Brief regering : Beleidsdoorlichting artikel 6.6 Hoofdstuk VII Rijksbegroting
30 985 Beleidsdoorlichting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
26 643
Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 58
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juli 2022
Hierbij ontvangt u, zoals per brief van 10 december 20211 aangekondigd, de inhoudelijke reactie op de beleidsdoorlichting artikel 6.6 Hoofdstuk
VII Rijksbegroting. Gezien de samenhang neem ik hierin mee de resultaten uit de evaluatie
Investeringspost en de evaluatie Innovatiebudget. De onderliggende rapporten zijn
bij de brief van 10 december 2021 aan uw Kamer verstrekt.
In de brief van 15 september 20202 is uw Kamer geïnformeerd over de opzet en vraagstelling van de beleidsdoorlichting
artikel 6.6 Hoofdstuk VII Rijksbegroting. Dit artikel betreft de Investeringspost
voor uitgaven aan digitalisering. Mijn ambtsvoorganger heeft destijds aangegeven dat
op basis van de uitkomsten van de beleidsdoorlichting wordt besloten over de continuering
van de Investeringspost als apart artikelonderdeel.
De Investeringspost bestaat uit interbestuurlijk opgehaalde middelen die worden ingezet
voor de doorontwikkeling en innovatie van voorzieningen van de generieke digitale
infrastructuur (GDI) en/of actielijnen zoals opgenomen in NL DIGIbeter. Het jaarlijkse
budget bedraagt circa € 57 mln.
In de brief van 8 juni 2021 is uw Kamer geïnformeerd over de voortgang en de lopende
evaluatie van het Innovatiebudget (Kamerstuk 26 643, nr. 761). Het Innovatiebudget is gefinancierd met middelen uit de Investeringspost. Het biedt
cofinanciering voor innovatieprojecten van overheidsorganisaties die bijdragen aan
betere digitale overheidsdienstverlening en het oplossen van maatschappelijke vraagstukken.
De onderzoeken zijn uitgevoerd door PWC en beslaan de periode 2019 tot en met een
deel van 2021. Als onafhankelijk deskundige heeft prof. dr. J. Bossert geoordeeld
dat het onderzoek met voldoende zorgvuldigheid en kwaliteit is uitgevoerd. Ik waardeer
de wijze waarop PwC het onderzoek heeft uitgevoerd en de bijdrage van prof. dr. J.
Bossert daaraan.
In deze kabinetsreactie geef ik ten eerste toelichting op de samenhang tussen de beleidsdoorlichting
artikel 6.6, de evaluatie van de Investeringspost en de evaluatie van het Innovatiebudget.
Ten tweede ga ik in op de belangrijkste bevindingen. De onderzoekers concluderen dat
de expliciete financiering voor innovatie en doorontwikkeling een positieve ontwikkeling
is geweest, maar aan de belangrijke voorwaarde inzake een stevig (specifiek) kader
voor besluitvorming is nog niet voldaan.
Tot slot verwoord ik de kabinetsreactie op de aanbevelingen. De implementatie van
de aanbevelingen laat ik meelopen met ontwikkelingen die al in gang zijn gezet. Het
kabinet heeft al in een eerdere reactie aangegeven de governance en de financiering
van de digitale overheid aan te passen.3 Met de introductie van het Meerjarenprogramma Infrastructuur Digitale Overheid (MIDO)
is er een structuur waarin, onder regie van het Ministerie van BZK met de bestuurlijke
partners, besluiten over beheer, exploitatie en doorontwikkeling van de GDI worden
genomen.
Met het MIDO ligt er voor de GDI een meerjarenbeeld met de beleidsdoelen, de samenhang
tussen beheer, exploitatie en de programma’s en projecten voor doorontwikkeling en
vernieuwing van bestaande generieke functionaliteiten en voorzieningen. De middelen
van de Investeringspost worden onderdeel van de centrale financiering GDI.
Uw Kamer heeft in het debat over de hoofdlijnenbrief digitalisering de wens uitgesproken
om meer inzicht te krijgen in ICT-kosten bij de overheid. Dit jaar krijgt u inzicht
via een aantal lijnen.
Ten eerste via de meerjareninformatieplannen van de ministeries, die uw Kamer voor
het eerst dit jaar op de tweede woensdag van november ontvangt.
Ten tweede zal ik tegelijkertijd een analyse meezenden van de samenhang in de vorm
van een overkoepelende Rijksbrede beschouwing op de digitaliseringsopgave.
Daarnaast zitten er diverse digitaliseringselementen in de departementale begrotingen,
die u regulier op de derde dinsdag van september ontvangt.
Met de Minister van Financiën ga ik onderzoeken hoe deze kosten stapsgewijs beter
in de begroting zichtbaar kunnen worden gemaakt. Ik verwacht rond de volgende begrotingsronde
in november 2023 een opzet te hebben.
De onderhavige kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting artikel 6.6. ziet toe op
de middelen van de Investeringspost. Dit is een andere component van de kosten voor
digitalisering. Het gaat hierbij om de centrale financiering voor de generieke digitale
infrastructuur die voorheen verdeeld was over afzonderlijke departementen en waar
in 2018 is gekozen om dit samen te brengen in één begrotingspost.
Met de aanbevelingen van de beleidsdoorlichting kiest het kabinet ervoor om dit te
continueren. Hiermee zorgen we dat financiering en sturing in één hand blijven; dat
biedt ook inzicht en betere beheersbaarheid van ICT-kosten.
1. Samenhang beleidsdoorlichting en evaluatie Investeringspost en Innovatiebudget
De Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) schrijft voor dat beleidsartikelen
uit de rijksbegroting ten minste eens in de zeven jaar in een beleidsdoorlichting
geëvalueerd moet worden. In beleidsdoorlichtingen staan de vijftien vragen van de
RPE centraal. Met deze vragen kan een oordeel gevormd worden over de doeltreffendheid
en doelmatigheid van het gevoerde beleid. Een beleidsdoorlichting is enerzijds onderdeel
van het afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid, en anderzijds worden
daarmee aandachtspunten voor toekomstig beleid geduid.
De focus van de beleidsdoorlichting ligt met name op het functioneren van de governance
waarin beslist wordt over de allocatie van de middelen. Onder andere de uitkomsten
van de evaluatie Investeringspost en Innovatiebudget dienen als input om de tweede
onderzoeksvraag inzake de adequaatheid van de monitoring, bijsturing en verantwoording
van de uitvoering te beantwoorden.
2. Bevindingen van de onderzoeken
2.1 Algemeen
De onderzoekers concluderen na de beleidsdoorlichting dat de expliciete financiering
voor innovatie en doorontwikkeling van de digitale overheid een positieve ontwikkeling
is geweest. Hiermee is een kansrijke situatie benut om financiering en doorontwikkeling
interbestuurlijk in te richten. De inhoudelijke en financiële verantwoordelijkheid
is in lijn met elkaar gebracht. Dit betreft een begrijpelijke keuze met duidelijke
voordelen.
De onderzoekers wijzen erop dat een stevig (specifiek) kader voor besluitvorming een
belangrijke voorwaarde is bij interbestuurlijke financiering. De onderzoekers concluderen
dat hieraan nog niet is voldaan. Ook de governance, zoals deze was ingericht ten tijde
van het onderzoek, was volgens onderzoekers niet afdoende om, met focus op de gezamenlijke
doelen, tot gedragen besluitvorming over verdeling van de middelen te komen.
In de beleidsdoorlichting wordt tenslotte geconstateerd dat, ondanks het korte bestaan
van het beleidsartikel, de projecten (deels) doeltreffendheid zijn. Daarnaast wordt
geconcludeerd dat een deel van de projecten (deels) doelmatig zijn. Dit is (nog) niet
voor alle projecten vast te stellen.
2.2 Governance
Over de governance concluderen de onderzoekers (evaluatie van de Investeringspost)
het volgende. Hoewel de governance invulling geeft aan brede interbestuurlijke betrokkenheid,
introduceert de structuur van een drietal (formele) indieners een dynamiek van discussie
en belangenbehartiging waarop het Ministerie van BZK niet altijd afdoende kan sturen.
Bij de beoordeling van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid
is het van belang welke invulling het Ministerie van BZK geeft aan de beleidsmiddelen
om innovatie en doorontwikkeling van de digitale overheid te realiseren. Ten tijde
van de beleidsdoorlichting ontbraken de geplande strategische kaders voor innovatie
en doorontwikkeling. Uit de evaluatie van de Investeringspost blijkt dat de toekenningscriteria
en randvoorwaarden voor de financiering onvoldoende houvast bieden voor de prioritering
en selectie. Op basis van jaarlijks ingediende voorstellen met een interbestuurlijke
prioritering heeft sturing plaatsgevonden.
De onderzoekers concludeerden verder dat de financiering voor innovatie en doorontwikkeling
niet aansluit op de praktische inrichting van het brede beleidsterrein van de digitale
overheid. Dit resulteert bij de financiële besluitvorming in complexe discussies over
het onderscheid tussen de fases en de bijpassende financiering en dus over wat wel
en/of niet onder de Investeringspost valt.
2.3 Innovatie en doorontwikkeling
Ten aanzien van innovatie zijn met name pilots gericht op financieren van innovatie
(Innovatiebudget) en pilots gericht op het gebruik van gegevens doeltreffend uitgevoerd.
Ook is doeltreffendheid waargenomen op het gebied van (door)ontwikkeling.
De Investeringspost heeft een financiering voor innovatie geïntroduceerd, maar door
geen betekenisvolle classificering van innovatieprojecten te benoemen, ontstaat soms
voor dezelfde middelen concurrentie tussen uiteenlopende projecten.
Vóór de inrichting van de Investeringspost zijn geen middelen ingebracht die specifiek
geoormerkt waren voor de innovatie voor de digitale overheid. Met de komst van de
Investeringspost als apart beleidsartikel worden interbestuurlijk opgehaalde middelen
hier wel voor gebruikt, zowel middels het Innovatiebudget (voor kleinere en meer specifieke
voorstellen) alsmede andere Investeringspost-projecten (voor grotere en generieke
investeringen). De Investeringspost bevond zich met de inrichting nog in een pionierende
fase waarin nog weinig kaders zijn opgesteld. Tegelijkertijd staan innovatieve projecten
soms ver af van projecten gericht op benodigde doorontwikkeling (bijv. vernieuwing)
van GDI-voorzieningen. Dit leidt tot onduidelijkheid over definities van innovatie,
doorontwikkeling, beheer en exploitatie en daarmee de vraag welke uitgaven wel of
niet onder de Investeringspost moeten vallen. Gevolg is dat er een breed portfolio
van concurrerende projecten is ontstaan.
De onderzoekers concluderen dat het Innovatiebudget in de onderzochte periode effectief
heeft bijgedragen aan het financieren van innovatieprojecten van uiteenlopende overheidsorganisaties
en samenwerkingsverbanden. Daarmee is het Innovatiebudget naar het oordeel van de
onderzoekers erin geslaagd innovatie aan te jagen. Voor een groot deel van de projecten
is het zeker of waarschijnlijk dat deze zonder de financiering niet waren gerealiseerd.
De analyse van de projectresultaten laat zien dat hiermee wordt bijgedragen aan verbeterde
dienstverlening aan burgers en bedrijven.
Verder concludeert het rapport dat het Innovatiebudget onder andere succesvol is door
de boordelingsvorm (jury met een gevarieerde en complementaire set aan expertises),
het proces waarin actief en continu verbeteringen worden doorgevoerd en de vrijheid
die geboden wordt aan projecten om te innoveren en te leren. Onder de knelpunten valt
de uitbetaling aan projecten die soms langzaam tot stand komt en tot vertraging in
de uitvoering leidt. Ook is beperkt zicht op andere financieringsinstrumenten voor
innovatie in relatie tot het Innovatiebudget. Ten slotte lijkt het Innovatiebudget
nog vooral gebruikt te worden door de grotere gemeenten en zijn middelgrote en kleinere
gemeenten nog minder betrokken.
2.4 Begroting & financiering
Volgens de onderzoekers zijn de ambities en behoeften (aanzienlijk) groter dan wat
met de relatief beperkte middelen van het begrotingsartikel (ca. € 57 mln. per jaar)
kan worden gedaan.
Daarnaast moet de beschikbaarheid van financiële middelen flexibel zijn, gezien het
min of meer ad hoc karakter van innovaties en doorontwikkelingen.
De financiering van meerjarige projecten, samen met een vaste omvang van de Investeringspost,
leidt tot afname van de ruimte voor financiering van nieuwe projecten.
De GDI is continu in ontwikkeling, en daarmee is de behoefte voor innovatie en doorontwikkeling
van de digitale overheid ook dynamisch. De constante omvang van de Investeringspost
maakt dat het niet kan mee ademen met de dynamiek van de digitale overheid. Daarbij
is een groot deel van het beschikbare jaarlijkse budget reeds gecommitteerd aan meerjarige
projecten. Het reserveren van middelen voor meerjarige projecten maakt dat de beschikbare
ruimte na het eerste jaar snel is afgenomen, wat resulteert in een relatief hogere
overvraging en daarmee ook minder ruimte voor flexibiliteit voor de start van nieuwe
(urgente) projecten. Daarbij is in de jaren na 2018 geen raming gemaakt van de benodigde
doorontwikkeling van de GDI-voorzieningen. Echter, de toenemende overvraging op de
Investeringspost dwingt ertoe om de afbakening van de scope en de beschikbare middelen
te herzien.
3. Kabinetsreactie op de aanbevelingen
3.1 Algemeen
De beleidsdoorlichting bevestigt dat het onderbrengen van de Investeringspost als
artikel in de begroting van het Ministerie van BZK een logische en verstandige beslissing
is geweest. Daarnaast moeten gezien het korte bestaan van de Investeringspost nog
wel de nodige aanpassingen aan de inrichting en de daaraan gerelateerde governance
worden gepleegd.
Een belangrijke aanbeveling luidt om de financiering en sturing op de generieke innovatie
en ontwikkeling van de Digitale Overheid in één hand te houden en aangesloten te houden
op die van de algehele Digitale Overheid.
Deze aanbeveling volg ik op. Het is een belangrijk ankerpunt voor de invulling van
de andere aanbevelingen. De middelen van de Investeringspost worden onderdeel van
de centrale financiering GDI. De centrale financiering staat op een apart begrotingsartikel
binnen de begroting van het Ministerie van BZK. Hierdoor is gewaarborgd dat de financiering
en sturing in één hand blijven.
Ik herken de door de onderzoekers benoemde verbeterpunten met de bijbehorende aanbevelingen
en de implementatie daarvan laat ik meelopen met ontwikkelingen die al in gang zijn
gezet en die ik hieronder kort en specifiek zal duiden. Ik maak hierbij gebruik van
de aspecten zoals hiervoor bij de bevindingen al benoemd zijn. Ik ga met name in op
aanbevelingen die aanleiding zijn tot aanpassing van de invulling van begrotingsartikel
6.6 en de hiervoor benodigde governance.
3.2 Governance
Een belangrijke aanbeveling is de interbestuurlijke governance (en BZK) nog meer in
staat te stellen de financiering van innovatie en doorontwikkeling te bezien als onderdeel
van de algehele financiering van de Digitale Overheid. Een andere aanbeveling is,
in aansluiting op het continueren van de Investeringspost in de begroting van het
Ministerie van BZK, het Meerjarenprogramma Infrastructuur Digitale Overheid (MIDO)
door te zetten. Met het MIDO ligt er voor de GDI een meerjarenbeeld met de beleidsdoelen,
de samenhang tussen beheer, exploitatie en de programma’s en projecten voor doorontwikkeling
en vernieuwing van bestaande generieke functionaliteiten en voorzieningen.
Het kabinet heeft al in een eerdere reactie aangegeven de governance en de financiering
van de digitale overheid aan te passen.4 Met de introductie van het Meerjarenprogramma Infrastructuur Digitale Overheid (MIDO)
is er een structuur waarin, onder regie van het Ministerie van BZK met de bestuurlijke
partners, besluiten over beheer, exploitatie en doorontwikkeling van de GDI worden
genomen.
Door de financiering en planning van innovatie en doorontwikkeling in samenhang te
zien met de uitgaven voor beheer en exploitatie, kan meer samenhang worden gerealiseerd.
Met het MIDO is er een overkoepelende strategie die een integrale afweging tussen
innovatie, doorontwikkeling en beheer mogelijk maakt. De stap naar meer sturing op
ontwikkelingen op hoofdlijnen van het ecosysteem van de digitale overheid is daarmee
gezet.
3.3 Innovatie en doorontwikkeling
De Investeringspost is in de volle breedte ingezet voor de doorontwikkeling en innovatie
van de digitale overheid. Daarbinnen is een Innovatiebudget (subsidieregeling) opgericht
die specifiek innovaties binnen de Digitale Overheid faciliteert. Bij de evaluatie
Innovatiebudget wordt geconcludeerd dat het Innovatiebudget heeft geleid tot een doeltreffende
inzet maar dat projecten beter moeten aansluiten bij bredere digitale innovatiedoelen.
Ik herken de bevinding van een variërende invulling van het begrip innovatie in de
dienstverlening bij projecten, en zie dit terug in de uiteenlopende aard van de ingediende
voorstellen. Het ligt voor de hand om aansluiting te zoeken bij de richting die het
kabinet hieraan wil geven, bijvoorbeeld op het gebied van waarde(n)gedreven digitalisering
en een nieuwe digitaliseringsagenda. Hier wordt op korte termijn invulling aan gegeven.
Sommige projecten worden uitgewerkt en getest op één digitaal nicheprobleem. De onderliggende
techniek van deze projecten is vaak wel interessant voor hergebruik of opschaling
in een breder toepassingsgebied. Dit sluit aan bij de ingezette activiteiten rondom
kennisdeling en opschaling, en deze bevinding uit het evaluatierapport wordt meegenomen
bij een beoogd vervolg op het Innovatiebudget Digitale Overheid in 2023.
Een aanbeveling betreft dat vooraf nagedacht dient te worden over potentie van opschaling.
Hierbij wordt in de huidige werkwijze al rekening gehouden. Een van de beoordelingscriteria
voor ingediende projectvoorstellen betreft het beschrijven van een aannemelijk toekomstplan
na het Innovatiebudget. Indieners wordt gevraagd na te denken over de toekomst van (mogelijke)
uitkomsten, ondanks dat succesfactoren voor bijvoorbeeld opschaling moeilijk vooraf
te bepalen zijn. Succesvolle innovatie vraagt immers om enige mate van wendbaarheid.
Gezien schaalbaarheid als essentieel kenmerk voor succesvolle innovatie gezien wordt,
ben ik voornemens om het Innovatiebudget met aanverwante activiteiten binnen de centrale
financiering GDI hiervoor verder door te ontwikkelen.
3.4 Begroting & Financiering
In de beleidsdoorlichting wordt het belang van een aparte post voor innovatie en doorontwikkeling
van de digitale overheid in de begroting van het Ministerie van BZK onderschreven.
Daarbij wordt aanbevolen de mogelijkheid te onderzoeken om de omvang van de Investeringspost
dynamischer in te richten om hiermee recht te doen aan de behoefte bij de (door)ontwikkeling
en innovatie bij de digitale overheid.
Ik onderschrijf deze aanbeveling en heb daarom het voornemen om de invulling van de
structurele financiering integraler en gerichter in te vullen. Het hiervoor genoemde
MIDO zal hierbij dienen als het geëigende kader. Met het MIDO is er een overkoepelende
strategie die een integrale afweging tussen innovatie, doorontwikkeling en beheer
mogelijk maakt. Zo geeft de Programmeringsraad GDI een advies over de brede inzet
van middelen, waarover in het OBDO wordt besloten. Het OBDO is het overheidsbrede
beleidsoverleg digitale overheid waar de financierders en gebruikers binnen de digitale
overheid zijn vertegenwoordigd. Zo wordt er getracht het veld van de digitale overheid
te overzien en aan te laten sluiten op mogelijk andere financieringsbronnen (o.a.
uit Europa) zodat hierop logischer wordt aangesloten en de totale middelen gerichter
worden ingezet.
In het geval dat er 20% minder budget beschikbaar is moet voor besteding van de resterende
45,6 mln. nader geprioriteerd worden. Dit betekent dat bij de toetsing besloten zal
worden welke projecten wel en geen doorgang kunnen vinden. In de beleidsdoorlichting
zijn geen expliciete beleidsopties opgenomen in het geval dat er significant minder
middelen beschikbaar zijn. Dit heeft er mee te maken dat het karakter van de huidige
Investeringspost met name (situationeel) vraaggestuurd is en de expliciete koppeling
aan meerjarig beleid ontbrak. Door opvolging te geven aan de aanbevelingen van de
beleidsdoorlichting en evaluaties kan ik in de toekomst deze beleidsopties inhoudelijk
wel invullen.
4. Tot slot
Ik vind de uitkomsten van de beleidsdoorlichting en evaluaties zeer waardevol. Ik
ben groot voorstander van het aanhouden van het budget ter financiering van vernieuwing
en doorontwikkeling. In combinatie met de ontwikkelingen die al in gang zijn gezet
ten aanzien van de governance en de scope gericht op GDI zal dit de doeltreffendheid
en doelmatigheid ten goede komen. De ambities op het gebied van digitalisering zoals
ik die heb geduid in mijn hoofdlijnenbrief d.d. 8 maart 2022 betreffen immers de digitale
overheid en de daarbij noodzakelijke investeringen in de generieke digitale infrastructuur.
De aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting krijgen op deze wijze een passend vervolg.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen
Indieners
-
Indiener
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties