Brief regering : Stand van zaken veterinair antibioticumbeleid 2022
29 683 Dierziektebeleid
Nr. 259 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juli 2022
Antibioticaresistentie is een bedreiging voor de gezondheid van mens en dier. Samen
met dierhouders en dierenartsen zetten we daarom al jaren succesvol in op een reductie
van het gebruik van antibiotica in de dierhouderij. Dit is effectief gebleken in de
vermindering van antibioticaresistentie.
Over de periode 2009–2021 is inmiddels een antibioticumreductie van 70,8% bereikt.
Ik heb veel waardering voor de inzet en de stappen die de afgelopen jaren zijn gezet,
om deze resultaten te behalen. De focus van het huidige antibioticumbeleid ligt op
een verdere reductie van het gebruik van antibiotica in die diersectoren waar het
antibioticumgebruik hoog is en op hooggebruikende bedrijven binnen de verschillende
diersectoren. Daarnaast is het van belang om te kijken waar verantwoord antibioticumgebruik
verder bevorderd kan worden.
Met deze brief breng ik u, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport, op de hoogte van de laatste stand van zaken met betrekking tot het veterinair
antibioticumbeleid.
In deze brief wordt achtereenvolgens ingegaan op:
– de jaarlijkse NethMap-MARAN-rapportage;
– de jaarlijkse SDa-rapportage;
– het veterinair antibioticumbeleid;
– het «Onderzoek verkoopcijfers en gebruiksgegevens»;
– Europees antibioticumbeleid.
In bijlage 1 worden ontwikkelingen in het antibioticumgebruik en de stand van zaken
van het antibioticumbeleid, met betrekking tot een aantal diersectoren en met betrekking
tot dierenartsen, in meer detail beschreven. Tevens is de appreciatiebrief van de
SDa, behorende bij het «Onderzoeksrapport verkoopcijfers en gebruiksgegevens», bijgevoegd
als bijlage 2.
NethMap-MARAN Rapportage
Antibioticaresistentie is een gezamenlijk probleem voor mens, dier en milieu en houdt
zich niet aan (lands)grenzen. In de NethMap-MARAN-rapportage 20221 worden het humane en het veterinaire antibioticumgebruik en de waargenomen antibioticaresistentie
beschreven in Nederland in 2021.
De NethMap-rapportage over het humane antibioticumgebruik laat zien dat er tijdens
de coronapandemie in de gezondheidszorg minder antibiotica zijn voorgeschreven door
huisartsen en in ziekenhuizen dan in voorgaande jaren. Gemiddeld per patiënt zijn
wel meer antibiotica gegeven, doordat veel patiënten met COVID-19 langer en intensiever
zijn behandeld in het ziekenhuis. Er zijn minder uitbraken met resistente bacteriën
geweest in ziekenhuizen en verpleeghuizen sinds het begin van de pandemie. De antibioticaresistentie
is de afgelopen twee jaar gelijk gebleven. Bij sommige bacteriën is de resistentie
zelfs afgenomen ten opzichte van de jaren ervoor. Alleen de resistentie bij sommige
soorten bacteriën, die veelal milde infecties van onder andere de huid veroorzaken,
is toegenomen. Er zijn niet meer bacteriën gevonden die multiresistent zijn (resistent
tegen meerdere antibiotica tegelijk en daardoor moeilijker behandelbaar). In Nederland
is het probleem van resistentie minder groot dan in veel andere landen, omdat antibiotica
restrictief worden voorgeschreven.
Uit de MARAN-rapportage blijkt dat in de periode waarin ruim 70% antibioticumreductie
bij dieren is bereikt, tegelijkertijd een daling in antibioticaresistentie, bij bepaalde
bacteriën afkomstig van landbouwhuisdieren, zichtbaar is.
Jaarlijks worden bepaalde darmbacteriën (indicator E. coli) in landbouwhuisdieren gemonitord, om een algemeen beeld van de voorkomende antibioticaresistentie
te krijgen. Bij vleeskuikens is deze resistentie gedaald tot het laagste niveau sinds
1998. Bij varkens en vleeskalveren stabiliseerde de resistentie en bij melkvee bleef
de resistentie laag.
Er wordt o.a. ook gemonitord op ESBL-producerende darmbacteriën (welke volgens de
Gezondheidsraad één van de meest risicovolle resistente bacteriën voor de volksgezondheid
zijn) en op MRSA. ESBL-producerende bacteriën blijven aanwezig op een laag niveau,
ook colistine-resistentie komt voor op een stabiel laag niveau. Carbapenemase-producerende
darmbacteriën (CPE) werden tot op heden niet in landbouwhuisdieren aangetoond. In
2021 werden geen CPE in gezelschapsdieren gevonden, ze werden echter wel sporadisch
aangetoond in geïmporteerd voedsel. De prevalentie van MRSA varieerde aanzienlijk
tussen verschillende diersectoren (2018–2021). Door de reguliere monitoring worden
eventuele veranderingen in antibioticaresistentie goed in de gaten gehouden.
SDa-rapportage
De Autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa) rapporteert jaarlijks over het antibioticumgebruik
binnen de Nederlandse kalkoen-, kalver-, kippen-, konijnen-, rundvee- en varkenssector.
Dit jaar wordt voor het eerst ook over het antibioticumgebruik binnen de geitensector
gerapporteerd. Recent heeft de SDa haar rapport «Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren
in 2021»2 gepubliceerd. Graag verwijs ik u naar dit rapport en de bijbehorende bijlage, waar
ik uw Kamer hier kort over informeer.
De SDa noemt de resultaten van 2021 positief en geeft aan dat dit perspectief biedt
voor een verdere afname van het antibioticumgebruik, waarbij de focus blijft liggen
op de structureel hooggebruikende dierhouderijbedrijven en hun dierenartsen. Ik onderschrijf
dit vanuit mijn streven om restrictief en verantwoord met antimicrobiële middelen
om te gaan.
De antibiotica gebruikscijfers zijn in 2021 13,3% lager ten opzichte van 2020. Het
gebruik in de vleeskuiken-, konijnen- en varkenssector is afgenomen met respectievelijk
31,7%, 17,2% en 13,7%. Voor zowel de vleeskuiken- als varkenssector is het gerapporteerde
antibioticumgebruik (over 2021) het laagst sinds de start van de monitoring. De melkveesector
laat een stabiel, laag antibioticumgebruik zien. De kalversector liet over de periode
2015–2020 een dalende trend zien, echter in 2021 heeft deze dalende trend zich niet
voortgezet. De kalkoensector liet in 2020 een sterke daling in het antibioticumgebruik
zien, in 2021 kon dit niet worden vervolgd, het antibioticumgebruik is met 20,1% gestegen.
Het gemiddelde antibioticumgebruik op melkgeitenbedrijvenbedrijven is laag.
De verkoop van antibiotica (massa actieve stof) is in 2021 met 5,8% gedaald ten opzichte
van 2020. De verkoopcijfers zijn 70,8% lager dan in het referentiejaar 2009.
De verkoopcijfers liggen dit jaar 14,4% hoger dan de gebruikscijfers. De verkoopcijfers
zijn nooit precies gelijk aan de gemiddelde gebruikscijfers; het verschil fluctueert
van jaar tot jaar. De oorzaak van dit verschil en de fluctuatie hierin werd het afgelopen
jaar in opdracht van mijn ministerie onderzocht (zoals vermeld in Kamerstuk 29 683, nr. 247). Op dit onderzoek kom ik later in deze brief terug.
Het veterinair gebruik van antibiotica, die als laatste redmiddel worden ingezet in
de humane gezondheidszorg (fluorochinolonen en 3e en 4e generatie cefalosporinen) is over 2021 nog steeds laag.
Colistine (polymyxinen)
Colistine (polymyxine E) wordt wereldwijd steeds belangrijker bij het behandelen van
infecties bij mensen. De WHO heeft polymyxinen (een bepaalde groep antibiotica) in
2019 aan de lijst van Critically Important Antimicrobials (CIAs) toegevoegd.
Het totale gebruik van colistine was over de periode 2017–2020 met 62,1% gestegen,
maar is in 2021 met 21,2% gedaald. Het overgrote deel van de totale hoeveelheid colistine
wordt bij varkens gebruikt, ook bij leghennen wordt regelmatig colistine ingezet.
Maar in beide sectoren is het gebruik in 2021 afgenomen.
De waargenomen daling in 2021 is, na een aantal jaren van stijging, een eerste stap
in de goede richting. Ik onderstreep het belang van een verdere verlaging van het
gebruik en een actieve inzet hierop, gezien de classificatie van colistine als kritisch
middel voor humaan gebruik. Het afgelopen jaar is tevens de mogelijkheid verkend van
het invoeren van een verplichte gevoeligheidsbepaling alvorens polymyxinen bij dieren
mogen worden ingezet (zoals in de brief aan de Kamer van 21 juli 2021 is toegezegd,
Kamerstuk 29 683, nr. 256). Ik ben voornemens om de verplichte gevoeligheidsbepaling, die al geldt voor andere
kritische middelen (fluorochinolonen en 3e en 4e generatie cefalosporinen), ook voor polymyxinen (waaronder colistine) te laten gelden.
Ik ben hierover in gesprek met de betrokken diersectoren en met dierenartsen. Ik zal
uw Kamer over de verdere uitwerking hiervan voor het einde van dit jaar nader berichten.
Veterinair antibioticumbeleid
Het veterinair antibioticumbeleid is erop gericht om de selectie op antibioticaresistentie
zoveel mogelijk te beperken. Het beleid ziet er op toe dat hooggebruikende diersectoren
(kalkoen, kalver- en konijnensector) en hooggebruikende bedrijven zich (blijven) inzetten
om het totale antibioticumverbruik te verminderen. Daarnaast is het van belang dat
verantwoord antibioticumgebruik verder bevorderd wordt.
In 2019 hebben de pluimvee-, varkens- en kalversector sectorale doelen gesteld voor
verdere reductie van het antibioticumgebruik (zie ook de brief aan de Kamer van 4 september
2019 over deze sectorale doelstellingen, Kamerstuk 29 683, nr. 249). Het rapport van de SDa laat zien dat op deze sectorale doelstellingen goede voortgang
is gemaakt. Binnen de verschillende deelsectoren in de kalversector is het aantal
bedrijven met een hoog gebruik reeds met 50% verminderd, behalve binnen rosévlees
afmestkalveren. De pluimvee- en varkenssector hebben deze doelstellingen ook behaald,
behalve bij de speenbiggen, waar de doelstelling nog net niet is behaald. Voor de
kalversector werd tevens afgesproken dat in 2022 het totale antibioticumgebruik (uitgedrukt
in dierdagdoseringen) met 15% gereduceerd dient te zijn. De kalversector heeft deze
reductiedoelstelling behaald. Ik zal met de sectoren in overleg gaan over het sectorale
antibioticumbeleid voor de komende jaren.
De inmiddels verplichte antibioticumregistratie in de geitensector is een belangrijke
eerste stap om inzicht in en bewustwording van het huidige antibioticumgebruik in
deze sector te krijgen. Op dit moment zijn nog niet alle gegevens van de gehele sector
bekend. Het komende jaar besteed ik aandacht aan een verdere implementatie van de
regelgeving in deze sector.
In 2021 is het antibioticumgebruik in de konijnensector, een relatief kleine sector,
gedaald. Deze daling is positief, echter het algemene beeld is dat het antibioticumgebruik
nog steeds hoog is en schommelt tussen de jaren en bedrijven. Dit geeft aan dat er
nog verdere ruimte voor verbetering is.
De brede verdeling van het antibioticumgebruik binnen de kalkoensector, eveneens een
kleine sector, vraagt om een voortzetting van de sectorbrede aanpak om tot een algemene
reductie van het hoge antibioticumgebruik te komen. Gezien de inzet van deze sector
kijk ik hier met vertrouwen naar.
Binnen de kalversector is ondanks de reeds gerealiseerde reductie van het antibioticumgebruik,
het totale gebruik nog hoog. De reductiedoelstellingen binnen deze sector zijn grotendeels
behaald, waardoor deze niet meer richtinggevend zijn. Binnen het pilotproject kritische
succesfactoren (KSF3), dat deels gefinancierd wordt door mijn ministerie, werden hooggebruikende
bedrijven in een driehoekssamenwerking van dierhouder, dierenarts en (voer)adviseur
gecoacht om de diergezondheid te verbeteren en het antibioticumgebruik te verlagen.
Dit project loopt ten einde, de resultaten hiervan worden in dit najaar verwacht.
Ik ben in gesprek met de sector over hoe zij dit pilotproject breder gaat uitrollen.
De sector geeft aan verder in te willen zetten op een verlaging van het totale antibioticumgebruik.
Ik benadruk de verwachting, om het totale gebruik van antibiotica binnen deze sector,
dat (zeer) hoog is, verder te verlagen en verfijnen, daarbij verwacht ik ook een verdere
aanpak van hooggebruikende bedrijven, zoals de sector ook zelf aangeeft voornemens
te zijn.
In de varkenssector is de implementatie van een plan van aanpak voor hooggebruikende
bedrijven gestart in 2021. Ik heb er vertrouwen in dat dit plan zal helpen om het
aantal hooggebruikers in deze sector verder te doen verminderen.
Dierenartsen hebben een sleutelrol in het voorschrijven van antibiotica en in het
adviseren over preventieve maatregelen. Dat maakt dat ik er op blijf inzetten dat
dierenartsen en dierhouders samen blijven werken (ook met andere erfbetreders) aan
een verantwoord antibioticumgebruik.
Per 2021 geldt een nieuwe benchmarksystematiek voor dierenartsen. Het percentage dierenartsen
met een hoog voorschrijfgedrag varieert per diercategorie, maar is voor de meeste
sectoren relatief laag.
Eerder onderzoek (reeds met uw Kamer gedeeld)3 geeft aan dat er duidelijke verschillen bestaan in voorschrijfpatronen tussen dierenartsenpraktijken
en dat het voorschrijfpatroon van dierenartsen binnen een praktijk minder verschilt
dan tussen praktijken. Hiermee heeft de dierenartsenpraktijk een relatief grote invloed
op het voorschrijfpatroon van dierenartsen. Eén van de aanbevelingen uit dit rapport
was dat dierenartsen onderling in gesprek gaan over het voorschrijfbeleid en de verschillen
tussen praktijken. Dit najaar start een onderzoek in opdracht van mijn ministerie
om intervisie-pilots met dierenartsen uit verschillende praktijken te houden, waarbij
dierenartsen reflecteren op hun eigen antibioticum voorschrijfgedrag.
Onderzoek verkoopcijfers en gebruiksgegevens
Het «Onderzoek verkoopcijfers en gebruiksgegevens»4 dat het afgelopen jaar werd uitgevoerd naar de gerapporteerde verkoopcijfers en de
gebruiksgegevens, die de SDa gebruikt ten behoeve van haar jaarlijkse rapportage,
concludeert samenvattend dat de huidige inzichten die de SDa verkrijgt op basis van
deze gegevens, bijdragen aan de betrouwbaarheid. Doordat zowel gebruik wordt gemaakt
van gebruikscijfers én verkoopcijfers kan het antibioticumgebruik en de ontwikkeling
daarvan beter worden geduid. Voor de verschillen die gevonden worden tussen de gebruiksdata
enerzijds en de verkoopdata anderzijds, worden meerdere oorzaken genoemd, zoals de
mogelijkheid dat zowel de verkoopgegevens als ook de gebruiksgegevens onjuistheden
kunnen bevatten. Het overgrote deel van de verschillen heeft een duidelijke verklaring.
De SDa geeft in haar appreciatie op dit rapport aan de aanbevelingen uit het rapport
op te pakken, zie hiervoor de appreciatiebrief (bijlage 2). De SDa heeft er vertrouwen
in dat hierdoor de betrouwbaarheid van de gegevens nog verder wordt geoptimaliseerd.
Ik sluit mij hierbij aan.
Europees antibioticumbeleid
Europese Diergeneesmiddelenverordening
Op 28 januari 2022 is de Europese diergeneesmiddelenverordening (EU 2019/6) van toepassing
geworden en deze verordening is dit jaar nader geïmplementeerd in het Besluit en de
Regeling diergeneesmiddelen 2022. Hiermee is het diergeneesmiddelenbeleid vergaand
geharmoniseerd binnen de EU.
In deze verordening is onder meer beschreven dat alle Europese lidstaten het gebruik
en de verkoop van antimicrobiële middelen voor dieren moeten gaan monitoren en rapporteren
aan de European Medicines Agency (EMA). Nederland doet dit al sinds 2010, middels
vrijwillige rapportage aan de ESVAC (European Surveillance of Veterinary Antimicrobial
Consumption). Dit wordt nu verplicht en het wordt gefaseerd geïmplementeerd in de
verschillende diersectoren, waarbij per 2030 bij alle dieren het gebruik en de verkoop van antimicrobiële middelen gemonitord moet worden.
De komende jaren zal ik, in overleg met de SDa en betrokken partijen in het veld,
aandacht besteden aan de nog niet-gemonitorde diersoorten zoals schapen, paarden en
gezelschapsdieren en zullen we voorbereidingen treffen om de verordening goed en tijdig
te implementeren.
Tevens zijn de eisen aan het diergeneeskundig voorschrift, waarmee de dierenarts diergeneesmiddelen
voorschrijft, geharmoniseerd. Daarnaast is ook het voorschrijven en het gebruik van
antimicrobiële middelen verder geharmoniseerd binnen de EU. Zo is het preventief gebruik
van antibiotica verboden en het gebruik van antibiotica voor een koppelbehandeling
is verder ingekaderd. Er is door de Europese Commissie op advies van de EMA een lijst
opgesteld van antimicrobiële middelen die gereserveerd worden voor de behandeling
van infecties bij mensen. Deze middelen mogen niet meer veterinair worden gebruikt.
Hiermee is Europa wereldwijd één van de voorlopers. Als laatste is een artikel opgenomen
waarmee eisen worden gesteld aan dieren en aan producten afkomstig van dieren, die
geïmporteerd worden uit derde landen. Deze dieren mogen niet behandeld zijn met antimicrobiële
middelen, die op de lijst staan van middelen die gereserveerd zijn voor humane infecties,
en ze mogen niet behandeld zijn met antimicrobiële middelen gebruikt als groeibevorderaar.
De Europese Commissie stelt hiervoor dit jaar nadere regelgeving op.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer
Bijlage 1
Diersectoren & dierenartsen
Geitensector
Vanaf 1 april 2021 zijn geitenhouders opgenomen in de regelgeving waardoor het antibioticumgebruik
ook in deze sector gemonitord wordt. Op dit moment zijn de gegevens van naar schatting
70% tot 85% van het totaal aantal melkgeitenbedrijven bekend. Het gemiddelde antibioticumgebruik
op deze melkgeitenbedrijven is laag en de verschillen tussen bedrijven zijn beperkt.
De sector werkt tevens aan plannen in het kader van «Zorg voor het jonge dier» op
basis van het rapport van de Raad voor Dieraangelegenheden5. Dit kan helpen om meer kennis te ontwikkelen, bijvoorbeeld daar waar het gaat om
luchtwegproblemen bij jonge dieren, waar eventueel antibiotica voor worden ingezet.
Kalversector
Binnen de kalversector wordt aanvullend onderzoek gedaan naar de hoge ESBL-prevalentie.
Onderzoek uitgevoerd bij blankvlees kalveren laat zien dat de prevalentie van resistentie
toeneemt, na het moment dat de kalveren op het afmestbedrijf komen, daarna neemt het
weer langzaam af. Vanaf dit najaar zal, als vervolg hierop, een beleidsondersteunend
onderzoek starten naar mogelijke risicofactoren voor ESBL-producerende bacteriën op
het melkveebedrijf.
Diergezondheid en het daaraan gerelateerde antibioticumgebruik, is en blijft een groot
aandachtspunt in de kalversector. De Regeling «Pilots gezonde kalverketen» is op 3 mei
jl. gepubliceerd. Met deze samenwerkingsregeling worden systeeminnovatie en vernieuwing
gestimuleerd en wordt onderzocht in welke mate een systeemverandering kan bijdragen
aan een integrale oplossing van diergezondheids- en welzijnsproblemen en daarbij indirect
aan een verdere verlaging van het antibioticumgebruik.
Konijnensector
De konijnensector heeft het doel om het antibioticumgebruik voor eind 2023 met 20%
te reduceren en het aantal bedrijven met een hoog gebruik met 30% te verlagen ten
opzichte van 2019. De sector heeft ambitie en heeft in 2021, mede in overleg met mijn
ministerie, gewerkt aan de praktische invulling van het plan van aanpak antibioticumreductie.
Dit jaar zijn twee beleidsondersteunende onderzoeken gestart om de konijnensector
verder te ondersteunen met onderzoek naar kritische succesfactoren voor een laag antibioticumgebruik
en om darmgezondheid en het belang daarvan in relatie tot antibioticumgebruik te onderzoeken.
Daarnaast loopt een derde onderzoek om resistentie op konijnenhouderijbedrijven in
beeld te brengen.
Pluimvee-Vleeskuikensector
De vleeskuikensector laat in 2021 een sterke daling in het antibioticumgebruik zien
(31,7%). Dit is, tot op heden, het laagst gerapporteerde antibioticumgebruik voor
deze sector. Bij de reguliere vleeskuikens ligt het antibioticumgebruik hoger dan
bij tragergroeiende, alternatieve vleeskuikens waar het gebruik laag is en het merendeel
van de bedrijven in 2021 helemaal geen antibiotica gebruikt heeft. Tussen reguliere
vleeskuikenbedrijven zijn er duidelijke verschillen in het antibioticumgebruik, dit
geeft aan dat er nog ruimte is voor een verdere vermindering van het antibioticumgebruik.
De waargenomen verschillen tussen bedrijven met tragergroeiende, alternatieve rassen
enerzijds en reguliere vleeskuikenbedrijven anderzijds, zijn interessant. Dit is een
voorbeeld waarbij systeemkeuzes bijdragen aan een grote stap voorwaarts in de vermindering
van het antibioticumgebruik.
De vleeskuikensector heeft in 2019 sectorale reductiedoelstellingen vastgesteld voor
het jaar 2024 (50% reductie van het aantal hooggebruikers). Voor zowel bedrijven met
reguliere vleeskuikens als bedrijven met alternatieve rassen is deze doelstelling
voor 2024 reeds bereikt. Dit is positief. Daarbij geeft de sector aan door te gaan
met het eigen plan van aanpak om het aantal hooggebruikers (verder) te verminderen.
Pluimvee-Legsector
Het antibioticumgebruik in de legsector is in 2021 stabiel gebleven, op een laag niveau.
Het gebruik van colistine is met 15,1% gedaald in 2021, maar het gebruik blijft relatief
hoog. De legsector heeft eerder al een plan opgesteld om het gebruik van colistine
terug te dringen. Ik ga ervanuit dat een voortzetting van dit plan leidt tot een verdere
daling in het gebruik van colistine.
Pluimvee-Kalkoensector
In 2021 is de kalkoensector gestart met een coachingstraject voor kalkoenhouders,
in samenwerking met dierenartsen en voederadviseurs. Daarnaast schrijft de sector
individuele kalkoenhouders eenmaal per jaar aan om hen te informeren over hun antibioticumgebruik
en de sector kijkt zelf actief waar mogelijke verbeterpunten liggen (zoals mogelijk
het gebruik van fluorochinolonen op ongeveer een kwart van de bedrijven).
Melk- en overig rundvee
Melk- en overig rundvee laten een stabiel, laag antibioticumgebruik zien. Daarbij
verschilt het antibioticumgebruik tussen bedrijven weinig. Tevens zijn er relatief
weinig structureel hooggebruikers.
Varkenssector
In de varkenssector was het antibioticumgebruik van 2015–2020 relatief stabiel, maar
in 2021 is het gebruik gedaald met 13,7%. Tot op heden is dit het laagst gerapporteerde
antibioticumgebruik voor deze sector.
Zowel zeugen/biggen als vleesvarkens hebben een laag gemiddeld antibioticumgebruik.
Het percentage bedrijven dat structureel meer gebruikt dan de actiewaarde, die door
de SDa gesteld is, is de afgelopen jaren afgenomen. Het gemiddelde antibioticumgebruik
bij speenbiggen is gelijk gebleven. Een (zeer) hoog antibioticumgebruik komt regelmatig
voor op bedrijven waar veel problemen zijn met infectieziekten. Maar ook (zeer) laag
gebruik of nulgebruik komt regelmatig voor. Het percentage structureel hooggebruikers
is het afgelopen jaar gedaald.
Een belangrijk aandachtspunt binnen de varkenssector is de inzet van colistine. In
2021 is het gebruik van colistine met 23,1% gedaald. Dit is na drie jaar van stijging
een positieve ontwikkeling. De varkenssector blijft echter de sector met het hoogste
colistinegebruik. In opdracht van mijn ministerie is begin 2021 binnen de varkenssector
een project gestart om het colistinegebruik beter in beeld te brengen en handelingsperspectief
te bieden om het gebruik te verminderen. Daarnaast is de sector ook zelf gestart met
een aanvullend onderzoek, o.a. met aandacht voor behandelingsalternatieven. De toegenomen
aandacht voor dit onderwerp en de, nog lopende onderzoeken, zijn belangrijke stappen
om de inzet van colistine verder te reduceren en optimaliseren.
Paard/gezelschapsdieren
Het antibioticumgebruik bij paarden en gezelschapsdieren wordt nog niet gemonitord.
Vanaf 2027 moet op basis van de Europese Diergeneesmiddelenverordening (EU 2019/6)
het antibioticumgebruik voor alle paarden gerapporteerd worden (gebruik in 2026).
Vanaf 2030 moet ook het antibioticumgebruik voor honden en katten gerapporteerd worden
(gebruik in 2029). Ondanks dat deze sectoren nog niet gemonitord worden, is het van
belang dat ook bij deze diersoorten aandacht is en blijft voor verantwoord antibioticumgebruik.
Dierenartsen
Vanaf 2021 geldt een gewijzigde benchmarksystematiek voor dierenartsen (ten opzichte
van de systematiek die gold vanaf 2014). Deze nieuwe systematiek Veterinaire Benchmarkindicator
(VBI) is gebaseerd op dierdagdoseringen, vergelijkbaar met de systematiek van veehouderijen.
Bedrijven, waarmee de dierenarts een één-op-één relatie heeft, waar het antibioticumgebruik
structureel hoog is, zijn uitgesloten van deze berekening.
Enkel bij kalkoenen, kalveren en vleeskuikens ligt het percentage dierenartsen, met
een voorschrijfpatroon in het actiegebied, hoger dan 10%. Van dierenartsen die een
hoog voorschrijfpatroon hebben, wordt verwacht dat zij hun voorschrijfpatroon nader
evalueren om het antibioticumgebruik op de bedrijven, te verlagen. Dit is een inspanningsverplichting,
om acties te ondernemen, die zijn beschreven in het VBI-verbetertraject, dat wordt
aangestuurd door de kwaliteitssystemen voor dierenartsen in de landbouwhuisdierensector.
De «Stichting Geborgde Dierenarts» (SGD), het grootste kwaliteitssysteem, geeft aan
eind 2022 de systematiek en de terugkoppeling aan dierenartsen te evalueren en daar
waar nodig verder te optimaliseren. Dit jaar zijn enkele tientallen dierenartsen aangeschreven,
die zich in het actiegebied bevinden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit