Brief regering : Verhogen digitale veiligheid onderwijs en onderzoek
35 925 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2022
26 643
Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
32 761
Verwerking en bescherming persoonsgegevens
Nr. 190
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET
ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juli 2022
Inleiding
In deze brief gaan wij in op digitaal veilig onderwijs en onderzoek. Het is belangrijk
dat elke leerling, student en wetenschapper in een veilige omgeving onderwijs kan
volgen en onderzoek kan doen. Niet alleen in het fysieke gebouw, maar ook in het digitale
domein dat in toenemende mate deel uitmaakt van het onderwijs en onderzoek.1
Digitalisering zet druk op onze publieke waarden; op principes als veiligheid en privacy.2 Steeds meer gegevens over leerlingen en studenten worden opgeslagen en uitgewisseld.
Onderwijsinstellingen en onderzoeksinstellingen zijn in toenemende mate doelwit van
cyberaanvallen. Voor instellingen wordt het steeds moeilijker om de privacy van leerlingen
en studenten te beschermen tegen digitale dreigingen. Gegevens over leerlingen en
studenten kunnen op straat komen te liggen en de continuïteit van het onderwijs kan
in gevaar komen wanneer systemen niet meer benaderbaar zijn.
De digitale weerbaarheid moet daarom bij alle instellingen worden verhoogd naar een
niveau dat aantoonbaar veiligheid biedt. Dit blijkt ook uit adviezen van de Autoriteit
Persoonsgegevens, het Rathenau Instituut en de Inspectie van het Onderwijs.3
In deze brief kunt u hier meer over lezen. Daarmee komen we alle toezeggingen na die
in op 1 december 2021 aan u zijn gedaan in het debat over digitalisering en privacy
in het onderwijs.4 Daarnaast reageren we op verzoek van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap van 16 juni 2022 op het rapport van Human Rights Watch over de privacy
van leerlingen in coronatijd.5
Leeswijzer
In paragraaf 1 beschrijven we de gemeenschappelijke uitgangspunten die we hanteren
voor de hele onderwijs en -onderzoeksector.
Omdat de risico’s en de mate van volwassenheid tussen sectoren verschillen, behandelen
we daarna hoe de afzonderlijke sectoren de digitale veiligheid verhogen. Paragraaf
2 behandelt de maatregelen voor primair en voortgezet onderwijs en paragraaf 3 voor
hoger- en middelbaar beroepsonderwijs en de onderzoeksinstellingen.
In paragraaf 4 gaan we in op de overige toezeggingen uit het debat waaronder onze
reactie op een artikel in de Mare van 17 november 2021.
1. Gemeenschappelijke uitgangspunten
Vrijblijvendheid is geen optie als het gaat om digitale weerbaarheid en privacy. Het
hele onderwijs en alle betrokken partijen moeten stappen nemen om de digitale weerbaarheid
in de hele sector te verhogen, en om de continuïteit en kwaliteit van het onderwijs
en onderzoek te waarborgen. Als overheid nemen we onze verantwoordelijkheid door daarbij
een sterke, anticiperende rol te pakken. We willen grondrechten en publieke waarden
als veiligheid en privacy beschermen. Daarom trekken we voor alle onderwijssectoren
geld uit.
Het is van groot belang dat zorgvuldig met persoonsgegevens van leerlingen, studenten
en medewerkers wordt omgegaan. Hoewel instellingen op de eerste plaats als «verwerkingsverantwoordelijke»
zelf verantwoordelijk zijn voor het naleven van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), moeten instellingen wel in staat zijn om dat ook te doen. Door de toenemende
digitalisering in het onderwijs wordt het voor instellingen echter steeds moeilijker
om de privacy te waarborgen. We gaan daarom het centraal uitvoeren van Data Protection
Impact Assessments (DPIA’s) op digitale producten die in het onderwijs veel gebruikt
worden, faciliteren waar nodig. Daardoor kunnen instellingen beter geïnformeerde keuzes
maken over de privacy van leerlingen en studenten. We sluiten daarmee aan op het advies
van de Autoriteit Persoonsgegevens. Verderop in de brief kunt u er meer over lezen.
Verder werken we toe naar een gedeeld normenkader voor digitale veiligheid voor de
hele sector. Het uitgangspunt daarvoor zijn de ISO27002-normen, waar het Normenkader
Informatiebeveiliging in het hoger onderwijs en in het middelbaarberoepsonderwijs
op is gebaseerd.6 Het middelbaar beroepsonderwijs, het hoger onderwijs en de onderzoeksector gebruiken
dat normenkader al, en zij ontwikkelen het verder. In het primair en voortgezet onderwijs
bouwen we aan de invoering. Verder in de brief gaan we ook daar uitgebreider op in.
De komende tijd verkennen we hoe we verantwoording en handhaving op digitale veiligheid
in het onderwijsstelsel verder kunnen inrichten. Daartoe zijn wij ook in gesprek met
de Inspectie van het Onderwijs over nut en noodzaak van aanvullende interventies door
de inspectie. De inspectie kan binnen het huidige wettelijke kader in gesprek gaan
met instellingen bij ernstige verstoringen van de continuïteit van het onderwijs,
maar kent geen aparte bevoegdheden op het gebied van cyberveiligheid. Wel kan de inspectie
stimulerend optreden op stelselniveau, zoals ze dat nu doet met haar sectoroverstijgende
onderzoek naar cyberweerbaarheid. Als onderdeel van dat onderzoek organiseert zij
onder andere ronde tafels voor bestuurders uit alle onderwijssectoren om aandacht
te vragen voor de bevindingen uit het inspectierapport Binnen zonder Kloppen.
Tot slot betrekken wij, in het belang van ook die leerlingen en studenten, het niet-bekostigd
onderwijs in de gesprekken en plannen voor meer digitale veiligheid. Dit gebeurt met
de Nederlandse Raad voor Training en Opleiding (NRTO), de brancheorganisatie waar
een groot deel van de niet-bekostigde instellingen lid van is. De NRTO investeert
komende tijd aanzienlijk in het vergroten van het bewustzijn. Het NRTO trekt samen
op met het Digital Trust Center (DTC) van het Ministerie van Economische Zaken en
Klimaat. Leden krijgen hulp bij veilig digitaal ondernemen en informatie over preventieve
maatregelen.
2. Primair en voortgezet onderwijs
De digitale veiligheid in het primair en voortgezet onderwijs moet naar een hoger
niveau. Dat kan alleen met een integrale en overkoepelende aanpak waarbij in de sector
en op schoolniveau alle noodzakelijke aandacht is voor het identificeren van risico’s,
het nemen van beschermende maatregelen, het detecteren van incidenten, het reageren
op incidenten als ze zich voordoen, en het herstellen van eventuele schade.
Wij investeren structureel € 6 miljoen euro in de digitale veiligheid van het primair
en voortgezet onderwijs. Daarmee zetten we belangrijke eerste stappen in de integrale
aanpak die nodig is. Dit is een andere aanpak dan voorheen: wij kiezen voor meer centrale
regie waarbij we sturen op normen, scholen ondersteunen met raad en daad, en externe
audits en sneller optreden het sluitstuk zijn. Alleen dan kunnen schoolbesturen hun
verantwoordelijkheid voor informatiebeveiliging, privacy en continuïteit invullen.
Dat is ook in lijn met het advies van de Adviesgroep Regie op ICT van de PO-Raad,
de VO-raad, SIVON en Kennisnet7. Wij werken drie prioriteiten uit en betrekken daarbij de genoemde partijen:
1) Een normenkader voor scholen
We stellen een normenkader op voor informatiebeveiliging en privacy in het primair
en voortgezet onderwijs. Doordat er nu geen normenkader is, weten scholen niet altijd
wat ze moeten doen om hun systemen te beveiligen. De wereld van informatiebeveiliging
is omvangrijk, specialistisch en verandert razendsnel. Ook privacymaatregelen vergen
specialistische juridische kennis die niet op iedere school aanwezig is. Dat zorgt
voor verschillen tussen scholen en daarmee ook voor verschillen in de digitale veiligheid
van leerlingen. Daar willen we vanaf. De veiligheid van leerlinggegevens mag niet
afhangen van de school waar je op zit. Voor elke school moet duidelijk zijn waar ze
aan moeten voldoen om veilig digitaal onderwijs te verzorgen. Daarom werken we toe
naar een verplichting van dit normenkader met extra toezicht en externe audits daarop.
Daar waar scholen achterblijven en niet voldoen aan het normenkader zullen we ondersteunen
waar dat kan en ingrijpen waar dat nodig is.
Kennisnet werkt voor ons op dit moment aan een eerste versie van het normenkader en
betrekt de PO-Raad, VO-raad en SIVON daarbij. Zij nemen daarbij het normenkader van
SURF, de ICT-coöperatie van het hoger onderwijs en onderzoek, als uitgangspunt en
scherpen dit op ons verzoek waar nodig aan. Wij stellen het normenkader vast en verspreiden
het naar alle schoolbesturen. Hiermee zetten we de stap naar een onderwijsbreed kader,
dat ook voor het primair en voortgezet onderwijs goed werkt. Uitgangspunt is dat het
kader veiligheid biedt voor alle leerlingen, scholen en daarmee de hele sector en
dat het bruikbaar is voor grote en kleine schoolbesturen.
Op basis van het normenkader zal er begin 2023 een nulmeting worden uitgevoerd voor
de hele sector. Daarmee brengen we in kaart waar elk schoolbestuur staat ten opzichte
van de norm. Scholen moeten vervolgens aan de slag en wij geven scholen de ondersteuning
om te voldoen aan het normenkader. Daarna zullen we met periodieke monitors en benchmarks
volgen hoe schoolbesturen voldoen aan de norm zodat we weten waar scholen extra ondersteuning
nodig hebben. Zo geven we uitvoering aan de toezegging om te komen tot een gedeeld
normenkader ten aanzien van digitale veiligheid met sectorspecifieke uitwerking.
2) Bewustwording en professionalisering
We verplichten schoolbesturen om vanaf schooljaar 2023/2024 in hun jaarverslag expliciet
aandacht te besteden aan informatiebeveiliging en privacy (IBP). Dat zorgt ervoor
dat besturen doordrongen raken van hun verantwoordelijkheid ten aanzien van digitale
veiligheid en privacy. Daarmee geven we uitvoering aan de toezegging hierover in het
eerder genoemde Kamerdebat van 1 december 2021. Digitale veiligheid is niet alleen
iets voor de ICT-verantwoordelijke, maar een verantwoordelijkheid van de hele school,
van het bestuur tot en met de leraar in de klas. Daarom ondersteunen wij de professionalisering
van het personeel binnen scholen, onder andere met bewustwordingscampagnes, een centraal
scholingsaanbod en cybercrisisoefeningen.
3) Ondersteuning op orde
Hulp en meldplicht bij cyberincidenten
Er komt een Computer Emergency Response Team (CERT) voor het primair en voortgezet
onderwijs. Het CERT werkt als een «digitale brandweer»; het is een meldpunt waar scholen
zich kunnen melden wanneer ze met een incident te maken krijgen en dat scholen ondersteunt
bij de afhandeling daarvan. In het primair en voortgezet onderwijs is er nog geen
hulp voor scholen bij dreigingen en incidenten. Het CERT voor het primair en voortgezet
onderwijs sluit zich aan bij het Landelijk Dekkend Stelsel van cybersecurity samenwerkingsverbanden,
zodat o.a. het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) informatie en advies over dreigingen
en kwetsbaarheden ook met scholen kan delen. Wanneer het CERT voor het primair en
voortgezet onderwijs operationeel is, zullen we daar ook een meldplicht voor cyberincidenten
aan koppelen. Het is belangrijk dat scholen zich ook daadwerkelijk melden als een
incident zich voordoet, niet alleen voor de scholen zelf, maar ook voor de veiligheid
van de hele sector. Hiermee geven we uitvoering aan de toezegging om alle instellingen
te laten aansluiten bij informatievoorziening over digitale bedreigingen.
Veilige digitale infrastructuur
De komende jaren bouwen we stap voor stap aan een digitale infrastructuur die het
mogelijk maakt om risico’s te identificeren, beschermende maatregelen te nemen, incidenten
te detecteren, daarop te reageren en eventuele schade te herstellen. Daarbij sluiten
we zo goed mogelijk aan op de behoeften van het onderwijs en op bestaande voorzieningen,
zoals het Nationaal Dienstencentrum (NDC) bij Kennisnet en de dienst Veilig Internet
van SIVON, en de Nederlandse Cybersecurity Strategie (NLCS). Ook doen we kennis en
inspiratie op bij andere sectoren en zoeken we de samenwerking. Belangrijke voorbeelden
zijn de manieren waarop het CERT en Security Operations Centre (SOC) zijn ingericht
in andere sectoren zoals hoger onderwijs, gemeentelijke overheden en de zorgsector.
ICTU (ICT-uitvoeringsorganisatie voor de overheid) adviseert ons daarbij.
Structurele aandacht voor privacy in het onderwijs
SIVON en SURF voeren met scholen en instellingen centrale Data Protection Impact Assessments
(DPIA’s) uit op de digitale producten die het meest gebruikt worden in het onderwijs.
Zij werken daarbij samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De overheid kan de verantwoordelijkheid
om een DPIA uit te voeren niet van scholen overnemen, maar kan scholen wel ondersteunen
bij de uitvoering daarvan. Voor een DPIA is specifieke technische en juridische kennis
nodig. Deze kennis is kostbaar. Bovendien is het niet efficiënt als iedere school
voor zich deze analyse laat maken op een product dat door heel veel scholen gebruikt
wordt. Voordeel van de samenwerking is dat er in één keer afspraken met leveranciers
gemaakt kunnen worden voor het hele onderwijs. Scholen kunnen op basis van de centrale
DPIA’s een eigen, schoolspecifieke DPIA opstellen. Zo kunnen ze verantwoorde afwegingen
maken om de privacy van leerlingen te beschermen.
Het uitvoeren van DPIA’s is bovendien van belang omdat steeds meer technologiebedrijven
hun producten richten op het Nederlandse onderwijs. Uw Kamer heeft dan ook meermaals
aandacht gevraagd voor de privacy van leerlingen wanneer scholen gebruikmaken van
dit soort producten. SURF en SIVON vervullen een belangrijke rol in het aanspreken
van leveranciers op hun verantwoordelijkheid zodat hun producten aansluiten bij de
waarden van het onderwijs en de Nederlandse wet- en regelgeving, en deze op een verantwoorde
manier gebruikt worden. Inmiddels zijn er meerdere DPIA’s en DTIA’s (Data Transfer
Impact Assessments) uitgevoerd op producten en diensten van Microsoft, Google en Zoom.
Die hebben geleid tot aanvullende afspraken en verbeterplannen bij deze leveranciers.
Daarnaast lopen er onderzoeken en gesprekken met Google over Chrome OS en het Google
Cloud Platform. Google heeft aangegeven in augustus 2023 een nieuwe versie van Chrome
OS en Chrome browser gereed te willen hebben. Die versie is dan in lijn met de afspraken
die in 2021 met Google gemaakt zijn over Google Workspace. SURF en SIVON zijn met
Google in gesprek over de uitwerking daarvan en zijn inmiddels ook gesprekken met
andere leveranciers gestart. Meer informatie over de uitkomsten van deze DPIA’s vindt
u op de websites van SIVON en SURF.
Tijdens de schoolsluitingen door COVID-19 heeft het onderwijs doorgang kunnen vinden
door de inzet van digitale toepassingen die onderwijs op afstand mogelijk maken. Een
recent onderzoek van Human Rights Watch wijst op de privacy-risico’s die daarbij bestaan.8 Hoewel Nederland geen deel uitmaakt van de 49 landen die door Human Rights Watch
zijn onderzocht, heeft ook het onderwijs in Nederland snel de overstap moeten maken
naar onderwijs op afstand.
Via lesopafstand.nl hebben we scholen vanaf begin af aan gewezen op hun verantwoordelijkheid
ten aanzien van privacy en hebben we ze handvatten gegeven om daar invulling aan te
geven. Daarnaast hebben meer dan 400 aanbieders van digitaal lesmateriaal het Privacyconvenant
ondertekend waarin is afgesproken dat leerlinggegevens nooit gebruikt mogen worden
voor reclamedoeleinden. Ten slotte zijn er, zoals hiervoor al benoemd, op de meest
gebruikte online platformen inmiddels DPIA’s uitgevoerd aan de hand waarvan er specifieke
afspraken zijn gemaakt om de privacy van leerlingen optimaal te beschermen. Daarmee
handelen we in lijn met de aanbevelingen die Human Rights Watch aan overheden doet.
Met dit pakket aan maatregelen zetten we belangrijke eerste stappen in het borgen
van de digitale veiligheid van alle leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs.
Voor een integrale en overkoepelende aanpak van digitale veiligheid is nog een verdere
verkenning en uitwerking nodig. Te denken valt aan een veilige digitale infrastructuur
voor alle scholen met snel en betrouwbaar internet en real-time dreigingsdetectie.
We gaan hier de komende tijd mee aan de slag en zullen uw Kamer daarover blijven informeren.
3. Hoger onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en onderzoek
In de kamerbrief van 28 september 2021 zijn maatregelen en afspraken aangekondigd
om de digitale veiligheid van de onderwijs- en onderzoeksector te vergroten.9 Op basis daarvan hebben de koepels plannen van aanpak opgesteld. De MBO-Raad, de
Vereniging van Hogescholen (VH), de Universiteiten van Nederland (UNL) en de NRTO
doen het volgende voor het verhogen van hun digitale veiligheid.
1) Vergroten bewustzijn
De instellingen vergroten het bewustzijn van digitale veiligheid bij studenten, medewerkers
en bestuurders. Zo agendeert de Stuurgroep Bedrijfsvoering en Financiën (SBF) van
de universiteiten digitale veiligheid minimaal tweemaal per jaar. De Vereniging Hogescholen
heeft een focusgroep integrale veiligheid en bespreekt het thema een aantal keer per
jaar.
De instellingen in het hoger- en middelbaar beroepsonderwijs zijn nauw betrokken bij
de producten en campagnes van SURF. Docenten krijgen hulp van SURF bij de bij de inzet
van educatieve tools. MBO Digitaal stimuleert de deelname aan awareness-programma’s
en kennisdeling via het Netwerk IBP.10
2) Borgen risicomanagement
De koepels hebben de ambitie uitgesproken dat alle instellingen zich aansluiten op
een Security Operations Center (SOC).11 Vervolgens kan informatie via SURFcert over dreiging snel gedeeld worden met andere
instellingen, zodat ze preventieve maatregelen kunnen treffen. Een groot deel van
de universiteiten is inmiddels aangesloten op een SOC-oplossing. De laatste universiteiten
willen nog dit jaar op een SOC-oplossing zijn aangesloten, de hogescholen in 2024.
Het mbo moet nog meer stappen zetten en moet daarbij rekening houden met kleinere
instellingen. Maar ook het mbo is bezig zich aan te sluiten op een SOC en komt eind
van dit jaar met een plan hoe alle mbo-instellingen aangesloten kunnen worden. Door
samenwerking in SURF-verband kunnen instellingen gezamenlijk onderhandelen over de
kosten, en de professionaliteit versterken. Dit heeft geleid tot een gezamenlijke
aanbesteding en gunning van de SOC-dienst bij SURF.
Gedeeld normenkader
De instellingen in het hoger en middelbaar beroepsonderwijs gebruiken voor hun audits
het Toetsingskader Informatiebeveiliging Hoger Onderwijs van SURF.12 De ambitie is een gemiddeld Capability Matury Model (CMM) volwassenheidsniveau van
3,0 voor iedere instelling, waarbij sommige instellingen op basis van hun risicoprofiel
op onderdelen een hoger volwassenheidsniveau na kunnen streven.13 Universiteiten willen dat al in 2023 halen, de hogescholen in 2024. Het mbo start
in 2022 met het nieuwe toetsingskader en trekt samen op met het hoger onderwijs. De
mbo-instellingen hebben meer tijd nodig om het ambitieniveau te halen. Een realistisch
tijdpad wordt de komende maanden uitgewerkt. Om de mbo-instellingen hierin te ondersteunen
investeren we de komende vijf jaar jaarlijks 5 miljoen euro in het verhogen van de
digitale weerbaarheid.
Interne & externe audits
Alle universiteiten lieten in 2020–2021 een externe audit uitvoeren op de informatiebeveiliging.
Ze hebben afgesproken dat jaarlijks te herhalen. Hogescholen willen minimaal iedere
twee jaar een externe audit af laten nemen. De mbo-instellingen voeren jaarlijks assessments
uit voor de benchmark IBP-E waarbij zij ofwel gebruik maken van externe auditors of
werken met peer-reviews. De mbo-instellingen kijken of met het hoger onderwijs en
SURF een sectorbrede aanpak opgezet kan worden. Dat kan de kosten drukken en de kwaliteit
van de audits verhogen.
Verantwoording
Om de voortgang op de maatregelen te monitoren, voeren we tweemaal per jaar met de
koepels in het beroepsonderwijs en het hoger onderwijs en de instituten van NWO en
KNAW een bestuurlijk overleg. In deze jaarlijkse cyclus presenteren de koepels in
het voorjaar het sectorbeeld van het voorgaande jaar, onder andere gebaseerd op de
audituitkomsten. In het najaar rapporteren de koepels over de sectorale voortgang
en de benodigde financiële, technische en personele investeringen om de doelstellingen
te behalen. Naar aanleiding hiervan spreken we dan af met universiteiten, hogescholen
en mbo-instellingen welke elementen van de digitale veiligheidsaanpak ze in het jaarverslag
opnemen.
In de plannen van aanpak benadrukken de koepels dat de Raden van Toezicht zowel bij
cyberincidenten en de nasleep ervan als in het monitoren van de cyberweerbaarheid
van hun instelling een belangrijke rol hebben. Hiermee wordt gehoor gegeven aan de
eerdere oproep van voormalig Minister van OCW om cyberveiligheid als onderwerp structureel
met de Raden van Toezicht te bespreken. Om hun expertise te vergroten organiseerde
UNL in de eerste helft van 2022 een trainingssessie voor de toezichthouders, over
hun rol voor, tijdens en na incidenten. De Vereniging van toezichthouders van hogescholen
hield verschillende sessies voor haar leden over digitale veiligheid en de lessen
die geleerd zijn van incidenten. Dit blijven ze ook komend jaar doen. Ook het mbo
organiseerde informatiesessies.
3) Ketensamenwerking
Bij een effectieve bestrijding van risico’s bestaat de samenwerking ook uit een continue
kennis- en informatiedeling over deze risico’s. Universiteiten en hogescholen, mbo-instellingen
en onderzoeksinstellingen delen evaluaties na incidenten en goede voorbeelden. Ze
doen dat binnen hun eigen sectoren, maar ook in SURF-verband. NWO en KNAW zijn bij
die kennisuitwisseling betrokken.
De instellingen stellen via SURF gezamenlijke eisen aan leveranciers en regelen gezamenlijk
aanbestedingen van veilige software. Hogescholen vermijden schaduwsoftware en kopen
hun software in volgens veiligheidsrichtlijnen. Ook software- en examenleveranciers
doen mee. De koepels willen gezamenlijk optrekken om de veiligheid te garanderen,
onder andere met gezamenlijke audits en tests waarbij gekeken wordt hoe diep hackers
in het systeem door kunnen dringen.
Ook in internationaal verband is kennis-en informatiedeling relevant en heeft ook
de overheid hier een verantwoordelijkheid in. Bijvoorbeeld door de sector van informatie
te voorzien en te ondersteunen bij Europese wet- en regelgeving, zoals de herziening
van de NIS2 richtlijn.14 Dit geldt ook voor informatie over dreigingen die komt van het Nationaal Cyber Security
Centrum (NCSC) en de inlichtingendiensten.
Privacybescherming van studenten
De mbo-instellingen coördineren al enige jaren zelf de samenwerking over privacybescherming
in het mbo. De mbo-instellingen delen kennis over privacy in het netwerk IBP en maken
hun volwassenheid over privacybescherming transparant middels de IBP benchmark. In
het mbo kan op basis van de meest recente scores in de IBP benchmark niet worden geconcludeerd
dat alle mbo instellingen inmiddels (of binnenkort) hun privacybescherming voldoende
hebben geborgd. Daarmee is er noodzaak voor ons om mbo-instellingen te helpen bij
de versnelling in hun groei in volwassenheid.
Wij vertalen het advies van de AP voor coördinatie in het mbo naar het volgende; wij
verzoeken de MBO Raad om regie te nemen op de totstandkoming van een sector breed
plan van aanpak privacybescherming mbo en de coördinatie op de uitvoering van dat
plan. Wij ondersteunen dat plan van aanpak financieel vanuit de eerder genoemde 5
miljoen euro die beschikbaar is uit het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77). Het plan van aanpak moet aandacht besteden aan de vier adviezen van de AP, het
centraal uitvoeren van DPIA’s en onze adviezen over hoe privacybescherming in het
mbo naar een hoger volwassenheidsniveau kan worden gebracht.
Hoger onderwijsinstellingen werken ook aan de privacy naar aanleiding van het advies
van de AP. Daarin krijgen onderwijsinstellingen ondersteuning van SURF, bijvoorbeeld
met betrekking tot DPIA’s. Eind mei 2022 publiceert SURF het nieuwe «SURF audit toetsingskader
Privacy 2022» waarmee een pilot wordt gestart bij de bij SURF aangesloten onderwijsinstellingen,
waaronder universiteiten, mbo- en hbo-instellingen. Onderwijsinstellingen kunnen hieraan
deelnemen. Het toetsingskader zal door het hoger onderwijs worden gebruikt voor gegevensbeschermingsbeleid
in overeenstemming met privacyregelgeving. De verwachting van SURF is dat het nieuwe
toetsingskader inzicht zal geven in het privacy volwassenheidsniveau van het hoger
onderwijs. Eind 2022 worden de resultaten van de pilot bekendgemaakt. Wij blijven
hierover in gesprek met SURF, de VH, de UNL en de hoger onderwijsinstellingen.
Daarnaast is op 11 mei 2022 het «Referentiekader privacy en ethiek voor studiedata»
voor verantwoord gebruik van studiedata gepubliceerd door het Versnellingsplan Onderwijsinnovatie
met ICT. Hierin zijn gezamenlijke kaders bepaald die het zorgvuldig omgaan met studiedata
en studentgegevens bevorderen. Het referentiekader is omarmd door de VH en UNL.
4. Overige toezeggingen
In het Commissiedebat van 1 december 2021 is nog een drietal toezeggingen gedaan waarover
we uw Kamer ook met deze brief informeren.
1) Rekenmachines bij de centrale examens
Toegezegd was de Kamer te informeren over het gebruik van grafische rekenmachines
bij de centrale examens en over alternatieven daarvoor. Het College voor Toetsen en
Examens (CvTE) verkent de mogelijkheden om het hulpmiddel dat is toegestaan bij de
centrale wiskunde examens havo en vwo (momenteel een aantal specifiek toegestane grafische
rekenmachines) uit te breiden met software-tools. Om gelijke kansen te waarborgen
wordt eerst onderzocht of het mogelijk is om een lijst van eisen op te stellen waar
zo’n toegestaan hulpmiddel aan moet voldoen. Als een dergelijke lijst met eisen onvoldoende
blijkt om gelijke kansen te waarborgen, als de te maken kosten voor kandidaten buitenproportioneel
zijn of er geen werkbaar proces in te richten valt, beoogt het CvTE via een aanbestedingsprocedure
een tool te laten ontwikkelen. Een dergelijke tool zou dan vanuit de overheid beschikbaar
gesteld kunnen worden als hulpmiddel bij de centrale examens wiskunde in havo en vwo.
2) Afwegingskader online-fysiek onderwijs en de rol van de medezeggenschap
Er is ook toegezegd uw Kamer nader te informeren over het afwegingskader online-fysiek
onderwijs. Op 1 juni jl. is aan uw Kamer de rapportage «Ruimte voor onderwijs tijdens
corona, evaluatie servicedocumenten corona» gestuurd.15 De brief over het afwegingskader is op 8 juli jl. aan uw Kamer gestuurd.
3) Reactie op het Mare-artikel
Verder was toegezegd u te informeren over de achtergrond van het artikel in het Leidse
universiteitsblad Mare. Dit blad publiceerde op 17 november 2021 een artikel over de inzet van slimme camera’s
(classroom scanners).16 De Universiteit Leiden wilde zo studenten tellen. De privacy officer en de functionaris gegevensbescherming hadden daarvoor groen licht gegeven, maar
de studenten kwamen in verzet. Daarom besloot de universiteit de camera’s voorlopig
uit te zetten.17 De Universiteit Leiden zal in nauw overleg met de universiteitsraad besluiten over
een vervolg. Een definitief besluit zal na het zomerreces plaatsvinden (september/oktober
2022). Bij dat besluit worden twee rapportages over de veiligheids- en privacyaspecten
meegenomen. Tot die tijd blijven de camera’s uitgeschakeld.
Tot slot
Wij bouwen met de sectoren verder aan een veilige digitale omgeving. Dit met als doel
om de continuïteit en kwaliteit van onderwijs en onderzoek te borgen. De noodzakelijke
stappen die moeten worden gezet, vragen veel inzet van de instellingen. Wij hebben
er vertrouwen in dat de sectoren de komende jaren de noodzakelijke omslag gaan maken.
We gaan de instellingen daarbij ondersteunen door zoveel mogelijk gezamenlijk op te
trekken en waar nodig sectorspecifieke maatregelen te nemen. Wij zullen de ontwikkelingen
nauwgezet volgen en Uw Kamer op de hoogte brengen over de voortgang.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs