Brief regering : Rapport 'Hardvochtige effecten van overheidshandelen voor burgers binnen de sociale zekerheid'
29 362 Modernisering van de overheid
26 448
Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
Nr. 309
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VOOR ARMOEDEBELEID,
PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juli 2022
Bestaanszekerheid voor mensen: daar is het uitgebreide stelsel van sociale zekerheid
dat we hebben in Nederland op gericht. De mensen die het nodig hebben, staan daarbij
centraal, tegen de achtergrond van het algemeen belang: hoe helpen we mensen zo goed
mogelijk en houden we tegelijkertijd het stelsel beschikbaar, uitvoerbaar en betaalbaar?
Vaak gaat dat goed. Maar we weten inmiddels dat wetten en de uitvoering daarvan in
de praktijk problemen veroorzaken en er voor kunnen zorgen dat mensen in de knel komen.
Om inzicht te krijgen in hardvochtige effecten van (de uitvoering van) de Participatiewet,
de werknemersregelingen en de uitbetaling van het pgb is extern onderzoek uitgevoerd.
Hierbij bieden we uw Kamer het eindrapport aan.
Dit onderzoek is uitgevoerd door Panteia, naar aanleiding van de motie van het lid
Omtzigt c.s.1. In deze motie wordt het kabinet verzocht een onderzoek uit te voeren met behulp
van een externe partij, met als doel een doorlichting van bovengenoemde wetten en
regelingen waar hetzij de wet, hetzij de uitvoering van de wet door de overheid hardvochtige
effecten heeft op groepen burgers. Ook in overige wetten worden knelpunten en hardvochtige
effecten geïnventariseerd naar aanleiding van de motie Ploumen/Jetten2. Over de voortgang wordt u voor de zomer geïnformeerd door de Minister van BZK. Over
de bevindingen van knelpunten en hardvochtige effecten in overige SZW-wetgeving, die
niet in dit onafhankelijke onderzoek is meegenomen, informeren we u in het najaar
van 2022, samen met de uitgebreidere reactie op bijgaand onderzoek. Over de bevindingen
van knelpunten en hardvochtige effecten in overige VWS-wetgeving bent u onlangs geïnformeerd3.
De onderzoekers stellen vast dat knelpunten in wet- en regelgeving of de uitvoering
onder bepaalde omstandigheden kunnen leiden tot hardvochtige effecten voor groepen
burgers. Dit maakt dat hardvochtige effecten contextafhankelijk zijn en mensen in
bepaalde situaties kunnen worden aangetast in hun bestaanszekerheid. De onderzoekers
concluderen dat er de komende jaren werk aan de winkel is en doen een aantal aanbevelingen
om het ontstaan van hardvochtige effecten door knelpunten in de wet- en regelgeving
en de uitvoering ervan in de toekomst te voorkomen.
Wij onderschrijven de bevindingen uit het onderzoek. De opgehaalde knelpunten zijn
herkenbaar en de voorgestelde oplossingsrichtingen sluiten veelal aan bij voorstellen
die gedaan zijn in al lopende trajecten om de dienstverlening aan mensen te verbeteren
en te komen tot meer mensgerichte wetgeving en uitvoering daarvan. Wij wijzen daarbij
onder meer op het eerder aan uw Kamer toegezonden rapport Participatiewet in Balans4, waarin vergelijkbare knelpunten en oplossingsrichtingen zijn benoemd. Daarnaast
zijn er raakvlakken met de trajecten die zijn opgestart om hardvochtige effecten in
de WIA tegen te gaan, om het handhavingsinstrumentarium te herijken en de Fraudewet
te herzien en om te stimuleren dat bij de keuze voor een pgb een bewuste keuze wordt
gemaakt voor werkgeverschap. Daarbij wordt de complexiteit waar mogelijk gereduceerd.
Dit geldt net zo voor de ingezette vereenvoudiging van de sociale zekerheidswetgeving5en het traject Werk aan uitvoering6 waarover u recent bent geïnformeerd. Over de voortgang van de overige trajecten wordt
u binnenkort geïnformeerd.
Wij vinden het van groot belang dat onze wetten en regels werken voor mensen en niet
onnodig hard uitpakken. Daarom wordt er vanuit de departementen, UWV, de SVB en gemeenten
ook met volle overtuiging hard gewerkt aan het verbeteren van de dienstverlening en
wet- en regelgeving. Daarbij kijken we ook goed naar wat er nu al kan en niet hoeft
te wachten op aanpassing van regelgeving en andere randvoorwaarden. We gaan de uitkomsten
en oplossingsrichtingen uit dit onderzoek dan ook in dit licht bekijken en bespreken
met een vertegenwoordiging van de mensen zelf en de professionals die met hen werken,
dus cliëntenorganisaties, de uitvoerders, sociale partners en andere stakeholders.
Ingezette verbetertrajecten worden hier niet mee vertraagd. De nieuwe inzichten worden
juist gebruikt om lopende en nieuwe verbetertrajecten zo veel mogelijk te voeden.
Voor de Participatiewet geldt dat de oplossingsrichtingen al worden meegenomen in
het traject Participatiewet in balans. Voor de overige onderzochte regelingen wegen
we de voor- en nadelen van de handelingsperspectieven die gegeven worden en kijken
we in hoeverre deze al worden opgepakt of opgepakt kunnen worden. Daarbij passen we
consequent de lessen van de Tijdelijke Commissie Uitvoering en van de Parlementaire
Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag toe: de effecten van de genoemde handelingsperspectieven
worden goed doordacht vanuit het perspectief van mensen en organisaties voor wie dat
zou gaan gelden en de professionals die met hen werken. Ook vindt uiteraard steeds
een afweging plaats vanuit het algemeen belang. Uitvoerbaarheid, financiële houdbaarheid
van het stelsel en prioritering maken hier deel van uit. Dit doen we zorgvuldig. Hierover
informeren we u in het najaar van 2022. Daarover gaan we graag in gesprek met uw Kamer.
We werken aan verbeteringen, maar ook de resultaten daarvan zullen we in de toekomst
moeten onderhouden om te voorkomen dat onbedoelde effecten ontstaan, of lang kunnen
bestaan. We houden intensief contact met de praktijk om signalen zo snel mogelijk
te kunnen oppakken. Voor uw Kamer maken we dit duurzaam inzichtelijk via de Standen
van de uitvoering en knelpuntenbrieven.
Mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen