Brief regering : Reactie op de brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) over de voortgang van de eenmalige energietoeslag
36 057 Wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen
Nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juli 2022
Hierbij stuur ik u mijn reactie op de brief die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG) op 5 juli jl. aan uw Kamer heeft verstuurd, alsmede een nota van wijziging op
bovengenoemd wetsvoorstel (Kamerstuk 36 057, nr. 13.
Per brief van 5 juli jl. heeft de VNG haar standpunt met betrekking tot de voortgang
van de eenmalige energietoeslag uiteengezet. Daarin schetst de VNG dat gemeenten een
stap naar voren hebben gedaan in het belang van hun inwoners, toen bleek dat een centraal
uitgevoerde regeling via huur- en zorgtoeslag niet mogelijk was. Gemeenten keren nu
een eenmalige energietoeslag uit aan inwoners met lage inkomens. Zoals ik in het debat
over de energietoeslag op 29 juni jl. ook heb aangegeven (Handelingen II 2021/22,
nr. 98, debat over tweede incidentele begroting inzake Energietoelage + Wijziging
van de Participatiewet inzake energietoeslag), ben ik gemeenten hiervoor zeer erkentelijk.
Een aantal gemeenten heeft inmiddels het merendeel van de beoogde doelgroep al bereikt;
dit is echt een prestatie van formaat en ik wil gemeenten hiervoor dan ook een groot
compliment geven.
In het debat over de Voorjaarsnota op 5 juli jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 100,
debat over de Voorjaarsnota 2022)heeft het kabinet aangekondigd het richtbedrag van
de eenmalige energietoeslag nogmaals te verhogen, van 800 euro naar 1.300 euro. Het
kabinet is de VNG en gemeenten erkentelijk dat zij bereid zijn deze verhoging van
de eenmalige energietoeslag uit te voeren en daarmee de ruimte bieden in de zoektocht
naar mogelijkheden om met name huishoudens met een laag inkomen tegemoet te komen.
De VNG heeft daarbij wel aangegeven dat een aantal randvoorwaarden moet zijn ingevuld
en dat serieuze zorgen moeten worden weggenomen. De belangrijkste daarvan zijn:
a. uitzicht op een structurele oplossing;
b. het Rijk neemt de verantwoordelijkheid voor een eventuele oplossing voor de doelgroep
studenten;
c. gemeenten mogen dezelfde doelgroep hanteren die eerder 800 euro heeft gekregen;
d. gemeenten kunnen zonder rompslomp opnieuw een bedrag verstrekken.
Graag ga ik in deze brief in op deze toezegging, de randvoorwaarden die de VNG heeft
genoemd en op de andere punten die de VNG in de brief aanstipt.
Via een nota van wijziging op de 1e suppletoire begroting van het Gemeentefonds wordt extra budget (550 miljoen euro)
toegekend aan gemeenten voor de ophoging van de energietoeslag en de extra uitvoeringkosten.
Hiervan is 500 miljoen euro bestemd voor de ophoging van de energietoeslag en 50 miljoen
euro voor de extra uitvoeringskosten van gemeenten.
De dekking voor de uitgaven aan extra koopkrachtreparatie wordt gevonden in verwachte
hogere gasbaten, afkomstig uit onder meer de kleine gasvelden, door de hoge gasprijzen.
De gasbatenraming wordt geactualiseerd bij Miljoenennota.
De toekenning van de verhoogde eenmalige energietoeslag 2022 kan plaatsvinden binnen
de daaraan door de VNG gestelde randvoorwaarden, zoals door de VNG verwoord onder
c en d. Dit betekent concreet het volgende:
1. De doelgroep van de eenmalige energietoeslag 2022 blijft ongewijzigd. Gemeenten kunnen
blijven uitgaan van de eerder door hen in lokale beleidsregels vastgestelde doelgroep.
Dit betekent bijvoorbeeld ook dat de door de gemeente vastgestelde periode waarover
het inkomen in beschouwing wordt genomen, niet wijzigt.
2. Bij nieuwe aanvragen van de eenmalige energietoeslag hanteren gemeenten het nieuwe,
verhoogde bedrag van de eenmalige energietoeslag (richtbedrag 1.300 euro).
3. Huishoudens van wie de aanvraag van de eenmalige energietoeslag reeds is afgehandeld,
ontvangen van de gemeente ambtshalve een nabetaling op de eerder uitbetaalde eenmalige
energietoeslag (richtbedrag 500 euro). Deze huishoudens hoeven hiervoor niets te doen.
De VNG pleit in haar brief voor een structurele aanpak van het borgen van bestaanszekerheid
(onder a). Het kabinet heeft aandacht voor de bestaanszekerheid in haar plannen rondom
het armoedebeleid, zoals ook opgenomen in het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk
35 788, nr. 77). Denk hierbij aan het herijken van het sociaal minimum, het aanpassen van de kostendelersnormen
en het meer laten lonen van werk. De nadere uitwerking van de plannen rondom het armoedebeleid
wordt nog voor de zomer aan uw Kamer gepresenteerd. Graag ga ik na het verzenden van
die brief met uw Kamer in gesprek over de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden.
Het kabinet, de VNG en Divosa zijn voornemens om lange termijn afspraken te maken
over het gezamenlijk streven naar het borgen van bestaanszekerheid. De komende periode
vindt overleg plaats over de reikwijdte van de afspraken en het proces daar naartoe.
Het kabinet beziet daarnaast op dit moment, richting de Augustusbesluitvorming, in
bredere zin hoe we met de gevolgen van de inflatie om moeten gaan.
Volgens de VNG is een eventuele oplossing voor studenten een verantwoordelijkheid
van het Rijk en niet van gemeenten (onder b). De VNG benadrukt in haar brief dat een
eventuele uitbreiding van de doelgroep van de eenmalige energietoeslag met studenten
voor gemeenten volstrekt onuitvoerbaar is. Daarnaast waarschuwt de VNG ervoor dat
een eventueel massaal beroep van studenten op de eenmalige energietoeslag en bezwaarprocedures
ertoe kunnen leiden dat de uitvoering van de eenmalige energietoeslag volledig vastloopt,
hetgeen ten koste gaat van gezinnen die deze ondersteuning hard nodig hebben.
In het wetsvoorstel zelf worden geen groepen uitgesloten van het recht op een eenmalige
energietoeslag, ook studenten niet. Wel heb ik ter bevordering van een uniforme uitvoering
van de eenmalige energietoeslag via de landelijke richtlijnen gemeenten geadviseerd
studenten als categorie uit te sluiten van de eenmalige energietoeslag.
Daarvoor bestaat naar mijn oordeel een gerechtvaardigde en in beginsel ook juridisch
houdbare reden. De woonsituatie van studenten is namelijk zeer divers, ook voor wat
betreft de energiekosten. Ongeveer de helft van de studenten woont nog thuis bij de
ouders. Voor een aanzienlijk deel gaat het bij uitwonende studenten bijvoorbeeld om
kamerbewoners, met een huurprijs inclusief energiekosten. Uitwonende studenten zijn
gemiddeld genomen relatief klein behuisd, hetgeen gevolgen heeft voor de te verwarmen
woonruimte en wellicht de hoogte van de energierekening. Vanwege deze diversiteit
in woonsituatie acht ik voor deze doelgroep de individuele bijzondere bijstand een
geschikter instrument dan de categoriale bijzondere bijstand. Op deze wijze komt de
financiële ondersteuning vanuit de bijzondere bijstand uitsluitend terecht bij de
studentenhuishoudens die het daadwerkelijk nodig hebben.
Als een student toch door de gestegen energiekosten in een schrijnende situatie terecht
is gekomen, kan hij wel een beroep doen op de individuele bijzondere bijstand, waarbij de hoogte van het inkomen en de hoogte van de kosten
worden betrokken. Gelet op het karakter van de Participatiewet als vangnet, moeten
daarbij de maximale leencapaciteit op grond van de Wet studiefinanciering 2000 als
zogenaamde «voorliggende voorziening» en een eventueel bijbaantje worden meegerekend
(zie ook artikel 33 Participatiewet).
Er kunnen uiteraard wel om gegronde redenen verschillen bestaan tussen individuele
gevallen afhankelijk van de situatie, zoals nu ook het geval is bij de vaststelling
van individuele bijzondere bijstand. Daarnaast is het inherent aan het gedecentraliseerde
beleid dat er verschillen bestaan tussen gemeenten in de uitvoering van de bijzondere
bijstand.
De VNG geeft in haar brief aan dat zij groot voorstander is van een centraal uitgevoerde
regeling via de uitvoeringsorganisaties zoals Belastingdienst/Toeslagen, SVB en DUO,
waarbij wordt gekeken naar wat er wél mogelijk is in plaats van wat er niet mogelijk
is bij de Rijksuitvoerders. Het kabinet onderschrijft dit, maar constateert tegelijkertijd
dat de mogelijkheden om nog in dit lopende jaar huishoudens gericht financieel te
compenseren er gewoonweg niet zijn. Dit is geen onwil van het kabinet, maar onmacht.
In het geval van de studenten vragen gemeenten in verschillende gesprekken in hoeverre
DUO een rol kan spelen. Voor uw beeld: het herinvoeren van de basisbeurs per studiejaar
2023/2024 betekent een gigantische operatie voor DUO. Er is bij DUO daarom geen capaciteit
beschikbaar om andere grote zaken op te pakken, zonder dat de herinvoering van de
basisbeurs in het gedrang komt. Naast de uitvoeringstechnische argumenten, zijn er
ook inhoudelijke en juridische argumenten om dit niet door DUO te laten doen. Zo kent
ook DUO alleen de studenten die studiefinanciering aanvragen en bestaat er geen juridische
grondslag voor DUO om een tegemoetkoming uit te keren.
Ik realiseer mij dat ook voor gemeenten het vinden van voldoende uitvoeringscapaciteit
en het steeds herprioriteren van taken een enorme opgave is. Het verdient dan ook
alle waardering dat de VNG en gemeenten bereid zijn om huishoudens in een kwetsbare
situatie opnieuw te ondersteunen. Het kabinet houdt samen met de VNG en Divosa voortdurend
vinger aan de pols in hoeverre de groep studenten die echt in de knel komt en zich
daardoor genoodzaakt voelt om aanspraak te doen op de bijzondere bijstand groeit.
Wanneer de uitvoering onverhoopt vastloopt, gaat het Rijk met gemeenten in gesprek
en zal zich inspannen voor een organisatorische en financiële oplossing.
Daarnaast heeft de VNG aangegeven dat de ophoging extra uitvoeringskosten met zich
mee brengt. In het extra budget dat aan het Gemeentefonds wordt toegevoegd is ook
rekening gehouden met extra uitvoeringskosten (50 miljoen euro).
Als bijlage bij deze brief ontvangt u een nota van wijziging op het Wetsvoorstel eenmalige
energietoeslag lage inkomens (Kamerstuk 36 057, nr. 13). Uw Kamer wordt voorgesteld om de termijn van het wetsvoorstel te verlengen. Met
de voorgenomen verhoging van het richtbedrag van de eenmalige energietoeslag 2022
van 800 euro naar 1.300 euro komen er extra werkzaamheden op gemeenten af bij de beoordeling
van nieuwe aanvragen van de eenmalige energietoeslag 2022 en bij de nabetaling van
het extra bedrag bij reeds afgehandelde aanvragen van deze energietoeslag. Hoewel
het streven van gemeenten erop gericht blijft de eenmalige energietoeslag 2022 zo
snel mogelijk en in het kalenderjaar 2022 uit te betalen, is het niet uitgesloten
dat gemeenten voor de afhandeling van de laatste aanvragen de jaargrens zullen moeten
overschrijden. Met het verlengen van de einddatum krijgen gemeenten zes maanden langer
de tijd om de eenmalige energietoeslag te verstrekken. Met deze verlenging is gewaarborgd
dat gemeenten indien nodig ook in het eerste half jaar van 2023 de eenmalige energietoeslag
2022 nog rechtmatig kunnen uitbetalen.
In Caribisch Nederland geldt dezelfde problematiek van oplopende prijzen, met bovendien
een relatief groot aandeel huishoudens met lage inkomens. Conform de afspraken in
het coalitieakkoord («comply or explain») wordt de intensivering van het bedrag per
huishouden ook doorvertaald naar Caribisch Nederland. Dit zal naar verwachting circa
3 miljoen euro kosten. Ook hiervoor wordt de dekking gevonden in de verwachte hogere
gasbaten. Over de concrete uitwerking van de eenmalige energietoeslag in Caribisch
Nederland wordt uw Kamer na het zomerreces nader geïnformeerd.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen