Brief regering : Scenario's (corona)belastingschuld
31 066 Belastingdienst
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 1067 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2022
In oktober 2022 start de betalingsregeling van de Belastingdienst voor het aflossen
van de opgebouwde coronabelastingschuld. Sinds medio februari dit jaar zijn de coronabeperkende
maatregelen stapsgewijs afgebouwd waardoor de economische bedrijvigheid in alle sectoren
daarvan geen hinder meer ondervond. In oktober -ruim een half jaar later dus- start
de betalingsregeling zodat getroffen bedrijven eerst een tijd kunnen draaien voordat
verplichte aflossing start.
De opgebouwde belastingschuld mag in 5 jaar worden afgelost met ingang van 1 oktober
2022. Hoofdregel is dat dit in 60 gelijke maandelijkse termijnbedragen gebeurt. Dit
is in internationaal perspectief zeer ruim. De betalingsregeling geldt voor de totale
belastingschuld van de ondernemer tot 1 april 2022, dus ook voor eventuele pre-coronaschulden.
Over de periode van 23 maart 2020 tot 1 juli 2022 wordt er slechts 0,01% (invorderings-)rente
in rekening gebracht over de belastingschuld; vanaf 1 juli zal de rente stapsgewijs
worden verhoogd tot het oude niveau van 4% per 1 januari 2024. De invorderingsrente
blijft daarmee onder het marktconforme renteniveau voor kredieten. Om minnelijke saneringsakkoorden
kansrijker te maken stelt de Belastingdienst zich vanaf 1 augustus 2022 (tot 1 oktober
2023) ook tijdelijk soepeler op door akkoord te gaan met een lager saneringsbedrag.
Daarnaast neemt de Belastingdienst bij saneringsverzoeken tijdelijk (vanaf begin 2021
tot nader order) een soepelere houding aan, dat wil onder meer zeggen dat deze bij
twijfel worden toegewezen.
Het kabinet is van mening dat het met deze maatregelen een zeer genereuze regeling
betreft en vindt het, mede vanwege de economische en budgettaire overwegingen, niet
wenselijk om de regeling verder uit te breiden. In het voorjaar heeft het kabinet
aan uw kamer gecommuniceerd dat steun zwaarwegende economische nadelen kent en dat
het kabinet daarom in de toekomst geen generieke coronasteun meer wil bieden1. Het kabinet zal daarom niet met voorstellen komen om de regeling, waaronder de betaaltermijn
van 5 jaar, uit te breiden. Wel kan overwogen worden om beperkte flexibiliteit aan
te bieden binnen de betalingsregeling en saneringsakkoorden te stimuleren.
In uw Kamer is er op verschillende momenten aandacht gevraagd voor eventuele knelpunten
bij de opgebouwde belastingschuld en opgeroepen om beleidsopties te verkennen die
kunnen bijdragen aan een oplossing daarvan. In het commissiedebat op 12 mei jl. heb
ik toegezegd om uw Kamer een aantal scenario’s te schetsen. Dit sluit aan bij de aangenomen
gewijzigde motie van de leden Stoffer en Idsinga2 om scenario’s te verkennen voor levensvatbare ondernemingen om de terugbetaaltermijn
te verlengen bij de opgebouwde (corona)belastingschuld. Met deze brief voer ik die
motie uit en doe ik die toezegging gestand.
Ook ga ik in op een tweetal andere moties op het terrein van (corona)belastingschuld. De motie van het lid Edgar Mulder3 vraagt om overleg met sectoren over knelpunten bij aflossen van belastingschuld.
Hieraan is uitvoering gegeven door naast een aantal bijeenkomsten met (vertegenwoordigers
van) werkgevers, een internetconsultatie te houden. De motie van het lid Azarkan4 vraagt om monitoring van de belastingschuld en om te bezien of er bij eventuele knelpunten
maatwerk mogelijk is in individuele gevallen. Aan het eerste deel van deze motie is
uitvoering gegeven met de tweede monitoringsbrief fiscale maatregelen die gelijktijdig
met deze brief is verstuurd. Door in onderhavige brief verschillende scenario’s te
schetsen en af te wegen voor het oplossen van knelpunten van ondernemers wordt tevens
het tweede deel van deze motie gestand gedaan.
De scenario’s die in deze brief zijn uitgewerkt hebben betrekking op de uitstaande
uitgestelde belastingschuld die ondernemers n.a.v. de coronapandemie hebben opgebouwd.
Dat wil niet zeggen dat deze scenario’s ook van toepassing zullen zijn op de terugbetalingen
van de ontvangen steun in het kader van de TVL en NOW. Deze terugbetalingen zijn namelijk
geen schulden, zoals het geval bij de belastingkredieten, maar te veel ontvangen subsidies.
Daardoor zou een aanpassing of kwijtschelding van deze terugbetalingen al snel kunnen
leiden tot een risico op (ongeoorloofde) staatssteun. De facto zou dit ertoe leiden
dat de voorwaarden om op grond van de regeling voor subsidie in aanmerking te komen,
achteraf niet worden toegepast. Daarnaast is het onrechtvaardig tegenover ondernemers
die reeds hun teveel ontvangen subsidie hebben terugbetaald.
Zoals aangegeven in de brief over de langetermijnstrategie coronasteun zal de aanjager
problematische schuldenaanpak ook casuïstiekoverstijgende knelpunten in de omgang
met problematische schuldensituaties gaan signaleren. Eventuele knelpunten rondom
de omgang met belastingschulden in specifieke gevallen kunnen daar onderdeel van zijn.
De brief is als volgt opgebouwd:
– Kerngegevens opgebouwde (corona)belastingschuld;
– Input van ondernemers uit gesprekken en internetconsultatie;
– Verkenning van scenario’s en weging;
– Doorkijk op invorderingsbeleid lange termijn;
– Vervolg.
Kerngegevens opgebouwde belastingschuld
De opgebouwde coronabelastingschuld bedraagt ca. € 21 mld. en is verdeeld over ca.
280.000 ondernemingen. De totale schuld, die op enig moment onder de uitstelregeling
is gevallen, was hoger. Sinds de start van het uitstel is inmiddels ca. 42% van de
opgebouwde schuld afgelost of verminderd. Zo’n 248.000 ondernemers hebben een start
gemaakt met aflossing. De hoogte van de schuld per bedrijf loopt uiteen; 65% van de
ondernemers heeft een schuld van minder dan € 25.000). Dat zou neerkomen op een maximale
aflossing van € 416 per maand. De overige 35%, ca. 97.000 ondernemingen, heeft een
aanzienlijk hogere gemiddelde schuld, namelijk van € 195.000. Dat zou neerkomen op
een maximale aflossing van € 3.250 per maand. De Belastingdienst heeft geen volledig
zicht op de marktkansen of bedrijfsvoering van ondernemers. Het is daarom voor de
overheid niet mogelijk en uitvoerbaar om de levensvatbaarheid van ondernemingen te
toetsen. Desondanks kan op basis van fiscale winstgegevens over de pre-coronajaren,
afgezet tegen de openstaande belastingschuld, een risicoanalyse worden gemaakt. Op
grond van een data-analyse van de Belastingdienst zit zo’n 20% van de bedrijven in
een «hoog risicocategorie», omdat zij meer dan de helft van hun fiscale netto-winst,
die is gebaseerd op de pre-coronajaren 2017–2019, voor aflossing van de belastingschuld
moeten inzetten. Voor hen bestaat dus een verhoogd risico dat aflossen niet (volledig)
gaat lukken.
In de voorjaarsnota is op basis van een analyse met micro-economische data de raming
van de belastingontvangsten met € 6 mld.5 omlaag bijgesteld omdat de verwachting bestaat dat meer bedrijven dan eerder geraamd
niet hun (volledige) coronabelastingschuld zullen aflossen. Er komt dus waarschijnlijk
minder belasting binnen dan gedacht. Tijdens de afgelopen twee coronajaren waren de
faillissementscijfers erg laag en de verwachting is dat hier een inhaaleffect zal
optreden. De steun is voor een groot deel (om begrijpelijke redenen zoals het generieke
karakter van de maatregelen) terecht gekomen bij niet levensvatbare bedrijven. Tegelijkertijd
kunnen ook levensvatbare bedrijven ondanks steun, tijdelijke liquiditeitsproblemen
ervaren.
Tabel 1: Kerncijfers corona-uitstel belasting per 7 juni 2022
Aantal ondernemers aan wie corona-uitstel is verleend
399.924
Huidig aantal ondernemers met corona-uitstel
279.237
Totale oorspronkelijke bedrag van aanslagen in uitstel LH, BTW, IH, VPB1
€ 46.976 mln.
Reeds betaald
– € 19.774 mln.
Vermindering aanslagen
– € 6.803 mln.
Openstaande belastingschuld LH, BTW, IH, VPB1
€ 20.399 mln.
Uitstel van betaling overige belastingen (benadering)2
ca. € 555 mln.
Openstaande belastingschuld vanwege corona-uitstel
ca.€ 20.954 mln.
X Noot
1
LH = loonheffingen, BTW = omzetbelasting, IH = inkomensheffing en premies Zorgverzekeringswet,
VPB = vennootschapsbelasting.
X Noot
2
O.a. accijnzen, belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM), kansspelbelasting
en energiebelasting.
Input van ondernemers uit gesprekken en internetconsultatie en internationale vergelijking
Om breed te verkennen welke knelpunten ondernemers ervaren en wat mogelijke oplossingen
hiervoor zouden zijn, is op meerdere manieren input van ondernemers gevraagd en verzameld.
Onderstaand wordt de uitkomst van deze inventarisatie toegelicht.
Internetconsultatie en gesprekken6
Mede naar aanleiding van de motie Mulder om te overleggen met sectoren over knelpunten
bij de aflossing van de belastingschuld is een internetconsultatie gehouden en zijn
gesprekken met (vertegenwoordigers van) ondernemers gevoerd. Aan de hand van een vragenlijst
zijn betrokkenen zoals ondernemers en (branche)organisaties uitgenodigd om hun zienswijze
te geven op mogelijke knelpunten bij het aflossen van de opgebouwde belastingschuld
vanaf 1 oktober 2022. Het bestaande invorderingsbeleid voor de opgebouwde (corona)belastingschuld
vormt hiervoor het vertrekpunt. Een globale beschrijving van het beleid is in bijlage
I opgenomen.
In totaal hebben 65 partijen gereageerd. Dit betreft zowel brancheorganisaties als
individuele ondernemers.
Bij de aangedragen eventuele oplossingen voor ervaren of verwachte knelpunten, zien
we divergerende voorstellen. Het spectrum loopt van generieke kwijtschelding, een
nieuwe coronasteunmaatregel, en verlengen van de looptijd van de betalingsregeling,
via meer gerichte beleidsopties op bepaalde groepen tot vasthouden aan het bestaande
beleid. Degenen die zich voorstander tonen van het bestaande beleid, willen niet dat
er aanvullende maatregelen worden genomen om ondernemers met coronaschulden tegemoet
te komen. Met als reden daarmee ruimte te laten voor (noodzakelijke) marktwerking
en ook om onrechtvaardigheid te voorkomen ten opzichte van die ondernemers die wel
betaald of afgelost hebben, geen steun hebben ontvangen en/of zelf alternatieve financieringsoplossingen
hebben gevonden.
Voor de bestaande betalingsregeling van 5 jaar met vaste maandelijkse termijnbedragen,
wordt door een meerderheid (door alle brancheorganisaties en een groot deel van de
individuele ondernemers) voorgesteld om de looptijd ervan te verlengen. De ideeën
over de modaliteiten van zo’n aanpassing van de betalingsregeling varieert van generiek
(voor iedereen), alleen op verzoek, of op verzoek voor alle levensvatbare ondernemingen. Voor de betalingsregeling wordt ook in veel reacties een verfijning
voorgesteld door het introduceren van een pauzeknop en/of flexibiliteit in te bouwen
ten aanzien van het maandbedrag. Ook wordt een aantal keer voorgesteld om niets aanvullends
te doen.
Op de gestelde vragen over de liquiditeitspositie, de solvabiliteit en de investeringsruimte
bij ondernemingen geeft meer dan de helft aan dat er te weinig financiële ruimte is
om te investeren en dat de ontwikkeling van liquiditeit en solvabiliteit negatief
is. Ook wordt aandacht gevraagd voor de stapeling van schulden en de (beperkte) toegang
tot de financiële sector.
Voor de opgebouwde belastingschuld wordt door een flink aantal respondenten voorgesteld
om (gedeeltelijke) kwijtschelding mogelijk te maken. Voorgestelde varianten zijn:
onderscheid maken naar eerder omzetverlies, naar belastingsoort (Loonheffing kwijtschelden),
naar gezonde bedrijven of bijv. naar maximumpercentage van de winst in de komende
5 jaar. Ook wordt voorgesteld om niets kwijt te schelden bijv. vanwege rechtvaardigheid
ten aanzien van ondernemers die door andere keuzes een minder hoge belastingschuld
hebben opgebouwd, of om ruimte te geven voor marktwerking.
M.b.t. het invorderingsrentepercentage wordt door een grote groep voorgesteld om het
niet te verhogen of om het in kleinere stappen te verhogen. Ook wordt ervoor gepleit
om de invorderingsrente juist als incentive tot aflossen te gebruiken.
Naast de internetconsultatie zijn ook meerdere gesprekken gevoerd met (vertegenwoordigers
van) ondernemers. Deze gesprekken bevestigen zowel de breedte aan opvattingen als
de genoemde knelpunten en mogelijke opties om daaraan tegemoet te komen. Zo komt in
gesprekken met verschillende ondernemers een vergelijkbaar beeld naar voren dat de
problematiek breder is dan de belastingschuld. Ondernemers hebben vaak meerdere schulden
en de belastingschuld zorgt ervoor dat andere private partijen (waaronder banken)
terughoudender zijn geworden in hun kredietverschaffing. Ook wordt gesignaleerd dat
er bij de Belastingdienst te weinig maatwerk mogelijk (bijvoorbeeld een betalingsregeling
langer dan 5 jaar).
De Belastingdienst heeft in diverse bijeenkomsten/ronde tafels met ondernemingen en
externen signalen gekregen om de dienstverlening beter vorm te geven en zicht te krijgen
op behoefte bij ondernemingen.
Internationale vergelijking
Veel andere landen zijn vanwege de coronabeperkingen soepeler omgegaan met de betaling
van belastingen om ondernemers met liquiditeitsproblemen te ondersteunen. Het kabinet
heeft van negen andere Europese landen geïnventariseerd in welke mate zij ruimer uitstelbeleid
hebben gevoerd voor de betaling van belastingen7. Uit deze inventarisatie leidt het kabinet af dat het Nederlandse bijzondere uitstelbeleid
vanwege de coronacrisis in internationaal perspectief ruim is. Dat geldt zowel voor
de duur van de periode dat betaling van belasting kon worden uitgesteld (in Nederland
onafgebroken van maart 2020 t/m maart 2022) als voor de duur van de betalingsregeling
voor de opgebouwde belastingschuld (in Nederland 5,5 jaar, gerekend vanaf het moment
dat het uitstel van lopende verplichtingen afloopt).
In Nederland konden ondernemers de belastingen uitstellen die verschuldigd waren vanaf
maart 2020 tot en met maart 2022. Deze periode was in de meeste landen korter. Zo
vielen in Denemarken belastingen van april tot en met oktober 2020 en april en mei
2021 onder het corona-uitstelbeleid. In Italië golden verschillende regelingen voor
verschillende belastingen, maar het uitstel was beperkt tot enkele maanden in 2020.
Spanje heeft uitstel verleend voor belastingen van maart tot en met mei 2020 en voor
april 2021. In Duitsland gold net als in Nederland ook uitstel voor belastingen tot
en met maart 2022, maar de verschuldigde belasting moet uiterlijk 30 september 2022
zijn voldaan. Een verlenging van de betalingsregeling is mogelijk maar hiervoor gelden
de gebruikelijke regels (geen versoepelingen vanwege COVID-19).
De betalingstermijn voor opgebouwde belastingschulden is in Nederland nu 5,5 jaar,
gerekend vanaf het moment dat het uitstel van lopende verplichtingen is afgelopen
(31 maart 2022). Deze termijn geldt generiek voor alle ondernemers met een belastingschuld
onder het corona-uitstelbeleid. In internationaal perspectief is dit een lange periode,
zeker gezien het generieke karakter. Zoals aangegeven moeten ondernemers in Duitsland
hun belastingschuld uiterlijk september 2022 voldoen. België kent een betalingsregeling
van 24 maanden met een mogelijkheid tot verlenging naar 36 maanden (of 50 maanden
voor grote ondernemingen) als de ondernemer bijzondere omstandigheden kan aandragen
(bijvoorbeeld voor startende ondernemers of ondernemers die juist een relatief grote
investering hebben gedaan). In Denemarken moet de belastingschuld uiterlijk in november
2022 zijn voldaan. Frankrijk kent een maximale betalingstermijn van 36 maanden, maar
uitsluitend onder voorwaarden. Ook Spanje hanteert een betalingsregeling van maximaal
36 maanden, maar daarvoor gelden eveneens (de gebruikelijke) voorwaarden. Italië hanteerde
verschillende regelingen, maar in het algemeen moet de belastingschuld uiterlijk binnen
24 termijnen volledig zijn afbetaald. In Oostenrijk geldt op verzoek een betalingstermijn
tot juni 2024, mits ten minste 40% van de belastingschuld uiterlijk 30 september 2022
al is voldaan. Alleen Zweden komt qua duur van de betalingsregeling in de buurt van
de Nederlandse regeling. In Zweden kan de betalingstermijn van 12 maanden op verzoek
tweemaal worden verlengd tot een totale duur van maximaal 60 maanden. Daarbij geldt
het uitstel alleen voor loonheffingen en btw, en de ondernemer moet een betalingsplan
hebben opgesteld.
Het Verenigd Koninkrijk heeft tot slot geen ruimer uitstelbeleid voor betaling van
belastingen gevoerd.
Verkenning opties/scenario’s
De problematiek en oplossing die zijn aangedragen hebben geleid tot verschillende
scenario’s die gericht zijn op het oplossen van specifieke knelpunten die kunnen spelen
bij bedrijven met toekomstperspectief. Alvorens ik deze scenario’s toelicht zal ik
ingaan op overwegingen die meespelen bij de afweging en keuze tussen scenario’s. Ik
zal daarbij ook toelichten waarom het kabinet het niet wenselijk vindt om coronasteun
uit te breiden. Wel kan overwogen worden om de betalingsregeling flexibeler in te
richten zoals betaling per kwartaal in plaats van per maand (zie scenario II). Ook
is het mogelijk om saneringsakkoorden te stimuleren (zie V optie 2).
Algemene overwegingen bij scenario’s
Uitgangspunten bij lange termijn coronasteun beleid
In de brief van 1 april jl. aan uw Kamer8 is gecommuniceerd dat generieke steun zwaarwegende economische nadelen kent en dat
het kabinet daarom in de toekomst geen generieke coronasteun meer wil bieden. Het
generieke steunpakket was aan het begin van de coronacrisis weliswaar verstandig,
maar nu corona langer onder ons blijft en de samenleving weer open is, inmiddels niet
meer. De lange perioden van overheidssteun staan economische dynamiek in de weg, waardoor
de economie momenteel onevenwichtigheden kent (arbeidsmarkt) en minder toegerust is
op de toekomst. In 2021 waren er aanzienlijk minder faillissementen dan in voorgaande
jaren (43% lager dan in 2020). Faillissementen zijn voor betrokkenen pijnlijk, maar
zijn voor een gezonde economische dynamiek wel nodig. Werknemers en investeringen
komen dan op de juiste plek terecht, in het bijzonder op plekken waar nu niet aan
de vraag kan worden voldaan. Juist in een periode waarin de maatschappij en de economie
in hoog tempo veranderen, is deze reguliere economische dynamiek belangrijk. De verwachting
is dat, mede dankzij de afbouw van de steunpakketten, de faillissementen licht zullen
toenemen. Doorgaans zijn dit bedrijven die voor het uitbreken van de crisis al niet
levensvatbaar waren. Een nadeel van het opnieuw verlenen van generieke coronasteun
is dat deze dynamiek wordt ondermijnd. Daarnaast ontstaat er een ongelijk speelveld
als goedlopende bedrijven zonder steun de concurrentiestrijd aan moeten gaan met vergelijkbare
bedrijven die minder goed draaien, maar daardoor wel steun ontvangen. Het kabinet
heeft dan ook geconcludeerd dat generieke coronasteunmaatregelen geen passende optie
meer is.
Generiek beleid versus gericht beleid
Onderdeel van generiek steunbeleid is dat de steun bij iedereen kan terecht komen.
Het is ongericht en komt daarmee niet altijd op de goede plek terecht. Het CPB9 liet zien dat een deel van de steun terechtkomt bij niet-levensvatbare bedrijven
met een lage arbeidsproductiviteit. De analyse van DNB10 onderschrijft dit; laagproductieve en hoogproductieve bedrijven ontvingen ongeveer
even vaak steun. Dit geldt ook voor het generieke belastinguitstel. 38% van de belastingschuld
staat uit bij bedrijven die omzetgroei zagen in 2021 ten opzichte van 2019. 26% van
de belastingschuld staat uit bij bedrijven die gemiddeld geen winst over de jaren
2017 tot 2019 maakten. Het merendeel van de uitstaande belastingschuld staat dus uit
bij bedrijven die geen hoog risico hebben op wanbetaling of niet levensvatbaar zijn.
Generieke versoepelingen zijn daarmee niet doelmatig. Recente winstcijfers laten zien
dat in het MKB, bedrijven met veel personeel als geheel goed uit de crisis zijn gekomen.
In 2021 hebben zij flinke winststijgingen behaald, mede dankzij de generieke steunmaatregelen11. Bij nieuw generiek beleid zullen naar verwachting ook bedrijven met grote winsten
die het niet nodig hebben, gebruik maken van een regeling, of bedrijven die niet levensvatbaar
zijn.
Scenario’s die de huidige betalingsregeling uitbreiden zouden daarom specifiek gericht
moeten worden op levensvatbare bedrijven die kampen met aflossingsproblemen. Het is
uitvoeringstechnisch echter niet mogelijk om levensvatbaarheid van ondernemingen op
een adequate manier te toetsen. De Belastingdienst komt capaciteit tekort om in grote
getalen een kwalitatief hoogwaardig levensvatbaarheidsoordeel te geven. Dit zou neerkomen
op maatwerk. Ook is het niet primair een taak en verantwoordelijkheid van de overheid
om te bepalen welk bedrijf voldoende toekomstperspectief heeft. Omdat de gewenste
toegangspoort niet mogelijk is, wordt beleid generiek en neemt onbedoeld en oneigenlijk
gebruik toe. Dit zou leiden tot ondoelmatig beleid met nadelige economische en budgettaire
effecten tot gevolg. Het kabinet vindt mede daardoor uitbreiding van de betalingsregeling
onwenselijk.
Rechtvaardigheid
Corona is voor ondernemers een exogeen risico. Het is onrechtvaardig als (uitsluitend)
daardoor een in de kern gezonde onderneming zou omvallen. Dit gold zeker in de eerste
periode van de coronacrisis voor alle ondernemers, daarna werd het een risico waarmee
rekening gehouden kon worden door een deel van de ondernemers en dat ook nieuwe ondernemingskansen
bood.
Veel ondernemers hebben zich, mede met steun van de overheid, door een lastige periode
heengeslagen. Voor hen voelt het onrechtvaardig als anderen nu meer respijt krijgen.
Een aanpassing van het beleid zal, in meerdere of mindere mate, onrechtvaardig en
demoraliserend kunnen uitpakken tegenover ondernemers die door andere keuzes een minder
hoge belastingschuld hebben opgebouwd. Voor de levensvatbare onderneming met een tijdelijk
liquiditeitsprobleem kan een aanpassing wellicht net een extra steun in de rug zijn
en een onnodig faillissement voorkomen. Voor deze onderneming geldt juist dat het
vasthouden aan regels als onrechtvaardig wordt gezien, omdat de door het kabinet opgelegde
lockdowns ervoor hebben gezorgd dat bedrijven in deze situatie zijn gekomen.
Allocatieve efficiëntie
In de afweging of het uitbreiden van de huidige regeling wenselijk is, speelt allocatieve
efficiëntie een belangrijke rol. Dit heeft betrekking op de vraag of het overheidsbeleid
belemmerend werkt en de economische dynamiek verstoort. Vanuit het perspectief van
de totale schuldenlast («debt overhang») is het wenselijk dat bedrijven zo spoedig
mogelijk herstructureren. Het verder uitstellen van onvermijdelijke betalingsproblemen
kan ertoe leiden dat productiefactoren, zoals arbeid, kapitaal en ondernemerschap
langer dan gewenst vast blijven zitten bij niet-levensvatbare, onproductieve bedrijven.
Dat is slecht voor het collectieve verdienvermogen van Nederland. En ook niet in het
belang van de individuele onderneming.
Budgettair
De scenario’s hebben ook gevolgen voor de Rijksbegroting. Niet innen van belastingschuld
kan leiden tot een hogere of latere belastinginning bij anderen. Ook kan het gevolgen
hebben voor de niet-belastingontvangsten en uitvoeringskosten met zich mee brengen.
• Bij handhaving van het bestaande beleid zal een deel van de schuld oninbaar zijn.
Het kabinet kan en wil niet voorkomen dat sommige bedrijven met coronaschulden failliet
gaan. De verwachte derving zoals toegelicht in de Voorjaarsnota is op dit moment € 6 mld.
Aangepast beleid kan tot een vergroting van de verwachte derving leiden. Een scenario
leidt bijvoorbeeld tot vergroting van het risico dat de Belastingdienst achteraan
in de rij komt en private crediteuren wel worden afgelost. Het is van belang dat er
een betalingsprikkel blijft bestaat. Bij elke optie wordt ingeschat welke gevolgen
er zijn voor de schatkist, zowel in termen van terug te ontvangen schuld als de daarover
verschuldigde invorderingsrente. Verschillende opties leiden met hoge mate van zekerheid
tot budgettaire derving (in reële termen en in nominale termen). Dit hangt mede samen
met de gemiddelde levensduur van bedrijven, die ca. 12 jaar is.
Economisch
In de afweging of het uitbreiden van de huidige regeling wenselijk is, spelen economische
argumenten ook een belangrijke rol.
• In economische termen is de netto contante waarde van de schuld van belang.
• Bij de huidige hoge inflatie, neemt de netto contante waarde van de schuld bij verlenging
van de terugbetaaltermijn af. Het verlengen van de looptijd van de betalingsregeling
komt, indien de reële rente (nominale rente – inflatie) negatief is, neer op een reductie
van schulden in reële termen. De reële waarde van de schuld is dan immers in de toekomst
kleiner dan nu. In die zin kan het verlengen van de betalingsregeling of verlagen
van de invorderingsrente op hetzelfde neer komen als generieke nominale kwijtschelding
op de hoofdsom. Daarnaast is de invorderingsrente die oploopt tot 4% niet marktconform.
Bij verlenging van de betaaltermijn en een oplopende invorderingsrente tot 4% zullen
bedrijven dus steun blijven ontvangen.
• Aanpassing van de betalingsregeling kan leiden tot oneerlijke concurrentie. Sommige
bedrijven hebben immers de uitstaande schuld al terugbetaald. Opties die leiden tot
generieke nominale kwijtschelding, moeten daarom zo veel als mogelijk worden voorkomen.
• Generieke versoepelingen zullen de economische dynamiek, die o.a. uitmondt in een
krappe arbeidsmarkt, verder verstoren. Generieke opties hebben juist een grote aantrekkingskracht
op niet-levensvatbare bedrijven (averechtse selectie) waardoor potentieel een langere
lock-in van productiefactoren plaatsvindt.
Uitvoerbaarheid
• Een belangrijke eis voor ieder scenario is dat deze uitvoerbaar is voor de Belastingdienst.
In algemene zin geldt dat maatwerk bij grote aantallen niet mogelijk is omdat het
een mate van opschaling vergt die niet te realiseren is. Naast dat maatwerk te veel
capaciteit kost, kan het leiden tot onwerkbare situaties, die ook averechts uitpakken,
waardoor het risico bestaat dat levensvatbare ondernemingen niet op tijd geholpen
kunnen worden of de Belastingdienst onvoldoende kwaliteit kan leveren.
• Een ander vraagstuk bij een scenario kan zijn of er ICT-aanpassingen nodig zijn en
of deze tijdig gerealiseerd kunnen worden. Hierbij geldt dat de keuze voor de ene
prioriteit, de achterstelling kan betekenen van een andere prioriteit.
De scenario’s
Er zijn 5 scenario’s verkend. In onderstaande tabel een korte opsomming en weging,
waarna ik de scenario’s toelicht en duid.
* Voor de uitvoerbaarheid geldt dat de optie van een verlenging van de betalingsregeling
een verlichting van de verwachte uitvoeringslast kan betekenen als er gebruik wordt
gemaakt van een «lichtere» toets dan die gebruikelijk is bij de behandeling van saneringsverzoeken.
Scenario I: Vasthouden aan bestaand coronasteunbeleid (geen aanpassingen)
Dit scenario houdt in dat er geen aanpassingen komen in het bestaande coronasteunbeleid.
Dit heeft de voorkeur van het kabinet. Sinds medio februari dit jaar zijn de coronabeperkende
maatregelen stapsgewijs afgebouwd waardoor de economische bedrijvigheid in alle sectoren
daarvan geen hinder meer ondervond. Ruim een half jaar later start de betalingsregeling
zodat getroffen bedrijven eerst een tijd kunnen draaien voordat verplichte aflossing
start.
Het voortzetten van het bestaande beleid leidt tot een gezondere economische dynamiek,
werkt marktwerking in de hand en voorkomt oneerlijke concurrentie. Ook voorkomt het
additionele budgettaire kosten. Nederland heeft internationaal gezien al een uitermate
ruim steunbeleid gehad.
Vanaf de start van de betalingsregeling per 1 oktober 2022 wordt een groter aantal
saneringsverzoeken verwacht. Hoewel deze verzoeken lang niet allemaal zullen worden
gehonoreerd, zijn zij doorgaans arbeidsintensief onder meer omdat er een zware levensvatbaarheidstoets
door de Belastingdienst vereist is. Het risico bestaat dat de Belastingdienst saneringsverzoeken,
niet binnen afzienbare tijd kan behandelen waardoor bedrijven en hun overige schuldeisers
langer in onzekerheid verkeren en schulden verder oplopen. Ook bestaat er een risico
dat de behandeling aan kwaliteit moet inboeten. Het is niet met zekerheid te voorspellen
wanneer en hoeveel saneringsverzoeken per 1 oktober zullen worden ingediend. Uiteraard
zal de Belastingdienst alles in het werk stellen om deze risico’s zo veel mogelijk
te beperken, maar dit kent ook grenzen.
Scenario II: Flexibiliteit binnen betalingsregeling
Dit scenario kent twee varianten:.
1. door de te betalen maandbedragen per kwartaal te mogen voldoen en/of
2. door incidentele betaalpauze (één keer gedurende maximaal 3 maanden).
De varianten beogen ondernemers meer armslag te geven qua liquiditeit. Ondernemers
die gedurende de betalingsregeling tijdelijk liquiditeitsproblemen ondervinden, wordt
iets meer flexibiliteit geboden. Dit is bijvoorbeeld van belang voor bedrijven met
een sterk fluctuerende omzet door seizoensinvloeden. Daarbij geldt de algemene voorwaarde
dat gedurende de betalingsregeling nieuw opkomende verplichtingen tijdig worden nagekomen.
Voor de varianten geldt dat er een schriftelijk gemotiveerd verzoek om toepassing
ervan moet worden gedaan, waaruit aflossingsproblemen blijken.
Ad 1. Flexibiliteit ten aanzien van de termijn waardoor een ondernemer bijvoorbeeld
per kwartaal kan aflossen in plaats van per maand, geeft een ondernemer meer flexibiliteit.
Deze optie kan aansluiten bij de behoefte van levensvatbare bedrijven met bijvoorbeeld
een onregelmatige kasstroom. De budgettaire effecten zijn naar verwachting beperkt.
Ad 2. Ook de introductie van een betaalpauze kan ondernemingen met tijdelijke liquiditeitsproblemen
adempauze geven waardoor deze door een kleine tegenslag niet direct in grote problemen
raken. Risico bij een pauze kan wel zijn dat ondernemers de lange termijngevolgen
onvoldoende onderkennen. Bij een betaalpauze binnen de 5-jaarsregeling worden immers
de niet betaalde termijnen opgeteld bij de latere termijnen (maandbedrag gaat omhoog).
Scenario III Verlengen van de betalingsregeling voor levensvatbare bedrijven naar
maximaal 7 jaar
Deze optie gaat uit van een verlenging van de betalingsregeling tot maximaal 7 jaar.
Deze optie zou ruimte geven voor levensvatbare ondernemingen om de schuld over een
langere periode terug te betalen. Een levensvatbaarheidstoets, vergelijkbaar met de
eisen die gesteld worden aan bedrijven die voor een saneringsakkoord in aanmerking
komen, kan door het kabinet echter niet worden uitgevoerd. Een lichtere toets (of
geen toets) leidt tot de situatie dat ook bedrijven die niet-levensvatbaar zijn of
geen aflossingsproblemen kennen gebruik kunnen maken van een verlenging. Dit leidt
tot oneigenlijk gebruik, ondoelmatig beleid en zeer nadelige economische en budgettaire
effecten. Het kabinet vindt deze optie daarom zeer onwenselijk.
De onderneming heeft in geval van verlenging van de betalingsregeling bovendien de
belastingschuld langer op de balans staan en de gevolgen van corona blijven langer
drukken op de liquiditeit. Daarnaast biedt een lange betalingsregeling geen oplossing
voor de totale schuldenproblematiek, het is -anders dan een saneringsakkoord- eenzijdig
gericht op de belastingschuld. Ook is de mogelijkheid van een langere betalingsregeling
niet geheel vrijblijvend; als die betalingsregeling voor een bedrijf haalbaar is,
dan kan het een saneringsakkoord – in de weg staan. Dit zou potentieel een veel langere
lock-in betekenen van productiefactoren. Tenslotte kan een verlenging van de betalingsregeling
potentieel een aanzuigende werking hebben op negatieve risico’s. Bij niet-levensvatbare
bedrijven is het economisch wenselijk om z.s.m. schoon schip te maken, omdat productiefactoren
blijven vastzitten bij minder productieve bedrijven.
Indien alsnog zou worden gekozen voor de optie om de betalingsregeling te verlengen,
dan kan dit voor de uitvoering alleen met een lichte toets op de levensvatbaarheid.
Bij de vormgeving van een dergelijke lichtere toets kan dan gedacht worden aan bijvoorbeeld
een liquiditeitsprognose waaruit de noodzaak en de haalbaarheid van een verlengde
regeling blijkt en -bij hogere financiële belangen- de verplichte tussenkomst van
een onafhankelijke deskundige derde om een beeld te geven van het toekomstperspectief
van een onderneming. Daarbij geldt ook dat bedrijven hun nieuw opkomende betalingsverplichtingen
stipt moeten nakomen.
Budgettair kan verlenging van de termijn via 2 kanalen tot een derving leiden. Ten
eerste leidt verlenging van de termijn direct tot een verlaging van de netto contante
waarde van de schuld. Ten tweede is de restschuld van de Belastingdienst – in geval
de onderneming onverhoopt alsnog failliet gaat – groter dan wanneer reeds hogere bedragen
waren afgelost. Dit laatste risico is vooral groot wanneer niet-levensvatbare bedrijven
van de regeling gebruik maken. Indien alleen levensvatbare bedrijven gebruik zouden
maken van de regeling, kan er voor die groep een positief budgettair effect ontstaan
omdat aflossing in de plaats komt van kwijtschelding van restschuld bij totstandkoming
van een saneringsakkoord. De verlenging van de termijn leidt, naast de derving, tot
hogere invorderingsrente over de gehele looptijd.
Zowel vanuit economisch, als budgettair perspectief is het verlengen van de betalingsregeling
niet wenselijk. Vanuit uitvoeringsperspectief is de optie alleen mogelijk bij een
«lichte» toets die minder zwaar is dan een volwaardige levensvatbaarheidstoets zoals
die wordt gebruikt bij het sluiten van saneringsakkoorden. In dat geval kan het zorgen
voor minder uitvoeringslast voor de Belastingdienst omdat het de druk van saneringsverzoeken
kan verminderen. Omdat de toets niet kan uitsluiten dat ook niet-levensvatbare bedrijven
gebruik zullen maken van de regeling, acht het kabinet de optie onwenselijk.
Scenario IV: Achterstelling van de belastingschuld;
Bij deze beleidsoptie zou de belastingschuld waarvoor corona-uitstel is verleend,
op een zelfde wijze behandeld worden als een achtergestelde lening (zowel financieel
als fiscaal als civielrechtelijk). Doel is om hiermee het verkrijgen van financiering
makkelijker te maken. Bovendien kan de achterstelling andere schuldeisers mogelijk
over de drempel helpen bij het sluiten van (minnelijke) schuldeisersakkoorden.
Een achtergestelde lening is een lening die wordt achtergesteld ten opzichte van leningen
van andere crediteuren, zoals ongedekte leningen van financiers. Een achterstelling
kan verschillende vormen hebben, afhankelijk van wat daarover contractueel wordt afgesproken.
In het algemeen houdt de achterstelling in dat de lening pas mag worden afgelost nadat
de andere schuldeiser(s) betaald zijn.
De verstrekker van de achtergestelde lening, in dit geval de Belastingdienst, loopt
door de achterstelling een groot risico dat hij (een deel van) het verstrekte krediet
niet krijgt terugbetaald. Om dit risico te compenseren, geldt voor de achtergestelde
lening vaak een (veel) hoger rentepercentage.
Vanuit economisch, budgettair en uitvoeringsperspectief kent deze optie veel nadelen
en hoge risico’s. Een achtergestelde lening (generiek voor iedereen) zal een grote
aantrekkingskracht hebben op niet-levensvatbare bedrijven. Daarmee is de optie niet
doelmatig en economisch onverstandig. Daarbij komt dat bij deze optie de schatkist
verder achteraan komt te staan en betekent dat private crediteuren wel worden afgelost
en de belastingschuld niet. Hierbij geldt dus een zeer groot risico op forse budgettaire
derving. Verder zal er een geheel nieuw inningskader voor deze belastingschuld moeten
worden opgesteld waarin zich allerlei juridische vraagstukken zullen voordoen die
mogelijk weer aanleiding voor procedures worden. Ook ontstaan er twee regimes naast
elkaar, één voor de coronaschuld en één voor de reguliere belastingschuld, die voor
ondernemers tot onduidelijkheden kunnen leiden en bij de Belastingdienst tot uitvoeringsproblemen.
Scenario V: Saneringsakkoorden stimuleren
Eerder heeft het kabinet toegezegd dat de Belastingdienst per 1 augustus 2022 een
soepelere houding zal aannemen in saneringsakkoorden ten aanzien van het uit te keren
bedrag («preferentiemaatregel»). De Belastingdienst neemt vanaf die datum genoegen
met een gelijk percentage van de opbrengst uit een saneringsakkoord als aan concurrente
schuldeisers wordt uitgekeerd (100% in plaats van 200% ten opzichte van concurrente
crediteuren). Hiermee wordt beoogd om de kans op saneringsakkoorden te vergroten.
Deze versoepeling geldt tot 1 oktober 2023.
Additionele Optie 1: Het uitbreiden van de preferentiemaatregel naar stakers
Om een schuldeisersakkoord bij stakers kansrijker te maken zou de preferentie maatregel
ook voor stakende ondernemers/natuurlijke personen (met of zonder coronaschuld) kunnen
gelden. Hiermee wordt voorkomen dat doorgaan met een bedrijf aantrekkelijker is dan
stoppen met een bedrijf. De uitwerking van de maatregel zal gelijk zijn aan de maatregel
voor niet stakende ondernemers.
De aanpassing is bedoeld als prikkel voor andere schuldeisers om (vaker) mee te doen
aan een minnelijk akkoord. Voor de betreffende staker is dat echter geen wezenlijke
versoepeling: hij zal nog steeds in dezelfde mate zijn afloscapaciteit (gedurende
een bepaalde periode) en zijn (privé)vermogen moeten aanwenden om zijn schuldeisers
af te lossen. Dit voorstel is vooral bedoeld om meer ondernemers de kans te geven
om op een «nette manier» hun onderneming te staken.
Economisch gezien draagt deze optie naar verwachting niet extra bij aan herallocatie
van productiefactoren, er van uitgaande dat de onderneming al stopt en is vanuit dat
perspectief dan ook niet doelmatig. Ook brengt deze optie het risico met zich mee
dat private crediteuren wel worden afgelost en de Belastingdienst niet. Dit leidt
tot een negatief budgettair effect als het bedrag lager is dan bij faillissement zou
worden ontvangen.
Additionele optie 2: Fiscale saneringsbeleid aanpassen, zodat TVL- en NOW-schulden
geen belemmering voor een saneringsakkoord zijn.
NOW- en TVL-terugvorderingen komen regulier voor in de vaststellingsfase van beide
regelingen en komen voort uit de gehanteerde voorschotsystematiek die noodzakelijk
was om ondernemers snel van steun te voorzien ten tijde van de Coronapandemie. Omdat
de NOW en TVL subsidies zijn, gelden er strengere regels ten aanzien van kwijtschelding.
Voor het tot stand komen van een schuldsanering eist de Belastingdienst in beginsel
echter medewerking van alle betrokken schuldeisers. Het zou wrang zijn als een door
corona gedupeerde ondernemer (of ex-ondernemer), die aan alle overige voorwaarden
voldoet, alleen vanwege een NOW- en/of TVL-schuld niet in aanmerking zou kunnen komen
voor sanering van zijn schulden, inclusief de belastingschuld. Deze optie voorkomt
in aantal gevallen dat in de kern gezonde ondernemingen niet kunnen voortbestaan.
Deze optie is uitvoerbaar en betreft een beperkte groep ondernemers. Vanuit economisch
perspectief levert de optie een positieve bijdrage omdat levensvatbare ondernemingen
toch voor een saneringsakkoord in aanmerking kunnen komen, waarbij dat anders niet
mogelijk zou zijn geweest.
Staatssteunaspecten
De scenario’s zijn getoetst op mogelijke staatssteunaspecten zoals neergelegd in artikel 107,
lid 1, VWEU. Een maatregel is een (onverenigbare) steunmaatregel als er sprake is
van een met staatsmiddelen bekostigd selectief voordeel voor ondernemingen die de
concurrentie potentieel vervalst en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig
beïnvloedt.
Als sprake is van een generieke maatregel, zoals bijvoorbeeld een verlaging van het
Vpb-tarief of het generieke uitstel van belastingen tijdens de Covid-19 crisis, is
er geen sprake van een steunmaatregel. De volgende maatregelen kennen de minste risico’s
op staatssteun: versoepelingen binnen de 60-maandenregeling (zoals het wijzigen van
termijnbedragen en een betaalpauze, zolang het totaalbedrag aan te betalen belastingschuld
niet wijzigt); een verlenging van de betalingsregeling; en de mogelijkheid van een
saneringsakkoord ook bij NOW- en TVL-schulden. De andere maatregelen zijn risicovol
met het oog op het verbod van staatssteun van artikel 107, lid 1, VWEU.
Dienstverlening en (integrale) aanpak schulden
Dienstverlening
Ondernemers die in aanmerking komen voor een 5-jarige betalingsregeling voor de belastingschuld
die tijdens de coronacrisis is opgebouwd, kunnen ook andere corona-gerelateerde overheidsschulden
hebben. Tijdens de coronacrisis is daarom door de kamer gevraagd om «één apart team
van ambtenaren met mandaat en doorzettingsmacht» waarbinnen de betrokken uitvoeringsorganisaties
UWV, Belastingdienst en RVO samenwerken om tot een gezamenlijke oplossing voor problematische
schulden te komen. Een dergelijk loket stuit op technische en juridische beperkingen,
omdat er sprake is van afwijkende bevoegdheden en regelgeving.
Om ondernemers zoveel mogelijk te ondersteunen, is gezocht naar andere mogelijkheden,
waarbij de nadruk is gelegd op het toegankelijker maken van informatie en een intensievere
samenwerking. Een voorbeeld hiervan is de oprichting van een casuïstiektafel waar
UWV, RVO en Belastingdienst individuele gevallen kunnen bespreken waarin sprake is
van samenloop van schulden. Het is de bedoeling om in de toekomst in die specifieke
gevallen gezamenlijk betalingsregelingen af te spreken. Hierbij zijn de geheimhoudingsplicht
van de Belastingdienst (ook naar andere overheidspartijen) en de AVG-regels, factoren
om rekening mee te houden.
Een ander voorbeeld is de ontwikkeling van een online routewijzer door de Belastingdienst
naar aanleiding van verzoeken vanuit verschillende hoeken (o.a. ONL en VNO-NCW)
Overleg Belastingdienst met private schuldeisers
Ondernemers hebben soms niet alleen belastingschulden of schulden bij andere overheidsinstellingen
vanwege te veel ontvangen coronasteun, maar ook schulden bij private schuldeisers,
zoals banken, verhuurders en leveranciers. Om invulling te geven aan de motie van
de leden Stoffer en Van Haga12 heeft de Belastingdienst de afgelopen maanden met vertegenwoordigers van belangrijke
private schuldeisers mogelijkheden verkend om schuldhulp- en herstructureringstrajecten
voor bedrijven effectiever en efficiënter te maken. In de gevoerde gesprekken lag
de focus op mogelijkheden om door samenwerking efficiencywinst en snelheid in het
proces te bereiken. Bijvoorbeeld op de gebieden van een tijdige signalering van betalingsproblemen
en een deugdelijke indicatie van het toekomstperspectief van bedrijven.
De betrokken publieke en private partijen hebben afgesproken om via pilots nader onderzoek
te doen naar verbetering van de informatievoorziening richting ondernemers met betalingsproblemen
en invoering van een zogenoemde quick-scan op basis waarvan de ondernemer met schulden
op de juiste weg naar passende hulp wordt geholpen. De uitvoering van deze pilots
worden ondergebracht bij Geldfit Zakelijk een breder initiatief van publiek-private
samenwerking dat onderdeel is van de Nederlandse Schuldhulproute (zie hieronder).
Bredere (integrale) schuldenaanpak
Voor het zomerreces ontvangt uw Kamer een brief van de Minister voor Armoedebeleid,
Participatie en Pensioenen waarin zij schetst op welke wijze het kabinet geldzorgen,
armoede en schulden wil voorkomen en aanpakken. Het gaat dan om een schuldenaanpak
in algemene zin, maar ook om acties gericht op zelfstandigen die als gevolg van de
coronacrisis in de schulden zijn beland. Zo heeft de Kamer van Koophandel recent een
stappenplan gelanceerd dat ondernemers helpt inzicht te krijgen in hun situatie, welke
oplossingen er voor hun schulden zijn en wie daarbij kan helpen.13
Geldfit Zakelijk vervult ook een rol bij hup aan zelfstandigen. Geldfit Zakelijk is
een onderdeel van de Nederlandse Schuldhulproute die zich richt op bedrijven tot 50
werknemers. Het is een publiek-privaat samenwerkingsverband dat ondernemers met (het
risico op) financiële problemen helpt bij het vinden van passende hulp aan de hand
van de uitkomst van een korte zelftest. Passende hulp kan bijvoorbeeld een doorverwijzing
naar de gemeente zijn voor schuldhulpverlening of verwijzing naar een individuele
schuldeiser voor een betalingsregeling. Ondernemers kunnen Geldfit Zakelijk bereiken
via de website www.geldfit.nl en via het gratis telefoonnummer 0800-8115. Een groeiend aantal gemeenten alsmede
steeds meer publieke en private schuldeisers, werkgevers en maatschappelijke organisaties
neemt deel aan dit samenwerkingsverband. Ook de Belastingdienst is inmiddels aangesloten.
Doorkijk naar uitstelbeleid voor belastingschulden lange termijn
De Belastingdienst voert ten aanzien van ondernemers van oudsher een strak uitstelbeleid.
Zo geldt in het algemeen (bijzondere omstandigheden daargelaten) de voorwaarde dat
de ondernemer 100% zekerheid stelt voor de uitgestelde belastingschuld, moeten nieuw
opkomende betalingsverplichtingen stip worden nagekomen en is er beperkt ruimte voor
maatwerk. Een belangrijke reden voor dit strakke beleid is het risico van concurrentieverstoring.
In de afgelopen twee jaar zijn diverse (tijdelijke) versoepelingen in het uitstelbeleid
voor belastingschulden ingevoerd om ondernemers door de coronacrisis te helpen. Met
het oog op nieuwe crisissituaties, het uitgangspunt van de Belastingdienst dat burgers
en bedrijven centraal staan en de maatschappelijke wens om meer ruimte voor maatwerk
te bieden, is het kabinet van oordeel dat het strakke fiscale uitstelbeleid op enkele
onderdelen een structurele versoepeling behoeft. Op korte termijn (uiterlijk 1 oktober
2022) worden onder meer de volgende wijzigingen van het uitstelbeleid onderzocht:
• Meer ruimte voor de Belastingdienst om ook zonder 100% zekerheid een «standaard» betalingsregeling
van 12 maanden aan ondernemers te kunnen verlenen.
• De mogelijkheid creëren om in bijzondere (crisis)situaties, zoals nieuwe lockdowns
vanwege corona of de oorlog in Oekraïne, onder voorwaarden ook (beperkt) «bijzonder»
uitstel van toekomstige betalingsverplichtingen te verlenen. Op dit moment is in dergelijke
situaties uitstel beperkt tot reeds verstreken betalingstermijnen. Ook wordt bezien
of voor relatief lage belastingschulden de verplichte verklaring van een derde-deskundige
achterwege kan blijven om onnodige kosten voor de ondernemer te voorkomen.
• Voortzetting van twee tijdelijke (in verband met de coronacrisis) maatregelen die
op 1 oktober 2022 aflopen, namelijk (1) uitstel van betaling van motorrijtuigenbelasting
mogelijk maken en (2) betalingsregelingen voor ondernemers in laten gaan op de datum
van de uitstelbeschikking, in plaats van de datum van de laatste vervaldag van de
betreffende belastingaanslag.
• Een betalingsregeling mogelijk maken als voor dezelfde belastingschuld eerder kort
(telefonisch) uitstel van betaling is verleend. Dat is nu een belemmering om in aanmerking
te komen voor een betalingsregeling.
Ten aanzien van uitzonderlijke schrijnende situaties waarin het bestaande beleid niet
voorziet, is het kabinet van mening dat er voldoende ruimte is voor passende oplossingen.
De Leidraad Invordering 2008 (in combinatie met artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht)
biedt namelijk de mogelijkheid om in uitzonderingsgevallen waarin sprake is van onevenredig
nadeel van het beleid af te wijken. Hierbij zal altijd sprake zijn van collegiale
toetsing (het vier-ogenprincipe). De genoemde bepaling in de Leidraad Invordering
2008 voor situaties waarin sprake is van «onevenredig nadeel» zal een meer prominente
plek in de Leidraad krijgen.
Vervolg
Alles overwegende hecht het kabinet er zeer aan om geen aanvullende coronasteun te
verlenen. De lijn en argumenten die in de lange termijn coronasteunbrief zijn toegelicht,
zijn onverminderd van toepassing. Het kabinet zal via periodieke monitoring de vinger
aan de pols houden bij de ontwikkeling van de belastingschuld.
Om enige flexibiliteit te kunnen bieden aan ondernemers wil het kabinet flexibiliteit
bieden binnen de betalingsregeling (zoals toegelicht bij scenario II). Deze verfijning
kan binnen het bestaande kader van 5 jaar worden ingebed en komt tegemoet aan gesignaleerde
knelpunten door ondernemers. Het gaat dan om de mogelijkheid om het af te lossen bedrag
per kwartaal te mogen voldoen, in plaats van maandelijks, en door een incidentele
betaalpauze mogelijk te maken binnen de bestaande betalingsregeling. Dit kan bijvoorbeeld
bedrijven met een sterk wisselende omzet door seizoensinvloeden helpen. Daarbij geldt
de algemene voorwaarde dat gedurende de betalingsregeling nieuw opkomende verplichtingen
tijdig worden nagekomen. Ook geldt dat er een schriftelijk gemotiveerd verzoek om
toepassing ervan moet worden gedaan, waaruit aflossingsproblemen blijken.
Eerder heeft het kabinet toegezegd dat de Belastingdienst per 1 augustus 2022 tot
1 oktober 2023 een soepelere houding zal aannemen in saneringsakkoorden ten aanzien
van het uit te keren bedrag («preferentiemaatregel»). De Belastingdienst neemt vanaf
die datum genoegen met een gelijk percentage van de opbrengst uit een saneringsakkoord
als aan concurrente schuldeisers wordt uitgekeerd (100% in plaats van 200% ten opzichte
van concurrente crediteuren). Hiermee wordt beoogd om de kans op saneringsakkoorden
te vergroten. Om saneringsakkoorden verder te stimuleren (zie scenario V optie 2),
heeft het de voorkeur van het kabinet om het fiscale saneringsbeleid aan te passen,
zodat TVL- en NOW-schulden geen belemmering voor een saneringsakkoord zijn. Hiermee
wordt de kans op een saneringsakkoord groter.
De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij
Indieners
-
Indiener
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.