdelen)
plaats vanuit de Zvw-verzekerde zorg, en ook dan zo laagdrempelig mogelijk: in de
eerstelijn waar het kan, in de tweede en/of derdelijn waar het moet. Dit sluit ook
aan bij de motie van de leden Peters en De Haan die vragen om de aanbevelingen van
de RVS, waaronder die ten aanzien van demedicalisering, mee te nemen bij ons programma.
Om leefstijl onderdeel te laten uitmaken van de behandeling van mensen met een gezondheidsklacht,
aandoening of ziekte, staan we met elkaar voor een opgave. Dit betekent onder meer
dat alle professionals die Zvw-verzekerde zorg leveren tijdens hun opleiding kennisnemen
van het belang van gezonde leefstijl, preventieve en leefstijlinterventies in de richtlijnen
zijn opgenomen, zorgprofessionals voldoende tijd hebben voor hun patiënt, er goede
doorverwijsmogelijkheden en samenwerkingsafspraken zijn, het leefstijlaanbod buiten
de zorg inzichtelijk en op orde is (o.a. publiek en sociaal domein), er gecoördineerd
onderzoek plaatsvindt naar de (kosten)effectiviteit van leefstijlinterventies en de
bekostigingsmogelijkheden helder zijn. Ik zie veel mooie initiatieven in het veld,
maar de beweging komt nog niet snel genoeg op gang.
VWS wil de bestaande beweging verder ondersteunen en hierin versnelling brengen. In
het navolgende noem ik de belangrijkste acties die op dit moment lopen. Deze acties
moeten tevens een antwoord bieden op de knelpunten die zijn opgesomd in de eerder
genoemde bijlage over belemmeringen bij het investeren in gezondheid. De genoemde
acties worden zoveel mogelijk vanuit een gezamenlijk projectteam met de NZa en ZINL
opgepakt.
Meerjarige leefstijlcoalitie
VWS verkent de mogelijkheid tot het opzetten van een meerjarig programma leefstijl
rondom de pijlers data en kennis, onderwijs, richtlijnen, onderzoek, implementatie
en opschaling, monitoring en patiënt, waaraan een brede coalitie van zorgpartijen
en kennisinstituten uitvoering geeft. Doel hiervan is om de inzet op gezonde leefstijl
door zorgprofessionals en patiënten zelf te vergroten en de (kennis)versnippering
in het veld te verkleinen. Over de mogelijke invulling hiervan vinden gesprekken plaats
met ZonMw, Patiëntenfederatie Nederland en TNO.
Informeren
In opdracht van VWS publiceert ZINL in de zomer een rapport dat concrete handvatten
moet bieden voor onder meer vergoeding en implementatie van preventieve en leefstijlinterventies
binnen de Zvw. Duidelijkheid vooraf moet partijen in staat stellen om beter en sneller
te kunnen voldoen aan de voorwaarden voor opname in het basispakket van de Zvw. Tevens
zal ZINL het rapport «Van preventie verzekerd» uit 2007 actualiseren21. Dit rapport verwacht ik voor het eind van het jaar. ZINL zal ook evalueren hoe het
huidige proces voor opname in het basispakket loopt en waar eventueel versnelling
mogelijk is.
Onderzoek en (kosten)effectiviteit
• Op dit moment lopen 10 onderzoeken naar (kosten)effectiviteit die VWS financiert vanuit
het onderzoeksprogramma leefstijlgeneeskunde bij ZonMw. Recent heeft VWS extra middelen
beschikbaar gesteld (maximaal € 150.000 per project) om ook (meer) in te zetten op
implementatie en opschaling van de onderzoeksresultaten.
• Ook buiten deze subsidiecall neemt het aantal onderzoeken naar leefstijl als (onderdeel
van de) behandeling toe. Hierdoor is er steeds meer inzicht in en kennis over hoe
leefstijl kan bijdragen aan een effectieve behandeling en hoe dit in en vanuit de
zorg georganiseerd kan worden. VWS beoogt via de bovengenoemde leefstijlcoalitie samenhang
aan te brengen in alle lopende onderzoeken en agenda’s van onderzoeksorganisaties,
zoals ZonMw, Vereniging Samenwerkende Groeifondsen (SGF), fondsen, TNO, Nederlandse
Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) en andere instituten.
• VWS werkt op dit moment, in het kader van passende zorg, aan het verbeteren en verbreden
van de toets op het basispakket. Daarbij wordt onder andere gekeken naar hoe we de
invulling van de criteria kunnen verbeteren, waar ZINL bij pakketbeoordelingen nu
op toetst. Daarbij kijken we onder andere naar het criterium effectiviteit en welk
type uitkomstmaten meegewogen moeten worden, ook ten aanzien van leefstijlinterventies.
Uw Kamer wordt hierover na de zomer geïnformeerd.
• In een rapport uit 2015 schetst ZINL op welke manier referentiewaarden voor kosteneffectiviteit
bij de pakketbeoordelingen onder de Zvw opgesteld worden. Het lid Paulusma vroeg tijdens
het debat over medische preventie van 7 juni jl. of er niet opnieuw naar dit rapport
moet worden gekeken met het oog op preventie. Ik zal hierover met ZINL in gesprek
gaan. Daarnaast zal ik ook de Gezondheidsraad, die mij onder andere adviseert over
preventieve interventies zoals vaccinaties en screeningen in de publieke gezondheidszorg,
informeren over de vragen die spelen over de te hanteren referentiewaarden. Voor wat
betreft de vaccinaties zal ik de Gezondheidsraad in overweging geven dit te betrekken
bij de herziening van het «beoordelingskader vaccinaties» dat begin 2023 volgt.
Richtlijnen en onderwijs
• De subsidieronde Versterken preventie in de eerste lijn, met daarin aandacht voor toepassing van richtlijnen, staat open bij ZonMw22. Ook heeft ZonMw subsidie verstrekt om het kennisniveau van professionals en de onderlinge
samenwerking te versterken. Hiertoe zijn onlangs 8 projecten van start gegaan gericht
op (post-)initieel onderwijs23.
• Alliantie Voeding in de Zorg, Partnerschap Overgewicht Nederland (PON) en Hogeschool
Utrecht voeren het project «Overgewicht en Leefstijl in Zorgopleidingen» uit in opdracht
van VWS. Doel is ervoor te zorgen dat de curricula van de opleidingen voor basisartsen
en verpleegkundigen structureel aandacht besteden aan voeding, bewegen, ontspanning,
samenwerking in de keten en een brede blik op de achterliggende problematiek van obesitas.
VWS is in gesprek met de partijen betrokken bij het Preventieakkoord om te bezien
hoe hieraan vervolg wordt gegeven.
• De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) onderzoekt op regionaal niveau hoe persoonsgerichte
leefstijlbegeleiding tot stand komt. Daarbij wordt nadrukkelijk ervaringsdeskundigheid
van cliënten betrokken, naast de informatie die bij zorgverleners over de geboden
begeleiding wordt verzameld. Naast deze toezichtstrajecten in een aantal regio’s,
wordt ook op sectoraal niveau gekeken hoe leefstijlbegeleiding in bijvoorbeeld de
ggz of ziekenhuizen gestalte krijgt.
Financiële prikkel zorgverzekeraars en zorgprofessionals
• De NZa gaat proactief uitleg geven over de wijzen waarop effectieve leefstijlinterventies
nu al bekostigd kunnen worden, via de wegwijzers Innovatie en preventie en het delen
van goede voorbeelden. Dit moet zorgverzekeraars en zorgprofessionals prikkelen om
de ruimte te benutten die er nu al is om in te zetten op gezondheid. Gesignaleerde
knelpunten binnen de huidige bekostigingssystematiek neemt de NZa zoveel mogelijk
weg.
• Jaarlijks worden verschillende onderzoeken uitgevoerd om de werking van het risicovereveningsmodel
te verbeteren. Aandachtspunt is hierbij onder andere de relatie tussen het risicovereveningsmodel
en passende zorg, waaronder de inzet op gezondheid. Voor grote delen van de zorg levert
de risicoverevening hiertoe goede prikkels. ZINL voert op dit moment een onderzoek
uit naar of, waar en in welke mate de risicoverevening ook een belemmerende werking
heeft op het leveren van passende zorg. Naar verwachting wordt dit onderzoek in de
zomer van 2022 afgerond. Afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek wordt bepaald
of en waar eventuele onjuiste prikkels kunnen worden weggenomen. Hiervoor is waarschijnlijk
vervolgonderzoek nodig dat VWS in 2022 kan starten.
Voorbeelden uit de praktijk
In het veld lopen ook (zonder subsidie vanuit VWS of buiten het programma om) nog
tal van andere mooie initiatieven, zoals:
• Erasmus MC Rotterdam heeft een Centrum Gezond Gewicht waar diagnostiek wordt verricht naar onderliggende oorzaken van obesitas.
• De topsector LSH is bezig met de GROZ fieldlabs om meer zorg in de eigen leefomgeving
te realiseren: GROZ: samenwerken voor de juiste zorg op de juiste plek – Topsector Logistiek.
• Verder vormt Nederland zorgt voor elkaar (NLZVE) een netwerk waarin burgerinitiatieven
gericht op gezondheid centraal staan: Nederland Zorgt voor Elkaar – NLZVE (nlzorgtvoorelkaar.nl).
Tot slot
Om de beweging naar passende zorg, waaronder de inzet op gezondheid, kracht bij te
zetten, streeft VWS ernaar om met gemeenten en zorgpartijen afspraken te maken in
het Integraal Zorgakkoord. Hierover worden nu gesprekken gevoerd met veldpartijen.
Ondertekening van dit akkoord is half september gepland. Tevens worden rond dezelfde
tijd bestuurlijke afspraken met gemeenten voorzien over hun brede inzet op gezondheidsbevordering.
Het gaat hierbij ook om afspraken over de gemeentelijke inzet die nodig is bij de
vier interventies uit de interventiegerichte aanpak. Hierover wordt Uw Kamer de komende
periode geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen
Indieners
-
Indiener
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport