Brief regering : Beleidsreactie RVS-Verkenning ‘Het vaccinatiestelsel in Nederland nader verkend’ en ZIN-advies ‘Vaccinatiezorg voor medische risicogroepen: wie neemt de regie?’
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 615 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2022
In deze brief geeft het kabinet zijn reactie op twee adviezen, die in 2021 zijn verschenen
over het vaccinatiestelsel. Ten eerste is dat de verkenning «Het vaccinatiestelsel in Nederland nader verkend» van de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (hierna: RVS). Deze verkenning is
op 26 maart 2021 aan uw Kamer aangeboden.1 Het tweede advies betreft het rapport «Vaccinatiezorg voor medische risicogroepen: wie neemt de regie?» van Zorginstituut Nederland (hierna: het Zorginstituut).2 Dit advies is op 25 juni 2021 aan uw Kamer aangeboden.
Aanleiding
De aanleiding voor beide rapporten is dat er vragen zijn over de toekomstbestendigheid
van het huidige vaccinatiestelsel. De huidige vaccinatiezorg bestaat grofweg uit drie
hoofdonderdelen. Ten eerste het programmatisch aanbod, hieronder vallen het Rijksvaccinatieprogramma
(hierna: RVP) en andere publieke vaccinatieprogramma’s, zoals die voor griep en pneumokokken.
Ten tweede de vaccinaties, die gegeven worden binnen de reguliere, collectief gefinancierde
zorg. Tot slot is er een vrije markt voor vaccinaties. Hieronder vallen vaccinaties
op eigen initiatief en op eigen kosten (zoals reizigersvaccinaties) en vaccinatie
op initiatief en kosten van de werkgever (werknemersvaccinaties). Elk onderdeel heeft
zijn eigen juridische en financiële kaders, vaccinatiepakketten en regels om vaccins
hierin toe te laten, uitvoeringsmechanismen en registratiesystemen.
Het vorige kabinet heeft de RVS gevraagd om een verkenning uit te voeren naar de toekomstbestendigheid
van het vaccinatiestelsel. De toevoegingen van nieuwe vaccinaties aan het RVP volgden
elkaar de laatste jaren relatief snel op. Daarnaast richten sommige nieuwe voorstellen
voor vaccinaties zich op andere doelgroepen dan gebruikelijk, zoals de kinkhoesthoestvaccinatie
voor zwangeren, HPV voor jongeren tussen de 18 en 26 jaar en de pneumokokken- en gordelroosvaccinatie
bij ouderen. Dit alles vraagt extra inspanningen van het systeem van vaccinatiezorg.
Om goed te kunnen beoordelen in hoeverre het beleidsdoel – maximale gezondheidswinst
door vaccinaties – kan worden behaald en waar nog extra inzet nodig is, is om deze
verkenning gevraagd.
Gelijktijdig is aan het Zorginstituut gevraagd om in een uitvoeringstoets de knelpunten
in kaart te brengen in de toegang tot vaccinatie voor medische risicogroepen binnen
de Zorgverzekeringswet (Zvw). Deze patiënten hebben een medische indicatie voor een
vaccinatie om een gecompliceerd beloop van een infectieziekte te voorkomen, zoals
patiënten met een verminderde afweer. In de praktijk blijken patiënten niet altijd
de noodzakelijke vaccinaties te ontvangen of vergoed te krijgen. Potentiële gezondheidswinst
door vaccinatiezorg wordt hierdoor onvoldoende benut. Omdat de uitvoeringstoets voldoende
aanknopingspunten gaf voor een nader advies, is aan het Zorginstituut gevraagd te
adviseren over knelpunten en oplossingsrichtingen voor de vaccinatiezorg voor medische
risicogroepen.
Leeswijzer
Achtereenvolgens behandelt de brief de volgende onderwerpen: 1) de visie op het belang
van vaccineren, 2) de organisatie van het vaccinatie-aanbod, 3) vaccinatiezorg vanuit
het verzekerde pakket, 4) vrije markt, 5) registratie en gegevensuitwisseling, 6)
vaccinontwikkeling, -productie en markttoelating, 7) vervolgstappen.
De kern van de brief is mijn voornemen om een vaccinatievoorziening voor volwassenen
bij de GGD’en te organiseren. Met deze vaccinatievoorziening voor volwassenen zet
ik een belangrijke stap richting een toekomstbestendig – flexibel en wendbaar – vaccinatiestelsel.
Binnen dit toekomstbestendige vaccinatiestelsel is er een gecommitteerde uitvoerder
voor alle vaccinaties voor jong tot oud.3 Zodat iedere Nederlander op elke leeftijd maximaal kan profiteren van de vaccinaties,
die worden aangeboden.
Naast deze stelselwijziging beschrijf ik maatregelen om goedlopende onderdelen van
het huidige vaccinatiestelsel en bestaande programma’s, zoals het RVP, te optimaliseren.
Voor een beter bereik van medische risicogroepen worden aanpassingen in behandelrichtlijnen
en deskundigheidsbevordering benoemd en uitgewerkt.
1. Visie op het belang van vaccineren
Uit cijfers van het CBS en het RIVM blijkt dat het risico op sterfte en ziektelast
door infectieziekten hoog is in Nederland.4 Dit risico zal in de toekomst verder toenemen door allerlei factoren. Zo kunnen nieuwe
infectieziekten opduiken, of oude infectieziekten opnieuw opduiken – bijvoorbeeld
door een dalende vaccinatiegraad. Daarnaast kunnen infectieziekten door reizigers
of door de internationale handel worden geïmporteerd – zoals COVID-19. Globalisering
maar ook klimaatverandering zorgen ervoor dat infectieziekten zich makkelijker kunnen
verspreiden. Ook de vergrijzing en de toegenomen levensverwachting verhogen het risico
op infectieziekten.
Vaccinaties bieden bescherming tegen verschillende infectieziekten en zorgen ervoor
dat infectieziekten minder vaak voorkomen, en soms zelfs worden uitgeroeid. Vaccinaties
verminderen de kans op ernstige ziekte, complicaties en sterfte bij een individu,
zeker bij kwetsbare groepen, zoals zuigelingen, ouderen of medische risicogroepen.
Naast de individuele bescherming, die vaccinaties bieden, dienen de meeste vaccinaties
ook een publiek belang: kwetsbare mensen – bijvoorbeeld kinderen, die nog te jong
zijn voor een vaccinatie of volwassenen en kinderen, die niet in staat zijn om een
goede afweer op te bouwen na vaccinatie – hebben bij een hoge vaccinatiegraad minder
kans om een infectieziekte op te lopen. Door te vaccineren bescherm je niet alleen
jezelf, maar ook anderen.
Het is daarom cruciaal dat mensen bereid zijn en blijven zich te laten vaccineren.
Er zijn verschillende factoren, die hieraan bijdragen. Zo speelt het vertrouwen van
mensen in de overheid, de uitvoerders en andere betrokkenen een belangrijke rol. Daarnaast
is het van belang dat mensen vertrouwen hebben en houden in vaccins en dat zij beslissen
over vaccineren aan de hand van juiste informatie, denk bijvoorbeeld aan juiste informatie
over de veiligheid, werkzaamheid van vaccins en risico’s op bijwerkingen. En dat mensen,
die zich willen laten vaccineren geen praktische barrières ervaren om de prik te laten
zetten. Dit alles tezamen resulteert in de bereidheid van mensen om zich wel of niet
te laten vaccineren. Deze bereidheid vertaalt zich onder meer door naar de vaccinatiegraad.
Tweemaal per jaar informeer ik uw Kamer over de vaccinatiegraad en de maatregelen,
die ik tref om de vaccinatiegraad verder te verhogen. Een belangrijk onderdeel hiervan
is het gedragswetenschappelijk onderzoek, waarmee het vertrouwen – in de verschillende
vaccinatieprogramma’s en het vertrouwen in de uitvoerders van het vaccinatieaanbod
– jaarlijks wordt gemonitord.
Tegelijkertijd met deze brief informeer ik uw Kamer in het kader van «Vol vertrouwen
in vaccineren» separaat over mijn aanpak van de vaccinatiegraad en het vertrouwen
in vaccinaties.
Maximale gezondheidswinst door vaccinatie
De visie van het kabinet is dat iedere Nederlander op elke leeftijd maximaal kan profiteren
van vaccinaties, die vanuit de rijksoverheid programmatisch worden aangeboden. Ditzelfde
geldt voor medische risicogroepen: mensen met een medische indicatie moeten de vaccinaties,
waarop zij vanuit de Zvw aanspraak hebben, maximaal kunnen benutten. Het kabinet spant
zich in om nieuwe vaccinaties, die door de Gezondheidsraad worden geadviseerd zo snel,
zorgvuldig en laagdrempelig mogelijk aan de bevolking aan te bieden en om het bestaande
vaccinatieaanbod zo goed mogelijk beschikbaar te stellen aan de bijbehorende doelgroepen.
Het kabinet onderschrijft hiermee ook de doelstelling van de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) om de ziektelast en sterfte als gevolg van door vaccinatie te voorkomen ziekten
te verlagen. Alleen dan kan er door middel van vaccinaties maximale gezondheidswinst
worden behaald.5 Voordat een vaccinatie programmatisch vanuit de rijksoverheid wordt aangeboden of
wordt opgenomen in het basispakket, doorloopt deze een heel traject. In paragraaf
6 wordt nader ingegaan op de ontwikkeling en productie van vaccins en de toelating
van vaccins tot de Nederlandse markt.
2. De organisatie van het vaccinatie-aanbod
Uit de adviezen van de RVS en het Zorginstituut blijkt hoe complex het huidige vaccinatiestelsel
in Nederland is vormgegeven. De RVS concludeert zelfs dat de vaccinatiezorg eigenlijk
geen «stelsel» mag heten, maar eerder een lappendeken is van verschillende beleidslogica’s,
organisatie -en financieringsvormen, zonder een overkoepelende visie en strategie
voor de vaccinatiezorg.
Ook het Zorginstituut benoemt het ontbreken van regie over en duidelijke verantwoordelijkheid
voor de vaccinatiezorg als belangrijk knelpunt in de uitvoering van het huidige stelsel.
De RVS constateert dat het Nederlandse vaccinatiebeleid goed functioneert als het
vaccinatieaanbod eenmaal programmatisch is ingeregeld. Het RVP is een robuust programma
dat succesvol is, al zijn hierbij wel verbeteringen mogelijk. Het inregelen van nieuw
vaccinatieaanbod én van het vaccinatieaanbod buiten programma’s verloopt verre van
optimaal. Het implementeren van nieuwe vaccinaties kost wel vaak veel tijd, omdat
er veelal uitgebreide gesprekken met potentiële uitvoerders gevoerd worden over randvoorwaarden.
Randvoorwaarden
Bij de aanvullende HPV-vaccinatiecampagne 18 tot en met 26 jaar was het bijvoorbeeld
onduidelijk wie deze uit kon voeren, nadat de JGZ had aangegeven niet te kunnen starten
binnen het door VWS gewenste tijdspad. Vanwege belemmeringen in onder andere opschaalmogelijkheden,
registratie en hoge werkdruk door de COVID-19-pandemie was het een grote uitdaging
om een andere geschikte uitvoerder te vinden. Uiteindelijk waren de GGD’en bereid
om deze grootschalige, incidentele campagne op zich te nemen.
Een ander voorbeeld betreft randvoorwaarden ten aanzien van de financiering van koelcapaciteit
bij huisartsen bij het aanbieden van pneumokokkenvaccinatie.
Een snelle implementatie van nieuwe vaccinaties wordt hierdoor belemmerd, waardoor
gezondheidswinst blijft liggen. Dit is met name te merken bij vaccinaties, die boven
de 18 jaar worden gegeven.
De vaccinatiezorg is volgens de RVS daarnaast ook te rigide, met name binnen het RVP
ervaren zowel zorgverleners als burgers weinig ruimte voor individueel maatwerk. Ook
is er een complexe mix van hiërarchische en gedecentraliseerde bevoegdheden, taken
en rollen. Gemeenten zijn wel bestuurlijk verantwoordelijk voor de uitvoering en financiering
van het RVP, maar ervaren geen echte zeggenschap.
Als denkrichting voor een mogelijke oplossing geeft de RVS aan dat een deel van de
vaccinatiezorg op een andere manier georganiseerd kan worden. Bijvoorbeeld door een
scheiding te maken tussen het oproepen van de doelgroep en het uitvoeren van de vaccinaties
voor volwassenen. Of door het huidige RVP te laten doorlopen na de leeftijd van 18 jaar;
dan kunnen alle vaccinaties, die in het kader van collectieve preventie worden gegeven
binnen dit programma vallen.
Een vaccinatievoorziening voor volwassenen
Ik onderschrijf de conclusie van de RVS dat voor mensen boven de 18 jaar – zoals jongvolwassenen
(18–26 jaar), zwangeren en ouderen – een snelle implementatie van nieuwe vaccinaties
wordt belemmerd, omdat er geen eenduidige uitvoerder is.
De uitvoering van griep- en pneumokokkenvaccinatie is op dit moment belegd bij de
huisartsen. In het kader van het Nationaal Programma Griepvaccinatie (hierna: NPG)
krijgen mensen boven de 60 jaar en mensen in risicogroepen jaarlijks een uitnodiging
van hun huisarts om de gratis griepprik te halen. Het RIVM coördineert dit programma,
in opdracht van VWS, en de huisartsen voeren het uit.
Het NPG loopt goed en sinds 2017 stijgt het aantal mensen dat de griepprik haalt ieder
jaar licht. Huisartsen zijn trots op deze vaccinatieprestatie. Tegelijkertijd geven
zij aan dat collectieve preventie niet tot hun taak behoort, zij zien een rol bij
vaccineren dan ook niet als vanzelfsprekend. Huisartsen zien zich dus niet op voorhand
als uitvoerder van nieuwe vaccinaties voor volwassenen. Het vaccinatieaanbod zal echter
altijd in ontwikkeling blijven. Daarom wil VWS werken met een gecommitteerde uitvoerder,
die flexibel is en zich verhoudt tot ontwikkelingen in het vaccinatieaanbod.
Ook de COVID-19 pandemie benadrukt het belang van vaccineren en van een robuust en
toekomstbestendig vaccinatiestelsel. Het organiseren van de COVID-19-vaccinatie bleek
complex. Ik hecht eraan om geleerde lessen uit de pandemie op het gebied van vaccineren
mee te nemen in mijn inzet voor een toekomstbestendig vaccinatiestelsel. De huidige
aandacht voor vaccinaties geeft momentum aan het structureel verbeteren van het stelsel.
Uit de gesprekken met betrokken partijen is het idee naar voren gekomen de vaccinatiezorg
in Nederland anders te organiseren en de uitvoering van het merendeel van de vaccinaties
bij één partij te beleggen. Hierdoor wordt de uitvoering van de vaccinatiezorg vereenvoudigd.
Nieuwe vaccinaties kunnen snel aan de bevolking worden aangeboden, er hoeft immers
niet steeds gezocht te worden naar een partij, die de prik gaat zetten. Door in te
zetten op een robuuste organisatie verwachten we dat de vaccinatiezorg wordt versimpeld.
Dit kan bijdragen aan herkenbaarheid voor de burger, expertiseopbouw en efficiëntie
in de organisatie en aansturing.
De GGD’en zijn een logische partij – in aansluiting op de bestaande taken in de uitvoering
van het RVP en op hun rol in de infectieziektebestrijding – voor de uitvoering van
de vaccinatieprogramma’s voor volwassenen. Bij de COVID-19-vaccinatie hebben GGD’en
het merendeel van de uitvoering voor hun rekening genomen. Daarnaast gaan ze ook de
inhaalcampagne voor HPV-vaccinatie bij 18–26-jarigen uitvoeren. De GGD’en hebben aangeven
dat zij de intentie hebben om hun huidige aanbod in de reguliere vaccinatiezorg uit
te breiden en een grotere rol voor zichzelf zien in de coördinatie op de uitvoering
en het zetten van de vaccinaties van jong tot oud. Daarmee zouden zij de uitvoerder
kunnen worden voor de vaccinatievoorziening voor volwassenen. Daarnaast geven de GGD’en
aan ook hun inhoudelijke expertise ter beschikking te willen stellen. Niet alleen
beschikken zijn over kennis in het bereiken van doelgroepen, ook zijn zij voor de
samenwerkingspartners in de regio maar ook voor het RIVM een belangrijke kennis- en
ervaringspartner. Dit is een belangrijke rol om de vaccinatiegraad te verhogen en
zeker bij de meest kwetsbare groepen. Dit idee wordt onderschreven door de andere
partijen, die een rol hebben in de huidige vaccinatiezorg. Hierbij geeft de Landelijke
Huisartsen Vereniging (hierna: LHV) aan dit idee niet in algemene zin te onderschrijven,
maar alleen daar waar het nieuwe vaccinaties betreft.
Ik heb daarom het voornemen om een vaccinatievoorziening voor volwassenen bij de GGD’en
te organiseren.
Vaccinatievoorziening voor volwassenen
Volwassen kunnen bij de vaccinatievoorziening terecht voor vaccinaties, informatie
en advies, het voeren van een gesprek over vaccineren (zoals in geval van twijfel
of bij onderliggende aandoeningen) en het krijgen van de prik of informatie over waar
men de prik kan halen als de vaccinatie niet beschikbaar is bij de vaccinatievoorziening.
De vaccinatievoorziening voor volwassenen coördineert het vaccineren in de GGD-regio
en kan verbindingen leggen met andere ketenpartners, die betrokkenheid hebben bij
het indiceren, voorlichten of zetten van vaccinaties, zoals huisartsen, JGZ-professionals
en medisch specialisten. De vaccinatievoorziening voor volwassenen is regionaal hét
expertisecentrum op het gebied van vaccinatiezorg en is expert in het bereiken van
doelgroepen aangezien zij weten wat er lokaal speelt.
Het uitgangspunt is dat programmatische vaccinaties voor volwassenen (18 jaar en ouder)
door de vaccinatievoorziening voor volwassenen gezet worden. Deze verandering van
het vaccinatiestelsel wil ik gefaseerd doorvoeren. Daarom zal sprake zijn van een
groeimodel waarbij geleidelijk meer aanbod aan de vaccinatievoorziening voor volwassenen
wordt toegevoegd. Als eerste geldt dit voor de COVID-vaccinatie. Naar verwachting
wordt vervolgens de gordelroosvaccinatie toegevoegd, afhankelijk van mijn besluitvorming
over het programmatisch aanbieden van het gordelroosvaccin. Ten aanzien van de griep-
en pneumokokken vaccinaties – die nu door de huisartsen worden aangeboden – zal moeten
worden bezien bij welke uitvoerder deze vaccinatie op de langere termijn het beste
past. In een uitvoeringstoets worden de verschillende opties zorgvuldig gewogen. Ook
gaan we verkennen of de vaccinatievoorziening een rol kan spelen in het aanbod van
alle vaccinaties voor spijtoptanten en migranten.
Figuur 1 Toekomstgericht vaccinatiestelsel
Ik vraag het RIVM om een uitvoeringstoets te doen. De uitvoeringstoets richt zich
op de vraag op welke wijze de vaccinatievoorziening ingericht moet worden. Ook zal
deze uitvoeringstoets zich richten op het groeimodel; welke vaccinaties kunnen, onder
welke randvoorwaarden, wanneer worden belegd bij de vaccinatievoorziening. Het RIVM
zal veldpartijen, zoals de GGD en huisartsen, bij deze uitvoeringstoets betrekken.
Tot slot wordt onderzocht in welke mate de vaccinatievoorziening voldoet aan specifieke
functionele eisen die volgen uit beleid:
• er is voldoende sprake van fijnmazigheid. Dat wil zeggen dat er voldoende laagdrempelige
toegang is tot de vaccinatie en er voor burgers goed bereikbare vaccinatielocaties
zijn;
• de vaccinatievoorziening moet piekbelastingen van de vaccinatie in bepaalde periodes
aankunnen;
• de vaccinatievoorziening voor volwassenen kan – al dan niet met andere uitvoerders
– snel opschalen, indien nodig. En kan een eventuele massavaccinatiecampagne aan,
waarbij de hele bevolking moet worden gevaccineerd;
• tussen de uitvoerders en het RIVM vindt via een landelijk registratiesysteem de gegevensuitwisseling
plaats, die nodig is voor een goede uitvoering en het bijhouden van de vaccinatiegraad.
De griepvaccinatie
Jaarlijks krijgen zo’n 6 miljoen mensen in oktober en november van hun huisarts een
uitnodiging voor de griepprik. De huisartsen zetten de griepprik meestal tussen half
oktober en half november.
In tegenstelling tot de meeste andere vaccinaties – waarbij mensen op basis van leeftijd
worden uitgenodigd waardoor er een continue toestroom ontstaat – is er bij de griepvaccinatie
dus sprake van een seizoensgebonden piekbelasting.
Vanwege deze andere dynamiek is de uitvoering van de griepvaccinatie een belangrijk
onderdeel van de uitvoeringstoets.
De vaccinatievoorziening voor volwassenen kan ook een uitvoeringsfunctie krijgen voor
«vaccinaties op maat», reizigersvaccinaties, de vaccinatie van medische risicogroepen
en voor vaccinatie voor werknemers, indien dit uit de werkgevers Risico-Inventarisatie
en Evaluatie blijkt. Voor zwangeren wordt in de uitvoeringstoets bezien of deze doelgroep
het beste via de jeugdgezondheidszorg (hierna: JGZ) of de vaccinatievoorziening voor
volwassenen bediend kunnen worden.
Verantwoordelijkheden en taken VWS, RIVM en GGD’en
In het onderstaande kader staat een eerste opsomming van verantwoordelijkheden en
taken per partij bij de realisatie van nieuw programmatisch vaccinatieaanbod bij de
vaccinatievoorziening voor volwassenen. Deze verantwoordelijkheidsverdeling is zoveel
mogelijk in lijn gebracht met de verantwoordelijkheidsverdeling binnen het RVP en
het NPG.
Ministerie van VWS
VWS is stelselverantwoordelijk voor het Nederlandse vaccinatiebeleid. Dit betekent
dat VWS:
• het beleid, het vaccinatieaanbod en de kaders van onderzoek bepaalt. Naast de invoering
van nieuwe vaccinaties of nieuw beleid bewaakt VWS het staande vaccinatiebeleid en
stuurt hierop bij;
• beslist (op basis van adviezen van de GR en RIVM) over de inhoud van het vaccinatieaanbod
en stelt landelijke kaders met betrekking tot
– doelgroep
– vaccinaanbod en inkoop vaccins
– financiering
– informatievoorziening
– communicatieboodschap
– juridisch borgen vaccinatieaanbod
• het RIVM opdracht geeft om de vaccinatieprogramma’s te regisseren en coördineren;
• verantwoordelijk is voor het borgen van de juridische basis van de vaccinatievoorziening
voor volwassenen;
• de vaccinatievoorziening voor volwassenen financiert;
• via GGD GHOR NL, de gesprekken met de uitvoerder GGD voert over de randvoorwaarden
(zoals tarief, startdatum).
RIVM
Het RIVM is (gedelegeerd) opdrachtgever voor de regie op en coördinatie van de uitvoering
van het vaccinatievoorziening voor volwassenen. (in opdracht van VWS). Dat wil zeggen
dat het RIVM verantwoordelijk is – binnen door VWS vastgestelde kaders – voor:
• regie op verbinding en afstemming van de keten van uitvoering en het borgen van landelijke
uniformiteit;
• (gedelegeerd) opdrachtgever van de uitvoering van het vaccinatieaanbod bij de vaccinatiecentrum;
• de ontwikkeling van richtlijnen voor de uitvoering in samenwerking met professionals;
• deskundigheidsbevordering van professionals;
• de landelijke communicatiematerialen richting de GGD’en en de burgers;
• de inkoop van de vaccins en eventuele toebehoren;
• de distributie, opslag en logistiek ten behoeve van de uitvoering;
• de oproep van de te vaccineren personen, de landelijke registratie van de gezette
vaccinaties en de toegediende vaccins en de controle van de gegeven vaccinaties op
juistheid. En de ontsluiting van vaccinatiegegevens naar burgers;
• de monitoring van vaccinatiebereidheid en determinanten ervan (waaronder vertrouwen)
en surveillance op vaccinatiegraad, vaccineffectiviteit en verspreiding van de ziekteverwekker
en evaluatie;
• het beschikbaar stellen van data voor wetenschappelijk onderzoek en beleidsadvisering;
• daarnaast is het RIVM verantwoordelijk voor het (op-) stellen van landelijke kaders
voor de aanpak voor medische risicogroepen en «vaccinatie op maat»;
• mogelijk krijgt het RIVM een rol bij het financieren van uitvoering (indien landelijke
financiering vanuit VWS mogelijk blijkt).
GGD’en
De GGD’en zijn primair opdrachtnemer voor de uitvoering van het vaccinatievoorziening
voor volwassenen en expert op het gebied van vaccinatiezorg in de regio. Dit betekent
dat de GGD’en:
• de opdracht krijgen (van het RIVM) om alle aspecten van de uitvoering van de vaccinatievoorziening
voor volwassenen te organiseren;
• verantwoordelijk zijn vanaf de levering van het vaccin tot en met de toediening en
registratie van het vaccin;
• een groot deel van de vaccinaties zelf zetten, waarbij het uitgangspunt is; de GGD
voert uit, tenzij er reden is voor specifiek maatwerk bijvoorbeeld richting moeilijk
bereikbare doelgroepen;
• de mogelijkheid hebben om ook lokale afspraken te maken over de uitvoering van specifieke
taken door een derde partij (een mede-uitvoerder). Zo kan het vaccineren in verpleeghuizen
worden uitgevoerd door artsen in die instellingen;
• verantwoordelijk blijven voor het (medische) handelen van de vaccinatievoorziening
voor volwassenen. Als zij ervoor kiezen om de vaccinaties door mede-uitvoerders te
laten uitvoeren, heeft de GGD de regie en informeert de GGD de mede-uitvoerder over
de werkwijze.
• voorlichting verzorgen voor burgers en professionals in de regio;
• ook de regie hebben om ervoor te zorgen dat de organisatie van vaccinaties voor medische
risicogroepen in hun regio goed belegd is. Bijvoorbeeld door deze vaccinaties in de
curatieve setting of bij de vaccinatievoorziening voor volwassenen te beleggen of
een andere (hybride) vorm;
• een adviserende rol hebben – op basis van de uitvoeringspraktijk – richting VWS, het
RIVM en gemeenten.
Mede-uitvoerders
De GGD’en kunnen ervoor kiezen om (een deel van de) vaccinaties door overige partijen
te laten uitvoeren zoals ziekenhuizen, zorginstellingen, vaccinatiecentra en huisartsen.
Bijvoorbeeld bij moeilijk bereikbare groepen (zoals niet-mobiele ouderen, laaggeletterden
etc.).
• de landelijke kaders voor uitvoering gelden ook voor mede-uitvoerders. Hierbij wordt
zoveel mogelijk gestreefd naar landelijke uniformiteit. Er is waar nodig ruimte voor
regionaal maatwerk.
• Er is geen directe relatie tussen VWS en mede-uitvoerders (behalve de indirecte meegegeven
vastgestelde kaders van VWS).
• Het RIVM heeft contact met koepels van mede-uitvoerders.
De precieze details van de verantwoordelijkheden en taken per partij worden nader
uitgewerkt in de uitvoeringstoets. Hierin wordt onder meer ook de verantwoordelijkheidsverdeling
tussen opdrachtgever (VWS), (gedelegeerd) opdrachtgever (RIVM) en de vaccinatievoorziening
voor volwassenen uitgewerkt alsmede de verantwoording van de mede-uitvoerders naar
de GGD’en en VWS. Daarnaast wordt de financiering van de vaccinatievoorziening voor
volwassenen (landelijk versus decentraal) nader uitgewerkt evenals de verhouding tussen
de behoefte aan landelijke uniformiteit versus lokaal maatwerk.
Met het bovenstaande doe ik ook de toezegging van mijn voorganger en van mijzelf af
over de rol van apothekers bij vaccineren.6 Apothekers hebben een belangrijke rol in informatievoorziening en voorlichting over
vaccinaties. Zeker voor kwetsbare doelgroepen kunnen zij een belangrijk aanspreekpunt
in de wijk zijn vanwege het feit dat in vrijwel elke wijk een apotheek te vinden is.
In de afgelopen jaren is ingezet op het verbeteren van communicatie en voorlichting
over vaccinatie vanuit het Netwerk Patiënteninformatie en daar hebben de apothekers
een mooie bijdrage aan geleverd. Daarnaast zijn samen met de
apothekers de mogelijkheden voor apothekers als uitvoerder van vaccinaties onderzocht.
Daaruit is naar voren gekomen dat apothekers geen zelfstandige bevoegdheid hebben
om vaccinaties te geven. Zij kunnen daardoor niet voldoen aan alle randvoorwaarden
om te vaccineren. Ik zie op dit moment op basis van de uitkomsten van de verkenning
onvoldoende aanleiding om deze zelfstandige bevoegdheid te creëren. Dit staat namelijk
haaks op het advies om te versimpelen en mijn inzet om in te zetten op een robuuste
organisatie. Daarnaast vraagt dit een aanpassing van het curriculum van de opleiding
tot apotheker en een aanpassing van de Wet BIG. Het is daarmee ook geen snelle oplossing.
Apothekers mogen wel vaccineren onder toezicht van een verantwoordelijk arts, de zogenoemde
«verlengde arm»-constructie. Als GGD’en regionaal daarvoor kiezen, kunnen apothekers
in een dergelijke constructie als mede-uitvoerder een bijdrage leveren aan de uitvoering
van vaccinaties. Zoals gezegd, zal in de uitvoeringstoets blijken onder welke voorwaarden
dit invulling kan krijgen.
Figuur 2 Vaccinatievoorziening voor volwassenen
Rol vaccinatievoorziening voor volwassenen bij uitbraak of pandemie
Uw Kamer is op 3 juni 2022 geïnformeerd over het besluit van de Minister van VWS om
een Landelijke Functionaliteit Infectieziektebestrijding (LFI) in te richten bij het
RIVM.7 De LFI wordt verantwoordelijk voor de voorbereiding op en de operationele aansturing
van (de opschaling van) grootschalige medisch-operationele uitvoeringstaken in het
geval van een epidemie van een A-infectieziekte met landelijke impact (denk aan testen,
vaccineren en bron- en contactonderzoek). De LFI krijgt een sterke focus op logistieke
competenties in een crisiscontext, waarbij de werkwijze van de LFI en die van de GGD
op elkaar aan zullen sluiten. De GGD’en zijn – als onderdeel van de brede infectieziektebestrijdingsketen
– de uitvoeringsorganisaties voor grootschalig vaccineren tijdens een pandemie. Zoals
hiervoor beschreven, is het mijn voornemen dat de GGD’en de primaire opdrachtnemer
worden voor de uitvoering van de vaccinaties voor volwassenen. Dit betekent dat de
vaccinatievoorziening voor volwassenen ook de primaire uitvoerder wordt voor vaccinaties
bij een uitbraak en/of pandemie. Daarmee is de vaccinatievoorziening voor volwassenen
zowel regulier (koude fase) als in een warme fase (bestrijding pandemie) primair verantwoordelijk
voor de uitvoering van 18+ vaccinaties. Dit heeft voordelen bij de overgang van koude
naar warme fase, maar vraagt wel om duidelijke afspraken over het continueren van
het lopende vaccinatieaanbod naar de warme fase en om uniformiteit in de uitvoering
bij de 25 GGD’en. De eisen aan GGD’en op dit punt worden wettelijk vastgelegd. De
rol van de GGD’en bij vaccinaties onder de 18 jaar in de warme fase of bij uitbraken
van infectieziekten wordt nader uitgewerkt.
Het bovenstaande betekent dat de vaccinatievoorziening voor volwassenen paraat moet
zijn om een rol in een infectieziektecrisis/pandemie te vervullen. De verwachting
is dat de LFI eind 2022 start met een voorbereidende rol. Vanaf medio volgende jaar
kan de LFI haar aansturende rol vervullen bij een mogelijke toekomstige pandemie.
Ook krijgt de vaccinatievoorziening een rol in het kader van outbreak management.
Hierbij gaat het niet om de collectief geplande vaccinatiecampagnes, maar gerichte
inzet van vaccinaties ten behoeve van individuele patiënten.
Samenhang RVP en vaccinatievoorziening voor volwassenen
Nederland heeft een succesvol RVP, juist vanwege de inbedding in de jeugdgezondheidszorg.
De combinatie van het RVP met de controles van de JGZ vergroot de opkomst bij RVP
en wordt door ouders als klantvriendelijk ervaren.
Met mijn voornemen om een vaccinatievoorziening voor volwassenen bij de GGD uit te
werken, rijzen er vragen over hoe dit centrum zich verhoudt tot het RVP.
Ik kan mij voorstellen dat het een aansprekend idee is – en wellicht een stip aan
de horizon – om na te denken over één organisatie waar het vaccinatieaanbod vanuit
de overheid belegd is. Dit kan bijdragen aan herkenbaarheid, expertiseopbouw en efficiëntie
in de organisatie (registratie, logistiek, financiering) en aansturing. Op dit moment
behouden we het RVP via de JGZ, maar de vaccinatievoorziening biedt mogelijk meerwaarde
voor de toekomst voor het aanbieden van de vaccinaties onder de 18 jaar.
Op basis van verschillende gesprekken met betrokkenen constateer ik dat het op dit
moment voorbarig is om het RVP organisatorisch onder te brengen in de vaccinatievoorziening
voor volwassenen. In plaats daarvan kies ik nu ervoor om de samenhang tussen de vaccinatievoorziening
voor volwassenen en het RVP te borgen en het RVP zelf te optimaliseren. Dit heeft
ten eerste als reden dat het RVP relatief goed functioneert en dat ik het in beginsel
onwenselijk vind om een goed functionerend programma rigoureus – in dit geval in de
aansturing en financiering – te veranderen. Het RVP wordt op dit moment decentraal
vanuit de gemeenten uitgevoerd en vooralsnog ben ik voornemens om een vaccinatievoorziening
voor volwassenen bij de GGD landelijk aan te sturen. Ook is op dit moment niet duidelijk
of het onderbrengen van het RVP in de vaccinatievoorziening voor volwassenen ook daadwerkelijk
de complexiteit van het gehele vaccinatiestelsel zal verminderen en of dit in de praktijk
tot verbeteringen leidt voor de burger.
Uiteraard vind ik het belangrijk de samenhang in het programmatisch aanbod van vaccinaties
richting de burger te borgen, omdat deze programma’s samen zorgen voor een vaccinatieaanbod
van jong tot oud vanuit de overheid. Ik hecht eraan dat het vaccinatieaanbod in de
GGD-regio samenhangt, dat er eenduidige communicatie is over het vaccinatieaanbod
in de GGD-regio en dat er waar mogelijk wordt samengewerkt, ook op het terrein van
logistiek, organisatie en registratie. Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om
een JGZ-aanbieder te contracteren. In veel gemeenten wordt het RVP (geheel of gedeeltelijk)
uitgevoerd door de GGD’en. In dat geval wordt het RVP (deels) en het vaccinatieaanbod
18+ dus al wel door dezelfde organisatie uitgevoerd. In sommige gemeenten bieden andere
organisaties dan de GGD het RVP aan. In die gemeenten zullen dus afspraken gemaakt
moeten worden om een coherent vaccinatieaanbod van jong tot oud te creëren. Het is
dan ook een van mijn randvoorwaarden voor de verdere uitwerking van het vaccinatieaanbod
18+ dat de samenhang tussen de vaccinatievoorziening voor volwassenen en het RVP en
de JGZ behouden en versterkt moet worden. Ik zal het RIVM vragen dit mee te nemen
in de uitvoeringstoets.
Ook hecht ik eraan het programmatisch vaccinatieaanbod voor volwassenen juridisch
te borgen en ik ga het Besluit publieke gezondheid hierop aanpassen. Daarmee ontstaat
vanuit de overheid een programmatisch vaccinatieaanbod van jong tot oud, en vervalt
de leeftijdsgrens van 18 jaar, die tot kortgeleden werd gehanteerd bij het Rijksvaccinatieprogramma.
Het COVID-19-vaccinatie aanbod is al aan het RVP toegevoegd en de HPV-vaccinatie voor
mensen tussen 18 en 26 jaar wordt op korte termijn toegevoegd. Hiermee geef ik invulling
aan het advies van het RVS om de bestaande leeftijdsgrens te laten vervallen.
Figuur 3 Hoe het vaccinatiestelsel eruit gaat zien
Optimalisatie Rijksvaccinatieprogramma
Sinds januari 2019 valt het RVP onder de Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg). Met
deze wetswijziging hebben gemeenten – als decentrale eenheid – een verantwoordelijkheid
gekregen in de uitvoering en financiering van vaccinaties uit het RVP. De rijksoverheid
gaat over de inhoud en reikwijdte van het RVP en het RIVM is verantwoordelijk voor
de regie over het programma, de coördinatie en een deel van de uitvoering. Gemeenten
moeten volgens de Wpg het RVP laten uitvoeren door de door hen gecontracteerde JGZ-uitvoerder.
Daardoor ervaren gemeenten weinig zeggenschap over de financiële kaders en de inhoud.
Dit was ook de bedoeling; de decentralisatie was een beleidsarme decentralisatie op
een puur uitvoerende taak, waarbij een landelijk uniform vaccinatieaanbod het doel
is. Dit heeft logischerwijs als gevolg dat het RVP niet altijd hoog op de bestuurlijke
agenda van gemeenten staat, zoals de RVS ook concludeert. De beperkte beleidsvrijheid
zorgt er daarmee ook voor dat het voor de uitvoerders lastig is om aanvullende lokale
inzet te doen op het RVP. Dit vereist onderhandelingen tussen de JGZ-organisaties
en gemeenten. Omdat financiering via het gemeentefonds verloopt, is veel afhankelijk
van lokale keuzes, zoals de mate waarin de JGZ-uitvoerders ingezet worden voor preventie.
Door dit alles mogen echter geen kansen blijven liggen om lokaal maatwerk te leveren.
Ik hecht hierbij aan betrokkenheid van gemeenten. Ten slotte constateer ik dat er
met name als het gaat om IT- en IV-aanpassingen onduidelijkheid is over rollen, taken
en verantwoordelijkheden. Hierdoor worden aanpassingen in de IT-systemen van de jeugdgezondheidszorg
vaak niet tijdig ingeregeld.
Op basis van gesprekken met de VNG (de koepelorganisatie van gemeenten), het RIVM,
GGD GHOR NL en ActiZ concludeer ik dat er voldoende aanknopingspunten zijn om binnen
het huidige stelsel het RVP te optimaliseren en de gemeenten en JGZ-uitvoerders beter
hun rol te laten pakken. Ik zet daarbij in op de volgende maatregelen:
1. Het Rijk zet zich doorlopend in om de vaccinatiegraad te verhogen, en daarvoor is
ook lokaal maatwerk essentieel. Daarom ga ik in overleg met de VNG, de gemeenten en
JGZ of ActiZ, GGD GHOR NL en het RIVM over hoe er meer invulling gegeven kan worden
aan het lokale maatwerk en wat daarvoor vanuit het Rijk nodig is. Hierbij betrek ik
de lessen die getrokken kunnen worden uit de wijkgerichte aanpak die is ingezet bij
de COVID-19 vaccinatie.8
2. Ik ga de mogelijkheid van een ander financieringsarrangement via het gemeentefonds
verkennen, in overleg met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en de VNG. Mogelijk past de optie van een Specifieke Uitkering (SPUK) meer bij de
wijze waarop het RVP nu is belegd bij gemeenten.
3. Vaccinatiezorg vanuit het verzekerde pakket
Vaccinaties kunnen zich ook richten op specifieke medische risicogroepen, bijvoorbeeld
mensen met chronische aandoeningen of problemen met hun immuunsysteem. Uit de adviezen
van het Zorginstituut en de RVS blijkt dat ook voor de vaccinatiezorg voor medische
risicogroepen optimalisatie mogelijk en wenselijk is. Zij signaleren in hun adviezen
verschillende knelpunten die de toegang tot vaccinaties voor medische risicogroepen
belemmeren. Knelpunten die tot gevolg hebben dat mensen, die het meeste baat kunnen
hebben bij vaccinaties, maar in beperkte mate worden bereikt. Dit geldt voor zowel
de vaccinatiezorg, die onderdeel is van nationale vaccinatieprogramma’s, maar ook
voor de vaccinatiezorg voor de mensen met een medische indicatie in het kader van
de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw). Hieronder ga ik specifiek in op een aantal knelpunten
binnen de Zvw.
Vaccinatiezorg binnen de Zvw kan zowel in intramurale als in extramurale setting worden
geleverd. In de intramurale setting valt deze zorg onder het open systeem van het
geneeskundig kader. Dit betekent dat ontwikkelingen in de vaccinatiezorg in principe
automatisch in- en uitstromen in het basispakket. Vaccins, die onderdeel uitmaken
van het basispakket, worden bekostigd vanuit de reguliere dbc-systematiek. De extramurale
vaccinatiezorg valt onder het gesloten systeem van de farmaceutische zorg. Vaccins
komen in de farmaceutische zorg alleen in aanmerking voor vergoeding uit het basispakket
als deze zijn opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (hierna: GVS). De
fabrikant moet hiervoor een vergoedingsaanvraag indienen bij het Zorginstituut, die
de aanvraag beoordeelt en mij adviseert over opname in het GVS. Hierbij kunnen aanvullende
voorwaarden worden gesteld, bijvoorbeeld dat het vaccin alleen wordt vergoed bij patiënten
in een specifiek stadium van een ziekte.
Zowel intramuraal als extramuraal geldt dat vaccinatiezorg alleen ten laste kan komen
van de Zvw, als er op grond van individuele omstandigheden sprake is van een indicatie
voor vaccinatie. Dat wil zeggen dat de vaccinatie gericht moet zijn op het voorkomen
van complicaties of het verergeren van een bestaande ziekte, aandoening of beperking,
of dat het individu een hoger risico moet lopen op ziekte, aandoening of beperking
dan de populatie in het algemeen.
Ik deel de conclusie van het Zorginstituut en de RVS dat de vaccinatiezorg voor medische
risicogroepen binnen het kader van de Zvw verbeterd kan worden en treed hiervoor in
overleg met het veld. De aanbevelingen, die het Zorginstituut en de RVS op dit gebied
geven, hanteer ik hierbij als leidraad. Ik merk wel op dat het belangrijk is een aantal
aanbevelingen te bezien in relatie tot andere vormen van zorg en preventie. Op dit
punt zal ik, zoals verder uitgewerkt onder het kopje «betaalbaarheid», het Zorginstituut
om nader advies vragen.
Hieronder volgt een meer specifieke uiteenzetting van mijn beleidsreactie, ingedeeld
aan de hand van drie – onderling samenhangende – aspecten van de vaccinatiezorg binnen
het verzekerde pakket: kennis, betaalbaarheid en uitvoerbaarheid.
Verbeteren kennis vaccinatiezorg medische risicogroepen
Het Zorginstituut en de RVS constateren allereerst dat de kennis over de vaccinatiezorg
voor medische risicogroepen versplinterd is, zowel voor behandelaren als voor patiënten.
Vaccinatiezorg voor medische risicogroepen bestrijkt een zeer gevarieerde groep patiënten
en is beschreven in een groot aantal richtlijnen. Er is geen centraal punt, waar al
deze richtlijnen samenkomen. En er is op dit moment slechts een specifieke richtlijn
vaccinatiezorg voor medische risicogroepen. Het Zorginstituut doet daarom een aantal
aanbevelingen rondom het centraliseren van richtlijnen en het beschikbaar maken van
kennis voor behandelaren en patiënten. Net als het Zorginstituut en de RVS vind ik
kwalitatieve en toegankelijke kennis over de vaccinatiezorg van groot belang, zeker
voor mensen die behoren tot een risicogroep. Vanuit het veld wordt in het project
Immunostart – in samenwerking met RIVM – gewerkt aan het samenbrengen van richtlijnen
van vaccinatiezorg. Ik ben blij met deze ontwikkeling en spoor het veld aan haar inzet
op het maken van een richtlijn, het verbeteren van informatietoegang in opleidingen
en het beschikbaar maken van patiëntinformatie door te zetten. Het RIVM heeft tijdens
de coronacrisis waardevolle ervaring opgedaan met het stroomlijnen van richtlijnen
en het verzorgen van deskundigheidsbevordering voor vaccinatiezorg. Zo heeft het RIVM
samen met relevante medische professionals een handleiding opgesteld om tijdens de
COVID-19-vaccinatiecampagne een advies te kunnen formuleren voor patiënten met een
ernstig gecompromitteerd immuunsysteem en andere groepen patiënten bij wie sprake
is van een afweerstoornis. Ik voorzie dat het RIVM een belangrijke rol kan spelen
bij het opstellen van dergelijke richtlijnen en wil onderzoeken in hoeverre een regierol
voor de vaccinatievoorziening voor volwassenen haalbaar en wenselijk is bij de vaccinatie
van medische risicogroepen.
Betaalbaarheid
Het Zorginstituut signaleert daarnaast een aantal knelpunten ten aanzien van de bekostiging
van vaccinaties binnen het verzekerde pakket, waardoor mensen vaccinaties niet altijd
krijgen vergoed. Vanuit het Immunostart-project is – met steun van FMS, NFU en ZN –
een wijzigingsverzoek ingediend bij de NZa om binnen de DBC-structuur meer ruimte
voor vaccinaties in de intramurale setting te creëren. Daarnaast spelen er ook knelpunten
in de bekostiging van extramurale vaccinaties, die vallen onder de farmaceutische
zorg. Zo kunnen op dit moment alleen fabrikanten, en niet beroepsgroepen zelf, een
aanvraag doen om vaccins op te nemen in het GVS. Een deel van de vaccins wordt nooit
door fabrikanten ter beoordeling aangeboden bij het Zorginstituut, waardoor ze niet
in het GVS worden opgenomen en niet vergoed worden. Het kan dus wenselijk zijn om
andere partijen een aanvraag te kunnen laten indienen. Het Zorginstituut inventariseert
op dit moment intern onder welke voorwaarden beroepsgroepen zelf vergoedingsaanvragen
bij het Zorginstituut kunnen indienen om vaccins op te nemen in het GVS. Het is goed
dat het Zorginstituut daartoe het proces rondom deze vergoedingsaanvragen optimaliseert.
Ik volg of dit proces het gewenste effect bereikt en zal zo nodig aanvullende actie
ondernemen.
Een ander gesignaleerd knelpunt komt voort uit het feit dat vaccinaties gelden als
geïndiceerde preventie, waarbij de aanspraak op individuele gronden moet worden vastgesteld.
Er zijn signalen dat door de huidige interpretatie van geïndiceerde preventie niet
alle risicogroepen, die in richtlijnen zijn gedefinieerd aanspraak hebben op vaccinaties.
Het Zorginstituut adviseert daarom om te bezien of een andere interpretatie van geïndiceerde
preventie wenselijk is. Omdat dit mogelijk gevolgen heeft voor de aanspraak op andere
vormen van preventie en zorg, heb ik het Zorginstituut gevraagd mij hier nader over
te adviseren. Dit advies verwacht ik eind 2022. Aanvullend schrijft het Zorginstituut
een advies dat zich specifiek zal richten op het vraagstuk rondom vaccinaties.
Uitvoerbaarheid
Ten slotte signaleert het Zorginstituut dat er binnen de vaccinatiezorg onduidelijkheid
is over de taken en verantwoordelijkheden van betrokken partijen. Dit geldt voor zowel
de vaccinatiezorg voor risicogroepen als onderdeel van de Zvw als voor de bredere
vaccinatiezorg binnen nationale vaccinatieprogramma’s. Vanwege patiëntvriendelijkheid
en de kansen, die het Zorginstituut signaleert om de vaccinatiezorg voor medische
risicogroepen binnen de Zvw te verbeteren, wil ik nu eerst inzetten op het verbeteren
van de huidige organisatie. Vanuit het veld wordt op dit moment onderzocht of het
mogelijk is om landelijk afspraken te maken over de zorgpaden voor vaccinatiezorg.
Ik onderschrijf en ondersteun deze ontwikkeling. Ik heb al toegelicht dat ik verwacht
met de vaccinatievoorziening voor volwassenen duidelijkheid te bieden over taken en
verantwoordelijkheden. Aanvullend wil ik verkennen in hoeverre de vaccinatievoorziening
voor volwassenen ook een rol kan spelen om met voorschrijvers in de GGD-regio het
vaccineren van medische risicogroepen binnen de Zvw beter onder de aandacht te brengen.
De vaccinatievoorziening voor volwassenen kan mogelijk ook een rol spelen in de uitvoering
van het vaccineren van medische risicogroepen. Hierbij moet in de uitwerking wel rekening
gehouden worden met de financiering van het vaccineren in de vaccinatievoorziening
voor volwassenen. Dit zou leiden tot een hybride model, waarbij zowel in de curatieve
setting als in de vaccinatievoorziening voor volwassenen vaccinatie voor medische
risicogroepen mogelijk wordt. Als het bovenstaande onvoldoende verbetering in het
bereiken van medische risicogroepen oplevert, dan is het een optie om te overwegen
op termijn naar een ander model over te gaan, waarbij de uitvoering van de vaccinatie
van medische risicogroepen bijvoorbeeld primair in de vaccinatievoorziening voor volwassenen
plaatsvindt. Het stellen van de indicatie zou dan uiteraard nog steeds in het ziekenhuis
of bij de huisarts moeten gebeuren.
4. Vrije markt
Vaccinatie op eigen initiatief en eigen kosten gebeurt relatief weinig, met uitzondering
van de reizigersvaccinatie. Mensen, die zich op eigen initiatief laten vaccineren
met vaccins waarvoor zij onder de basisverzekering van de Zvw geen aanspraak hebben,
moeten deze in principe zelf betalen. De toegang tot vaccinaties op maat verschilt
per GGD. Sommige GGD’en zijn bereid deze vaccinaties te geven, omdat het gezondheidswinst
oplevert. Andere GGD’en doen dit niet, omdat het direct raakt aan toegankelijkheidsverschillen.
Vaccinaties op verzoek kunnen ook via apotheker en huisarts gehaald worden. Niet alle
huisartsen willen hier echter aan meewerken of er wordt verwezen naar de GGD. Ook
is de route via huisarts en apotheker omslachtig en vraagt het goede afstemming tussen
patiënt, apotheker en huisarts.
Ik deel de bevindingen van de RVS dat het vaccineren op eigen initiatief complex georganiseerd
is. Daarom ga ik informatievoorziening over «vaccinaties op maat» stimuleren. Ik voorzie
dat de vaccinatievoorziening voor volwassenen een bijdrage kan leveren aan het aanbieden
van «vaccinaties op maat» voor volwassenen, maar ook voor de doelgroep 0–18 jaar,
dit neem ik mee in de uitvoeringstoets.
Wat betreft reizigersvaccinaties en vaccinaties voor werknemers, zie ik – op basis
van de gevoerde gesprekken met betrokken partijen – geen aanleiding om principiële
veranderingen door te voeren. Wel zie ik mogelijkheden voor de vaccinatievoorziening
voor volwassenen om op termijn een aanbod op deze private markt te bieden.
5. Registratie en informatie-uitwisseling
De RVS concludeert dat vaccinatiegegevens niet binnen alle domeinen van het vaccinatiestelsel
(bijvoorbeeld vaccinaties voor volwassenen en in de collectief verzekerde zorg) goed
worden geregistreerd, waardoor het (tijdig) uitwisselen van deze gegevens onvoldoende
van de grond komt. Het rapport van de RVS biedt voldoende aanknopingspunten om de
registratie en uitwisseling te verbeteren. Het betreft zowel informatie over de grenzen
van de verschillende domeinen in het vaccinatiestelsel heen als de registratie van
de juiste informatie, die nodig is voor goede zorgverlening. Door de registratie en
gegevensuitwisseling te verbeteren kan er optimalisatie in de organisatie en daardoor
gezondheidswinst worden behaald. De afgelopen maanden heb ik met diverse betrokkenen
en experts gesproken over mogelijke oplossingsrichtingen inzake het hierboven geschetste
probleem.
Belang van registratie en uitwisseling
Ik wil benadrukken dat ik het belang van een goede registratie en de uitwisseling
van vaccinatiegegevens onderschrijf. Een goede registratie is van belang voor de uitvoering
zelf om bijvoorbeeld mensen te kunnen uitnodigen of een herinnering te sturen, wanneer
zij niet zijn geweest. Een goede registratie van de medische inhoud – zoals mogelijke
risicofactoren en aandoeningen bij patiënten in huisartsensystemen en systemen van
ziekenhuizen – is daarnaast van belang voor onder andere het leveren van goede zorg
en het benaderen en uitnodigen van specifieke medische risicogroepen, die in aanmerking
komen voor vaccinaties. Een goede registratie is daarnaast van belang voor de monitoring
van bijwerkingen van vaccins en de vaccinatiegraad, en om het effect van vaccinaties
te kunnen bepalen. Deze taak is bijvoorbeeld voor het RVP middels de Wet publieke
gezondheid belegd bij het RIVM. Om deze taak goed te kunnen uitvoeren, is uitwisseling
van vaccinatiegegevens tussen het RIVM en de JGZ-organisaties van belang. Daarbovenop
heeft de COVID-19 pandemie laten zien dat een goede registratie en monitoring een
belangrijke randvoorwaarde is in de bestrijding van een infectieziektecrisis. Een
landelijke registratie ten tijde van een pandemie is van belang om een zo compleet
en betrouwbaar mogelijk beeld te krijgen van onder andere de vaccinatiegraad, de veiligheid
van vaccins, de vaccineffectiviteit en de samenhang tussen vaccinaties. Ik zie ook
in deze zogenoemde warme fase een belangrijke rol voor het RIVM weggelegd in de uitvoering,
monitoring en surveillance, en daarmee ook in de landelijke registratie.
Rijksvaccinatieprogramma
Ik wil graag benadrukken dat ik de conclusie deel dat binnen de JGZ en in het bijzonder
het RVP de registratie en uitwisseling van vaccinatiegegevens in beginsel goed is
ingeregeld door middel van de basisdataset JGZ. Ook is de uitwisseling van RVP-vaccinatiegegevens
met het RIVM goed ingeregeld, alhoewel met de invoering van het informed consent in het RVP per 1 januari 2022 de registratie en uitwisseling minder volledig is.
Ik geef hieronder bij actie 3 «landelijke registratie bij het RIVM» aan dat ik de
mogelijkheid van een wettelijke grondslag voor gegevensuitwisseling voor het RVP wil
verkennen. Ik zie – zoals eerder in deze beleidsreactie is geschetst – mogelijkheden
om het RVP te optimaliseren, met name ten aanzien van rollen, taken en verantwoordelijkheden
inzake IT-aanpassingen. Gemeenten en Rijk moeten hierover onderling duidelijke afspraken
hebben. De al bestaande routekaart vaccinaties geeft daarbij al veel richting, deze
wordt geactualiseerd en uitgebreid met een uitwerking van de rollen, taken en verantwoordelijkheden
van de betrokken partijen als het gaat om taken op het gebied van IT en IV.9 Door hierover heldere afspraken te maken met onder andere de VNG en gemeenten moet
hierdoor ook de registratie en uitwisseling van gegevens van nieuw geïmplementeerde
vaccinaties sneller en beter mogelijk worden.
Vaccinatievoorziening voor volwassenen
Daarnaast voorzie ik dat de vaccinatievoorziening voor volwassenen bij de GGD’en ervoor
zal zorgen dat de registratie en gegevensuitwisseling minder complex wordt. Immers
is er straks niet meer sprake van meerdere uitvoerders voor deze vaccinaties voor
volwassenen, maar één uitvoerder die de bulk van de vaccinaties zet. Zoals aangekondigd
in mijn Kamerbrief van 4 juli jl. zullen de GGD’en de uitvoering van de HPV-vaccinatie
voor 18- tot en met 26-jarigen op zich nemen. Vooruitlopend op deze activiteit werken
de GGD’en aan het duurzaam (her)inrichten van het gebruikte IT-systeem, dat mogelijk
ook in het kader van de vaccinatievoorziening voor volwassenen kan worden ingezet.
Hierbij wordt waar nodig ook de uitwisseling van gegevens tussen het RIVM en de GGD’en
verbeterd.
Vier acties
Op basis van de gesprekken met diverse betrokkenen en experts heb ik de volgende acties
en einddoelen voor ogen. Deze moeten tezamen resulteren in een betere registratie
en gegevensuitwisseling van vaccinatiegegevens in den brede.
1. Ontwikkelen van kwaliteitsstandaard
Het is van belang dat zorgverleners (zoals huisartsen en GGD-artsen) samen bepalen
waarom welke gegevens moeten worden geregistreerd voor het leveren van goede (vaccinatie-)zorg.
Dit heeft als einddoel dat zorgverleners over een compleet beeld van vaccinatiegegevens
en aanvullende medische inhoud beschikken dat relevant is voor het leveren van goede
zorg. Het is in beginsel aan de betreffende zorgverleners zelf om hier door middel
van de systematiek van kwaliteitsstandaarden – die worden beheerd door het Zorginstituut
Nederland – invulling aan te geven. De komende tijd ga ik in gesprek met het Zorginstituut
en het veld om in kaart te brengen welke betrokkenen beschikken over vaccinatiegegevens
of medische inhoud die relevant zijn voor het leveren van goede zorg. Vervolgens wil
ik die betrokkenen stimuleren om een kwaliteitsstandaard te ontwikkelen.
2. Ontwikkelen van informatiestandaard
Naast de ontwikkeling van een kwaliteitsstandaard is het van belang dat zorgverleners
de vaccinatiegegevens op uniforme wijze registreren in hun eigen systemen. Door een
uniforme registratiewijze wordt de uitwisseling van vaccinatiegegevens mogelijk gemaakt.
In een informatiestandaard kan deze uniforme registratiewijze worden vastgelegd. Ook
als veldpartijen besluiten om geen kwaliteitsstandaard te ontwikkelen blijft deze
informatiestandaard nuttig en noodzakelijk, onder andere voor het ontsluiten van vaccinatiegegevens
naar Persoonlijke Gezondheidsomgevingen (hierna: PGO’s). Ik heb daarom aan Nictiz
– zij ontwikkelen en beheren standaarden die digitale informatie-uitwisseling mogelijk
maken – de opdracht gegeven om samen met het veld een informatiestandaard vaccinaties
te ontwikkelen. De informatiestandaard is inmiddels ontwikkeld en na de zomer wordt
begonnen met het ontsluiten van COVID-19 vaccinatiegegevens bij het RIVM naar PGO’s.
3. Landelijke registratie bij het RIVM
Zoals eerder gezegd, is een goede registratie van belang voor de daadwerkelijke uitvoering
van vaccinaties (uitnodigen en herhaaloproepen), de monitoring van veiligheid van
vaccins (zoals bijwerkingen), de monitoring van de vaccinatiegraad en de monitoring
van de vaccineffectiviteit, in zowel de koude als de warme fase van de infectieziektebestrijding
(om bijvoorbeeld gericht maatregelen bij een uitbraak of pandemie te kunnen nemen).
Het RIVM speelt een belangrijke rol in de uitvoering van deze taken en heeft aangegeven
deze taken beter te kunnen uitvoeren, wanneer zij beschikt over een zo compleet en
actueel beeld van de vaccinatiegegevens. Daarom wil ik samen met het RIVM en betrokken
zorgverleners onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om tot een landelijke registratie
van vaccinatiegegevens bij het RIVM te komen. Een landelijke registratie bij het RIVM
zie ik als een verzameling van de gezette vaccinaties, die uitvoerders in hun eigen
systemen hebben geregistreerd. Het RIVM ziet zichzelf als beheerder en ontwikkelaar
van een dergelijke landelijke registratie.
Voor een landelijke registratie bij het RIVM spelen nog wel een aantal vragen die
nadere uitwerking vragen op technisch, juridisch en financieel gebied. Zo speelt de
vraag welke vaccinatiegegevens nuttig en noodzakelijk zijn voor het RIVM om bijvoorbeeld
de monitorings- en surveillancetaak goed te kunnen uitvoeren en hoe dat zich verhoudt
tot huidige wet- en regelgeving, zoals de AVG en de WGBO. Ik denk op dit moment in
ieder geval aan de vaccinatiegegevens voor de COVID-19 vaccinatie, het RVP, en mogelijk
de griep- en pneumokokkenvaccinatie. Welke gegevens daar nog meer aan kunnen worden
toegevoegd moet nader worden uitgezocht. Daarnaast vraagt de keuze voor een dergelijke
registratie om een gedegen analyse van de verschillende aspecten, waaraan deze registratie
zou moeten voldoen, met bijbehorende kostenplaatje. Ik heb het RIVM daarom gevraagd
om de verdere uitwerking van de landelijke registratie van vaccinatiegegevens mee
te nemen in de eerdergenoemde uitvoeringstoets. Op basis van deze uitvoeringstoets
vindt nadere besluitvorming plaats over de wenselijkheid en mogelijke invulling van
landelijke registratie.
Om tot een zo compleet en actueel beeld van de vaccinatiegegevens in de landelijke
registratie bij het RIVM te komen zullen zorgverleners als bron deze gegevens beschikbaar
moeten stellen aan het RIVM. Op dit moment is er geen wettelijke grondslag, die deze
gegevensuitwisseling tussen zorgverleners en het RIVM mogelijk maakt. Dit zorgt voor
spanning tussen het belang van een zo volledig mogelijke registratie bij het RIVM
en de privacyaspecten, die spelen rondom het uitwisselen van medische gegevens tussen
zorgverleners en het RIVM. Deze spanning komt duidelijk naar voren bij de recente
invoering van het informed consent in het RVP. Voor het RVP verken ik op dit moment
(de haalbaarheid van) de mogelijkheden om alsnog een wettelijke grondslag te creëren,
die de gegevensuitwisseling tussen het RIVM en de JGZ mogelijk moet maken. Hierover
informeer ik uw Kamer op een later moment.
4. Digitale inzage voor burgers
Een landelijke registratie bij het RIVM brengt ook als voordeel met zich mee dat burgers
makkelijker inzage kunnen krijgen in de eigen vaccinatiegegevens. Vooruitlopend op
deze ontwikkeling werk ik samen met betrokken partijen aan het verbeteren van de digitale
inzage in de eigen medische gegevens voor burgers zelf. In de afgelopen periode jaren
zijn hierin al verschillende stappen gezet. Zo hebben burgers inmiddels inzage in
(een deel van) hun vaccinatiegegevens via het burgerportaal van het RIVM. Waar portalen
zich beperken tot de gegevens van één enkele zorgaanbieder moeten op den duur in PGO’s
alle gezondheidsgegevens van verschillende zorgverleners bij elkaar komen. In lijn
met de motie van het lid Diertens c.s. (Kamerstuk 35 182, nr. 4), wordt gewerkt aan het ontsluiten van vaccinatiegegevens naar PGO’s. Het zal nog
de nodige inspanning vergen, voordat alle domeinen uit de vaccinatiezorg zijn aangesloten.
Een eerste stap is gezet met de ontwikkeling van de informatiestandaard door Nictiz.
De uitdaging ligt de komende tijd vooral op de ontsluiting van gegevens in de IT-systemen
van zorgverleners zelf. De huisartsen hebben hierin een eerste stap gezet door patiënten
de mogelijkheid te bieden om in het systeem van de huisarts te kijken en hun eigen
medisch dossier – breder dan vaccinaties – in te kunnen zien. Ook burgers moeten geïnformeerd
worden over PGO’s, waardoor het gebruik zal toenemen. Hiervoor heeft de Patiëntenfederatie
de PGO-alliantie opgericht. De PGO-alliantie bestaat uit ruim vijftig patiënten-,
branche-, consumenten- en welzijnsorganisaties. De alliantie zet zich in voor het
kennen, kiezen, gebruiken en het benutten van PGO’s. Dat doen zij onder andere met
doelgroepgerichte communicatie, maar ook ondersteuning bij het kiezen van een PGO
en het vergroten van kennis en (digitale) vaardigheden.
6. Vaccinontwikkeling, -productie en markttoelating
Het kan een tijd duren voordat een nieuw vaccin vanuit de ontwikkelfase de burger
bereikt.
Figuur 4 Van productie tot prik
Het is en blijft van belang om waar mogelijk in te zetten op het verkorten van deze
tijd. Om de gezondheidswinst van vaccins optimaal te benutten is het ten eerste van
belang dat onderzoek, ontwikkeling, productie en innovatie van vaccins gestimuleerd
wordt. Dit thema wordt opgepakt in de beleidsagenda pandemische paraatheid en ook
via de farmaceutische strategie voor Europa, die door de Europese Commissie is gepubliceerd.10, 11 Zo wordt onderzocht of en hoe navolging gegeven kan worden aan het advies van de
special envoy vaccins over behoud en vergroten van productiecapaciteit in Nederland. Ook wordt
gekeken of het FAST initiatief benut kan worden voor versnelling van ontwikkeling
en toepassing van nieuwe therapieën en vaccins via publiek-private samenwerking in
de Topsector Life Sciences and Health.
Ten tweede is er inzet op het sneller registreren en snellere markttoelating van geneesmiddelen,
en dus ook van vaccins, met verschillende initiatieven binnen het Europees Medicijn
Agentschap (EMA). Via het PRIME (Priority Medicines) initiatief wordt de mogelijkheid
geboden aan een firma, die een kansrijk geneesmiddel ontwikkelt om gedurende de ontwikkeling
intensievere interactie en overleg te hebben tussen de firma en de registratieautoriteiten.
Het doel is om de ontwikkeling van deze geneesmiddelen te optimaliseren en daarmee
de beoordeling van het registratiedossier te versnellen. Dit initiatief is in 2016
gestart en in de herziening van de Europese basiswetgeving voor geneesmiddelen wordt
dit – waar nodig – wettelijk verankerd. Een ander initiatief is een doorlopende beoordeling
(rolling review). Bij een rolling review dient een farmaceutisch bedrijf al tijdens de klinische onderzoeksfase resultaten
in bij het EMA en start het EMA nog lopende dit onderzoek de beoordeling. Hierdoor
kan de formele procedure voor markttoelating, die volgt zodra het klinisch onderzoek
is voltooid, versneld worden afgerond. De vereisten voor de kwaliteit, veiligheid
en werkzaamheid van een geneesmiddel blijven hierbij gelijk ten opzichte van een «gewone»
procedure voor markttoelating. Deze procedure is gevolgd voor de beoordeling van COVID-19-vaccins
en COVID-19-behandelingen.
De Gezondheidsraad heeft met zijn advisering een bepalende rol in het vaccinatieaanbod
vanuit de overheid. Sinds 2017 werkt de Gezondheidsraad bij de advisering over vaccinaties
met een werkagenda, waarin staat wanneer over welk onderwerp geadviseerd wordt. Elk
half jaar vindt er een prioriteringsoverleg met het RIVM, CBG en ZIN plaats, waarin
de Gezondheidsraad een voorstel doet voor de werkagenda voor de komende drie jaar.
Registratie van nieuwe vaccins of de epidemiologische situatie zorgen soms voor aanpassingen
van de werkagenda. Vaccinproducenten kunnen met informatie over relevante ontwikkelingen
terecht bij het loket vaccinadvies van het RIVM. De actuele werkagenda wordt door
het Ministerie van VWS vastgesteld en met de Tweede Kamer gedeeld.
Op basis van een beoordelingskader adviseert de Gezondheidsraad of een vaccinatie
wel, niet, of onder bepaalde voorwaarden aangeboden zou moeten worden vanuit de overheid.
Ik hecht eraan dat dit beoordelingskader toekomstbestendig is en actueel blijft. De
Gezondheidsraad gaat in 2022 het eigen beoordelingskader evalueren; ik vind dit een
goede zaak.
De snelheid en vooral wendbaarheid van advisering van de Gezondheidsraad is van groot
belang, aangezien het vaccinatieaanbod zich moeten kunnen verhouden tot de epidemiologische
situatie en de ontwikkeling van nieuwe vaccins. Met de beoogde snellere Europese werkwijze
van de marktgoedkeuring van nieuwe vaccins wordt de noodzaak hiervan nog actueler.
Ik blijf het gesprek voeren met de Gezondheidsraad over de snelheid en wendbaarheid
van advisering op het gebied van vaccinaties. Ik wil onderzoeken of het mogelijk is
om afspraken te maken over taakverdeling bij advisering over vaccinatie bij uitbraken
en/of pandemische ziekteverwekkers en zal hierover overleg voeren met het OMT en Gezondheidsraad.
Er wordt hierin nu bijvoorbeeld ervaring opgedaan door een expertteam COVID-19-vaccinaties
van het RIVM, dat adviseert over hervaccinatie tegen het coronavirus aan de hand van
het reeds opgestelde toepassingskader van de Gezondheidsraad. Verder kan het behulpzaam
zijn om bepaalde adviezen over kleine wijzigingen in lopende vaccinatieprogramma’s
niet aan de Gezondheidsraad voor te leggen, maar aan het RIVM; deze mogelijke werkwijze
zal ik verder onderzoeken. Hiermee geef ik invulling aan mijn toezegging uit het Commissiedebat
Medische Preventie van 7 juni jl. om in te gaan op de duur van advisering van de Gezondheidsraad.
Het Zorginstituut adviseert zoveel mogelijk tegelijk met de Gezondheidsraad over de
vergoeding van vaccinaties voor medische risicogroepen, zodat er bij een vaccin een
integraal advies volgt. Op basis van de adviezen van Zorginstituut wordt besloten
over vergoeding van vaccinatie voor medische risicogroepen in het kader van de Zorgverzekeringswet.
Ook de besluitvorming naar aanleiding van advisering kost tijd. Vaak komen grote doelgroepen
in aanmerking voor een vaccinatieprogramma (soms ordegrootte miljoenen) en hiervoor
moet budget beschikbaar zijn, voor zowel de inkoop van vaccins als voor de vergoeding
van de uitvoering. Dit kan alleen bij voorjaarsnota besloten worden. Daarnaast moet
duidelijk zijn welke partij de vaccinaties uit kan voeren én moet er overeenstemming
gevonden worden over de randvoorwaarden voor de uitvoering. Omdat er nu niet altijd
een standaard uitvoerder is voor vaccinaties boven de 18 jaar, kost dit tijd. Na besluitvorming
volgt implementatie van een vaccinatieprogramma. Dan moeten onder andere IT-systemen
aangepast worden, moet deskundigheidsbevordering voor professionals ontwikkeld worden
en moet er een communicatiecampagne opgezet worden.
Ten slotte is het van belang dat vaccins na registratie, advisering en besluitvorming
zo snel mogelijk de weg naar de burger kunnen vinden. Met de vaccinatievoorziening
voor volwassen verwacht ik dat nieuwe vaccins snel via de juiste route aangeboden
worden en het is duidelijk voor zorgprofessionals en burgers welke vaccins waar aangeboden
worden. Dat kan via een programmatisch vaccinatieaanbod van de overheid zijn, maar
ook een vaccinatieaanbod voor medische risicogroepen of via de private markt. Daar
waar het gaat om medische risicogroepen is winst te halen in de organisatie van vaccinatie,
vergoeding van de vaccins en de kennis hierover bij professionals. Ook voor vaccins
op de vrije markt is meer inzet nodig om het aanbod en de mogelijkheden onder de aandacht
te brengen. Mijn verwachting is dat als de organisatie van het vaccinatieaanbod beter
verloopt, het bereik ook toeneemt én dat vaccins sneller aangeboden kunnen worden.
7. Vervolgstappen
Het voornemen voor een vaccinatievoorziening voor volwassenen bij de GGD’en is een
startpunt. Deze uitwerking gaat momenteel van start en dit najaar zal ook het RIVM
beginnen met de uitvoeringstoets. Daarbij vind ik het belangrijk dat de fijnmazigheid
van het vaccineren voldoende behouden blijft, zodat er voor burgers goed bereikbare
vaccinatielocaties zijn. Ook wil ik hierbij kijken naar het bieden van individueel
maatwerk en flexibiliteit voor de burger, daar waar dat gevraagd, mogelijk en gewenst
is. Hierbij denk ik onder andere aan het bereiken van specifieke doelgroepen, zoals
mensen, die niet mobiel zijn, niet de Nederlandse taal spreken of een lage sociaaleconomische
status hebben. Uiteraard betrek ik hier graag, via burgerportalen, de inbreng van
burgers bij. Ook betrek ik de ambassadeurs van de Vaccinatiealliantie bij de verdere
uitwerking. De kennis en ervaring, zowel opgedaan voorafgaand aan de COVID-19 pandemie
als tijdens de pandemie, wordt bij deze uitwerking benut. Dit betekent dat de goedlopende
onderdelen van het vaccinatiestelsel en bestaande programma’s, zoals het RVP, en hun
samenhang behouden blijven. Ook de focus en slagkracht van de GGD’en wil ik behouden
door daar waar mogelijk gebruik te maken van de structuren en samenwerking met (nieuwe)
partijen die de GGD’en tijdens de pandemie hebben opgebouwd. Het LFI zal intensief
betrokken worden bij deze ontwikkelingen, nu het kabinet ingestemd heeft met de oprichting
van de LFI.
Ik heb naast dit voornemen een flink aantal andere maatregelen genoemd, gericht op
het verbeteren en optimaliseren van de vaccinatiezorg voor medische risicogroepen,
het RVP en op de registratie van vaccinaties. Met de uitwerking van deze maatregelen
verwacht ik binnen de bestaande stelsels een flinke verbeterslag te maken. Mocht dit
in de toekomst toch onvoldoende verbetering opleveren, dan bezie ik of vaccinaties
voor medische risicogroepen en/of de vaccinaties voor kinderen ook een plek kunnen
krijgen in de vaccinatievoorziening voor volwassenen. Ik zal uw Kamer jaarlijks op
de hoogte stellen van de voortgang van de uitwerking van mijn voornemen met betrekking
tot de vaccinatievoorziening voor volwassenen en de voortgang op de andere maatregelen.
Tot slot
Graag bedank ik de RVS en het Zorginstituut voor hun nuttige adviezen. De RVS heeft
de complexiteit van het huidige vaccinatiestelsel goed in kaart gebracht in een gedegen
en goed leesbaar stuk. Het Zorginstituut heeft een overzichtelijk beeld gecreëerd
van de knelpunten en oplossingsrichtingen voor medische risicogroepen. Ook ben ik
blij met de constructieve bijdragen van de partijen, waarmee we de afgelopen maanden
in gesprek zijn geweest.
Ik vertrouw erop dat we met de acties, zoals beschreven in deze beleidsreactie, het
vaccinatiestelsel vereenvoudigen en Nederland nog gezonder kunnen maken.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen
Indieners
-
Indiener
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport