Brief regering : Aanpak geldzorgen, armoede en schulden
24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 643
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juli 2022
Niemand aan de kant in Nederland
Te veel mensen in Nederland kampen met ernstige geldzorgen, problematische schulden
of leven rondom de armoedegrens. Daar gaat enorm veel leed en verdriet achter schuil.
De stress, eenzaamheid en uitsluiting die geldzorgen met zich mee brengen belemmeren
mensen om volwaardig deel te nemen aan de samenleving. Hierdoor ontstaan ook hardnekkige
problemen op andere gebieden, zoals mentale en fysieke gezondheid, onderwijs, wonen,
werken, opvoeding en veiligheid.1
2 Bovendien wordt deze problematiek vaak doorgegeven aan volgende generaties. Het kabinet
wil deze vicieuze cirkel doorbreken en wil ervoor zorgen dat mensen in de knel zich
gezien en gehoord voelen, betere hulp krijgen en kunnen rekenen op bestaanszekerheid.
De recente economische en maatschappelijke schokken hebben zichtbaarder gemaakt dat
veel mensen grote moeite hebben om het hoofd boven water te houden bij financiële
tegenslagen. De coronacrisis maakte duidelijk dat vrijwel iedereen risico loopt. Door
de hoge energieprijzen, krappe woningmarkt en hoge inflatie staat de bestaanszekerheid
van een groeiende groep mensen onder druk. Het vergroot de noodzaak om er gezamenlijk
voor te zorgen dat iedereen kan rekenen op een stabiel en voldoende besteedbaar inkomen,
uit werk of uit een vangnet wanneer dat nodig is. Zo krijgen mensen de ruimte om mee
te doen in de samenleving en om zichzelf te ontwikkelen.
Aanpak geldzorgen, armoede en schulden
In deze brief schets ik op welke wijze het kabinet geldzorgen, armoede en schulden
wil voorkomen en aanpakken3, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister
van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
de Minister van Financiën, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister
voor Primair en Voortgezet Onderwijs, de Minister voor Rechtsbescherming, de Minister
voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de Staatssecretaris Fiscaliteit en
Belastingdienst, de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, de Staatssecretaris
Toeslagen en Douane en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Ingegeven door de gedachte dat coördinatie en samenwerking tussen de departementen
cruciaal zijn voor duurzame resultaten.
Met de «Aanpak geldzorgen, armoede en schulden» ga ik vanuit mijn rol als eerste Minister
voor Armoede, Participatie en Pensioenen aan de slag met een meerjarige aanpak die
in het bijzonder als doel heeft een halvering van het aantal kinderen dat opgroeit
in armoede in 2025, en een halvering van armoede en problematische schulden in het
algemeen in 2030. Voor het behalen van de geformuleerde doelstellingen wil ik:
1) een betere borging van bestaans- en inkomenszekerheid: een voldoende en stabiel inkomen is de basis;
2) preventie van geldzorgen: goede voorlichting van jongs af aan, in alle levensfases en dichtbij om de juiste
financiële keuzes te kunnen maken;
3) een overheid die werkt voor mensen en voorziet in laagdrempelige, eenvoudige, mensgerichte financiële hulp en sociale
incasso;
4) maatregelen nemen om (generatie)armoede te doorbreken zodat iedereen meedoet en vooruitkomt;
5) realiseren dat meer mensen eerder en betere schuldhulpverlening ontvangen en sneller perspectief hebben op een financieel zorgeloze toekomst.
De belangrijkste maatregelen van de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden op een
rij:
• Het wettelijk minimumloon gaat omhoog en daarmee ook het sociaal minimum.
• De norm (hoogte) en de systematiek van het sociaal minimum wordt door een onafhankelijke
commissie onder de loep genomen.
• We gaan niet-gebruik van financiële ondersteuning tegen door het benutten van de plekken
waar mensen komen of het inschakelen van degenen met wie ze al in contact staan, met
bijzondere aandacht voor werkenden met een laag inkomen.
• We werken aan betere toegang tot (mond)zorg voor minima en kinderen.
• We zorgen dat betalingsachterstanden eerder en beter worden gesignaleerd en mensen
sneller worden doorverwezen naar passende hulp.
• Met het interdepartementale programma Tel mee met Taal wordt geïnvesteerd, ook met
extra middelen, in het versterken van basisvaardigheden van jong en oud.
• Er komt één betalingsregeling voor betalingsachterstanden bij de rijksoverheid door
de aangesloten uitvoeringsorganisaties, met de mogelijkheid om schulden te pauzeren.
• In overleg met gemeenten worden extra middelen beschikbaar gemaakt om schuldhulpverlening
aan zelfstandigen te verbeteren.
• Door het Waarborgfonds saneringskredieten kunnen alle gemeenten saneringskredieten
aanbieden, ook aan jongeren en zelfstandigen.
• Samen met gemeenten, maatschappelijke organisaties en vrijwilligers ondersteunen we
(preventieve) aanpakken, zoals de doorbraakmethode en het vaste lasten pakket, en
experimenten met innovatieve financieringsvormen.
• We zorgen voor betere bescherming van consumenten bij het aangaan van leningen.
De afgelopen jaren zijn goede resultaten bereikt met de brede schuldenaanpak4 en de aanpak van kinderarmoede.5 Met deze nieuwe aanpak bouw ik hierop voort en hoop een nog grotere beweging in gang
te zetten. Ik zal daarbij ook nadrukkelijk inzetten op bewezen effectieve interventies
en bestendigen van wat er al is en werkt. In de bijlage is een factsheet opgenomen
met alle voorgenomen maatregelen binnen de drie programmalijnen geldzorgen, armoede
en schulden6. In deze brief worden enkele van deze maatregelen uitgelicht. Ik geef ook de beleidsreactie
op het recente advies «Van schuld naar schone lei» van de Raad voor Volksgezondheid
& Samenleving (RVS) over de relatie tussen schulden en gezondheidsprobleem7.
Gezamenlijke opgave en uitgangspunten
Voorliggende aanpak is ontwikkeld met inbreng van gemeenten, uitvoeringsorganisaties,
maatschappelijke partijen, ervaringsdeskundigen, vrijwilligers en vele andere partijen,
waaronder de deelnemers aan het Samenwerkingsverband Brede Schuldenaanpak. De uitwerking
en uitvoering van de aanpak is een gezamenlijke opgave. Het kabinet heeft een grote
rol in het op korte, middellange en lange termijn herstellen en borgen van de basis:
bestaanszekerheid8. Het kabinet beziet in brede zin wat nodig is om de bestaanszekerheid van minimum-,
lage en middeninkomens structureel te verbeteren. Maar er is meer nodig om geldzorgen
te voorkomen en de levens van mensen die het zwaar hebben duurzaam te verbeteren.
Naast inzet op het versterken van economisch kapitaal is het versterken van sociaal9 en cultureel kapitaal10 nodig om de positie van een grote groep mensen structureel te verbeteren.
Dit vraagt om interdepartementale samenwerking. Ik blijf dan ook met mijn collega’s
in gesprek over waar we elkaar kunnen vinden en versterken, en over de impact die
gemaakt of voorgenomen beleid op hún beleidsterreinen heeft op mensen met geldzorgen.
Maar de opgave is breed, op vele fronten is inzet nodig en het kabinet kan dat niet
alleen. Het kabinet doet dit samen met gemeenten en betrekken maatschappelijke organisaties,
werkgevers, vrijwilligers, schuldeisers en de mensen zelf actief. Met deze brief doen
we een oproep aan heel Nederland om mee te doen en zo, hoe klein ook, een verschil
te maken, samen als 1 coalitie tegen armoede. In het najaar organiseren we een congres, waar alle betrokken partners elkaar kunnen
vinden, uitdagen en inspireren.
Om dat streven naar meer bestaanszekerheid duurzaam te realiseren is een cultuuromslag
nodig vanuit de overheid: van systemen naar mensen. We zijn veel van mensen gaan verwachten
in onze samenleving. In deze complexe maatschappij, met een dichtbegroeid woud van
regelgeving, is de rationale burger die feilloos alle wet- en regelgeving kent het
uitgangspunt geworden. We weten al langer dat het niet reëel is om te verwachten dat
iedereen alles overziet. Een kentering in kijken, denken en handelen is nodig. De
uitgangspunten zijn steeds: vertrouwen, oog hebben voor de behoeften van mensen, niet
over maar met mensen, en gedeelde verantwoordelijkheid.
Doelstelling en monitoring
De overkoepelende ambitie om te streven naar bestaanszekerheid vertaalt het kabinet
naar drie kwantitatieve doelstellingen voor de aanpak geldzorgen, armoede en schulden:
• Een halvering van het aantal mensen in armoede11 in 2030 (t.o.v. 2015).
• Een halvering van het aantal kinderen dat in armoede opgroeit in 2025 (t.o.v. 2015).
• Een halvering van het aantal huishoudens met problematische schulden in 2030. Dit
draagt bij aan de doelstelling om het aantal mensen in armoede te halveren.
Met deze ambities sluit ik aan bij de Duurzame Ontwikkelingsdoelstelling (SDG) van
de Verenigde Naties om armoede te beëindigen. Voor gezinnen met kinderen scherp ik,
in lijn met het coalitieakkoord, de ambitie aan. Ik geef, door een versnelling aan
te brengen in de eerder geformuleerde kwantitatieve ambitie kinderarmoede12, hiermee, zoals aangekondigd in mijn brief van 14 maart jl.13, een nieuwe invulling aan de door het vorige kabinet opgestelde ambities14 kinderarmoede en toegezegde vorm van rapportage15. Met gemeenten en andere partijen zal ik deze ambitieuze doelstellingen verder op
brede wijze operationaliseren.
Cijfers armoede en schulden (CBS)
Armoede en schulden zijn de dagelijkse realiteit voor veel mensen in Nederland.
In 2020 hadden ruim 900 duizend personen (5,5%) in 513 duizend huishoudens (6,8%)
een inkomen dat dusdanig laag was dat het gezin een risico liep op armoede. 221 duizend
minderjarige kinderen maakten in 2020 deel uit van zo’n gezin (6,9% van alle kinderen).
Dat zijn óók vaak mensen met een baan. Van de werkende bevolking maakte in 2020 2,0
procent (240 duizend personen) deel uit van een huishouden met een inkomen onder de
lage-inkomensgrens. (CBS, armoede en sociale uitsluiting 2021)
Daar komt bij dat op 1 januari 2021 meer dan 599 duizend huishoudens te maken hadden
met geregistreerde problematische schulden (7,4%). Gebruikers van een re-integratievoorziening
bij de gemeente, ontvangers van uitkeringen, maar ook zelfstandigen, ZZP-ers en flexwerkers
in huishoudens met een laag inkomen zijn extra kwetsbaar voor probleemschulden. (CBS, Schuldenproblematiek in beeld)
Het kabinet is zich ervan bewust dat het een zware opgave zal zijn de doelen te realiseren
en dat de haalbaarheid van deze ambities betwist kan worden. De middelen zijn niet
onuitputtelijk en de werkelijkheid is weerbarstig. Daarom is realisme gepast. Ook
realiseert het kabinet zich dat er geen gemakkelijke oplossingen zijn. Zo kunnen inkomensondersteunende
maatregelen een positief effect hebben om armoede tegen te gaan, maar gelijktijdig
de problematiek van de armoedeval versterken. Dat laat onverlet dat de ambities een
aanmoediging zijn voor mij en alle partners om alle zeilen bij te zetten om de realisatie
van deze doelen dichterbij te brengen.
Om de voortgang van de ambities in deze kabinetsperiode inzichtelijk te maken, stel
ik in samenspraak met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), planbureaus en
andere betrokken partijen een brede monitor op. Voor het meten van armoede gedefinieerd
als onvoldoende financiële middelen, zullen we gebruik maken van cijfers over het
niet-veel-maar-toereikend budget van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).16 Dit budget omvat de minimale uitgaven aan onvermijdbare zaken als voedsel, kleding,
persoonlijke verzorging, wonen en verzekeringen, maar houdt daarnaast ook rekening
met de minimale kosten van ontspanning en sociale participatie die als zeer wenselijk
beschouwd worden. Voor het meten van problematische schulden maken we in ieder geval
gebruik van CBS cijfers over geregistreerde problematische schulden. Daarnaast wordt
gekeken naar een brede set aanvullende kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren om
de voortgang van de gestelde ambities inzichtelijk te maken. Bij de monitoring hiervan
betrekken we ook de motie van het lid Ceder c.s., over een landelijk dashboard schuldenproblematiek17. Naast de voortgang van de ambities volgen we de uitvoering van de diverse maatregelen
en de wijze waarop ze bijdragen aan de gestelde doelen. Uitgangspunt is dat de gestelde
indicatoren niet tot aanvullende administratieve lasten voor gemeenten zullen leiden.
Gelet op de bijzondere rol die gemeenten hebben bij het dichterbij brengen van de
doelstellingen, zijn het kabinet, de VNG en Divosa voornemens om lange termijn afspraken
te maken over het gezamenlijk streven naar het borgen van bestaanszekerheid. De komende
periode vindt overleg plaats over de reikwijdte van de afspraken en het proces daar
naartoe.
Kinderarmoede
Armoede onder kinderen is schrijnend. Zij hebben geen invloed op hun gezinssituatie,
de oorzaken en oplossingen van armoede, maar dragen de negatieve gevolgen ervan hun
gehele levensloop met zich mee. Opgroeien in armoede belemmert de ontwikkeling van
kinderen, hun mentale en fysieke gezondheid en hun kansen. Kinderen die opgroeien
in armoede doen dat in een gezin met een laag inkomen. Voor de kinderen waar het om
gaat, hun gezinnen en de maatschappij is het versterken van de bestaanszekerheid van
gezinnen prioriteit. De geformuleerde acties op het terrein van bestaanszekerheid
dragen bij aan de versterking van de positie van deze gezinnen. Waar nodig en mogelijk
hebben we daarbinnen bijzondere aandacht voor gezinnen met kinderen.
Maar opgroeien in armoede is meer dan opgroeien in een gezin met een financieel tekort.
Op vrijwel alle levensdomeinen hebben deze kinderen en jongeren te maken met materiele
en immateriële tekorten waardoor zij belemmerd worden in hun ontwikkeling en beperkt
in hun kansen in de toekomst. Naast financiële verbeteringen dragen ook investeringen
in onderwijs, gezondheid en huisvesting bij aan een succesvolle aanpak van kinderarmoede.
Door een aanpak op diverse levensdomeinen, is de kans groter dat intergenerationele
armoede wordt doorbroken. Inzet op deze diverse levensdomeinen is bijvoorbeeld terug
te vinden in het Nationaal Plan Kindergarantie, dat in april naar uw Kamer is verzonden
(Kamerstuk 24 515, nr. 638).
Te allen tijde is het van belang dat kinderen mee kunnen blijven doen met hun leeftijdsgenoten,
dat ze hun verjaardag kunnen vieren, huiswerk kunnen maken op een laptop en op de
fiets mee naar de voetbal of het theater.
• In samenwerking met de Alliantie kinderarmoede stimuleren we de totstandkoming van
lokale publiek-private samenwerkingen rond kinderen die opgroeien in armoede.
• We zorgen ervoor dat jongeren betere financiële kennis, competenties en vaardigheden
ontwikkelen.
• We ondersteunen de partners van SAM& bij het vergroten en bestendigen van hun bereik
van kinderen met kindvoorzieningen.
• We breiden met partners de huidige voorzieningen voor kinderen van ouders met een
laag inkomen uit, naar bijvoorbeeld stages of traineeplekken.
• We bezien hoe de inzet van de brugfunctionaris de komende tijd verder gestimuleerd
kan worden.
• We ondersteunen professionals actief rond kind en gezin bij het signaleren en omgaan
met kinderarmoede.
Betere borging van bestaans- en inkomenszekerheid
Het bestaansminimum staat onder druk. Een groeiende groep mensen komt in de problemen
doordat de actuele kosten van het bestaan zijn gestegen door de huidige hoge inflatie
en de gestegen energie- en voedselprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne.
Met de Minister voor Klimaat en Energie, Energie-Nederland, energieleveranciers en
gemeenten ben ik in gesprek over hoe betalingsproblemen door de gestegen energierekening
zo veel mogelijk kunnen worden voorkomen. Ruim 45 organisaties, die in contact staan
met huishoudens met een laag inkomen, hebben een toolkit ontvangen om hun achterban
te attenderen op de eenmalige energietoeslag. De toolkit bevat ook een handzaam overzicht
van regelingen en verwijzingen die de organisaties kunnen gebruiken om mensen met
geldzorgen als gevolg van de gestegen energierekening op weg te helpen.18 De informatievoorziening van de Nederlandse Schuldhulp Route/Geldfit is hierbij ook
belangrijk.19 Verder wordt bezien of de (nog gemiste) potentie van vroegsignalering beter benut
kan worden en of ondersteuning bij het contracteren en budgetteren van vaste lasten
voor mensen met een laag inkomen kan helpen, bijvoorbeeld door middel van het nationaal
opschalen van het Vaste Lastenpakket. Op deze wijze kunnen betalingen voor diverse
vaste lasten centraal geregeld, zoals woonlasten, zorgverzekering, energie, water,
mobiele telefoon, TV en internet en WA- en inboedelverzekering en weten de deelnemers
wat ze de rest van de maand kunnen besteden.
Ook brengen we initiatieven van energieleveranciers, gemeenten en het Rijk op het
gebied van (energiebesparende) maatregelen bij elkaar om het bereik van hulp te vergroten.
Met het voorgaande wordt invulling gegeven aan de gewijzigde motie van het lid Van
Raan c.s.20 om in gesprek te gaan met energieleveranciers over hoe kan worden omgegaan met energieschulden.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft een aantal programma’s21 van de Nationale Bouw- en Woonagenda gelanceerd om onder meer een betaalbare en geïsoleerde
woning in een leefbare wijk voor iedereen, te creëren. De agenda raakt de bestaanszekerheid
direct en draagt bij aan het wooncomfort, de gezondheid én het verlagen van de energierekening.
In de Nationale Prestatieafspraken22 zijn Aedes, Woonbond, VNG en de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
(VRO), met steun van het Interprovinciaal Overleg op nationaal niveau de volkshuisvestelijke
opgaven tot en met 2030 overeengekomen. Er is afgesproken dat huurders van corporaties
in gereguleerde woningen met én een inkomen op of onder 120% sociaal minimum én een
huur hoger dan € 550 (prijspeil 2020) een wettelijk verplichte eenmalige huurverlaging
tot dat bedrag krijgen. Op basis van de huidige doorrekeningen betekent dit dat ca.
510.000 huishoudens hiervoor in aanmerking komen en dat deze huishoudens een gemiddeld
huurverlaging krijgen van € 57.
Het kabinet heeft tot nu vooral maatregelen genomen om de gevolgen van de stijgende
energie- en brandstofprijzen in 2022 snel te kunnen dempen. Hierbij past de erkenning
dat gezette stappen mogelijk niet voor iedereen voldoende uitkomst bieden en dat er
in de toekomst meer nodig blijkt te zijn. Het CPB heeft in een stresstest huishoudens
laten zien dat er een risico is dat het aantal huishoudens met betaalbaarheidsproblemen
aanzienlijk stijgt. De positie van deze huishoudens komt terug in het koopkrachtbeeld.
Deze zorgelijke situatie houdt het kabinet nauwlettend in de gaten en betrekt het
kabinet bij keuzes over koopkracht.
Dat het bestaansminimum onder druk staat komt niet alleen doordat de actuele kosten
van het bestaan zijn gestegen door de huidige hoge inflatie en de gestegen energie-
en voedselprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Het bestaansminimum is complex
vormgegeven, met meerdere voorzieningen die ieder hun eigen voorwaarden en definities
kennen. Kleine wijzigingen – zo laat het recentelijk aan u aangeboden rapport «Participatiewet
in balans» ook zien23 – kunnen daardoor onvoorzienbare financiële effecten hebben. Daarnaast zijn de signalen
steeds sterker dat het wettelijk minimumloon en het daarop gebaseerde bestaansminimum
voor mensen met een uitkering of met een laag inkomen niet meer toereikend is. Daarom
neemt het kabinet maatregelen om voldoende inkomen structureel te garanderen.
Ik wil dat in Nederland iedereen vanaf 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd zelf
in zijn of haar noodzakelijke bestaanskosten kan voorzien. Werk is niet alleen van
waarde voor een inkomen, maar ook voor mentaal en sociaal welbevinden. Voor jongeren
geldt dat zij vanaf 15 jaar mogen werken onder de voorwaarde dat zij onderwijs volgen
of ten minste een startkwalificatie hebben. Het kabinet blijft daarom inzetten op
het voorkomen van voortijdige schooluitval.24 Tevens wordt om de duurzame inzetbaarheid van jongeren op de arbeidsmarkt te versterken
ingezet op het versterken van de stap van school naar werk en terug leiding naar school
van uitgevallen jongeren.25
Met het actieplan «Dichterbij dan je denkt» zet ik samen met de Minister van SZW erop
in om de kansen die de krapte biedt te benutten voor mensen uit de doelgroep onbenut
arbeidspotentieel. De goede voorbeelden die we ophalen uit gesprekken met gemeenten
zal ik ook betrekken bij de communicatie over het actieplan «Dichterbij dan je denkt».26 Ik doe ook een appel op werkgevers om het CAO-loongebouw te versterken en om flexibel
werk zekerder te maken.
Er wordt een minimumuurloon ingevoerd op basis van een 36-urige werkweek. Zo wordt
bewerkstelligd dat het minimumuurloon correspondeert met het minimummaandloon ongeacht
de in de CAO gehanteerde werkweek. Ook wordt het wettelijk minimumloon in stappen
verhoogd tot 7,5%. Het netto referentieminimumloon is gekoppeld aan de uitkeringen
om het bestaansminimum te kunnen garanderen. Vanwege de gestegen woonlasten door hogere
huur- en energiekosten gaat het kabinet de verhoging van het wettelijk minimumloon
versneld invoeren.
In het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is afgesproken om iedere vier jaar het sociaal minimum te herijken en vast te stellen
of dit toereikend is om van te leven en mee te doen in de samenleving. Als eerste
stap stelt het kabinet, naar aanleiding van de motie van het lid Omtzigt c.s.27, een onafhankelijke commissie in. Deze commissie gaat onderzoek doen naar wat verschillende
huishoudtypen nodig hebben om rond te kunnen komen, en naar de systematiek van het
sociaal minimum, inclusief scenario’s hoe de systematiek beter kan aansluiten op de
normen voor het bestaansminimum.
Op 21 juni 2022 heb ik uw Kamer geïnformeerd over concrete maatregelen die ik in gang
wil zetten om de Participatiewet terug in balans te brengen.28 De voorstellen voorzien in meer mogelijkheden voor inkomenszekerheid en participatie
voor bijstandsgerechtigden. Zo worden de bijverdiengrenzen verruimd, waarbij ook aandacht
is voor de armoedeval bij de overgang van een bijstandsuitkering naar werk. Ook wordt
de kostendelersnorm gewijzigd zodat inwonende jongvolwassenen tot 27 jaar niet langer
meetellen als kostendeler voor de uitkering van huisgenoten. Daarnaast wijs ik onder
meer op de mogelijkheden om in schrijnende gevallen over een beperkte periode voorafgaande
aan de aanvraag alsnog bijstand te verlenen en het ruimer toestaan van giften. Deze
mogelijkheden worden momenteel uitgewerkt.
In het kader van het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) zijn aanpakken
ontwikkeld voor het versterken van de bestaanszekerheid van mensen met een migratieachtergrond.
In het bijzonder gaat het dan om specifieke vormen van intensieve begeleiding vanuit
de bijstand en de WW. Daarnaast gaat het om leer-/werktrajecten voor statushouders,
waarmee statushouders versneld aan de slag kunnen in kraptesectoren als de techniek
en de zorg. Beide aanpakken zijn in pilots in het VIA programma effectief gebleken.
Het kabinet zal mogelijkheden verkennen om deze aanpakken op te schalen en zal daarvoor
in nader overleg treden met verschillende ketenpartners.
Bestaanszekerheid heeft een grote invloed op gezondheidsachterstanden. Met name de
chronische stress door schulden en armoede hebben hun weerslag op de mentale – en
fysieke gezondheid van kinderen en volwassenen. SZW en VWS hebben de SER om advies
gevraagd over maatregelen binnen het stelsel van de arbeidsmarkt, de sociale zekerheid
en het sociaal domein om gezondheidsachterstanden aan te pakken. De adviesaanvraag
is onderdeel van de aanpak om gezondheidsachterstanden terug te dringen, die de Staatssecretaris
van VWS momenteel uitwerkt en na het zomerreces naar uw Kamer zal sturen.
Signalen over het mijden van de mondzorg door volwassenen om financiële redenen waren
voor VWS, SZW, VNG, Zorgverzekeraars Nederland en de beroepsorganisaties in de mondzorg
aanleiding om onderzoek te laten doen naar de omvang van het probleem. We werken samen
aan maatregelen ter verbetering van de toegang tot mondzorg voor minima. Na het zomerreces
ontvangt uw Kamer een brief van de Minister van VWS met een nadere toelichting en
een planning.
Daarnaast zijn er wijken in Nederland waar veel kinderen niet naar de tandarts of
mondhygiënist gaan, ondanks dat de mondzorg voor hen is opgenomen in het basispakket.
Het kabinet wil samen met maatschappelijke partners zoals de GGD-en, scholen, organisaties
van mondzorgverleners en zorgverzekeraars het bezoek aan de mondzorgverlener vergroten.
Daarbij wordt gekeken naar mogelijkheden als een mondzorgverlener die scholen bezoekt
en kinderen die naar de mondzorgverlener worden geleid.
Met de huidige inflatie en bijbehorende stijgende voedselprijzen is het mogelijk dat
mensen eerder aanspraak maken van de voedselbanken. Ten eerste wordt daarom op korte
termijn onderzocht hoe de doelgroep die geraakt wordt door de stijgende voedselprijzen
zo goed mogelijk ondersteund kan worden. Dit verkent het kabinet samen met Voedselbanken
Nederland en andere partijen. Ten tweede zijn er in nauwe samenwerking met Voedselbanken
Nederland en het Ministerie van LNV twee doelstellingen geformuleerd.29 Zo kan Voedselbanken Nederland, bij acute nood aan voedsel, met een incidentele subsidie
van € 4 miljoen, via Stichting Voedselvangnet, voedsel inkopen. Ook komt ESF+ subsidie
beschikbaar voor het bieden van voedselhulp aan de doelgroep. Voor deze ESF+ subsidie
wordt een «open call» uitgezet waar organisaties, werkzaam op het terrein van voedselhulp,
een projectplan kunnen indienen. Het kabinet zet zich in om de Voedselbanken Nederland
te ondersteunen in haar streven om op lange termijn voedselzekerheid voor haar voedselbanken
te garanderen. Ten derde, om gezonder voedsel betaalbaarder te maken, beziet dit kabinet
hoe op termijn de BTW op groente en fruit naar 0% kan worden verlaagd.
Preventie van geldzorgen
Geldzorgen staan vaak aan het begin van een reeks problemen: financiële problemen,
maar ook problemen op gebieden als opleiding en werk, fysieke en mentale gezondheid,
opvoeding en wonen. Door geldzorgen aan te pakken, halen we dus de bron van tal van
andere problemen weg. Daarom wil ik geldzorgen vóór zijn. Vroege signalering en ondersteuning
betekenen dat met kleine interventies een groot verschil kan worden gemaakt. Dat is
ook van belang met het oog op maatschappelijke kosten die ontstaan indien niet tijdig
wordt ingegrepen.
Naast onvoldoende bestaanszekerheid vraagt preventie van geldzorgen vraagt oog voor
de andere oorzaken: bijvoorbeeld het beschikken over onvoldoende financiële vaardigheden,
laaggeletterd of anderstalig zijn of een licht verstandelijk beperking hebben. Er
zijn in Nederland 2,5 miljoen laaggeletterden, dit zijn mensen met weinig basisvaardigheden.
Zij hebben vaak moeite met het regelen van geldzaken, met het begrijpen van brieven
van overheidsinstanties en het bijhouden van hun administratie.30 Naar schatting heeft ongeveer de helft van de mensen met betalingsachterstanden moeite
met lezen en schrijven. Door de toenemende digitalisering wordt het voor hen nog ingewikkelder
om goed met geld om te gaan. Met het interdepartementale programma Tel mee met Taal
wordt geïnvesteerd, ook met extra middelen, in het versterken van basisvaardigheden
van jong en oud. Deze inzet draagt eraan bij dat de stap van werk(loosheid) naar werk
kleiner wordt en dat mensen meer grip op hun geldzaken kunnen krijgen.
Ook cultuursensitiviteit is van belang bij de aanpak van geldzorgen. Om mensen effectief
te kunnen ondersteunen is het nodig dat professionals en vrijwilligers zich bewust
zijn van de effecten die de culturele en levensbeschouwelijke achtergrond hebben op
het leven van mensen. Dat speelt onder meer bij het verhogen van financiële redzaamheid
bijvoorbeeld bij vrouwen in afhankelijkheidsrelaties. Hiervoor start een pilot. Binnen
dit programma verkent de Minister van SZW de mogelijkheden voor het verder versterken
van cultuursensitief werken van professionals in het sociaal domein. Het betreft hier
een gezamenlijke pilot van SZW en OCW met als doel dat kwetsbare vrouwen met een migratieachtergrond
uit gesloten gemeenschappen, financieel zelfredzaam worden en worden begeleid naar
duurzame participatie.
In de aanpak preventie van geldzorgen van dit kabinet blijven we inzetten op het beperken
van en beschermen tegen risico’s. Daarom zet het kabinet in op het versterken van
financiële educatie voor kinderen en jongeren, in het bijzonder in het mbo.31 Verder blijft de Minister van Financiën – waar mogelijk op Europees niveau bij (lopende)
wetgevingstrajecten – inzetten op het beschermen van consumenten bij het aangaan van
een lening en het beschermen tegen risicovolle financiële producten en diensten zoals
achteraf betalen, maar ook tegen de risico’s van het kopen van crypto’s. Het kabinet
verkent of aanvullende maatregelen in de vorm van gerichte voorlichting nodig zijn.
Ik ga aan de slag met preventieve inzet rond levensgebeurtenissen en geef daarmee
ook invulling aan de motie van de leden Kat en Ceder32 over het informeren van jongvolwassenen over de financiële verantwoordelijkheden
die horen bij volwassenheid. Grote veranderingen zoals 18 jaar worden, zelfstandig
gaan wonen, ziekte, het krijgen van een kind (met een beperking), echtscheiding, het
bereiken van de AOW-leeftijd, het overlijden van een partner of het vinden of verliezen
van werk is van invloed op iemands financiële situatie. Zo’n levensgebeurtenis vereist
vaak een verandering in financieel gedrag. Dat is niet altijd eenvoudig. Mensen die
te maken krijgen met grote veranderingen in hun leven hebben dan ook vaker te maken
met financiële problemen en betalingsachterstanden. Ik laat maatregelen ontwikkelen
– in de vorm van voorlichting, deskundige hulp en tools – voor het voorkomen van geldproblemen
bij levensgebeurtenissen.33
Signalering van dreigende of beginnende geldzorgen, het gesprek hierover aangaan en
ondersteuning bieden of doorverwijzen naar de juiste hulp moet dicht om mensen heen
gebeuren. Het taboe hierop moet worden doorbroken. Dat lukt vooral daar waar vertrouwensrelaties
liggen en op plekken waar mensen toch al komen: onder meer werkgevers34, scholen, sportverenigingen, huisartsen, bibliotheken, vrouwenopvang, buurthuizen,
gebedshuizen, geboortezorg en wijkteams. Ook wijkagenten, ervaringswerkers, vrijwilligers
en andere sleutelfiguren spelen hierin een onmisbare rol. De Aanpak geldzorgen, armoede
en schulden sluit aan bij interdepartementale programma’s binnen het sociaal domein
die zich richten op professionals en vrijwilligersnetwerken die direct om inwoners
heen staan: bij de lokale coalities Kansrijke Start rondom geboorte, bij de Gelijke
Kansen Alliantie en de inzet rond de Rijke Schooldag, maar bijvoorbeeld ook bij het
programma Tel Mee Met Taal. De bestaande aanpakken worden versterkt door in te zetten
op het vergroten van het vakmanschap van professionals en vrijwilligers en op het
bouwen en versterken van de lokale ketens. Hiermee wordt ook de motie van het lid
Wörsdörfer35 uitgevoerd over het ontwikkelen van kansrijke beleidsinterventies ter preventie van
schulden.
Maatschappelijke baten preventie
Preventie van geldzorgen kan veel maatschappelijk en financieel leed voorkomen. In
2022 is op verzoek van NVVK (vereniging financiële hulpverleners) door adviesbureau
Purpose berekend dat elke euro voor financiële hulpverlening de maatschappij € 1,40
– € 2,00 oplevert. Het betreft hier alleen de meetbare impact: veel effecten op het
welzijn en welbevinden van hulpvrager zijn niet in geld uit te drukken. De grootste
baten zitten in de toeleiding naar werk, waardoor mensen uitstromen uit de bijstand
en WW. Daarna is de grootste besparing het voorkomen van dakloosheid. De grootste
besparingen komen ten goede aan de lokale overheden. Werkgevers besparen vooral op
het voorkomen van ziekte en productiviteitverlies. Zorgverzekeraars besparen vooral
op de zorgkosten. (Meetbare en merkbare waarde van financiële hulpverlening: een nieuw
perspectief, NVVK, april 2022).
Ook wanneer geldzorgen over zijn gegaan in schulden wil ik er eerder bij zijn om te
voorkomen dat problemen en kosten in het sociaal en medische domein nog groter worden,
bijvoorbeeld wanneer schulden leiden tot een huisuitzetting en dakloosheid. Vroegsignalering
van schulden kan intensiever door meer signalen over betalingsachterstanden uit te
wisselen en door vaker met huisbezoeken en telefoneren contact met inwoners te zoeken.
De monitoringcijfers over 2021 laten zien dat honderdduizenden huishoudens hulp aangeboden
krijgen. Huisbezoeken en bellen leiden het vaakst tot contact. Deze werkwijzen worden
nu bij meer dan 60% van de contactpogingen ingezet.36 Dat kan meer. Daar wil het kabinet in overleg met gemeenten structurele financiering
voor beschikbaar maken. We experimenteren ook met nieuwe signalen over betalingsachterstanden
van bijvoorbeeld de Belastingdienst, Toeslagen en DUO. Met het intensiveren van vroegsignalering
van schulden vul ik de inzet van het coalitieakkoord in om signalen van betalingsachterstanden
binnen juridisch verankerde waarborgen te delen, zodat mensen niet vastlopen.
Op 1 januari 2023 treedt de Wet kwaliteit incassodienstverlening in werking. De wet
verplicht iedere incassodienstverlener die in Nederland actief is zich te registreren
en aan kwaliteitseisen te voldoen. Incassokosten zijn aan maxima gebonden. De uitdaging
verschuift nu naar goede uitvoering en goed toezicht om een stapeling van schulden
tegen te gaan. Het kabinet volgt de implementatie van de wet nauwgezet om te bezien
hoe de incassodienstverleningsmarkt zich verder ontwikkelt. De Inspectie Justitie
en Veiligheid zal vanaf volgend jaar toezicht houden op de incassodienstverleners.
De doorverkoop van schulden als verdienmodel wordt tegengegaan en we bekijken wat
daar nog verder voor nodig is. Dit draagt ook bij aan de uitvoering van de motie van
de leden Gijs van Dijk en Jasper van Dijk37 om te tot komen tot een socialere incasso. Tevens komt er een apart wetsvoorstel
voor bestuurlijk toezicht op malafide schuldbemiddelaars. Die regelgeving gaat binnen
afzienbare tijd in consultatie.38
Een overheid die werkt voor mensen
De overheid heeft veel loketten, instanties, toeslagen en regelingen, toch (of juist
daardoor) weten mensen met geldzorgen vaak niet of en waar ze terecht kunnen.39 Met name werkende mensen met een laag inkomen maken nog te weinig gebruik van beschikbare
hulp en voorzieningen, door bijvoorbeeld wantrouwen, schaamte, complexiteit of onwetendheid.
De SER heeft daarom aanbevolen om de financiële40 dienstverlening aan werkenden met een laag inkomen te verbeteren. Het kabinet wil
erin voorzien dat laagdrempelige financiële hulp voor iedereen beschikbaar is. Daarbij
hoort dat het taboe om over geldzorgen te spreken, doorbroken moet worden. Geldzorgen,
armoede en schulden kan iedereen treffen. We willen dat mensen en kinderen die leven
in armoede erbij horen, dat zij het gevoel hebben ertoe te doen, óók wanneer zij geldzorgen
hebben. Het taboe op geldzorgen of schulden heeft een negatieve invloed op hoe mensen
zich voelen en gedragen. Met de schuldencampagnes «Kom jij eruit?» en «De eerste stap
helpt je verder», en de campagne van SAM& voor alle kinderen is bijgedragen aan het
doorbreken van het taboe op geldzorgen en schulden. Ik zet mij binnen deze aanpak
verder in om het heersende taboe op geldproblemen en schulden te doorbreken.
De Nationale ombudsman concludeert dat een deel van de gemeenten nog lang niet voldoet
aan de minimale eisen om een brede toegang tot schuldhulpverlening aan zelfstandigen
te bieden.41 Hij adviseert onder meer dat gemeenten verschillen verkleinen, zorgen voor één goed
vindbaar loket en investeren in eigen kennis en expertise. In overleg met gemeenten
zal ik extra middelen beschikbaar maken om schuldhulpverlening aan zelfstandigen te
verbeteren en wil ik de toegang van zelfstandigen tot saneringskredieten vereenvoudigen.42 Bovendien start deze zomer een aanjager problematische schuldenaanpak, ter versterking
van de regie over de omgang met de schuldenproblematiek.43 De Kamer van Koophandel adviseert ondernemers bij het vroegtijdig vinden van hulp.
Recent is het eerder aangekondigde stappenplan gelanceerd dat ondernemers helpt inzicht
te krijgen in hun situatie, welke oplossingen er voor hun schulden zijn en wie daarbij
kan helpen.44
De overheid zal terugvorderingen en betalingsachterstanden incasseren met oog voor
de menselijke maat. Dat is een belangrijke les uit het verslag van de Parlementaire
ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag. Gemeenten, gerechtsdeurwaarders en uitvoeringsorganisaties
(Belastingdienst, Belastingdienst/Toeslagen, UWV, SVB, CJIB) werken samen bij de borging
van het bestaansminimum via de beslagvrije voet. Een belangrijke maatregel is het
doorontwikkelen van de Clustering Rijksincasso. In het commissiedebat armoede- en
schuldenbeleid van 17 maart 2022 heb ik toegezegd de Kamer voor de zomer hierover
te informeren.45 Het CJIB voert namens de hierbij aangesloten organisaties gebundelde dwangincassomaatregelen
uit, zodat mensen die meerdere schulden hebben bij deze organisaties met één gerechtsdeurwaarder
te maken hebben. De aangesloten organisaties zijn CJIB, CAK, UWV, DUO en RVO. SVB
en Belastingdienst zijn met het CJIB in gesprek over de mogelijkheden tot samenwerking.
De doorontwikkeling van de Clustering Rijksincasso beoogt al in de inningfase (vóór
dwangincasso) de werkwijzen en dienstverlening van de deelnemende organisaties op
elkaar af te stemmen. Dat kan bijvoorbeeld door mensen die meerdere schulden hebben
een gezamenlijke betalingsregeling en één vorderingenoverzicht aan te bieden. En door
de aflossing van betalingsachterstanden tijdelijk te pauzeren. Op die manier hebben
mensen zoveel mogelijk één loket om aan te kloppen voor inning en incasso. Ter uitvoering
van de motie van de leden Ceder en Kat46 wordt onderzocht welke (financiële) effecten het afschaffen van de opslag uit de
Regeling wanbetalers heeft en welke aanvullende maatregelen genomen kunnen worden
om de geconstateerde negatieve effecten weg te nemen. De Minister van VWS zal de Kamer
over de uitkomsten informeren.
Soms zijn er belemmeringen om hulp te bieden vanwege privacybescherming. Privacybescherming
en het tijdig bieden van adequate hulp zijn evenwel allebei belangrijke pijlers van
het kabinetsbeleid. Het kabinet bereidt daarom verschillende (wets-)voorstellen voor
om gegevensdeling tussen burgers, professionals en schuldeisers mogelijk te maken
of te vergemakkelijken zodat burgers sneller en betere dienstverlening ontvangen.
Zo is het Wetsvoorstel Aanpak meervoudige problematiek sociaal domein (Wams) in voorbereiding.
Het voorziet in een wettelijk kader met daarin expliciete grondslagen en waarborgen
voor de gegevensverwerking die nodig is om tot een gecoördineerde aanpak en samenwerking
te komen in gevallen van meervoudige problematiek. Daarmee wordt beoogd gemeenten
beter in staat te stellen maatwerk te bieden bij hulpverlening conform het uitgangspunt
«één gezin, één plan, één regisseur», hiervoor zijn structurele middelen voor gemeenten
beschikbaar.
Samen met gemeenten, UWV en SVB bevorder ik dat mensen de (inkomens) ondersteuning
die voor hen beschikbaar is ook gebruiken. Bij Toeslagen wordt in het kader van de
evaluatie van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) gekeken naar
niet-gebruik van toeslagen. De overheid wil mensen zelf eerder een helpende hand toesteken.
Die ambitie is ook onderdeel van het programma Werk aan Uitvoering.47 De (digitale) informatievoorziening over de (lokale) inkomensvoorzieningen waar mensen
mogelijk recht op hebben gaat verbeteren via bijvoorbeeld het virtueel inkomensloket,
huishoudboekje, voorzieningenwijzer, enz. Onderdeel van deze betere dienstverlening
is ook het benutten van de plekken waar mensen komen of het inschakelen van degenen
met wie ze al in contact staan, voor het tijdig door kunnen verwijzen en begeleiden
naar hulp. Voorbeelden hiervan zijn wijkteams, huisartsen, maatschappelijk werkers,
vrouwenopvang, bibliotheken en het onderwijs. Gemeenten werken steeds meer op die
wijze. Met structureel extra middelen wil ik gemeenten beter faciliteren en bevorderen
dat zij goede hulp in de wijken kunnen aanbieden.
De proactieve overheid is nog onvoldoende verankerd in de wetgeving op het terrein
van de sociale zekerheid. Het wettelijke startpunt voor dienstverlening is over het
algemeen een aanvraag van mensen zelf. Juist het doen van die aanvraag kan een grote
drempel zijn. Het zou mogelijk moeten zijn mensen erop te wijzen dat ze recht hebben
op een regeling en hoe ze die aan kunnen vragen. Ik bereid een juridische grondslag
voor die daarbij kan helpen met waarborgen voor de bescherming van de privacy. Als
mensen weten waar ze mogelijk recht op hebben, zullen ze die regelingen hopelijk ook
beter benutten en daarmee kunnen we bijdragen aan meer bestaanszekerheid. Met de verschillende
genoemde maatregelen geef ik invulling aan de motie van het lid Kuzu c.s, de motie
van de leden Inge van Dijk en Grinwis en de motie Den Haan c.s. om een actieve rol
te nemen in het informeren van mensen over inkomensondersteunende regelingen.48 Ook wordt samen gewerkt aan een voorziening voor het optimaliseren van gegevensuitwisseling
tussen beslagleggers om onnodig beslag en behorende kosten voor de burger en schuldeiser
te voorkomen.
Het kabinet werkt de komende jaren aan een eenvoudiger en moderner belastingstelsel49 en de vereenvoudiging van het toeslagenstelsel. In de huurtoeslag wordt bijvoorbeeld
de leeftijdgrens verlaagd. De kinderopvangtoeslag wordt bijvoorbeeld vereenvoudigd
met de rechtstreekse financiering van kinderopvangorganisaties en het loslaten van
de koppeling met gewerkte uren. Dit geeft meer zekerheid over toekenningen. Tegelijkertijd
wordt het aantrekkelijker voor ouders om werk en zorg te combineren. Een goede start
op de kinderopvang kan tevens bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen. Het verbeteren
van de begrijpelijkheid en toegankelijkheid van het stelsel van de kinderopvangtoeslag
is onderdeel van het Verbetertraject kinderopvangtoeslag. De Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid gaat in aanvulling hierop de mogelijkheden onderzoeken voor
het bevorderen van het gebruik van kinderopvang onder ouders met een lage sociaaleconomische
status.50 Dit wordt ook bij de verbetertrajecten van de huurtoeslag en zorgtoeslag meegenomen.
Toeslagen wil de financiële voorspelbaarheid voor mensen vergroten door het verschil
tussen de voorlopige toeslag en de definitieve toeslag zo klein mogelijk te houden.
Op de korte termijn gaat het bijvoorbeeld om het actief wijzen op inkomensaanpassingen
en het gebruik van betere communicatiemiddelen, zoals apps, om mensen te activeren.
Verder wil Toeslagen het doorgeven van wijzigingen bij levensgebeurtenissen zo veel
mogelijk stimuleren. Voor de lange termijn wordt gewerkt aan een stelselwijziging
met grondslagen voor toeslagen die minder complex zijn. Daarmee gaan de processen
beter aansluiten bij de behoefte van burgers. Ook werkt Toeslagen aan een nieuwe meer
persoonsgerichte strategie voor de invordering, waarbij meer oog is voor wat werkt
voor burgers. Toeslagen richt zich zo veel mogelijk op het voorkomen dat burgers (verder)
in de betalingsproblemen komen, door het proces zodanig te verbeteren dat mensen het
in één keer goed doen.
Iedereen doet mee en komt vooruit
Ik wil dat iedereen in Nederland kan meedoen in de maatschappij en zich ook gezien
en erkend voelt. Meedoen in de samenleving betekent het participeren in een opleiding,
het hebben van een thuis, (vrijwillig) werk of dagbesteding, maar het betekent ook
deelname aan sport en spel, cultuur en het onderdeel zijn van sociale verbanden en
netwerken. In het bijzonder, alle kinderen en jongeren in Nederland moeten de kans
krijgen op zinvolle participatie nu en in de toekomst.
Mensen die leven in armoede ervaren op diverse vlakken een sociale achterstand. Dit
brengt een breder risico op sociaal isolement, vervreemding van de samenleving en
een beperkt sociaal kapitaal met zich mee. Het versterken van sociaal kapitaal heeft
positieve effecten ten aanzien van sociale en emotionele maar ook praktische steun,
zelfvertrouwen en het gevoel van zelfregie. Het kabinet gaat aan de slag met het tegengaan
van eenzaamheid en het bevorderen van bewegen en mentale fitheid.
Ik wil niet alleen dat volwassenen en kinderen die leven in armoede erbij horen en
meedoen, maar hen ook helpen vooruit te komen in het leven. Het versterken van cultureel
kapitaal draait om het ontwikkelen van vaardigheden, weerbaarheid en veerkracht. Het
draagt ook bij aan het geven van ruimte en handvaten om hun talenten en competenties
te ontwikkelen. Sommige mensen die langdurig moeten rondkomen van een laag inkomen
tonen zich veerkrachtig en creatief en weten het beste te maken van minimale middelen.
Maar dit gaat niet op voor iedereen. We onderzoeken het belang van investeren in veerkracht
en in factoren die veerkracht ondersteunen met als inzet om professionals in sociaal
domein handelingsperspectief te bieden. Om professionals te ondersteunen bij het signaleren
en omgaan met kinderarmoede zetten we tevens in op verdere implementatie van de handreiking
omgaan met armoede op scholen en andere domeinen rond het kind51.
Een van de maatregelen die ik aanvullend inzet ter versterking van kinderen in armoede
is de ondersteuning van de Alliantie Kinderarmoede. Meer dan 275 publieke en private
partijen hebben zich in de Alliantie Kinderarmoede verenigd om een bijdrage te leveren
aan het bestrijden van de gevolgen van armoede onder kinderen en te voorkomen dat
er nieuwe gezinnen in armoede bijkomen. Bij aansluiting kan elke partner individueel
bepalen wat hun inzet is in het tegengaan van kinderarmoede. De Alliantie Kinderarmoede
ondersteunt partijen hierbij en brengt ze samen. Samen met de Gelijke Kansen Alliantie
van het Ministerie van OCW en het Ministerie van VWS subsidieer en ondersteun ik de
Alliantie om de samenwerking rond het tegengaan van armoede onder kinderen verder
te versterken. Daarbij hoort ook het opzetten/door ontwikkelen van minimaal 15 lokale
actiegerichte coalities, gericht op het verbeteren van de maatschappelijke positie
van kinderen en gezinnen.
Goede kinderopvang en goed onderwijs zijn cruciaal voor de ontwikkeling en het versterken
van kansen van kinderen. Het kabinet heeft de ambitie om leerachterstanden bij de
start te voorkomen, door het stimuleren van deelname aan voor- en vroegschoolse educatie,
het versterken van de kwaliteit en het versterken van de relatie tussen opvang en
onderwijs.
Met de Gelijke Kansen Alliantie werkt het kabinet samen met scholen, gemeenten en
maatschappelijke partners, zoals de kinderopvang, aan het verbeteren van kansengelijkheid
in het onderwijs met aandacht voor thuis, school en de leefomgeving. Het kabinet wil
daarbij meer inzetten op en rondom de school als vindplaats van armoede. Daarvoor
is het belangrijk dat er een goede onderlinge verbinding is tussen school, ouders/verzorgers,
gemeente en wijk en zorg, waarbij samengewerkt wordt vanuit het belang van het kind.
Het kabinet wil het leggen en versterken van deze verbindingen verder aansporen. Op
verschillende plekken zijn goede ervaringen opgedaan met de rol van een brugfunctionaris
op scholen. De brugfunctionaris vangt signalen op, biedt een luisterend oor en ondersteuning
en verbindt waar nodig. Het kabinet vindt het breder inzetten van de brugfunctionaris
wenselijk, en werkt de mogelijkheden hiervoor de komende tijd uit.
Om kansengelijkheid verder te bevorderen trekken we ook gezamenlijk op rond de Rijke
Schooldag.52 Juist voor kinderen die opgroeien in een gezin met een laag inkomen is het van belang
dat zij via een verrijking van school en omgeving hun talenten kunnen ontwikkelen.
Met lokale coalities (scholen, gemeente, en maatschappelijke organisaties zoals de
kinderopvang of sportorganisaties) wordt een breed aanbod aan activiteiten en ondersteuning
vormgegeven dat aansluit bij de behoeften van kinderen zoals sport en beweging, cultuur
en huiswerkbegeleiding.
De komende jaren ondersteunt het kabinet de partners van SAM& (samenwerkingsverband
van Leergeld Nederland, Jeugdfonds Sport & Cultuur, Nationaal Fonds Kinderhulp en
Stichting Jarige Job) bij het vergroten en bestendigen van hun bereik van kinderen
met kindvoorzieningen, zoals sport- of muziekles of een verjaardagspakket. Met deze
en aanvullende partners wil ik tevens een uitbreiding van de huidige gemeentelijke
kindpakketten, al dan niet voor specifieke doelgroepen, zoals kinderen met een beperking
of kinderen van ouders met een migratieachtergrond verkennen. Hierbij kan gedacht
worden aan activiteiten die zelfvertrouwen, basisvaardigheden en veerkracht vergroten
of stage of trainee plekken.
In een aantal gebieden in steden stapelen problemen zoals armoede, onderwijsachterstanden
en slechte gezondheid zich meer dan gemiddeld op. Met het Nationaal Programma Leefbaarheid
en Veiligheid verbetert het kabinet samen met de gemeenten de fysieke leefomgeving
via een samenhangende gebiedsgerichte aanpak. Het programma wil mensen toekomstperspectief
bieden en de veiligheid vergroten. De acties uit de Aanpak geldzorgen, armoede en
schulden dragen daaraan bij en krijgen een gebiedsgerichte invulling in de partnerschappen
met de gemeenten met deze stedelijke focusgebieden. Samen met gemeenten, maatschappelijke
organisaties, buurtorganisaties, vrijwilligers en werkgevers sluiten we social impact
bonds en gaan we na wat nodig is om de stapeling van problematiek in de stedelijke
focusgebieden te doorbreken of te voorkomen. De Hackathon Gebiedsgerichte aanpak geldzorgen,
armoede en schulden bracht de betrokkenen bij elkaar om armoede en schulden in de
stedelijke focusgebieden een impuls te geven.
Hackathon Gebiedsgerichte
aanpak geldzorgen, armoede en schulden
Juist in de focusgebieden is de aanpak van geldzorgen, armoede en schulden nodig.
De uitdaging is lokale en landelijke acties elkaar te laten versterken. Via de werkvorm
‘hackathon’ hebben rijksoverheid, gemeenten, maatschappelijke partijen, vrijwilligers
en ervaringsdeskundigen zich hierover 8 juni 2022 gebogen. Meest in het oog springende
resultaten:
• Financiële wasstraat. Life events zijn ideale momenten om bij aan te sluiten. Waar heb je recht op, wat
geef je uit? Eén betaaldag voor alles en één dag voor alle vaste afschrijvingen. Geef
bij toeslagen de keuze of het geld rechtstreeks naar de woningcorporaties gaat, rechtstreeks
naar de zorgverzekeringen of dat je het zelf wilt beheren.
• Het nationaal perspectieffonds: Wat heb jij nodig? Saneringskrediet, buffer en budgetcoach: garandeer het inkomen voor de doelgroep.
Dat geeft rust en veiligheid. Ontzorg mensen, zodat zij weer aan hun perspectief kunnen
werken.
• Straatberaad: Maak een kleinschalig ecosysteem in de straat voor en door inwoners, bedrijven, maatschappelijke
organisaties, scholen etc. met budget en beslissingsbevoegdheid. Zo kloof tussen overheid
en inwoners verminderen.
• Hallo Buren! We maken van armoede een collectief probleem, door een buurtgerichte aanpak. Buurtgenoten
worden uitgenodigd om gezamenlijk een plan te maken om de buurt schulden- en armoedevrij
te krijgen.
Deze en andere resultaten zullen in samenwerking met de focusgebieden worden uitgewerkt,
beproefd en toegepast.
Met snelle financiële ondersteuning kunnen soms veel grotere problemen worden voorkomen.
De doorbraakmethode laat zien dat een investering ergens anders kostenbesparing kan
opleveren, bij een ander onderdeel van de overheid of bij bedrijven. Binnen de hervormingsagenda
Jeugd is dan ook het streven om het beroep op jeugdzorg terug de dringen door meer
gezinsgerichte inzet, waarbij ook ruimte wordt gemaakt voor de (integrale) aanpak
van schulden van ouders. Ik wil in samenwerking met het Ministerie van VWS en VNG
ook binnen de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden ruimte geven voor het opschalen
van succesvolle financieringsvormen en het experimenteren met nieuwe financieringsvormen,
waarbij verschillende geldstromen gecombineerd worden.
We gaan na hoe we een overbruggingsprocedure – nu beschikbaar voor het zorgdomein
– voor het hele sociaal domein kunnen vormgeven. Onderdeel daarvan is de vraag of
en hoe een garantstelling, dan wel het verlenen van een voorschot (met middelen vanuit
het Rijk), kan helpen als onduidelijk is welke partij hulp of een voorziening moet
financieren. De overbruggingsprocedure voorkomt verdere escalatie van problemen van
inwoners. Eind 2022 is duidelijk of de Overbruggingsprocedure voor het hele sociaal
domein zinvol is en hoe deze er eventueel uit kan zien.53
Sneller perspectief op een financieel zorgeloze toekomst
Het kabinet wil meer mensen schuldhulp bieden en problematische schulden sneller oplossen.
Het recente advies «Van schuld naar schone lei» van de Raad voor Volksgezondheid &
Samenleving (RVS) bevestigt dat schulden ook een volksgezondheidsprobleem zijn. De
RVS adviseert voor de lange termijn aan de onderliggende oorzaken van schulden te
werken, zoals aan bestaanszekerheid en een betrouwbare en voorspelbare overheid. Voor
de korte termijn adviseert de RVS een nationale saneringsopgave, waarbij de overheid
mensen met schulden een menswaardig bestaan garandeert.54 De RVS stelt voor een «nationaal» perspectieffonds te creëren voor mensen bij wie
het oplossen van schulden niet of moeilijk lukt.
Het kabinet voert deze aanbeveling uit door de inzet van saneringskredieten te bevorderen.
Bewezen effectieve aanpak is dat schuldhulpverleners schulden afkopen door een collectieve
schuldregeling met schuldeisers die een groot deel van de schuld kwijtschelden. De
persoon met schulden heeft dan alleen nog een schuld bij de gemeente. De schuld wordt
in maximaal drie jaar afbetaald. Dat geeft rust om te werken aan financiële redzaamheid,
bijvoorbeeld een (betere) baan. Uit onderzoek55 blijkt dat gemeenten huiverig zijn voor het financiële risico dat een saneringskrediet
met zich meebrengt als het saneringskrediet onverhoopt niet (geheel) kan worden afgelost.
Het door mij gesubsidieerde nationale Waarborgfonds saneringskredieten dekt het financiële
risico van gemeenten. Dit moet ertoe leiden dat alle gemeenten saneringskredieten
aanbieden, hetgeen ook de Kamer heeft verzocht met de motie van de leden Ceder en
Kat (Kamerstuk 24 515, nr. 628). Het nationale Waarborgfonds Saneringskredieten moet breder toegankelijk worden.
Ik subsidieer daarom pilots voor jongeren en ondernemers met schulden.56
De totale doorlooptijd van schuldhulptrajecten moet korter. Daartoe maak ik in samenwerking
SchuldenlabNL en met gemeenten een aantal effectieve aanpakken in heel Nederland beschikbaar:
begeleiding naar en tijdens schuldsanering gericht op nazorg en vergroten van de redzaamheid,
collectief schuldregelen om schulden snel op te lossen, het schuldenknooppunt voor
veilige en digitale communicatie en het Jongeren Perspectief Fonds om jongeren, die
meestal geen afloscapaciteit hebben, perspectief te geven. Door middel van het Pact
Schuldzorgenvrij Nederland, werkt SchuldenlabNL met publieke en private partners aan
het opschalen van lokaal bewezen effectieve aanpakken. De impactmetingen van de eerste
vijf aanpakken57 laten zien dat de aanpakken effectief zijn.58 Ook bezie ik of belemmeringen in wet- en regelgeving weggenomen moeten worden om
de doorlooptijd te verkorten.59 Met NVVK, CJIB en gemeenten werk ik aan het vereenvoudigen en vaker gebruiken van
de schuldpauzeknop, zodat mensen die dat nodig hebben uitstel van betaling krijgen.60
61
Het adviesrecht voor gemeenten bij schuldenbewind draagt eraan bij dat de meest passende
vorm van ondersteuning voor mensen met problematische schulden wordt gevonden.62 De inzet is de financiën op orde te brengen door de bewindvoerder en de schulden
op te lossen door de schuldhulpverlening. Het schuldenbewind is gericht op het stabiliseren
van de situatie en het zorgen voor de basisvoorzieningen. Om schuldenbewind niet onnodig
lang te laten duren, is sinds de wetswijziging adviesrecht per 1 januari 2021 geregeld
dat schuldenbewind steeds voor bepaalde tijd is, bijvoorbeeld drie jaar. Door middel
van schuldhulpverlening of schuldsanering kunnen de schulden vervolgens verder worden
opgelost. Om de uitvoering te faciliteren is het Landelijk Platform Schuldenbewind
opgericht.63 Hierin bespreken gemeenten, rechtbanken en de beschermingsbewindvoerders hoe dit
in de praktijk werkt met als doel de kwaliteit van zowel bewindvoerders als schuldhulpverlening
te verbeteren.64 Als iemand overigens ontevreden is over het functioneren van diens bewindvoerder,
kan hiervan melding worden gemaakt via de klachtenprocedure van de bewindvoerdersorganisatie
of bij de kantonrechter. Ik zal samen met gemeenten en de branche de kwaliteit van
beschermingsbewindvoerders en schuldhulpverlening versterken. Hierbij betrekken we
signalen van degenen die onder bewind staan en de signalen die ik zelf ontvang over
beschermingsbewind. We gaan ook aan de slag met de resultaten van lopend onderzoek
naar financieringsstructuren voor de bekostiging van bewind.
Met de Minister van Financiën, de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris
van Fiscaliteit en Belastingdienst bezie ik de positie van publieke schuldeisers bij
schuldhulpverlening en schuldsanering zodat sneller tot een akkoord kan worden gekomen.
Daarbij betrek ik de financiële en maatschappelijke effecten van de positie van publieke
schuldeisers bij zowel het gemeentelijke schuldhulptraject als de wettelijke schuldsanering.
Dat doe ik mede in het licht van de wens van de Kamer om te komen tot inkorting van
de duur van de wettelijke schuldsanering.65
Caribisch Nederland
Ook voor inwoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba wil ik, net als voor inwoners
van Europees Nederland, de bestaanszekerheid versterken. Het belangrijkste doel van
het kabinet voor Caribisch Nederland is het verbeteren van de levensstandaard en het
bestrijden van de armoede. Tijdens mijn werkbezoek dat ik onlangs aan Saba, Sint Eustatius
en Bonaire heb gebracht, heb ik zelf ervaren dat de armoedeproblematiek in Caribisch
Nederland schrikbarend groot is. Dat moet veranderen. Het kabinet werkt deze periode
toe naar het ijkpunt voor het sociaal minimum. Dit doen we samen met de openbare lichamen
en sociale partners. Ik wil de nodige stappen aan de inkomenskant zetten om ervoor
te zorgen dat het ijkpunt sociaal minimum in 2025 gerealiseerd kan zijn. Dit is een
brede opgave, te meer daar de inwoners van Caribisch Nederland een te groot deel van
hun inkomen kwijt zijn aan de kosten van levensonderhoud. Er ligt een opgave voor
alle betrokken bewindspersonen om die hoge kosten aan te pakken.
Ik maak me zorgen over de gestegen kosten van levensonderhoud die zich ook in Caribisch
Nederland voordoen, met name die van de energie- en voedselprijzen. Bij deze problematiek
van oplopende prijzen speelt voor Caribisch Nederland bovendien dat er sprake is van
een relatief groot aandeel huishoudens met lage inkomens. Om ervoor te zorgen dat
het ijkpunt sociaal minimum niet uit de pas loopt met de kosten van levensonderhoud,
groeit het ijkpunt mee met de prijsontwikkelingen door deze jaarlijks te indexeren
aan de hand van de consumentenprijsindexcijfers van het CBS. Na het zomerreces ontvangt
u de volgende voortgangsrapportage ijkpunt sociaal minimum met daarin de indexering
van het ijkpunt. In 2025 zal er bovendien een nieuw onderzoek worden gedaan naar het
ijkpunt sociaal minimum, om te bezien of de inkomens en de kosten van levensonderhoud
(meer) met elkaar in balans zijn gebracht en wordt de inzet van de beoogde maatregelen
van het kabinet om bestaanszekerheid in Caribisch Nederland te verbeteren, geëvalueerd.
De urgentie van de problematiek in Caribisch Nederland noopt tot extra maatregelen
in 2022. Per 1 juli 2022 is de onderstand voor zelfstandig wonenden en die met een
gezamenlijke huishouding al verhoogd. Ook is de kinderbijslag verhoogd. Net als in
Europees Nederland, komt er bovendien voor Caribisch Nederland dit jaar nog een tegemoetkoming
om de energielasten voor huishoudens met een laag inkomen beheersbaar te houden. Met
het programma BES(t) 4 Kids zijn daarnaast al belangrijke stappen gezet om de kwaliteit
en de (financiële) toegankelijkheid van de kinderopvang te verbeteren. Het verlagen
van de ouderbijdrage heeft ertoe geleid dat de kinderopvang betaalbaarder is geworden.
Tot slot gaan we ook in Caribisch Nederland aan de slag met het verrijken van school
en omgeving middels de rijke schooldag.
Blik vooruit
De komende periode ga ik met alle partners aan de slag met concretisering en verdere
uitwerking van de in de programma’s gepresenteerde acties. De uitvoering van de aanpak
wordt met oog voor de reeds lopende programma’s gezamenlijk vormgegeven. In 2025 maken
we de balans op. De (tussen)resultaten worden gebruikt om waar nodig andere accenten
te leggen of bij te sturen. Uiteraard zal ik uw Kamer tussentijds informeren over
de verdere uitwerking, uitvoering en resultaten van de aanpak.
Ik nodig de Kamer van harte uit ideeën te bespreken over het versterken van de bestaanszekerheid.
Ik bespreek ook graag de dilemma’s waar we tegenaanlopen, zoals de armoedeval en onvoorziene
omstandigheden, zoals de huidige inflatie, die voor veel mensen de bestaanszekerheid
onzeker maken.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen