Brief regering : Diverse onderwerpen m.b.t. circulaire economie
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
30 872
Landelijk afvalbeheerplan
Nr. 203
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2022
Met deze brief informeer ik uw Kamer graag over een aantal onderwerpen die gerelateerd
zijn aan de transitie naar een circulaire economie. Daarmee doe ik een aantal moties
en toezeggingen gestand.
Tussentijdse evaluatie Greendeal introductie Duurzaam Stortbeheer
Met deze brief wil ik de Kamer informeren over de tussentijdse bevindingen van de
Green Deal Duurzaam Stortbeheer die op 6 oktober 2015 is ondertekend. Om mens en milieu
te beschermen worden stortplaatsen nu water- en luchtdicht ingepakt, wat hoge kosten
met zich meebrengt. Partijen willen binnen het experiment dat deze Green Deal mogelijk
maakt, onderzoeken hoe zij met een andere manier van stortbeheer zowel de emissie
van schadelijke stoffen, als de kosten voor de nazorg van stortplaatsen kunnen beperken
door het bevorderen van biologische afbraakprocessen. Ook willen zij een methode bepalen
waarmee deze emissies betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.
Direct na ondertekening van de Green Deal is voortvarend aan de slag gegaan met het
uitvoeren van dit tien jaar durende experiment. Op 1 juli 2016 zijn in dit kader pilots
gestart op drie locaties. Deze pilots moeten duidelijk maken of het mogelijk is om
verontreinigingen binnen een stortplaats versneld af te breken. Het experiment is
nu halverwege en daarom heeft het onderzoeksbureau Bioclear earth een tussenevaluatie
van de Green Deal Duurzaam Stortbeheer uitgevoerd. In bijlage 1 vindt u de tussenevaluatie
terug.
In de tussenevaluatie wordt geconcludeerd dat de uitvoering van de pilots tot op heden
binnen de vigerende vergunningen heeft plaatsgevonden, de bescherming van het milieu
voldoende geborgd is en aanbevelingen van Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN)
correct zijn opgevolgd of er is gemotiveerd en in overleg met het ministerie vanaf
geweken. Er zijn leerpunten omdat de installaties en voorzieningen niet altijd werkten
zoals beoogd, maar de tussenevaluatie geeft vertrouwen voor de toekomst en reden om
met de pilots door te gaan de komende jaren. De betrokken partijen zullen zich blijven
inzetten om het experiment in de komende vijf jaar voort te zetten en succesvol af
te ronden.
Drankenkartons
In het Commissiedebat van 11 mei jl. (Kamerstukken 32 852 en 30 872, nr. 191) heb ik uw Kamer toegezegd in een brief terug te komen op de cijfers met betrekking
tot drankenkartons. Dit houdt ook verband met de motie van het lid Bouchallikh c.s.
(Kamerstuk 35 925 XII, nr. 42) over mogelijk ontwijkingsgedrag ten aanzien van statiegeld op plastic flesjes en
indien hier sprake van zou zijn de betreffende producenten hierop aan te spreken en
hiertegen maatregelen te nemen. Met de industrie is eind vorig jaar reeds gesproken
over de waargenomen verschuivingen van verpakt water van enkele huismerken en daarbij
is tevens een wettelijke recyclingdoelstelling voor drankenkartons per 2023 aangekondigd
om mogelijke verschuivingen een halt toe te roepen. Inmiddels blijkt uit analyse van
op de markt gebrachte verpakkingen in de periode 2018–2021 dat er geen toename van
in drankenkartons verpakte softdrinks, waaronder verpakt water, is waargenomen. Ook
uit analyse van het PMD-afval1 is geen verschuiving waarneembaar van flessen naar drankenkartons. Tot slot is ook
in het zwerfafval geen toename van drankenkartons gemeten na de invoering van statiegeld
op plastic flesjes.
In de Kamerbrief van 17 november 2021 (Kamerstuk 28 694, nr. 150) is de Kamer geïnformeerd over bovengenoemd besluit om een recyclingdoelstelling
op te nemen voor drankenkartons. Bij het Commissiedebat Circulaire Economie van 11 mei
jl. heb ik toegezegd uw Kamer schriftelijk te informeren over de stand van zaken.
Ik kan u melden dat op dit moment invulling wordt gegeven aan het voornemen een recyclingdoelstelling
voor drankenkartons vast te leggen in de regelgeving. Hiertoe wordt de Regeling beheer
verpakkingen gewijzigd, via de Regeling vaststellen recyclingpercentage voor drankenkartons.
De Wageningen Universiteit (WUR), die in opdracht van IenW onderzoek heeft gedaan
naar een recyclingpercentage voor drankenkartons2, concludeert dat op dit moment circa 31% van de drankenkartons wordt gerecycled en
dat dit met verschillende maatregelen, zowel voor de korte als lange termijn, verder
kan toenemen. Dit heeft ertoe geleid dat in de conceptregeling een doelstelling voor
een recyclingpercentage voor drankenkartons is opgenomen van 34 gewichtsprocent in
2023, jaarlijks oplopend met 3 gewichtsprocent tot 55 gewichtsprocent in 2030. Met
deze aanpak ontstaat er een gelijk speelveld, transparantie in de keten en worden
ongewenste verschuivingen in het gebruik van verpakkingsmateriaal tegengegaan doordat
de recyclingdoelstellingen voor drankenkartons in 2030 gelijkgesteld zijn aan de recyclingdoelstellingen
van kunststof in verpakkingen zoals benoemd in het Besluit beheer verpakkingen. Over
deze conceptregeling loopt op dit moment de internetconsultatie.
Met bovenstaande is invulling gegeven aan de toezeggingen en de motie van uw Kamer
met betrekking tot drankenkartons en beschouw ik deze als afgedaan.
Hoogwaardige verwerking gebroken puin
Bij het Commissiedebat circulaire economie op 11 mei jl. heb ik toegezegd terug te
komen op een vraag over de werkwijze bij Rijkswaterstaat ten aanzien van betongranulaat
waarbij gebroken puin wel onder een weg gelegd zou worden maar nog niet standaard
hoogwaardiger wordt hergebruikt in beton.
Een zo hoogwaardig mogelijke verwerking ondersteunt de doelen van de circulaire economie
en heeft mijn voorkeur. In het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) staan de op dit moment
toegestane verwerkingswijzen voor steenachtig materiaal, zoals betongranulaat, beschreven.
Volgens het huidige plan (LAP3) is zowel de toepassing als funderings- of ophoogmateriaal
in de wegenbouw als hergebruik in nieuw beton toegestaan. Volgens LAP3 is de verwachting
dat de vraag uit de GWW gaat afnemen wegens verzadiging en goede herbruikbaarheid
van funderingsmateriaal. Om die reden wordt de toepassing van «oud» beton in nieuw
beton steeds belangrijker. Ook beschrijft het LAP3 een aantal ontwikkelingen die op
termijn aanleiding kunnen zijn voor het differentiëren naar soorten steenachtig materiaal
(bijvoorbeeld beton of baksteen) en het ophogen van de minimumstandaard naar hoogwaardige
vormen van recycling. Bij de uitwerking van het beleid zullen deze en andere ontwikkelingen
in de markt, zoals het slim breken van gebruikt beton, worden betrokken. Dit zou dan
kunnen worden opgenomen in Circulair Materialen Plan (CMP1), de opvolger van het LAP
(zie aankondiging in Kamerstuk 30 872, nr. 253). Het CMP zal innovatie en hoogwaardige vormen van beheer van (afval)stoffen meer
en beter ondersteunen, waarbij ook gekeken zal worden naar het bieden van kaders voor
de hoogwaardige recycling of hergebruik van beton.
Daarnaast zet ik mij samen met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
vanuit de Transitie-agenda Circulaire Bouweconomie in op circulair ontwerpen, bouwen
en slopen. Niet alleen het ontwerp van een gebouw maar ook de wijze van slopen aan
het einde van de levensduur bepaalt de mogelijkheden voor hergebruik van de toegepaste
materialen of componenten, waaronder beton.
Afvaldumping
Met de motie van het lid Von Martels (Kamerstuk 35 267, nr. 12) riep de Tweede Kamer de regering op om gemeenten, provincies en de eigenaren van
natuurterreinen behulpzaam te zijn bij het verhalen van de van de kosten van illegale
afvaldumpingen op degenen die deze veroorzaken. Afvaldumpingen kunnen veel verschillende
soorten afvalstromen betreffen: van zwerfafval tot bijplaatsingen van afvalzakken
en grofvuil, maar ook het dumpen van drugsafval. Ten algemene geldt dat het verboden
is om afvalstoffen in het milieu te brengen. Hierop wordt gehandhaafd door het bevoegd
gezag. De verantwoordelijkheid ligt primair bij decentrale overheden, maar het Rijk
kan hierbij wel ondersteunend zijn.
Zo staat Rijkswaterstaat gemeenten en andere overheden bij met kennis en kunde over
het voorkomen van bijzettingen bij afvalcontainers en zwerfafval, door middel van
het aanbieden van ondersteuning en informatie over de inzet van afvalcoaches, via
het programma VANG-Huishoudelijk Afval. Zie ook het Uitvoeringsprogramma VANG-HHA
2021–2025 dat ik op 10 maart jl. aan uw Kamer stuurde (Kamerstuk 32 852, nr 184). Ook help ik decentrale overheden met het verhalen van de kosten van het opruimen
van het zwerfafval op producenten. In de brief van 29 maart jl. over de ministeriële
regeling voor kunststofproducten voor eenmalig gebruik (Kamerstuk 30 872, nr. 253), heb ik uw Kamer geïnformeerd over de invoering van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
voor bepaalde kunststofproducten die veel in het zwerfafval worden gevonden. Met deze
regeling worden producenten van deze producten verplicht om mee te betalen aan de
zwerfafval opruimkosten van overheidsorganisaties.
Ook zijn er dumpingen van drugsafval. Bij drugsdumpingen is het probleem dat de veroorzaker
vaak niet bekend is. De verontreiniging moet wel door iemand worden opgeruimd, maar
de kosten kunnen veelal niet worden verhaald op de veroorzaker. Sinds 2019 kunnen
particulieren via de Subsidieregeling opruiming drugsafval 100% van de kosten vergoed
krijgen en gemeenten 50%, beiden tot een maximum van € 25.000. Voor het merendeel
van de drugsdumpingen voldoet deze subsidieregeling, die wordt uitgevoerd door een
uitvoeringsorgaan van de provincies, BIJ12. Recentelijk zijn er echter enkele grootschalige
drugslozingen geweest waarbij de kosten van het opruimen het maximum van € 25.000
ruim overschrijden. Ik ben hier – samen met de Minister van Justitie en Veiligheid
– over in gesprek met o.a. het Interprovinciaal Overleg. De Minister van Justitie
en Veiligheid zal uw Kamer namens ons beiden informeren over de uitkomsten daarvan.
Op deze manieren geef ik invulling van de motie van dhr. Von Martels en beschouw ik
deze als afgedaan.
Hervulbare verpakkingen in supermarkten
Bij het Commissiedebat circulaire economie van 11 mei jl. heb ik toegezegd om voor
de zomer in een brief terug te komen op hoe het in supermarkten aanbieden van hervulbare
verpakkingen (zgn. refill) kan worden gestimuleerd.
Het kabinet ziet een transitie naar hergebruik van verpakkingen als een belangrijk
onderdeel van het beleid voor verpakkingen en wegwerpplastics. In dit verband wil
ik ook de wettelijke mogelijkheden voor het stimuleren van het aanbieden van hervulbare
verpakkingen in kaart brengen. Daarbij wordt in eerste instantie gekeken naar de Europese
mogelijkheden. Dit om de impact te vergroten en zoveel mogelijk samenhang te brengen
in de maatregelen om verpakkingen te verduurzamen, maar ook om het voor producenten
en ondernemers efficiënter en overzichtelijker te houden. Zoals u weet wordt dit jaar
een herziening van de Europese Verpakkingenrichtlijn verwacht. Ik wil bij deze herziening
maximaal gebruik maken van de mogelijkheden om hervulbare verpakkingen en ander hergebruik
van verpakkingen te stimuleren. Daarbij bezie ik ook wat andere landen op dit vlak
al doen. De Kamer wordt zoals gebruikelijk geïnformeerd over de Nederlandse positie
ten aanzien van het Commissievoorstel via een BNC-fiche.
Bij een Europese aanpak is er een risico dat andere lidstaten minder ambitieus zijn,
of dat de invoering lang op zich laat wachten. Ik bekijk daarom tegelijkertijd ook
de nationale mogelijkheden ten aanzien van hervulbare verpakkingen zodat, wanneer
de Europese route onvoldoende vruchten zou afwerpen, deze meegenomen kunnen worden
in de nationale implementatie van de Europese herziening. Het in kaart brengen van
deze mogelijkheden kan niet voor het zomerreces afgerond worden. Ook hebben we nog
geen zicht op de voorstellen van de Europese Commissie t.a.v. hervulbare verpakkingen
bij de herziening van de Verpakkingenrichtlijn. Ik zal daarom uw Kamer voor het eind
van het jaar informeren over de uitkomst van de verkenning, mede bezien in het licht
van de Europese voorstellen die in het najaar worden verwacht.
Daarnaast bezie ik, zoals aangegeven bij het tweeminutendebat op 21 juni, de verdere
aanvullende mogelijkheden om wegwerpplastics en onnodige verpakkingen terug te dringen.
Hiertoe wordt een inventarisatie gedaan van de aanvullende mogelijkheden, juridisch
of anderszins, en de passende kaders om hier invulling aan te geven. Ik zal de Kamer
hierover zoals toegezegd uiterlijk in de eerste helft van 2023 informeren. De verkenning
t.a.v. hervulbare verpakkingen en de gekozen aanpak zal in deze inventarisatie worden
meegenomen.
Ontwikkelingen luierketen
Tijdens het Commissiedebat circulaire economie op 11 mei jl. heb ik toegezegd uw Kamer
voor het zomerreces te informeren over de inzet van de rijksoverheid met betrekking
tot wasbare luiers. Er lopen meerdere initiatieven om het gebruik van luiers te verduurzamen,
met als doel 1- het beter informeren van de consument, 2- het bevorderen van het gebruik
van herbruikbare luiers en 3- het beter sluiten van de keten via bijvoorbeeld recycling.
Via de website van Milieu Centraal wordt objectieve informatie over (het gebruik van)
wasbare luiers verspreid. Met het project Mazzelkontjes worden inwoners van diverse
gemeenten begeleid en voorgelicht bij het gebruik van wasbare luiers. In 2020 is ter
stimulering van het gebruik van wasbare luiers een poster en flyer ontwikkeld voor
zorgprofessionals in de kinderzorg. Deze poster en flyer zijn ook bij gemeenten onder
de aandacht gebracht. In april 2021 is een Webinar Luierketen gehouden voor gemeenten,
inzamelaars en producenten, met o.a. aandacht voor wasbare luiers.
Ter bevordering van het gebruik van herbruikbare luiers is in 2021 een subsidie verstrekt
aan een circulair ketenproject op het gebied van wasbare luiers
3, waarbij luiers als een dienst worden aangeboden. Hierbij worden de wasbare luiers
na gebruik weer ingezameld, industrieel gereinigd en geretourneerd aan de gebruiker.
Ook is een subsidie verstrekt aan een ander circulair ketenproject: Verschonen van de luierketen.4 Het doel van dat project is afval van wegwerpluiers in 2030 met 50% te verminderen.
Een van de strategieën is het gebruik van wasbare luiers stimuleren van het huidige
2–5% naar 20%. Daarnaast wordt op dit moment een pilot met wasbare luiers ontwikkeld
in samenwerking met meerdere kinderdagverblijven die na de zomervakantie start.
Naast bovenstaande ten aanzien van wasbare luiers, wil ik graag wijzen op het onderzoek
dat in opdracht van mijn ministerie is gedaan naar mogelijke instrumenten die ingezet
kunnen worden om de luierketen te sluiten en duurzamer te maken.5 Daaruit blijkt dat voor het meer sluitend krijgen van de luier- en incontinentiemateriaalketen,
een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) kan worden ingericht om de producenten
verantwoordelijk te maken voor de inzameling en verwerking van deze stroom. Daarmee
ga ik aan de slag.
Om de luiers zelf beter recyclebaar te maken, zijn daarnaast Europese ontwerpeisen
gewenst. Het stellen van zulke eisen zal door de herziening van de Ecodesign richtlijn
binnen afzienbare tijd mogelijk worden en ik zal hierop inzetten.6 Tegelijkertijd is het wel goed te beseffen dat door de verwachte doorlooptijden van
allereerst de nieuwe Ecodesign wetgeving en vervolgens het uitwerken in specifieke
productregels, evenals de onzekerheden omtrent de resultaten van deze inzet (zoals
steun van de Europese Commissie en andere lidstaten) dit een oplossing voor de middellange
termijn is.
Stand van zaken scheiden schoolafval
De Kamer heeft de afgelopen jaren meerdere keren aandacht gevraagd voor afvalscheiding
op (basis)scholen, zoals met het amendement Schonis over de grondslag van gemeentelijke
regels voor afvalinzameling op scholen en de motie Van Eijs en Von Martels die oproept
dat per 2025 afvalscheiding op alle basisscholen mogelijk moet zijn zonder dat hier
onderwijsgeld aan hoeft te worden besteed.7 Mede in reactie hierop is onderzoek uitgevoerd in opdracht van mijn ministerie. Het
onderzoek treft u als bijlage bij deze brief aan. Uit dit onderzoek blijkt dat bassischolen
gemotiveerd zijn om aan de slag te gaan met afvalscheiding, en dat vrijwel alle scholen
(98%) in ieder geval papier en karton gescheiden inzamelen. Veel basisscholen gaan
verder en zamelen ook batterijen gescheiden in (70%), evenals plastic, metalen/blik
en drankverpakkingen (53%), groente, fruit, keuken en tuinafval (46%), glas (45%)
en elektrische apparaten (25%).
In het onderzoek zijn basisscholen gevraagd naar mogelijke belemmeringen die zij ervaren
bij het scheiden van afval. Daaruit blijken ruimte (33%), moeite (17%), geld (15%),
tijd (12%) en het ontbreken van inzamelaanbod (11%), de grootste belemmeringen te
zijn. Daarnaast blijken scholen behoefte te hebben aan meer kennis over afvalscheiding
en inkopen ten behoeve van duurzaam afvalbeheer en werd aangegeven dat het verwarrend
kan zijn dat afvalscheiding op school anders moet dan thuis.
Ik ben blij dat scholen actief bezig zijn met afvalscheiding, maar help hen graag
om hier nog beter mee om te gaan en de geconstateerde belemmeringen op te lossen.
Met het Van Afval Naar Grondstof – Buitenshuis programma worden scholen geïnformeerd
over hoe scholen zo goed mogelijk het afval kunnen scheiden. Er is een routekaart
samengesteld om scholen te ondersteunen om afvalvrij te worden en bij de Helpdesk
Schoolafval kunnen scholen terecht voor vragen en praktische ondersteuning. Daarnaast
is een belangrijk nieuw element dat per 1 januari 2023 de verpakkingenstroom in bedrijfsafval
– waaronder het afval op scholen – ook onder de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
voor verpakkingen zal vallen. De voorbereidingen hiervoor worden op dit moment getroffen
door het verpakkend bedrijfsleven, waarbij scholen zich kunnen aanmelden voor kosteloze
inzameling van gescheiden plastic verpakkingen en drankenkartons.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.