Brief regering : Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid
25 295 Infectieziektenbestrijding
28 807
Vogelpest (Aviaire influenza)
Nr. 1935
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, VAN LANDBOUW, NATUUR
EN VOEDSELKWALITEIT EN VOOR NATUUR EN STIKSTOF
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2022
Met deze brief bieden wij uw Kamer het Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid aan. De coronapandemie heeft laten zien dat een zoönose wereldwijd tot ontwrichtende
situaties kan leiden. Het kabinet zet zich daarom in om dit in de toekomst zoveel
mogelijk te voorkomen. In het actieplan geeft het kabinet aan hoe de komende vier
jaar het zoönosenbeleid verder wordt versterkt. Het actieplan strekt zich uit over
de volle breedte van One Health (leefomgeving, veterinair en humaan), nationaal en
internationaal, en richt zich op preventie, detectie en respons. Het doel van het
actieplan is om de risico’s op het ontstaan en de verspreiding van zoönosen in de
toekomst verder te verkleinen en voorbereid te zijn op een eventuele uitbraak.
Hoewel dit een nationaal actieplan is, kunnen de inspanningen van Nederland niet los
worden gezien van de internationale context. Experts wijzen erop dat de kans het grootst
is dat een volgende zoönosenuitbraak met pandemisch potentieel in het buitenland begint.
Samenwerken tegen grensoverschrijdende gezondheidsdreigingen is noodzakelijk en internationale
samenwerking is dan ook een cruciaal onderdeel van dit actieplan. Maar ook in Nederland
is aandacht voor het verkleinen van zoönosenrisico’s noodzakelijk.
Met deze brief doen wij de volgende moties af: de motie van het lid Ouwehand om zo
snel mogelijk te komen tot een monitoringssysteem voor zoönosen in de varkenshouderij
(Kamerstuk 28 807, nr. 250), de motie van de leden Van Campen en Boswijk om bij de ontwikkeling van nieuwe natuur
in het licht van klimaatverandering de risico’s op zoönosen als extra afwegingskader
mee te nemen bij het type natuur dat wordt ontwikkeld (Kamerstuk 28 807, nr. 252), de motie van het lid Beckerman om onderzoek te doen naar de omvang en grootte van
bushmeat en traditionele medicijnen waarin bedreigde wilde dieren zijn verwerkt (Kamerstuk
28 807, nr. 253). Daarnaast komen we tegemoet aan de toezegging uit het commissiedebat Dierziekten
en zoönosen van 24 februari jongstleden (Kamerstuk 28 286, nr. 1234) om in de zomer het actieplan aan uw Kamer te doen toekomen en zijn de toezeggingen
uit de kabinetsreactie op het acht-puntenplan vogelgriep van het lid Tjeerd de Groot
(D66) verwerkt in het actieplan (Kamerstuk 28 807, nr. 260).
Totstandkoming
Verschillende adviezen zijn benut bij de totstandkoming van het actieplan. Het kabinet
heeft in februari 20211aan een expertgroep zoönosen onder leiding van dhr. Bekedam de opdracht gegeven om
aanbevelingen te doen om de risico’s op toekomstige zoönotische uitbraken te verkleinen.
Deze expertgroep heeft het omvangrijke rapport Zoönosen in het vizier geschreven, waarover het kabinet uw Kamer op 6 juli 20212 heeft geïnformeerd. Daarnaast is de aanpak van SARS-CoV-2 bij nertsen geëvalueerd.
Ook de conclusies uit dit rapport, dat uw Kamer op 23 december 20213 heeft ontvangen, zijn betrokken bij het opstellen van het actieplan. Het Deskundigenberaad
Zoönosen heeft in de afgelopen jaren adviezen opgesteld die eveneens zijn gebruikt.
De expertgroep zoönosen heeft de factoren die bijdragen aan zoönotische risico’s zorgvuldig
beschreven. In totaal heeft de expertgroep 74 aanbevelingen gedaan, waarvan 23 kernaanbevelingen.
De expertgroep beschikte niet over de tijd en menskracht om al haar aanbevelingen
te toetsen aan het bestaande zoönosenbeleid en instrumentarium (in Nederland en wereldwijd).
De acties in dit plan zijn tot stand gekomen op basis van de genoemde adviezen, de
inbreng van betrokken partijen, een analyse en weging van de bestaande beleidsinzet
en op basis daarvan is een nadere prioritering en fasering aangebracht. Het actieplan
richt zich op non-alimentaire zoönosen (alimentaire zoönosen en antibioticaresistentie
zijn geen onderdeel van dit actieplan). Het plan gaat niet in op verbetermaatregelen
die in de medische sector worden genomen (inclusief de bekostiging van de publieke
gezondheidszorg), evenals de financiering van de diergeneeskunde.
Ten behoeve van dit actieplan heeft consultatie plaatsgevonden met een groot aantal
partijen. Het gaat daarbij om partijen uit het humane en veterinaire veld, evenals
uit de leefomgeving (onderzoekers, overheden, bedrijfsleven en NGO’s). Per thema hebben
kick-off bijeenkomsten plaatsgevonden met de betrokken partijen over de versterking
van het zoönosenbeleid. Vervolgens was er overleg met een groot aantal partijen, ook
over specifieke onderdelen van het plan. Ten slotte zijn veel partijen uit de One
Health domeinen geconsulteerd in een gezamenlijke stakeholderbijeenkomst.
Rollen en verantwoordelijkheden
Het kabinet is verantwoordelijk voor het vaststellen van de beleidsdoelen en -keuzes
en geeft uitvoering aan het actieplan. Dit kan niet zonder de inzet van partijen in
het veld. Alle partijen hebben een rol en verantwoordelijkheid om de aanpak van zoönosen
verder te versterken. Daarom wordt de uitvoering van het actieplan in de komende jaren
in nauwe afstemming met alle betrokken partijen opgepakt en uitgevoerd.
De Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit (LNV) werken al jaren samen op de aanpak van zoönosen, voor het versterken
van het zoönosenbeleid is een gezamenlijke projectstructuur ingericht. Vanuit dit
project is het actieplan opgesteld, onder leiding van het Ministerie van VWS. Bij
zoönosen ligt de bestuurlijke verantwoordelijkheid bij de Minister van VWS. Beide
ministeries besluiten gezamenlijk over maatregelen, ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid
voor het beleidsterrein en de vigerende wetgeving. Het volksgezondheidsbelang staat
hierbij voor beide ministeries altijd voorop.
Het actieplan is onlosmakelijk verbonden met de Beleidsagenda Pandemische Paraatheid
van het kabinet. Zoönosen zijn een belangrijk onderdeel van de Beleidsagenda Pandemische
Paraatheid in het kader van het «voorkomen bij de bron».
De versterkingsacties
We beginnen nadrukkelijk niet bij nul. In Nederland is er bijvoorbeeld een goedwerkende
zoönosenstructuur. Deze borgt de samenwerking tussen organisaties in het domein van
de humane en veterinaire gezondheid, waaronder de Ministeries van VWS en LNV.De structuur
richt zich op signalering, beoordeling en bestrijding van zoönosen en is voortdurend
actief, ook wanneer er geen sprake is van een dreiging. In Nederland is daarnaast
veel kennis over zoönotische ziekteverwekkers en wordt veel gedaan aan preventie.
Wij zien mogelijkheden voor versterking van het zoönosenbeleid. Echter, een wereld
zonder risico’s op zoönosen bestaat niet en is vanwege andere belangrijke beleidsopgaven
ook niet mogelijk. Bij keuzes voor maatregelen moeten dan ook proportionele afwegingen
worden gemaakt tussen de verschillende beleidsdoelen voor onder andere klimaat, biodiversiteit
en dier- en volksgezondheid.
Het actieplan is opgebouwd uit drie pijlers voor de aanpak van zoönosen, te weten
1) preventie, 2) detectie en 3) respons. Ieder hoofdstuk beschrijft de inzet op de
aspecten uit de One Health aanpak. Daarnaast wordt aandacht besteed aan twee doorsnijdende
thema’s: de internationale inzet en onderzoek. Hierna volgt een beschrijving van de
hoofdlijnen van het actieplan.
Preventie
Het zwaartepunt van het actieplan is preventie. De inzet op het tegengaan van klimaatverandering
en verandering van landgebruik wordt onverminderd voortgezet. Daarnaast stelt het
kabinet handreikingen op, zodat gemeenten en provincies zoönosenrisico’s bij de inrichting
van het landelijk en stedelijk gebied mee kunnen wegen. In de veehouderij wordt ingezet
op versterking van de bioveiligheid op bedrijven en vaccinatie van pluimvee tegen
vogelgriep. Daarnaast is het thema zoönosen in de startnotitie Nationaal Programma
Landelijk Gebied (NPLG) benoemd als «meekoppelkans» in de integrale gebiedsgerichte
aanpak, om waar mogelijk het risico op uitbraken met en de verspreiding van (zoönotische)
ziekteverwekkers in de veehouderij te verminderen. Ten aanzien van gezelschapsdieren
en (wilde) dieren komt er meer toezicht op dierenbeurzen en wordt onderzocht of aanvullende
inzet nodig is op opsporing van en toezicht op (illegale) handel van dieren of hun
vlees. Tot slot wordt de kennis van burgers en professionals over zoönosen verhoogd
door aanvullende gerichte communicatie voor verschillende doelgroepen. Hiervoor heeft
de expertgroep zoönosen de term «zoönosengeletterdheid» geïntroduceerd. Ten behoeve
van de humane gezondheid worden preventieve maatregelen genomen in het kader van influenza.
Detectie
Het is essentieel om een mogelijke zoönose tijdig te detecteren. In Nederland hebben
we een goed functionerende zoönosenstructuur, in het kader van het actieplan onderzoeken
de betrokken partijen of zij voldoende zicht hebben op alle relevante signalen. Het
Centrum Monitoring Vectoren (onderdeel van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)
breidt haar capaciteit uit om beter zicht te houden op vectoren (bijvoorbeeld teken)
en werkt samen met het RIVM en andere betrokkenen aan een kennisplatform vectorgebonden
infectieziekten. Ook wordt geïnvesteerd in de uitbreiding van de monitoring van zoönosen,
onder andere in de leefomgeving. De humane surveillance en versterking daarvan vormt
onderdeel van de verdere versterking van de One Health surveillance. Door het koppelen
van informatie uit verschillende surveillancesystemen (humaan, veterinair, leefomgeving)
hebben we eerder zicht op mogelijke uitbraken van zoönosen en kunnen we gericht ingrijpen.
We bouwen daarom aan een geïntegreerde One Health surveillance met een platform voor
gegevensuitwisseling van de monitorings- en surveillancedata. Deze ambitie is stevig.
Gezien de complexiteit van deze opgave wordt dit stapsgewijs aangepakt zodat het platform
in 2026 operationeel is.
Respons
Ook in het kader van respons wordt ingezet op versterking. De samenhang van bestaande
draaiboeken wordt versterkt. Ook stelt het kabinet een landelijk crisisplan infectieziekten
op, waarin zoönosen worden betrokken. Ten slotte wordt een One Health oefening georganiseerd.
Internationale inzet
Nederland heeft internationale prioriteiten opgesteld die in verschillende gremia
worden ingebracht, ook hierbij is aandacht voor preventie, detectie en respons essentieel.
Onderwerpen op deze agenda zijn onder andere: de inzet op het maken van nationale
actieplannen, tegengaan van wereldwijde ontbossing, terugdringen van illegale handel
in dieren, versterken van bioveiligheid, aandacht voor zoönosenrisico’s bij de handel
en het transport in (wilde) dieren, het delen van kennis over de Nederlandse zoönosenstructuur
en internationale inzet op monitoring, surveillance en gegevensuitwisseling. Ook kan
het nieuwe WHO pandemisch instrument in dit kader een belangrijke rol spelen.
Onderzoek
In de komende jaren investeert het kabinet een deel van de beschikbare middelen voor
pandemische paraatheid in meerjarige onderzoeksprogramma’s over zoönosen. In aanvulling
op het reguliere onderzoek op zoönosen start ZonMw een onderzoeksprogramma naar infectieziekten
vanuit een One Health benadering. Daarnaast heeft Wageningen University & Research
(WUR) het onderzoeks- en investeringsprogramma ERRAZE@WUR (Early Recognition and Rapid
Action in Zoonotic Emergencies) opgericht, waarin onderzoekers vanuit diverse disciplines
samenwerken aan het wetenschappelijke fundament dat nodig is om toekomstige pandemieën
te voorkomen en de impact ervan te beperken. Ook nemen de onderzoeksinstituten deel
aan en werken samen met diverse relevante internationale onderzoeksprogramma’s.
Tot slot
De uitvoering van dit actieplan loopt van 2022 tot en met 2026. Dat betekent dat we
de komende vier jaar gebruiken om stappen te zetten. Op de verschillende onderdelen
schetsen we de ambitie, en de stappen die nodig zijn om die ambitie waar te maken.
Een aantal zaken is al in uitvoering, daarnaast zijn er acties in voorbereiding en
onderwerpen die nog nadere bespreking met partijen behoeven. Ook is voor sommige acties
eerst onderzoek nodig. Zodra nieuwe kennis en informatie beschikbaar komt, kan de
volgende actie worden ingezet en de aanpak verder worden aangescherpt. Het actieplan
is daarmee dynamisch en in ontwikkeling in de tijd. De acties worden, waar nodig,
in de komende jaren bijgesteld en aangescherpt, onder meer op basis van onderzoeksresultaten.
Wij stellen jaarlijks een tussenrapportage op, waarin de voortgang op de acties wordt
gerapporteerd en gemonitord. Het actieplan wordt onder meer gefinancierd via de middelen
die het kabinet beschikbaar heeft gesteld in het kader van pandemische paraatheid.
We verwachten met dit brede, integrale actieplan de komende jaren bij te kunnen dragen
aan een verdere vermindering van risico’s op het ontstaan en de verspreiding van zoönosen
en beter voorbereid te zijn op een eventuele uitbraak. Dat doen we zowel nationaal
als internationaal en in samenwerking met alle betrokken partijen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
H. Staghouwer
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink
Indieners
-
Indiener
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Medeindiener
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Medeindiener
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof