Brief regering : Resultaten haalbaarheid ondergrondse waterstofopslag op zee
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie
Nr. 336
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN DE MINISTER VOOR
KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juli 2022
In het energiesysteem van de toekomst zal waterstof een belangrijke rol vervullen.
Waterstof kan (langdurig) worden opgeslagen en daarmee de noodzakelijke flexibiliteit
leveren om vraag en aanbod op elk moment te matchen. In een brief aan uw Kamer van
12 oktober 2021 (Kamerstuk 29 023, nr. 270) is al geconstateerd dat om deze rol te vervullen, grote behoefte aan grootschalige
ondergrondse waterstofopslagcapaciteit zal ontstaan. Deze opslagfaciliteiten zullen
ruimtelijke implicaties hebben, zowel onder- als bovengronds. Eventuele ontwikkeling
van opslaglocaties op land zullen een zorgvuldig participatieproces moeten doorgaan,
waar belanghebbenden, zoals burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en decentrale
overheden betrokken zullen worden. De verwachting is dat aan de opslagbehoefte voor
2030 kan worden voldaan met enkele opslaglocaties op land. Na 2030 zal de behoefte
aan waterstofopslag verder gaan groeien. Om de impact op land te beperken, en daarbij
op de omwonenden, is het belangrijk om alternatieven alvast te gaan verkennen. Daarom
heb ik TNO en EBN de opdracht gegeven om de haalbaarheid van grootschalige ondergrondse
waterstofopslag op zee nader te onderzoeken. Met deze brief bied ik uw Kamer het onderzoeksrapport
aan1. Ik geef hiermee invulling aan de toezegging van mijn voorganger om de mogelijkheden
van alternatieven voor waterstofopslag op land te verkennen en hoe deze zich verhouden
tot andere alternatieven (Kamerstuk 29 023, nr. 270).
Onderzoeksresultaten
Uitkomst van het onderzoek is dat ondergrondse waterstofopslag op zee technisch gezien
haalbaar lijkt, maar dat er wel randvoorwaarden zijn om dit te kunnen realiseren.
De aanlegkosten van alle benodigde faciliteiten en infrastructuur op zee zijn tussen
de anderhalf en tweeëneenhalf keer hoger dan op land. Waterstof kan in zoutcavernes
worden opgeslagen of in (deels) leeg-geproduceerde gasvelden. Zoutcavernes vormen
een technisch bewezen optie voor waterstofopslag. Tot 2030 wordt de verwachte behoefte
aan waterstofopslag waarschijnlijk volledig gedekt door de huidige plannen in de (nieuwe
aan te leggen en bestaande) zoutcavernes op de locatie Zuidwending (gemeente Veendam
provincie Groningen)2. Afhankelijk van ontwikkelingen in het energiesysteem zal de noodzaak voor waterstofopslag
op zee in de toekomst kunnen groeien. Er is in het noorden van het Nederlandse deel
van het continentaal plat een groot aantal zoutstructuren aanwezig die in theorie
ruimte kunnen bieden voor de aanleg van honderden opslagcavernes. In totaal zijn 12
structuren geïdentificeerd die het meest kansrijk zijn voor ontwikkeling met een theoretische
opslagcapaciteit van in totaal ca. 170 TWh.
De technische haalbaarheid van waterstofopslag in leeg-geproduceerde gasvelden moet
nog definitief worden vastgesteld. In de Nederlandse Noordzee zijn er meer dan 200
gasvelden waar het gas uit gewonnen is en die theoretisch in aanmerking komen voor
waterstofopslag. Voor 80 van deze gasvelden geldt dat het werkvolume binnen het zoekbereik3 valt dat beoogd wordt voor verschillende vormen van waterstofopslag (kort-cyclische,
seizoensopslag en/of strategische opslag) met een geschatte totale opslagcapaciteit
van 294 TWh. De verwachting is dat dit niet concurreert met de vraag naar ruimte voor
CO₂-opslag op de Noordzee. Vanuit economisch en praktisch oogpunt zullen velden met
een groot volume eerder voor CO₂-opslag in aanmerking komen. Voor waterstofopslag
zijn kleinere velden wenselijker. Deze vergen namelijk minder kussengasvolume, waardoor
opstartkosten kunnen worden verminderd.
Voor het aanleggen van opslagfaciliteiten en het uitvoeren van opslagactiviteiten
op zee zijn geen cruciale belemmeringen gevonden binnen de bestaande wet- en regelgeving.
Een punt van aandacht is dat het momenteel niet toegestaan is om pekel op zee op te
lozen. Dit betekent dat voor de aanleg van zoutcavernes op zee, infrastructuur moet
worden aangelegd om de pekel naar land te kunnen vervoeren.
TNO en EBN signaleren ook dat o.a. in Duitsland, Verenigd Koningrijk, Frankrijk en
Denemarken al diverse pilotstudies lopen voor waterstofopslag in zoutcavernes. Enkele
van de locaties in Duitsland zijn reeds verbonden met het Nederlandse gastransportnetwerk.
Mede daarom ligt het voor de hand om mogelijkheden te verkennen om samen met Duitsland
gezamenlijk waterstofopslagcapaciteit op te bouwen (zoals die er nu is voor aardgas),
zowel op land als offshore.
Conclusie
TNO en EBN adviseren om ondergrondse waterstofopslag op zee te betrekken als een technisch
haalbare optie bij de ontwikkeling van de toekomstige energiehoofdinfrastructuur en
de ruimtelijke ordening van activiteiten op de Noordzee. Ook adviseren ze om de mogelijkheden
en randvoorwaarden te onderzoeken om een eerste pilotproject voor waterstofopslag
in een gasveld op zee te ontwikkelen. Ik vind dit verstandig en daarom neem ik deze
optie mee in het Nationaal plan energiesysteem en het Nationaal Waterstof Programma,
waarbij de behoefte aan waterstofopslag op zee en de plek daarvan in het toekomstige
energiesysteem bezien zal worden. Dit wordt gedaan vanuit het perspectief van de rol
van waterstof in het energiesysteem en de daaruit volgende algehele behoefte. Indien
waterstofopslag op zee nodig wordt geacht, zal ik de mogelijkheid onderzoeken om ruimte
hiervoor te reserveren binnen het Programma Noordzee.
Hierbij moeten de synergiën van offshore wind, waterstof productie op zee en aanleg
van energie-eilanden worden benut, en moet bekeken worden of sprake is van ruimtelijke
spanningen. Ik ga ook in gesprek over waterstofopslag met onze buurlanden en specifiek
Duitsland. Met name om te bespreken hoe we gezamenlijk (offshore) opslaglocaties voor
waterstof kunnen ontwikkelen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
J.A. Vijlbrief
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie