Brief regering : Stand van zaken over de Verkenning bevolking 2050 en voortgang over de uitvoering van de motie van het lid Dijkhoff c.s. over de consequenties van demografische ontwikkelingen in verschillende scenario’s in kaart brengen (Kamerstuk 35000-8)
35 925 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
Nr. 171
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2022
Bij brief van 7 januari jl.1 is uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien van de Verkenning bevolking
2050, die in 2018 aanvang nam naar aanleiding van de motie van het lid Dijkhoff c.s.2. In dit kader zijn diverse publicaties uitgebracht door het Nederlands Interdisciplinair
Demografisch Instituut (NIDI), met medewerking van het Centraal Bureau voor de Statistiek
(CBS).Het eindrapport «Bevolking 2050 in beeld: opleiding, zorg, arbeid en wonen»
is vanwege de demissionaire status van het kabinet in april 2021 zonder inhoudelijke
beleidsreactie aan de Kamer aangeboden (Kamerstuk 35 570, nr. 59).
In voornoemde brief is de stand van zaken toegelicht ten aanzien van de motie van
het lid Den Haan c.s.3, die tijdens de laatste Algemene Politieke Beschouwingen in het kader van de Verkenning
bevolking 2050 is ingediend. De motie verzoekt de regering enerzijds samen met de
planbureaus een methode te ontwikkelen om periodiek inzicht te kunnen geven in demografische
ontwikkelingen en anderzijds om te verkennen of en hoe een staatscommissie «bevolkingsgroei
en vergrijzing» aanbevelingen kan doen voor beleidsopties. De brief besluit met de
notie dat de inhoudelijke beleidsreactie op het eindrapport de basis zou kunnen vormen
voor een besluit over de borging van periodiek inzicht in de demografische ontwikkelingen,
de beste vorm van interdepartementale besluitvorming ten aanzien van dit grote integrale
vraagstuk en of een staatscommissie een constructieve rol kan spelen.
In deze brief licht ik toe welke weg dit kabinet voorstaat om de toekomstige maatschappelijke
uitdagingen als gevolg van de demografische ontwikkelingen te adresseren. Hiertoe
ga ik in op de interferenties tussen zowel de maatschappelijke gevolgen als de (effecten
van) de nader vast te stellen oplossingsrichtingen.
Om hier meer zicht op te krijgen, heeft het kabinet besloten tot de instelling van
de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050. De staatscommissie wordt gevraagd
advies uit te brengen over scenario’s, mogelijke beleidsopties en handelingsperspectieven
van de regering in relatie tot de maatschappelijke gevolgen van de demografische ontwikkelingen,
in het bijzonder van vergrijzing en migratie, tot tenminste 2050, tegen de achtergrond
van de brede welvaartsbenadering. Tot slot licht ik toe op welke manier het kabinet
opvolging wil geven aan het in de motie van het lid Den Haan c.s. gevraagde periodieke
inzicht in de demografische ontwikkelingen.
Interferenties maatschappelijke gevolgen van demografische ontwikkelingen...
In 2050 is het aantal ouderen in de Nederlandse bevolking toegenomen door een dubbele
vergrijzing1, is het aandeel van de bevolking in de werkzame leeftijden afgenomen en het aandeel
van de bevolking met een migratieachtergrond gestegen. Deze door het NIDI en CBS vastgestelde
ontwikkelingen vormden de achtergrond van een interdepartementale inventarisatie van
de huidige en toekomstige beleidsinhoudelijke opgaven. De inventarisatie onderstreept
dat verreweg de meeste opgaven – en daarmee ook de (eventuele) beleidsingrepen – niet
los van elkaar kunnen worden gezien. De gevolgen van bijvoorbeeld arbeidsmarktkrapte
zijn nu al merkbaar in onder andere de zorg en het onderwijs vanwege een nauwelijks
stijgend arbeidsaanbod, een toenemende arbeidsvraag (ook door economische groei) en
beperkte dynamiek op de arbeidsmarkt1.
En de komende dubbele vergrijzing zorgt ook op de langere termijn voor druk op de
arbeidsmarkt: veel ouderen verlaten immers de arbeidsmarkt en de (ouderen)zorgvraag
zal toenemen. Een ander gevolg is de groei van het aantal eenpersoonshuishoudens,
mede doordat ouderen langer zelfstandig wonen (ook nadat een partner is overleden),
hetgeen consequenties heeft voor de woonbehoefte.
... en ook van (effecten van) beleidsopties
De demografische factoren zijn niet allesbepalend: beleid kan hier invloed op uitoefenen.
Daarbij hoeft niet uitsluitend gedacht te worden aan het beïnvloeden van de factoren
die de demografie bepalen, zoals beleid dat de omvang en samenstelling van de migratie,
het geboortecijfer of sterfte (of levensverwachting) beïnvloedt, maar ook aan de beïnvloeding
van andere relevante factoren, zoals gedragsveranderingen. Een voorbeeld is de bevordering
van de arbeidsmarktparticipatie of het bevorderen van een gezonde leefstijl. Als bijvoorbeeld
ouderen langer doorwerken en de arbeidsparticipatie onder vrouwen toeneemt (zowel
voor wat betreft het aantal vrouwen dat werkt, als het aantal uren dat zij werken)
en de arbeidsparticipatie van delen van de bevolking met een migratieachtergrond toeneemt,
kan dit volgens het NIDI en het CBS resulteren in een stijging van het aandeel van
de beroepsbevolking in de totale bevolking.
Ook hier wordt de interdependentie in de mogelijke (in)directe effecten van beleid
op verschillende sectoren zichtbaar. Als bijvoorbeeld beleid gericht op (gezondheids)preventie
en leefstijlbeïnvloeding erin resulteert dat de gezonde levensverwachting stijgt,
heeft dit niet alleen direct invloed op de zorgbehoefte, maar ook op de arbeidsmarkt.
Het gaat dan niet alleen om een relatieve afname van het aantal werkenden dat in de
zorgsector nodig is, maar ook om een stijging van de arbeidsdeelname: extra gezonde
levensjaren maakt langer doorwerken van ouderen en dus een hogere participatiegraad
mogelijk.
Beïnvloeding van het eindbeeld in 2050 via een demografische factor als kindertal
vormt volgens het eindrapport geen bruikbare route om de effecten van de vergrijzing
te compenseren. Een hoger kindertal leidt namelijk pas op zeer lange termijn (na 2050)
tot een substantiële toename van de beroepsbevolking. In de tussentijd resulteert
het zelfs in extra krapte op de arbeidsmarkt aangezien de arbeidsvraag in de kinderopvang
en het onderwijs toenemen.
En hoewel het migratiesaldo de meest bepalende factor is in de demografische ontwikkeling,
zijn de sturingsmogelijkheden mede afhankelijk van bredere maatschappelijke en economische
vraagstukken. Ook constateert het rapport dat arbeidsmigratie hooguit een deeloplossing
is om de effecten van vergrijzing te mitigeren, aangezien arbeidsmigranten van nu
niet noodzakelijkerwijze geschikt zijn voor de arbeidsvraag van morgen. Een bewust,
actief en selectief migratiebeleid ligt volgens het NIDI en het CBS dan ook in de
rede, waarin niet alleen aandacht is voor instroom, maar ook voor behoud en vertrek
en waarbij nagedacht wordt over de korte- en langetermijneffecten van arbeidsmigratie
op verschillende beleidsterreinen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de effecten op
huisvesting, zorg, onderwijs, openbare orde en veiligheid, maar ook op het draagvlak
voor migratie en de sociale cohesie in gemeenten en wijken. Dit geldt overigens niet
alleen voor arbeidsmigratie maar voor migratie in brede zin, waarbij het kabinet steeds
oog heeft voor de vraag in hoeverre migratie aansluit bij de draagkracht en behoefte
van de Nederlandse samenleving1.
Gewenst eindbeeld
Het kabinet gaat er vanuit dat we in 2050 een land willen zijn met een goed functionerende
democratische rechtsstaat, waar mensen in veiligheid kunnen leven, met een duurzame
economie waarin mensen gezond, eerlijk en veilig werk doen en zich kunnen (blijven)
ontplooien, waar iedereen mee kan doen en mensen gelijkwaardige kansen hebben, kunnen
wonen in een goede verhouding tot de natuur en waar sprake is van bestaanszekerheid
voor iedereen. De vraag die voorligt, is wat hiervoor nodig is in relatie tot de verschillende
demografische scenario’s. Bijvoorbeeld ten aanzien van de vraag wat de gewenste richting
is van de economie op de lange termijn: hoe geven we vorm aan een toekomstbestendige
economie en welke economische activiteiten passen mogelijk wel en niet in dat beeld1? Dergelijke fundamentele vragen zijn op zichzelf al niet eenvoudig te beantwoorden
en de samenhang tussen die vragen maakt het nog complexer. Daarbij is helder dat de
visie op 2050 vanuit het kabinet aanvulling behoeft, in dialoog met de samenleving.
Niet alleen het politieke, maar ook het maatschappelijk debat én de samenwerking met
verschillende stakeholders op allerlei domeinen zijn essentieel om te komen tot een
(proces van) afgewogen beleidskeuzes en structurele aandacht voor het vraagstuk demografische
ontwikkelingen.
Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050
Om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de beleidsmatige opgaven en van mogelijke
oplossingsrichtingen voor deze en de daaropvolgende kabinetsperiode(n) heeft het kabinet
besloten een Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 in te stellen, die
na de zomer van start gaat.
De Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 heeft als taak advies uit te
brengen over scenario’s, beleidsopties en handelingsperspectieven van de regering
in relatie tot de maatschappelijke gevolgen van de demografische ontwikkelingen, in
het bijzonder van vergrijzing en migratie, tot tenminste 2050 tegen de achtergrond
van de brede welvaartsbenadering. De staatscommissie betrekt naast de reeds door het
NIDI en het CBS onderzochte domeinen onderwijs, arbeid, zorg en wonen ook actuele
en relevante inzichten en publicaties ten aanzien van de gevolgen van de demografische
ontwikkelingen voor de verschillende delen van Nederland en de daarmee samenhangende
keuzes, waaronder de Staat van Migratie en het advies van de Adviescommissie voor
Vreemdelingenzaken over het gebruik van beleidsmatige richtgetallen in het migratiedomein
dat na de zomer verschijnt.
De staatscommissie kan bij haar advies de in de motie van het lid Dijkhoff c.s. benoemde
terreinen als de ruimtelijke ordening, de sturing van alle vormen van migratie1, de infrastructuur, de energievoorziening, de sociale zekerheid en de sociale cohesie
betrekken. Het staat de commissie vrij deze domeinen naar eigen inzicht te verbreden.
In het advies wordt ook aandacht besteed aan structurele borging van vraagstukken
die samenhangen met demografische ontwikkelingen. De staatscommissie verricht haar
werkzaamheden zowel in beslotenheid als met input vanuit een interactief proces met
burgers en een brede groep deskundigen, met bijzondere aandacht voor het perspectief
van jongeren. De staatscommissie is verzocht om het advies in het vierde kwartaal
van 2023 op te leveren.
Periodiek inzicht in demografische ontwikkelingen
Zoals aangegeven in de brief van 7 januari jl. hebben de planbureaus de komende jaren
projecten geprogrammeerd die aansluiten bij of voortborduren op de inzichten die de
Verkenning Bevolking 2050 hebben opgeleverd. Met het NIDI en het CBS worden momenteel
de mogelijkheden verkend om een beleidsinformatiestructuur op te zetten die twee doelen
heeft. Het eerste doel is monitoring van de demografische ontwikkelingen en de gevolgen
daarvan voor de Nederlandse samenleving en het opleveren van publicaties dienaangaande.
Het tweede doel is het opleveren van (thematische) verdiepende inzichten die input
vormen voor de ontwikkeling van beleidsrichtingen en voor beleidsinstrumentering.
Deze structuur zal naar verwachting in de herfst zijn definitieve vorm krijgen.
Het kabinet ziet het advies van de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050
met belangstelling tegemoet. Het streven is erop gericht het advies voorzien van een
appreciatie van het kabinet begin 2024 aan de Kamer aan te bieden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Indieners
-
Indiener
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid