Brief regering : Reactie op de motie van het lid Van Haga c.s. over het wegnemen van obstakels voor het isoleren van monumenten (Kamerstuk 35925-VII-46)
32 156 Monumentenzorg
30 196
Duurzame ontwikkeling en beleid
Nr. 119
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juli 2022
Met deze brief reageer ik mede namens de Staatssecretaris van Cultuur en Media op
de motie1, die door de Kamerleden Van Haga, Van der Plas en Eerdmans is ingediend, om te onderzoeken
hoe obstakels voor het isoleren van monumenten kunnen worden weggenomen en in hoeverre
hiervoor een landelijke richtlijn kan worden opgesteld. De leden constateren dat landelijke
en gemeentelijke regels isolatie van monumenten tegenhouden. Eerder zijn bij de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vergelijkbare moties ingediend.2
In reactie op Kamervragen3 van het lid Van Haga heb ik aangegeven dat ik ter uitvoering van de motie samen met
de Staatssecretaris van Cultuur en Media de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
(RCE) heb gevraagd mij te adviseren over of, en zo ja hoe een landelijke richtlijn
ondersteunend kan zijn voor eigenaren die hun monument willen isoleren. In de bijlage
van deze Kamerbrief treft u dit rapport aan. Hieronder reageer ik op het advies van
de RCE en de motie Van Haga c.s.
Belemmeringen voor eigenaren van woonhuismonumenten
Bij de analyse van de obstakels die eigenaren van monumenten ervaren bij het verduurzamen
(waaronder isoleren) van monumenten heeft de RCE gebruik gemaakt van een eerder onderzoek
dat in opdracht van OCW/RCE is uitgevoerd.4 Aanvullend daarop heeft de RCE onderzoek gedaan naar welke informatie daarnaast reeds
beschikbaar was en welke obstakels door eigenaren ervaren worden. De RCE heeft hiervoor
gebruik gemaakt van signalen van monumenteneigenaren en gesprekken met de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Federatie Grote Monumentengemeenten (FGM) en de
Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (ERM). Uit de analyse komt naar
voren dat de belemmeringen die eigenaren ervaren bij het verduurzamen van monumenten
in drie categorieën zijn in te delen: (1) communicatie, kennis en kunde, (2) regelgeving
rondom vergunningverlening en (3) subsidievoorwaarden.
Communicatie, kennis en kunde
De eerste categorie heeft te maken met de grote hoeveelheid aan informatie die beschikbaar
is. Eigenaren weten de voor hen relevante informatie niet altijd te vinden. Ook zijn
eigenaren zich niet altijd bewust van de mogelijkheid om een gesprek met de gemeente
aan te vragen vóór het indienen van een vergunningaanvraag. Juist zo’n vooroverleg
helpt de eigenaar om een goed plan in te dienen. Hierbij wordt opgemerkt dat de effectiviteit
van zo’n vooroverleg afhangt van de kennis en ervaring van een gemeente. Niet elke
gemeente heeft deze kennis en capaciteit in huis.
Regelgeving rondom vergunningverlening
De tweede categorie belemmeringen die de RCE identificeert, heeft betrekking op de
vergunningverlening door gemeenten. In Nederland is het stelsel van de monumentenzorg
gedecentraliseerd. Gemeenten zijn bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning
die nodig is om een beschermd monument te wijzigen. In dat kader moet de gemeente
de afweging maken of verduurzamingsmaatregelen geen onaanvaardbare consequenties hebben
voor de monumentale waarde van het monument. Bij de uitvoering van deze taak hebben
gemeenten een zekere beleidsvrijheid om te bepalen wat wel en wat niet is toegestaan,
wat kan leiden tot lokale verschillen. De RCE geeft aan dat hierdoor bij eigenaren
een gevoel van willekeur kan ontstaan. Tegelijkertijd zorgt deze beleidsvrijheid er
juist voor dat maatwerk mogelijk is om per geval tot een goede oplossing te komen.
Belangrijk is om op te merken dat de RCE in lijn met een extern onderzoeksbureau5. concludeert dat de gesignaleerde belemmeringen niet liggen in de wet- en regelgeving
zelf maar meer op andere terreinen zoals communicatie, kennis en kunde.
Subsidievoorwaarden
Ten slotte geeft de RCE aan dat eigenaren tegen obstakels aanlopen bij het aanvragen
van subsidie voor het verduurzamen van hun monumenten. De kern is dat deze regelingen
eisen stellen aan de verduurzamingsmaatregelen die tot een aantasting van monumentale
waarden kunnen leiden (waar eigenaren bij gemeenten geen vergunning voor krijgen).
De Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) en de Subsidie
energiebesparing eigen huis (SEEH) worden als voorbeeld genoemd van regelingen, waarbij
monumenteigenaren in de praktijk vaak niet kunnen voldoen aan de subsidievereisten.
Het gaat dan om drempelwaarden die gehaald moeten worden om in aanmerking te komen
voor subsidie. Als voorbeeld: De minimale isolatiewaarde (Rd 3,5) voor gevelisolatie
betekent een zodanig dik pakket aan isolatie dat dit in veel gevallen niet toe te
passen is, zonder dat dit gevolgen heeft voor de monumentale waarden.
Oplossingen
Bij het verduurzamen van monumenten is het een gezamenlijke verantwoordelijkheid van
de Staatssecretaris van Cultuur en Media en mij om eigenaren te stimuleren en te ondersteunen
en hiernaast belemmeringen zoveel mogelijk weg te nemen. De RCE doet een aantal aanbevelingen
die ik mede namens mijn collega van OCW overneem. Hieronder ga ik daar nader op in.
Afwegingskader
In reactie op de motie van het lid Van Haga c.s. zal de RCE samen met de VNG en de
FGM een afwegingskader ontwikkelen dat eigenaren en gemeenten helpt om de juiste oplossingen
te vinden bij het verduurzamen van monumenten. Het staat gemeenten vrij om zo’n landelijk
afwegingskader te volgen of over te nemen.6 Sommige gemeenten, zoals de gemeente Amsterdam, hebben al een afwegingskader (of
uitvoeringsrichtlijn). De gemeenten blijven bevoegd gezag en het verduurzamen van
monumenten blijft maatwerk. Juist daarom moet een dergelijk afwegingskader geen dwingend
toetsingskader zijn dat voorgeschreven oplossingen bevat. Dit wordt niet alleen door
de VNG en de FGM aangegeven, maar ook door de RCE. Het afwegingskader biedt gemeenten,
zeker wanneer minder kennis en capaciteit in huis aanwezig is, houvast bij de verduurzaming
van monumenten. De Staatssecretaris Cultuur en Media en ik zijn voornemens om dit
afwegingskader onder de aandacht te brengen zowel via het Nationaal Programma Lokale
Warmtetransitie als via specifieke erfgoedorganisaties als de FIM en de partners van
de Routekaart verduurzaming monumenten.7
Financiële ondersteuning
De RCE merkt op dat eigenaren van monumenten in de praktijk vaak niet kunnen voldoen
aan de subsidievoorwaarden van de ISDE en de SEEH. Het klopt dat gemeenten voor een
aantal van de in de subsidieregelingen vereiste maatregelen, zoals dubbel of triple
glas of te dikke gevelisolatie, geen vergunning verlenen omdat het een aantasting
van het monument veroorzaakt. Hierdoor kunnen veel van deze woningen in de praktijk
niet voldoen aan deze subsidievoorwaarden, zeker niet in combinatie met het vereiste
om voor minimaal twee isolatiemaatregelen subsidie aan te vragen. Deze eis vervalt
vanaf 1 januari 2023. Vanaf die datum kunnen eigenaar-bewoners ook subsidie aanvragen
voor enkelvoudige maatregelen onder de voorwaarde dat de maatregel na 2 april 2022
is gerealiseerd of aangebracht. Dit is een belangrijke stap in het toegankelijker
maken van de regeling. Samen met OCW en EZK breng ik momenteel in kaart welke aanpassingen,
met inachtneming van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, nog meer wenselijk zijn
om rekening te houden met de beperkingen die voor monumenten (kunnen) gelden en op
welke termijn we de regelingen hierop kunnen aanpassen.
Naast de ISDE en de SEEH zijn er overigens ook andere regelingen waarmee ik het verduurzamen
van (rijks)monumenten stimuleer. Denk aan de Investeringssubsidie duurzaam maatschappelijk
vastgoed (DUMAVA) die binnenkort in werking treedt en de Subsidieregeling Verduurzaming
en Onderhoud Huurwoningen (SVOH), die ik momenteel aanpas zodat ook deze regeling
beter aansluit op verduurzamingsmogelijkheden in monumentale panden. Ook ondersteun
ik een deel van de doelgroep via het ontzorgingsprogramma maatschappelijk vastgoed.
Tot slot wordt de verduurzaming van monumenten gestimuleerd via het Programma Erfgoed
en Duurzaamheid van de RCE en via een tweetal SBIR’s voor innovaties voor duurzaam
erfgoed bij de RVO.8 Ook heeft mijn collega van OCW verschillende regelingen, zoals de Subsidieregeling
instandhouding monumenten (waarmee eigenaren subsidie kunnen krijgen voor een duurzaamheidsadvies)
en duurzaamheidsleningen (laagrentend) via het Nationaal Restauratiefonds.
Kennis en voorlichting
Een andere oplossing zit in het delen van kennis en het geven van voorlichting. De
RCE zal hier via het programma Erfgoed en Duurzaamheid verder aan werken, onder andere
door de beschikbare informatie in samenhang te ontsluiten via de Kennisbank van de
RCE en door de kennissessies voor gemeenten uit te breiden. Ik wil hieraan bijdragen
door het afwegingskader en de activiteiten van de RCE onder de aandacht te brengen
bij relevante programma’s zoals het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie, via
het Kennis- en Innovatieplatform Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed en op de website
van het Nationaal Isolatieprogramma.
Opgave monumenten
Er ligt een grote opgave om de gebouwde omgeving te verduurzamen. De EU doelstelling
van 55% CO2-reductie in 2030 is in het coalitieakkoord omarmd. De Routekaart Verduurzaming Monumenten
geeft aan hoe de monumentensector wil bijdragen aan deze doelstelling, en dat is voor
deze sector ten minste 40% CO2-reductie in 2030. Met het Programma Versnelling Verduurzaming Gebouwde Omgeving heb
ik aangegeven hoe ik deze doelen wil bereiken. Er ligt een fors pakket aan maatregelen,
niet alleen om eigenaren te stimuleren en ondersteunen, maar ook op het gebied van
normeren. Omdat niet alle normering van toepassing is op monumenten zal ik samen met
OCW, EZK en de monumentensector verkennen welke streefnormen voor monumenten realistisch
zijn. Over de voortgang van de verkenning naar streefnormen en het eerder genoemde
afwegingskader verwacht ik de Kamer voor de zomer van 2023 te informeren.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening