Brief regering : Stand van zaken en vervolg Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw
35 925 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2022
Nr. 159
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juli 2022
De laatste vijf jaar heeft ons land en daarmee de land- en tuinbouw te maken gehad
met verschillende weersextremen en toenemende verzilting. Denk aan de hagelschade
in 2017, de drie droge zomers in 2018, 2019 en 2020, de enorme wateroverlast in Limburg
in 2021 en ook dit voorjaar zorgde weinig neerslag voor zorgen over droogte. Verder
deden zich begin dit jaar drie stormen in één week voor en was er wateroverlast in
het oosten van het land. Deze gebeurtenissen laten zien hoe urgent klimaatadaptatie
ook voor de land- en tuinbouw is. Gevolgen van klimaatverandering spelen nu al en
niet pas over 20 of 30 jaar.
In deze brief geef ik u een update en vervolg over het Actieprogramma klimaatadaptatie
landbouw (AP KAL) en hoe LNV agrariërs stimuleert en ondersteunt om klimaatbestendiger
te worden. Dit is in lijn met de Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS). Daarbij
benadruk ik dat deze brief en de inzet op klimaatadaptatie richting geeft voor de
toekomst van de landbouw en de integrale gebiedsgerichte aanpak in het kader van stikstof,
klimaat en water op grond van het Nationaal Programma Landelijk Gebied.
Voor Nederland zijn de volgende door het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut
(KNMI) benoemde vier trends van klimaatverandering belangrijk: het wordt droger, warmer en natter, en de zeespiegel gaat stijgen, waardoor de verzilting toeneemt. Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) heeft in 2021 aangegeven
dat de klimaatverandering sterker en sneller verloopt dan verwacht. Dit heeft ook
consequenties voor de land- en tuinbouw. De impact van de trends verschilt per gebied,
sector en teelt:
• Wateroverlast is bijvoorbeeld een risico in het rivierengebied (vollopen van uiterwaarden
in het groeiseizoen) en het heuvelland in Limburg (overstroming van de Maas en zijtakken).
• Droogte is met name een risico op de hoge zandgronden in Oost- en Zuid-Nederland en
raakt alle sectoren daar.
• Verzilting als gevolg van een stijgende zeespiegel in combinatie met droogte en bodemdaling
speelt in het westen en noorden van het land langs de kust en in Flevoland. Dit raakt
de land- en tuinbouw in de zuidwestelijke delta, maar ook kapitaalintensieve zoutgevoelige
teelten zoals boomteelt (Boskoop) en bloembollen (duin- en bollenstreek, kop van Noord-Holland).
• Daarnaast spelen bij de fruitteelt risico’s door nachtvorst, hitte en zonstraling.
• Extremere weersomstandigheden hebben ook impact op veehouderijbedrijven. Te denken
valt aan hittestress bij landbouwhuisdieren in stallen, weiden en bij transport, gederfde
gewasopbrengsten en minder voer van eigen land, en dieren die door extreme (natte
of warme) weersomstandigheden minder naar buiten kunnen. Daarbij hebben bodemdaling
en verzilting ook gevolgen voor de (melk)veehouderij in de veenweidegebieden.
• Piekbuien kunnen in heel Nederland voor wateroverlast zorgen.
Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw 2020–2022
Het actieprogramma
Het Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw is onder regie van mijn voorganger samen
met partijen als LTO, IenW, UvW, IPO, VNG en het Verbond van Verzekeraars ontwikkeld
en begin 2020 aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 35 300 XIV, nr. 70). De boer, handelingsopties voor en het toekomstperspectief van zijn of haar bedrijf
staan hierin centraal.
De hoofddoelstelling van het actieprogramma is dat in 2030 alle ondernemers in de land- en tuinbouw voorbereid
zijn om duurzaam en effectief te kunnen omgaan met de veranderingen in het klimaat.
Een tweede doelstelling in het actieprogramma stelt dat eind 2021 de risico’s, knelpunten en kansen op het
gebied van klimaatadaptatie per sector en type landgebruik in de landbouw met waterbeschikbaarheid,
stresstesten en risicodialogen in kaart zijn gebracht en beleidsinstrumenten zijn
voorbereid dan wel ingezet om deze knelpunten op te lossen en de kansen te benutten.
Acties van dit programma zijn bijvoorbeeld gericht op water beter vasthouden in landbouwbodems
via water- en bodemmaatregelen, verminderen van hittestress bij vee en aanpassen van
teelt- en veehouderijsystemen. Hiervoor wordt via het actieprogramma gewerkt met vijf
pijlers:
1. Watersysteem
2. Bodemsysteem
3. Gewassen en teeltsystemen
4. Veehouderij
5. Ondersteunende instrumenten:
▪ Kennis en innovatie
▪ Regionale aanpak
▪ Risicomanagement
Resultaten 2020–2022
De afgelopen twee jaar is gewerkt aan kennisprojecten, het realiseren van resultaten
voor de korte termijn denk aan de regionale aanpak van droogte en wateroverlast, het
goed meenemen van de landbouw in het Deltaprogramma en het leggen van verbindingen
met andere programma’s, zoals het Nationaal Programma Landbouwbodems en het Deltaplan
Agrarisch Waterbeheer (DAW).
De volgende resultaten zijn geboekt:
• Er is beter zicht op de risico’s, knelpunten en kansen voor de land- en tuinbouw als
gevolg van klimaatverandering.
• Er zijn instrumenten ontwikkeld voor agrariërs, waterschappen en beleid, denk aan
de waterbehoefteviewer, sectoroverleg droogte landbouw en natuur, klimaatstresstesten
voor boerenbedrijven, plan van aanpak hittestress landbouwhuisdieren, subsidie voor
agrariërs om te investeren in klimaatadaptieve maatregelen en kennisprojecten.
• De urgentie over de gevolgen van klimaatverandering in de land- en tuinbouw is bij
beleid, sector en keten- en gebiedspartijen toegenomen en er zijn samenwerkingen ontwikkeld
en verbindingen gelegd met (beleids)-programma’s en organisaties die bijdragen aan
agro-klimaatadaptatie.
• De meeste agrariërs merken de gevolgen van klimaatverandering in de bedrijfsvoering
en nemen hier maatregelen tegen.
LNV heeft veel gesproken met agrariërs via werkbezoeken met de DAW-Klimaatkaravaan
en de LNV Community. Ik kan daaruit concluderen dat de sector op weg is om zich voor
te bereiden op klimaatbestendigheid in 2030.
Tussenstand hoofddoelstelling: agrariërs werken aan klimaatadaptatie
De meeste agrariërs vinden het vanzelfsprekend om maatregelen te nemen die te maken
hebben met klimaatverandering, omdat dit volgens hen bijdraagt aan het toekomstbestendig
houden van hun bedrijf. Zij hebben wel behoefte aan bij de eigen bedrijfsvoering passende
informatie over adaptatiemaatregelen, inclusief de kosten en baten daarvan. Volgens
ondernemers is die informatie soms nog lastig te vinden. Er zijn ook agrariërs die
kansen zien door klimaatveranderingen, zoals een langer groeiseizoen, hogere opbrengsten
en de mogelijkheid om andere gewassen te telen passend bij een ander klimaat.
Tijdens de DAW-werkbezoeken in Noord-Holland, Friesland en Drenthe gaven ondernemers
de toenemende problematiek aan van verzilting en droogte. Denk aan de noodzaak om
sloten door te spoelen met zoetwater om verzilting te verminderen en water vast te
houden op de zandgronden ter voorbereiding op droogte. Ondernemers zetten in op zelfvoorziening
door zoetwater op te slaan in de grond of bassins, sensoren die zoutgehalte en bodemvocht
meten, druppelirrigatie en drainage.
Tweede doelstelling: risico’s, knelpunten en kansen door klimaatverandering
De in opdracht van LNV uitgevoerde inventarisatie van Wageningen Research (WR) wijst
uit dat de risico’s en knelpunten voor de land- en tuinbouw als gevolg van klimaatverandering
op dit moment voldoende in beeld zijn, maar dat dit voor wat betreft de kansen van
klimaatverandering nog beperkt het geval is. Wageningen Research adviseert om in de
volgende fase van het AP KAL meer aandacht te geven aan adaptatiestrategieën voor
de langere termijn gericht op de kansen en perspectieven voor de land- en tuinbouw
vanuit klimaatverandering, zoals teelt- en veehouderijsystemen (pijlers 3 en 4). Gedacht
kan worden aan nieuwe rassen en gewassen en het combineren van klimaatadaptatie met
andere opgaven. Ook wordt aanbevolen om bewustwording over klimaatrisico’s te vergroten
en handelingsperspectief via adaptatiemaatregelen te bieden door resultaten van kennisprojecten
en pilots beter te communiceren.
Uit de analyse in hoeverre de land- en tuinbouw meegenomen zijn in de stresstesten,
risicodialogen en het proces rond zoetwaterbeschikbaarheid van de Deltaprogramma’s
Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) en Zoetwater (DPZW) komt naar voren dat in het kader
van DPRA vooral de provincies en waterschappen de verantwoordelijkheid nemen om klimaatadaptatie
van land- en tuinbouw vorm te geven en dat gemeenten zich met name richten op de uitdagingen
rond water(overlast) in het stedelijk gebied. DPZW neemt de land- en tuinbouw over
het algemeen standaard mee in haar aanpak door deze sectoren een plek te geven in
de strategieën van de zoetwaterregio’s en de maatregelpakketten voor de periode 2022–2027.
Op deze manier komen middelen uit het Deltafonds ten goede aan het toewerken naar
klimaat- en waterrobuuste land- en tuinbouw.
Wageningen Research beveelt aan om het Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw zo
optimaal mogelijk mee te nemen binnen de gebiedsgerichte aanpak, mogelijk zelfs leidend
te laten zijn, zoals in de (provinciale) plannen en uitwerkingen in het kader van
het NPLG, en binnen de aanpak van DPRA meer aandacht te geven aan het landelijk gebied
en de landbouw.
Resultaten beleidsinstrumenten
In 2019 is naar aanleiding van de droge zomer van 2018 de Beleidstafel Droogte ingesteld
en in 2021 is na de wateroverlast in Zuid-Limburg de Beleidstafel Wateroverlast en
Hoogwater van start gegaan. Beide beleidstafels zijn onder regie van het Ministerie
van IenW uitgevoerd. De Beleidstafel Droogte is eind 2019 afgerond met aanbevelingen
die ervoor zorgen dat Nederland structureel weerbaarder tegen droogte wordt. Vanwege
de consequenties voor de land- en tuinbouw als gevolg van langere perioden van droogte
heeft LNV een aantal aanbevelingen op het gebied van landbouw uitgevoerd. De crisisvoorbereiding
voor droogte in het LNV-domein is versterkt met de volgende onderdelen:
• Droogte heeft een plaats gekregen in het voorbereiden op en oefenen met scenario’s
in het kader van de crisisvoorbereiding van LNV.
• LNV heeft het Sectoroverleg droogte landbouw en natuur opgestart, waardoor tijdens
een droogteperiode de informatiestromen beter zijn georganiseerd. De informatie uit
de sectoren over de effecten in een droogtesituatie voor de landbouw en natuur in
de verschillende regio’s van Nederland wordt gebruikt voor de droogtemonitor van het
Water Management Centrum Nederland bij Rijkswaterstaat en de Landelijke Coördinatiecommissie
Waterverdeling (LCW). Het sectoroverleg kan ook benut worden om te klankborden over
maatregelen van LNV die in geval van droogte aan de orde komen.
• LNV heeft door RVO en met medewerking van de waterschappen de Waterbehoefteviewer
laten ontwikkelen. Deze is sinds 2021 volledig operationeel. Door de Waterbehoefteviewer
hebben waterschappen beter inzicht in de droogtestress van landbouwgewassen en potentiële
economische schade als gevolg van droogte in hun wateraanvoergebieden en kunnen waterschappen
bij (dreigend) watertekort beter onderbouwde beslissingen nemen over waterverdeling
en/of onttrekkingsverboden in verband met beregening in de land- en tuinbouw, waarbij
zij op grond van de verdringingsreeks afwegingen moeten maken.
Het doel van de Beleidstafel Wateroverlast en Hoogwater is om te leren van de situatie in Limburg en beter voorbereid te zijn op gevolgen
van een periode van extreme neerslag – ook op andere plekken in Nederland, nu en in
de toekomst – zodat overlast en schade door teveel water zoveel mogelijk voorkomen
of beperkt kan worden. Voor de land- en tuinbouw is in dit kader het vergroten van
het risicobewustzijn voor wateroverlast in gebieden en het integreren van de opgaven
voor wateroverlast en -tekort in de integrale provinciale gebiedsplannen in het kader
van het NPLG van belang. Dit voorjaar heeft deze beleidstafel haar eerste advies opgeleverd.
Naar verwachting wordt deze beleidstafel eind 2022 afgerond.
Naar aanleiding van de wateroverlast in Limburg in 2021 heeft LNV aan WR opdracht
gegeven een methodiek te ontwikkelen om klimaatkwetsbare landbouwgebieden ruimtelijk weer te geven via een impactkaart van Nederland, zodat beter inzicht en
overzicht ontstaat waar rekening mee moet worden gehouden als gevolg van klimaatverandering
op de langere termijn voor de land- en tuinbouw. Dit is relevant voor het AP KAL,
maar ook voor de gebiedsgerichte plannen in het kader van het NPLG. Vanaf 2023 wordt
de methodiek verder doorontwikkeld.
Op grond van de Kennis- en Innovatieagenda voor Landbouw, Water en Voedsel en Missie C gericht op klimaatadaptatie van onder
meer het landelijk gebied en land- en tuinbouwsystemen is in de periode 2020–2022
een groot aantal kennisprogramma’s en -projecten in gang gezet. Denk aan de klimaatstresstesten
voor boerenbedrijven, pps’en voor de hoge zandgronden (Klimap), veenweiden (Laag NL
2050), open teelten en veehouderij, maar ook het Klimaatadaptatie-netwerk voor open
teelten (KANO) en de oproep van het Regieorgaan SIA als onderdeel van de Nederlandse
Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO SIA) voor projecten van hogescholen
en andere partijen gericht op het bundelen, valideren en verspreiden van boerenkennis
over klimaatadaptatie.
Om hittestress bij landbouwhuisdieren tot een minimum te beperken in de gehele keten hebben wij in samenwerking met ketenpartners
(veehouderij, transport en slachterijen) en de NVWA een Plan van aanpak voor hittestress
bij landbouw-huisdieren ontwikkeld. Uw Kamer is hier in april 2022 over geïnformeerd
in de verzamelbrief dierenwelzijn (Kamerstuk 28 286, nr. 1255). Hiermee wordt ook invulling gegeven aan de motie van het lid Graus (Kamerstuk 28 286, nr. 1158).
In de subsidieregeling op grond van het Europese Economisch Herstelfonds zijn maatregelen voor groen-economisch herstel opgenomen gericht op aanpassingen
aan klimaatverandering in de land- en tuinbouw, denk aan investeringen:
• voor het beter omgaan met grond- en oppervlaktewater en de waterhuishouding op het
bedrijf met het oog op het tegengaan van verdroging en/of verzilting van de bodem,
• in (elektrische) precisieberegening en -irrigatie, zoals software voor sensoren, dripirrigatie,
druppelslangen, Root Watering System en nachtvorstbestrijding,
• in onder- en bovengrondse waterberging, zoals freshmaker, diepdrain-infiltratie, kreekruginfilstratiesystemen,
waterbassins en opvang van hemelwater van daken,
• om water beter vast te houden in en rond de percelen, zoals waterconserveringsstuw,
knijpstuw of zoete stuw, maar ook adaptieve, peilgestuurde, regelbare drainage en
een drempelmachine voor ruggenteelten,
• in (aangepaste) machines, systemen of werktuigen voor stroken- en/of pixelteelt, agroforestry,
nieuwe (eiwitrijke) teelten en niet kerende grondbewerking, vaste rijpaden en mechanische
onkruidbestrijding, en
• voor klimaatbestendige fruitteelt, zoals hagelnetten, regenkappen en gehard glas voor
gebruik in bestaande of nieuwe kassen.
Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw 2023–2027
De komende vier jaar gaan we door op de ingezette koers van het Actieprogramma klimaatadaptatie
landbouw. Dit is in lijn met de versterkte urgentie op grond van het IPCC-rapport
over versnelling van klimaatverandering, onze ervaringen in Nederland met weersextremen
in de afgelopen jaren, de behoefte bij de sectoren en partners van het actieprogramma
en aanbevelingen van kennisinstellingen als Wageningen Research.
Daar heb ik twee belangrijke uitgangspunten bij, namelijk:
1. We moeten financieringsstromen van verschillende overheden, programma’s en onderwerpen
benutten en verbinden. Denk aan de middelen in het kader van het Transitiefonds en
de provinciale gebiedsplannen voor de aanpak van stikstof, klimaat en water in de
context van het NPLG, het Deltaprogramma, Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en Nationaal
Strategisch Plan (NSP) en andere (Europese) fondsen. Zo kunnen agrariërs met bijvoorbeeld
bodem- en watermaatregelen bijdragen aan lokale en regionale opgaven in relatie tot
het in balans brengen van het bodem- en watersysteem.
2. Na deze tweede uitvoeringsperiode maakt klimaatadaptatie integraal onderdeel uit van
het landbouwbeleid. Dat wil zeggen dat de gevolgen van klimaatverandering en de aanpak
daarvoor een volwaardige plek krijgen in het landbouwbeleid en de onderdelen daarvan.
Het actieprogramma wordt niet herzien, maar geactualiseerd. De ambities zoals het
aandacht vragen voor de gevolgen van klimaatverandering voor de land- en tuinbouw,
bieden van overzicht, samenwerken en verbinden met andere (beleids)-programma’s en
organisaties blijven overeind. Verder worden vanaf 2023 nieuwe KNMI- en andere wetenschappelijke
inzichten benut om het beleid voor klimaatrobuuste landbouw te verbeteren. Voor tussentijdse
monitoring gaan we:
• in 2023 een brede consultatie houden over klimaatadaptatie onder agrarisch ondernemers
vergelijkbaar met die van de LNV Community in 2021 en
• in 2026 een tweede tussenstand maken voor de vervolgaanpak richting 2030 en de langere
termijn, zoals 2050 en/of 2100.
Ook worden de komende jaren nieuwe accenten gelegd, samen met de provincies, sectoren
en gebiedspartijen. Een aantal voorbeelden hiervan licht ik hieronder toe.
Inzet LNV
De ingezette lijn van verbinding en samenwerking met de Deltaprogramma’s Ruimtelijke
Adaptatie en Zoetwater en Nationale klimaatadaptatiestrategie zal ik continueren (pijler
1). Waterbeschikbaarheid en samenwerking hiervoor (goede afspraken) tussen de waterpartijen
en landbouwsectoren blijven cruciaal. Daarnaast blijft het van belang de land- en
tuinbouw goed mee te nemen in de aanpak van het Deltaprogramma, denk aan de zoetwaterstrategieën
en maatregelpakketten van het Deltaprogramma Zoetwater.
Verder zal ik het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer voor de versterkte kennisverspreiding
voor duurzaam bodembeheer (pijler 2) en klimaatadaptatie financieel blijven ondersteunen.
Mijn ambitie is om dit uit te breiden naar onderwerpen als de toepassing van klimaatadaptieve
rassen, gewassen en teelt- en veehouderijsystemen (of onderdelen daarvan). Van 2021
tot en met 2023 wordt DAW voor duurzaam bodembeheer en klimaatadaptatie met 5 mln.
euro ondersteund vanuit de Klimaat-middelen. De beslissing over de voortgang van het
DAW-project Versterkte Kennisverspreiding Duurzaam Bodembeheer en Klimaatadaptatie
na deze periode wil ik koppelen aan een onafhankelijke evaluatie van het huidige project
in relatie tot de resultaten in 2023.
Voorts blijf ik inzetten op agendering van en bewustwording over gevolgen van klimaatverandering
voor de land- en tuinbouw en oplossingen daarvoor bij beleid en programma’s en in
de sectoren, zodat in 2030 (nieuwe en jonge) agrarisch ondernemers beter kunnen omgaan
met weersextremen en verzilting.
Kennis en innovatie
Wat kennis en innovatie (pijler 5) betreft, wordt mijn inzet de komende vier jaar
sterker gericht op het handelingsperspectief voor de boeren en tuinders op de langere
termijn, inclusief de kansen die door klimaatverandering ontstaan. Inzet en samenwerking
op het niveau van sectoren, ketens en regio’s blijft hierbij van belang. Hierdoor
kunnen ondernemers hun bedrijfsvoering optimaliseren, laten meebewegen met de klimaatveranderingen
op de middellange termijn en toewerken naar het transformeren van het bedrijf en de
teelt richting 2050:
• Bij optimaliseren van de bedrijfsvoering kan gedacht worden aan water- en bodembeheer, risicospreiding
in teelt(plan) en tijd, en het toepassen van droogte- en/of warmtebestendige gewassen.
Hier is al meer over bekend.
Een aantal concrete adaptatiemaatregelen zijn beschreven, zoals in de factsheets van
WR, en kunnen nu al toegepast worden door agrariërs.
– Meebewegen met klimaatveranderingen kan zitten in het toepassen van combinatieteelten, cabrio-kap in de fruitteelt, agroforestry
en zilte teelten. Onderzoek hiernaar bevindt zich veelal nog in het beginstadium.
– Bij transformeren, de grootste uitdaging, wordt er vanuit gegaan dat de gevolgen van klimaatverandering
niet gecompenseerd kunnen worden met de huidige landbouwsystemen en strategieën, maar
dat totaal andere (voedsel)productiesystemen moeten worden ontwikkeld. Gedacht kan
worden aan geheel andere gewassen (verschuiving van zuidelijke teelten naar het noorden,
zoals soja, druiven of perzik), de doorontwikkeling van zoutminnende gewassen en gewassen
die sterk tegen droogte en/of vernatting kunnen, en combinatieteelten zoals aquaponics
(combinatie van viskweek en teelt van gewassen). Andere voorbeelden zijn de natte
teelt van rijst, lisdodde, mattenbies en cranberry.
Om deze stappen in de land- en tuinbouw te zetten, zal ik het bestaande kennisinstrumentarium
en de bijbehorende middelen, zoals die van de Topsectoren en voor Beleidsondersteunend
Onderzoek, verder benutten. Uitgangspunt voor de kennisprojecten en -programma’s is
de Kennis- en Innovatieagenda Landbouw, Water en Voedsel en specifiek Missie C voor
een klimaatbestendig landelijk en stedelijk gebied. Daarin zijn de Meerjarige Missiegedreven
Innovatieprogramma’s C1 Klimaatbestendig landelijk gebied en
C2 Klimaatadaptieve land- en tuinbouwproductiesystemen het meest relevant voor het
bereiken van de doelen van AP KAL.
In lijn met de oproep van de Deltacommissaris en in antwoord op de verschillende weersextremen
van de afgelopen jaren laat ik de klimaatkwetsbare landbouw-gebieden, sectoren en teelten meer specifiek in kaart brengen. Dit doe ik in samenhang met
het Programma Water en Bodem Sturend van de Minister van IenW. Met dit ruimtelijke
beeld ga ik in gesprek met ondernemers, sectoren en gebiedspartijen om te bevorderen
dat deze kwetsbaarheden in de land- en tuinbouw verminderd of opgelost kunnen worden.
Deze inzichten zijn belangrijke inbreng in het kader van de transitie van de land-
en tuinbouw en de aanpak van de opgaven rond stikstof, klimaat en water.
Specifiek voor de Nederlandse verziltingsgevoelige (kust)gebieden en in het kader
van het gebiedsgericht werken start ik vanaf 2023 een meerjarig, crossover kennisprogramma op over zoute landbouw met een internationaal bereik en publiek-private samenwerking in het verschiet. Dit
programma brengt verschillende kennismissies voor landbouw, water en voedsel samen.
Het doel is om via onderzoek, innovatie en nieuwe bedrijfsstrategieën de land- en
tuinbouw op de noordelijke en westelijke rijke kleigronden voor nu en de middellange
en lange termijn het hoofd te bieden tegen verzilting en zoute landbouw handen en
voeten te geven. Hiervoor wordt samenwerking beoogd met onder meer het Kenniscluster
Verzilting i.o. en de Food and Agriculture Organization (FAO) van de Verenigde Naties,
omdat verzilting een mondiaal probleem is. Nederland kan zowel leren van als bijdragen
aan oplossingsrichtingen hiervoor.
Voor kennisverspreiding en -toepassing zal ik informatie over klimaatadaptieve maatregelen beter vindbaar en bedrijfsspecifiek
toepasbaar maken. Hiervoor kijk ik naar de kennisinstellingen als WR (zoals de factsheets
die zij nu al publiceren), de sectoren, de Kennis op Maat regeling van de Topsectoren,
het platform Groeien naar morgen en het vernieuwde Groen kennisnet. Zo wordt binnen
het Groen Kennisnet in samenwerking met het agrarisch onderwijs en verzekeraars een
themapagina over risicomanagement ontwikkeld met handvatten voor ondernemers om risicoanalyses
in relatie tot weerrisico’s voor hun bedrijfsvoering te doen en hoe ze daar goed op
kunnen inspelen met preventieve (adaptieve) maatregelen met als sluitstuk het afdekken
van bepaalde risico’s om de bedrijfscontinuïteit te borgen.
Een andere belangrijke impuls voor innovatie is dat het Nationaal Groeifonds (NGF) in 2022 middelen beschikbaar heeft gesteld voor CROP-XR, dat zich richt op
de ontwikkeling van robuuste, extra-weerbare («eXtra Resilient») landbouw-gewassen.
Het gaat om een omvangrijk programma van in totaal 82 mln. euro waarvan de NGF 42
mln. voor haar rekening neemt. Dit door mijn ministerie namens een consortium van
vier universiteiten en branchevereniging Plantum ingediende voorstel behelst fundamenteel
onderzoek op het snijvlak van plantenwetenschappen en kunstmatige intelligentie om
te komen tot nieuwe «smart-data» methoden voor plantenveredeling. Daarnaast wordt
ingezet op kennisverspreiding, onderwijs, en een snelle vertaling van de ontwikkelde
kennis naar commercialiseerbare gewassen waarmee wordt bijgedragen aan de verduurzaming
van teelten wereldwijd. Op Europees niveau kan gemeld worden dat de Europese Commissie
(EC) gestart is met het opstellen van nieuwe wetgeving voor nieuwe veredelingstechnieken,
zoals cisgenese en gerichte mutagenese. Naar verwachting levert de EC hiervoor in
het tweede kwartaal van 2023 een voorstel op. LNV zal dit traject in samenwerking
met IenW nauwgezet volgen en waar mogelijk voor Nederland relevante inbreng leveren.
Regionale aanpak
Mijn aandeel in gebiedsgericht werken via de regionale aanpak op grond van het AP
KAL (pijler 5) blijft in stand en zal hoofdzakelijk bestaan uit het ontwikkelen en
verspreiden van regionale kennis voor klimaatadaptatie in de land- en tuinbouw en
het bevorderen dat klimaatadaptatie een goede plek krijgt in gebiedsplannen, waaronder
die van het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Hierbij zal ook aandacht worden
besteed aan mogelijke win-wins met maatregelen voor duurzaam bodembeheer conform het
Nationaal Programma Landbouwbodems.
Risicomanagement
De Brede weersverzekering zie ik als een belangrijk instrument voor het risicomanagement
(pijler 5) van de agrarisch ondernemer ten aanzien van schade door extreem weer in
de open teelten. Door klimaatrobuuste, preventieve maatregelen in de open teelten
te nemen, kan de kans op en omvang van schades door extreem weer worden verkleind.
Dergelijke schade kan echter niet geheel uitgesloten worden. De deelname aan de Brede
weersverzekering heeft de afgelopen jaren een goed groeipercentage laten zien, maar
is nog niet omvangrijk genoeg om de premiesubsidie te kunnen gaan afbouwen. Dat is
sinds het ontwikkelen van de Brede weersverzekering met de verzekeraars en de sector
wel steeds de bedoeling geweest. Om de bedrijfscontinuïteit bij extreme schades door
middel van verzekeren te kunnen blijven borgen, is het dus van belang dat meer boeren
en tuinders een Brede weersverzekering gaan afsluiten. Om dit te bevorderen stel ik
in de GLB-periode 2023–2027 jaarlijks als premiesubsidie-budget 17,5 mln. euro beschikbaar.
Gelijktijdig wil ik met de sector en verzekeraars door onder meer gerichte communicatie
naar de telers toewerken naar een Brede weersverzekering die door een grotere omvang
onafhankelijker van de overheid stevig in de markt kan staan en land- en tuinbouwondernemers
helpt bij schades als gevolg van extreme weersomstandigheden.
Internationaal
Een nieuw accent in de uitvoering van het actieprogramma betreft internationale uitwisseling.
Alhoewel het actieprogramma voornamelijk een nationale focus heeft, heb ik de ambitie
om ook te leren van het buitenland, zowel Europa als daarbuiten. De Nederlandse land-
en tuinbouw zal in de (mogelijk al nabije) toekomst moeten overschakelen op bijvoorbeeld
meer droogte- en ziltbestendige gewassen. Om die omslag te kunnen maken, is het van
belang dat Nederlandse agrariërs, onderzoekers en beleidsmakers kennis kunnen nemen
van goede internationale voorbeelden van landen die al met dit soort omstandigheden
te maken hebben. Hiervoor wordt uitgewisseld met onder meer de Landbouwraden en voor
Nederland relevante landen en initiatieven.
Samenwerking in kader van Nationale klimaatadaptatiestrategie
In het kader van het LNV-project als onderdeel van het Nederlandse LIFE IP Klimaatadaptatie-programma
op grond van de NAS om de klimaatadaptatie van Nederland te versterken en versnellen
richt LNV zich voor landbouw en natuur op drie sporen: doorontwikkeling van de dynamische
kennisagenda en regionale aanpak (1 en 2) en verkenning met de financiële sector om
investeringen in klimaatadaptatie van landbouw en natuur te bevorderen (3). Verder
hebben de bij de NAS betrokken ministeries, waaronder LNV voor de domeinen landbouw
en natuur, opdracht gegeven aan het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) om een beleidsondersteunend
kennisprogramma te ontwikkelen gericht op de herijking van de klimaatrisico’s en -impacts
in Nederland. Daarnaast hebben vier bij de NAS betrokken ministeries – IenW, VWS,
BZK en LNV – bij NWO en in het kader van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) een
gezamenlijk onderzoek op het thema Klimaatadaptatie en gezondheid geïnitieerd.
Inzet sector en gebiedspartijen
Voor agrarisch ondernemers wordt het steeds belangrijker om bewust en actief maatregelen
te nemen tegen weersextremen en verzilting, zoals het zoeken en uitproberen van andere
en/of aangepaste rassen, gewassen en/of teelt- en veehouderijsystemen (pijlers 3 en
4) en het nog beter vasthouden van water in de landbouwbodems. De agrarische sector
is er in juli 2021 in Noord-Brabant en Gelderland mee geconfronteerd dat hoogsalderende
gewassen in de Maas-uiterwaarden, als die midden in het groeiseizoen vollopen, grotendeels
verloren gaan. Deze uiterwaarden zijn bedoeld als ruimte voor de rivier om hoogwaterafvoercapaciteit
te bieden. Het Ministerie van IenW evalueert momenteel het beleid ten aanzien van
het gebruik van de uiterwaarden (Beleidslijn grote rivieren).
De land- en tuinbouwbedrijven in de door deze wateroverlast getroffen gebieden hebben
eenmalig een tegemoetkoming voor de geleden schade ontvangen (Kamerstuk 32 698, nr. 63). De ondernemer moet afwegen of de bedrijfscontinuïteit door zo’n gebeurtenis in
gevaar komt en als het antwoord op die vraag «ja» luidt, die teelten niet meer in
het bouwplan voor de buitendijkse percelen opnemen. Dit soort afwegingen zullen ook
op andere plaatsen in relatie tot bijvoorbeeld waterbeschikbaarheid gemaakt moeten
worden om beter met klimaatverandering om te gaan.
Agrariërs kunnen met hun maatregelen bijdragen aan lokale en regionale opgaven in
relatie tot het beter in balans brengen van het bodem- en watersysteem. Door bodem-
en watermaatregelen te nemen op en rond de landbouwpercelen, zodat water beter wordt
vastgehouden en bewaard ter voorbereiding op drogere perioden. Aanvullend daarop kunnen
klimaatadaptieve maatregelen op het boerenbedrijf in combinatie met bedrijfsstrategieën
in de transitie van de land- en tuinbouw zoals innoveren, extensiveren en/of verplaatsen
(van teelten en/of bedrijven) perspectieven bieden aan agrarische ondernemers en regio’s,
mede omdat de land- en tuinbouw op die manier kan werken aan haar toekomst- en handelingsperspectief
en onderdeel kan zijn van oplossingen in een gebied. Dit vraagt om een klimaatadaptieve,
gebiedsgerichte aanpak die rekening houdt met de gevolgen van klimaatverandering,
zoals droogte, wateroverlast en verzilting, en waarin oog is voor het perspectief
van de ondernemer passend bij de bedrijfs- en regionale opgaven. Kennis en innovatie, samenwerking en financiële instrumenten zijn hierbij cruciaal. In onder meer de provinciale gebiedsplannen voor het landelijk gebied in het kader
van de opgaven rond stikstof, klimaat en water, maar ook in ander beleid van provincies,
waterschappen en gemeenten is het daarom essentieel om klimaatadaptatie van de land-
en tuinbouw goed op te nemen, inclusief de benodigde financiële en bestuurlijke arrangementen,
zodat oplossingen integraal en zonder desinvesteringen (mal-adaptatie) voor de lange
termijn gerealiseerd worden.
Met het vervolg van het Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw en de nieuwe accenten
daarin voor de jaren 2023–2027 vertrouw ik erop dat ik samen met de (gebieds)partners
de land- en tuinbouw nog beter kan ondersteunen om te komen tot klimaat- en waterrobuuste
agrarische bedrijven in 2030.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
H. Staghouwer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit