Brief regering : Toezegging internationale benchmark doorvaartbeleid
35 325 Structuurvisie Nationaal Water Programma
Nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2022
Tijdens het commissiedebat Maritiem van 24 november jl. (Kamerstuk 31 409, nr. 339) is toegezegd uw Kamer te informeren over de regelgeving met betrekking tot doorvaarbaarheid
van windenergiegebieden in de Noordzee en de mogelijke verschillen tussen de regelgeving
in omringende landen. In deze brief wordt die toezegging gestand gedaan. Aanleiding
voor de toezegging zijn vragen van D66 over de veiligheid en bruikbaarheid van doorvaatpassages
voor de zeilende recreatievaart en de beroepschartervaart.
In deze brief wordt eerst ingegaan op het Nederlandse doorvaartbeleid en het dilemma
dat het streven tot multifunctioneel ruimtegebruik in windenergiegebieden introduceert.
Vervolgens wordt de vergelijking getrokken met het doorvaartbeleid in de omringende
landen. Ter afsluiting volgt een passage over het harmoniseren van het doorvaartbeleid
op de Noordzee.
Doorvaartbeleid Nederland
Doorvaart richt zich op de vraag hoe de Noordzee bij de uitrol van Wind op Zee bereikbaar
en bevaarbaar blijft voor niet-routegebonden schepen. Dit betreft bijvoorbeeld de
bereikbaarheid van visgronden, boorplatformen en (internationale) recreatiehavens.
Daarbij dient rekening te worden gehouden met het vertrekpunt van het Programma Noordzee
2022–2027 (Bijlage bij Kamerstuk 35 325, nr. 2) om windenergiegebieden zoveel mogelijk multifunctioneel te gebruiken. Voor de windenergiegebieden
betekent dit dat, naast doorvaart, ook wordt gestreefd naar de ontwikkeling van alternatieve
vormen van visserij en aquacultuur en duurzame energieopwekking anders dan met windturbines
(medegebruik). Doorvaart en medegebruik zijn veelal conflicterende vormen van ruimtegebruik.
Het merendeel van de medegebruiksvormen maakt namelijk gebruik van vaste constructies
in de waterkolom zoals drijvende zonnepanelen en schelpdierkwekerijen. Dergelijke
constructies gaan niet samen met doorvaart. Het is daarom noodzakelijk doorvaart en
medegebruik ruimtelijk te scheiden.
Om doorvaart in windenergiegebieden te faciliteren en ruimtelijk te scheiden van medegebruik,
is in het Programma Noordzee 2022–2027 vastgesteld dat doorvaart onder voorwaarden
is toegestaan in hiervoor aangewezen doorvaartpassages. Doorvaartpassages worden ingericht
als een tweerichtingsverkeersstelsel waar scheepvaart het windenergiegebied kan doorkruisen.
Het gebruik van de doorvaartpassages wordt toegestaan voor schepen tot 46 meter lengte.
Daarmee zijn de passages geschikt voor de kottervloot en een groot deel van de recreatievloot.
Schepen mogen ook ’s nachts gebruik maken van de doorvaartpassages, mits ze hiervoor
zijn toegerust. Onder uiteenlopende (weers)omstandigheden geldt onverkort het principe
van goed zeemanschap voor het bepalen of het veilig is door een doorvaartpassage te
varen. Deze uitgangspunten voor doorvaart gelden voor alle windenergiegebieden die
vallen onder de (aanvullende) routekaart wind op zee 2023 en 2030 en daarna.
De keus om doorvaart en medegebruik ruimtelijk te scheiden door gebruik te maken van
doorvaartpassages sluit aan op de afspraken uit het Noordzeeakkoord. Ook voldoet het
aan het uitgangspunt van het Programma Noordzee 2022–2027 om het veiligheidsniveau
op de Noordzee minimaal te behouden en waar mogelijk te verbeteren. Uit het Formal Safety Assessment (FSA) uitgevoerd door MARIN1 blijkt dat het totaal aantal verwachte incidenten bij doorvaart in passages lager
is dan bij integrale doorvaart.
Vergelijking met omringende Noordzeelanden
Het doorvaartbeleid in de omringende Noordzeelanden is weergegeven in Tabel 1. Dit
overzicht is opgesteld op basis van een schriftelijke vragenronde en waar nodig aanvullende
interviews en mailwisselingen met de betreffende landen. De resultaten zijn besproken
met de sector. Hieruit blijkt dat de geïdentificeerde internationale verschillen in
doorvaartbeleid overeenkomen met het beeld dat de sector hierover heeft.
Tabel 1: Overzicht doorvaartbeleid Noordzeelanden
Nederland
Verenigd Koninkrijk
Duitsland
België
Denemarken
Doorvaart regime
Doorvaart in passages onder voorwaarden
Integrale doorvaart
Integrale doorvaart onder voorwaarden
Geen doorvaart
Integrale doorvaart
Maximale scheepslengte
46 meter
Geen
24 meter
N.v.t.
Geen
AIS vereist
Ja
Nee
Ja
N.v.t.
Nee
Voorwaarden weerscondities
Geen
Geen
Alleen bij daglicht
Zicht min. 1.000 meter
Windkracht max. 6 Bft
N.v.t.
Geen
Uit het overzicht blijkt dat de doorvaartregimes en de gestelde voorwaarden aan de
schepen en qua weerscondities verschillen. Denemarken en het Verenigd Koninkrijk laten
de keus om door te varen over aan het principe van goed zeemanschap. Dit betekent
dat de kapitein zelf dient te beoordelen of hij verantwoord door een windpark kan
varen. Duitsland stelt wel voorwaarden aan de schepen en de weerscondities en in België
zijn de parken geheel afgesloten voor doorvaart. Het Nederlandse beleid bevindt zich
ergens in het midden van dit spectrum van integrale doorvaart tot volledige afsluiting.
Om de verschillen tussen het Nederlandse doorvaartbeleid en dat van de omringende
Noordzeelanden te kunnen duiden, is ook de ambitie voor medegebruik vergeleken. Uit
navraag bij de omringende Noordzeelanden blijkt dat geen van deze landen expliciete
beleidsambities voor vormen van medegebruik in windenergiegebieden heeft geformuleerd.
Het spanningsveld tussen doorvaart en medegebruik is daarom in deze landen niet van
invloed geweest op het doorvaartbeleid.
Daarbij wordt benadrukt dat bovenstaande een momentopname betreft. Alle vier de landen
geven aan dat medegebruik wel op de agenda staat en dat het mogelijk is dat de ambitie
voor medegebruik in windparken zich de komende jaren (verder) ontwikkelt. In België
wordt er al wel zeewier gekweekt in een van de windenergiegebieden. Vanwege de volledige
afsluiting van Belgische windenergiegebieden voor doorvaart heeft dit echter geen
consequenties voor de niet-routegebonden scheepvaart. Daarbij geeft België aan dat
het doorvaartregime voor nieuwe windparken niet noodzakelijk gelijk wordt aan het
regime in de reeds aangelegde parken. Wanneer er een nadrukkelijke behoefte blijkt
aan medegebruik, wordt het doorvaartregime integraal afgewogen met de behoefte voor
medegebruik. Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk sluiten geen van alle uit
dat de ontwikkelingen op het gebied van medegebruik in de toekomst gevolgen kunnen
hebben voor het doorvaartregime. Denemarken heeft zich hier niet expliciet over uitgelaten.
De weg naar harmonisering
Nederland loopt in haar ambities voor multifunctioneel gebruik van windenergiegebieden
vooruit op de omringende Noordzeelanden die voor deze benchmark zijn benaderd. Daarmee
is medegebruik in Nederland, in tegenstelling tot in de omringende Noordzeelanden,
een bepalende factor in de vormgeving van het doorvaartbeleid. Dit verklaart voor
een belangrijk deel de verschillen in beleid voor de doorvaarbaarheid van windenergiegebieden.
De medegebruiksambities in de omringende Noordzeelanden staan echter niet stil en
vragen mogelijk in de toekomst om heroverweging van de doorvaartregimes. Ook het medegebruik
in Nederland is nog in beweging. Dit biedt de mogelijkheid om op termijn het doorvaartbeleid
internationaal te harmoniseren. De Nederlandse kennis en ervaring op het gebied van
doorvaart en medegebruik zal daarbij gedeeld worden.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat