Brief regering : Voortgangsbrief Programma Luchtruimherziening
31 936 Luchtvaartbeleid
Nr. 990
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN VAN DE STAATSSECRETARIS
               VAN DEFENSIE
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juli 2022
Hierbij ontvangt u de negende voortgangsbrief over het Programma Luchtruimherziening.
                  Conform onze toezegging aan uw Kamer wordt u twee keer per jaar geïnformeerd over
                  de voortgang van het programma (zie Kamerstuk 31 936, nrs. 511, 551, 647, 720, 795, 833, 860 en 903). Deze brief gaat in op de verrichte werkzaamheden in de eerste helft van 2022 en
                  geeft een vooruitblik op de werkzaamheden in de tweede helft van 2022.
               
Stand van zaken programma Luchtruimherziening
Het nieuwe Kabinet werkt hard door aan een nieuwe, toekomstbestendige en adaptieve
                  indeling van het Nederlandse luchtruim. Het programma Luchtruimherziening is gericht
                  op het bereiken van drie samenhangende doelen: 1) efficiënter gebruik en beheer van
                  het luchtruim voor alle luchtruimgebruikers; 2) verduurzaming van het luchtruim zodat
                  de impact van vliegen op het klimaat en hinder in de omgeving wordt beperkt; en 3)
                  verruiming van de civiele luchtruimcapaciteit en militaire missie effectiviteit. Ten
                  aanzien van de militaire missie effectiviteit staat uitvoering van grondwettelijke
                  taken in het kader van de nationale veiligheid en internationale verantwoordelijkheden
                  van de krijgsmacht centraal. Voor het programma geldt dat veiligheid voorop staat.
                  Om de drie samenhangende doelen te realiseren werken de Ministeries van Infrastructuur
                  en Waterstaat en Defensie nauw samen met de luchtverkeersleidingsorganisaties binnen
                  Nederland: Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL), het Commando Luchtstrijdkrachten
                  (CLSK) en Eurocontrol Maastricht Upper Area Control (MUAC).
               
Het programma werkt fasegewijs aan het ontwerp en de implementatie van een nieuwe
                  indeling van het Nederlandse luchtruim en wijze van afhandeling van vliegverkeer.
                  De aanpak van het programma is geïnspireerd op de MIRT- (Meerjarenprogramma Infrastructuur,
                  Ruimte en Transport) systematiek. In de Voortgangsrapportage van december 20211 is uw Kamer meegenomen in de stappen die tot op heden zijn doorlopen om tot de Voorkeursbeslissing
                  te komen.
               
Tevens is u toen gemeld dat het nieuwe kabinet de definitieve Voorkeursbeslissing
                  naar verwachting in de eerste helft van 2022 zou vaststellen. De eerder ontvangen
                  zienswijzen en het advies van de commissie van de m.e.r. hebben ervoor gezorgd dat
                  het opstellen van de Reactienota, het opstellen van een aanvulling op de milieueffectrapportage
                  en het aanvullen van de Voorkeursbeslissing meer tijd kost dan van tevoren was ingeschat.2 De definitieve Voorkeursbeslissing, Reactienota en aangevulde milieueffectrapportage
                  zullen naar verwachting in de tweede helft van 2022 worden vastgesteld en aan uw Kamer
                  aangeboden.
               
In eerdere voortgangsbrieven is uiteengezet dat de luchtruimherziening een meerjarig
                  en adaptief programma is dat stapsgewijs wordt uitgevoerd. Tijdens de Verkenningsfase
                  zijn geen onomkeerbare stappen gezet en heeft een effectbeoordeling op hoofdlijnen
                  plaatsgevonden (het plan-MER). Op basis van de adviezen van de commissie m.e.r. zijn
                  de Voorkeursbeslissing en bijbehorende stukken aangevuld op o.a. de thema’s geluidhinder
                  en natuur. De plannen voor de luchtruimherziening zijn echter in deze fase nog niet
                  zo ver uitgewerkt dat bijvoorbeeld per locatie inzicht in de exacte (milieu)effecten
                  kan worden gegeven. Na de Voorkeursbeslissing zullen onder meer de vliegroutes nader
                  worden uitgewerkt. Pas op dat moment is het mogelijk om de effecten per locatie in
                  beeld te brengen. Vanzelfsprekend zal dan op basis van die kennis het gesprek worden
                  aangegaan met betrokken partijen in de omgeving.
               
In de Startbeslissing zijn drie sporen onderscheiden. U wordt hieronder geïnformeerd
                  over de stand van zaken van de sporen.
               
Spoor 1
Spoor 1 is gericht op het zoveel mogelijk wegnemen van belemmeringen om ongehinderd
                  door te klimmen op de aansluitroutes van Lelystad Airport binnen de huidige luchtruimstructuur.
                  In december 2021 bent u geïnformeerd over het laatste deel van de aansluitroutes.3 In die brief is ook aangegeven dat in de volgende fase van het programma Luchtruimherziening,
                  de ontwerp en realisatiefase, de hoofdstructuur van het luchtruim nader wordt uitgewerkt.
                  De huidige routes zijn daarbij geen uitgangspunt.
               
In de hoofdlijnenbrief Schiphol is aangegeven dat besluitvorming over de eventuele
                  openstelling van Lelystad Airport niet eerder kan plaatsvinden dan medio 2024, in
                  verband met de natuurvergunning en het vinden van een oplossing voor de laagvliegroutes4. De komende twee jaar zal daarom, als onderdeel van de ontwerp en realisatiefase,
                  worden gezocht naar een routeontwerp waarin er zoveel mogelijk ongehinderd geklommen
                  en gedaald wordt op de aansluitroutes van en naar Lelystad Airport. In het bijzonder
                  voor het routedeel tussen Lemelerveld en Zwolle zal een oplossing worden gezocht.
                  De routeset B+ is hierbij geen uitgangspunt. Bij het opstellen van het routeontwerp
                  zullen de stakeholders worden betrokken en worden gevraagd mee te denken over oplossingsrichtingen.
               
Spoor 2
Spoor 2 betreft het ontwerpen van een nieuwe hoofdstructuur die stapsgewijs zal worden
                  ingevoerd. De belangrijkste onderdelen zijn de herinrichting van het oosten en zuidoosten
                  van het luchtruim om de ontsluiting van het civiele verkeer van en naar de Nederlandse
                  luchthavens te verbeteren en de uitbreiding van een bestaand militair oefengebied
                  in het noorden van Nederland (met name voor de F-35). De contouren van deze nieuwe
                  hoofdstructuur zijn in de ontwerpVoorkeursbeslissing opgenomen.
               
Het afgelopen half jaar is in samenwerking met LVNL, CLSK en MUAC verder gewerkt aan
                  het verkennen van de mogelijkheden voor de nieuwe hoofdstructuur. Het Nederlandse
                  luchtruim is beperkt van omvang. Deze beperkte omvang heeft invloed op de ambities
                  die kunnen worden gerealiseerd. Er dient dan ook aansluiting te worden gezocht bij
                  de luchtruimstructuren in de omringende landen. Het programma Luchtruimherziening
                  stemt daarom regelmatig af met buurlanden.
               
Samenwerking met Duitsland
Als onderdeel van de verkenning is het afgelopen half jaar de gezamenlijke haalbaarheidsstudie
                  naar een grensoverschrijdend militair oefengebied met Duitsland voortgezet. De Duitse
                  en Nederlandse Ministeries van Transport en van Defensie, de luchtmachten en de luchtverkeersleidingsorganisaties
                  van beide landen zijn betrokken bij deze studie. De Eurocontrol Network Manager draagt
                  bij aan deze studie om zicht te houden op de inpassing in het Europese netwerk. De
                  samenwerking met Duitsland en de Eurocontrol Netwerk Manager is constructief. Het
                  afstemmen van de belangen van zowel civiele als militaire stakeholders in de verschillende
                  luchtlagen in de twee landen vereist veel tijd en inzet. De gezette stappen van de
                  afgelopen jaren laten zien dat er winst voor beide landen kan worden behaald, al zal
                  de luchtruimherziening niet alle civiele en militaire wensen volledig kunnen vervullen.
                  In de voortgangsrapportage van eind 2022 wordt u nader geïnformeerd over deze haalbaarheidsstudie
                  en de dan beschikbare inzichten.
               
Binnenlandse stap 2023
Vooruitlopend op de herziening hoofdstructuur realiseert het programma in het najaar
                  van 2023 een eerste betekenisvolle binnenlandse stap. Deze stap is reeds aangekondigd
                  in de voortgangsrapportages uit 20215. Aan de basis hiervan staat flexibel gebruik van het luchtruim (FUA), zodat civiele
                  en militaire en gebruikers kunnen leren van deze werkwijze. Concreet betekent de binnenlandse
                  stap een tijdelijke uitbreiding van het noordelijk militair oefengebied voor één werkweek
                  per jaar. Dit moment wordt gekoppeld aan de reeds bestaande militaire oefening in
                  het noorden: Frysian Flag. Op het moment dat deze oefening actief is zal het zuidelijke
                  militaire oefengebied (TRA12) beschikbaar zijn voor civiel luchtverkeer. Dit reduceert
                  het aantal omvliegkilometers voor met name overvliegend civiel vliegverkeer. Op basis
                  van evaluatie volgt uiteindelijk een keuze voor een eventuele herhaling met mogelijke
                  aanpassingen op basis van leerervaringen.
               
Spoor 3
In spoor 3 staat de ontwikkeling van een nieuw operationeel concept voor de afhandeling
                  van het civiele en militaire luchtverkeer in het Nederlandse luchtruim centraal. Het
                  gaat om een stappenplan voor de periode 2023–2035. Binnen spoor 3 is gestart met het
                  uitwerken van dit stappenplan, met nadruk op een eerste mijlpaal van het operationeel
                  concept. Deze mijlpaal is gericht op het behalen van concrete positieve effecten op
                  het vlak van duurzaamheid en in het bijzonder geluid. Een belangrijke opgave van de
                  luchtruimherziening is immers het verbeteren van de geluidsprestatie rondom Schiphol.
                  Dit doel wordt bereikt door de stapsgewijze invoering van een vast routestelsel voor
                  naderend Schiphol-verkeer gecombineerd met continu dalen waarop met minder motorvermogen
                  gevlogen wordt. Het stappenplan loopt door met vervolgmijlpalen tot 2035 en zal bestaan
                  uit een samenhangende set van projecten. De nadere invulling en planning wordt in
                  de Integrale Programmabeslissing gepresenteerd. Onderdeel van het stappenplan is dat
                  de omgeving op logische momenten wordt betrokken rondom de uitgangspunten en (ontwerp)keuzes
                  die ten behoeve van de implementatie gemaakt moeten worden.
               
Internationale samenwerking, afstemming en uitwisseling
Wijzigingen in het Nederlandse luchtruim kunnen, vanwege potentiële effecten op het
                  gebruik van het luchtruim van buurlanden, niet plaatsvinden zonder intensief internationaal
                  overleg. Naast de intensieve samenwerking met Duitsland en de Eurocontrol Network
                  Manager vanwege de ambitie om, onder andere, een grensoverschrijdend militair oefengebied
                  te realiseren, vindt er op meer gebieden samenwerking op internationaal niveau plaats.
               
Met buurlanden die over een soortgelijk luchtruimherzieningsprogramma beschikken vindt
                  er op regelmatige, bilaterale basis uitwisseling van informatie plaats. Zo werkt het
                  programma op deze manier bijvoorbeeld nauw samen met de Britse luchtverkeersleidingsorganisatie
                  NATS (National Air Traffic Services). Deze relaties worden onderhouden op het niveau
                  van de Ministeries van Transport en Defensie alsook met de luchtverkeersleidingsorganisaties
                  van de betreffende buurlanden.
               
Participatie
Het programma hecht veel waarde aan het blijven betrekken van de omgeving. De afgelopen
                  periode was er vanuit de inhoud en de fase waarin het programma zich bevindt geen
                  aanleiding om (fysieke) bijeenkomsten te organiseren. Momenteel zet het programma
                  weer stappen om het land in te gaan om de voortgang van het programma en de wijze
                  waarop de omgeving in de volgende fase betrokken wordt toe te lichten. Zo is er bijvoorbeeld
                  over de binnenlandse stap in 2023 contact met de noordelijke provincies over de opzet
                  van de oefenweek en de te verwachten effecten. In de vervolgfase zet het programma
                  de participatieaanpak uit de huidige Verkenningsfase voort. Deze aanpak is gericht
                  op drie groepen: bestuurders (met name provincies), luchtruimgebruikers (civiel en
                  militair) en maatschappelijke organisaties/bewoners (zoals natuur- en milieuorganisaties,
                  Commissies Regionaal Overleg Luchthaven). Op programmaniveau blijft het programma
                  de relaties met relevante stakeholders onderhouden. Hiervoor organiseert het programma
                  informatiebijeenkomsten zoals die ook in voorgaande jaren hebben plaatsgevonden. De
                  betrokkenheid van stakeholders zal in de vervolgfase verder vorm worden gegeven op
                  het niveau van regionale deelprojecten met een gebiedsgerichte aanpak. Het programma
                  stelt voor ieder deelproject een participatieplan op. Daarin is opgenomen wie, wanneer,
                  op welke wijze en waarover wordt betrokken.
               
Vooruitblik
Zoals hierboven reeds aangekondigd zullen de definitieve Voorkeursbeslissing, de Reactienota
                  en de aangevulde milieueffectrapportage naar verwachting in de tweede helft van 2022
                  aan uw Kamer worden verzonden. Hiermee wordt de Verkenningsfase voltooid. Na de Verkenningsfase
                  zal de Voorkeursbeslissing worden uitgewerkt in concrete deelprojecten. Bezien wordt
                  nog hoe om te gaan met het op het MIRT-geïnspireerde werkproces. Over de exacte invulling
                  zullen wij uw Kamer bij de aanbieding van de definitieve Voorkeursbeslissing nader
                  informeren.
               
Wij blijven u conform toezegging halfjaarlijks een voortgangsbrief sturen over de
                  stand van zaken van het programma.
               
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat
                  M.G.J. Harbers
De Minister van Defensie,
                  C.A. van der Maat
Indieners
- 
              
                  Indiener
 M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- 
              
                  Medeindiener
 C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
