Brief regering : Reactie op het eindadvies van de Adviescommissie voor Landelijke Eenheid 'Ruimte voor slagvaardig politiewerk'
29 628 Politie
Nr. 1101 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2022
De medewerkers van de Landelijke eenheid (LE) doen onmisbaar werk en zetten zich dagelijks
met veel toewijding en professionaliteit in voor onze veiligheid. Verschillende rapporten
hebben aangetoond dat er problemen zijn bij de LE1. De politiemedewerkers hadden niet altijd de sociaal veilige omgeving om hun belangrijke
werk te doen. Zij verdienen een meer professionele en meer sociaal veilige werkomgeving
waarin de ambities van de LE kunnen worden waargemaakt. Ook zijn ze toe aan duidelijkheid.
Mijn ambtsvoorganger heeft de commissie Schneiders (hierna: de commissie) vorig jaar
opdracht gegeven te adviseren over de verbeteringen bij de LE en de noodzaak van herpositionering
van de LE in het huidige politiebestel en de mogelijke modaliteiten daarvoor. De commissie
heeft eerder een tussenadvies uitgebracht, waarover ik uw Kamer op 4 april heb geïnformeerd2. In deze brief ga ik in op het bijgevoegde eindadvies van de commissie3. Voor de acties die reeds zijn ingezet verwijs ik uw Kamer naar het eerste halfjaarbericht
politie van 20224.
Ik wil allereerst de commissie danken voor het eindadvies, dit is een waardevol instrument
in de verandering die we met elkaar willen realiseren. Na een korte samenvatting van
het eindadvies ga ik in op de aanbevelingen die zijn gedaan aan mij als Minister.
Vervolgens ga ik in op de aanbevelingen aan de korpschef en de politiechef van de
Landelijke Eenheid en beschrijf ik mijn uitgangspunten en randvoorwaarden voor het
transitieplan. Daarnaast licht ik in deze brief de monitoringsopdracht voor de commissie
Schneiders toe en ga ik in op de recente brief van de Inspectie van Justitie en Veiligheid.
Kernpunten eindadvies van de commissie
De commissie constateert in het eindadvies dat er een fundamenteel andere kijk op
de LE en de benodigde transitie nodig is om de politieorganisatie toekomstbestendig
te maken. De ontwikkelingen van verschillende veiligheidsdreigingen – zoals de georganiseerde,
ondermijnende criminaliteit en terrorisme – vragen volgens de commissie om landelijke
diensten met een hoger niveau qua kennis en kunde, meer nationale en internationale
samenwerkingsgerichtheid en een meer wendbare en flexibele organisatie. De commissie
wijst er ook op dat de LE zich te veel heeft moeten schikken naar de uniforme uitgangspunten
voor de opbouw van de organisatie van het politiekorps, waardoor de aanwezige potentie
niet optimaal is benut en in de omgang met medewerkers de menselijke maat en aandacht
voor het personeelswelzijn naar de achtergrond zijn geraakt.
De commissie adviseert mij de manier waarop de LE nu is ingericht, met een té grote
hoeveelheid té diverse taken in een knellende structuur, niet te handhaven. Zij stelt
het noodzakelijk te achten dat de huidige LE om te vormen naar twee separate, gelijkwaardige
landelijke eenheden. Zij is van mening dat de veiligheidsdreigingen vragen om landelijke
eenheden met meer focus. Door de LE om te vormen naar twee landelijke eenheden met
elk een samenhangend takenpakket en een onderscheidende identiteit worden de bestuurbaarheid
en beheersbaarheid vergroot. De commissie schetst de contouren van de twee nieuwe
landelijke eenheden, waarbij zij adviseert een eenheid te vormen voor landelijke operaties
en expertise en een eenheid voor de landelijke opsporing. Ook adviseert zij de topstructuur
van beide landelijke eenheden te verzwaren, gezien de specialistische en/of hoogwaardige
taken, die dikwijls een hoog afbreukrisico hebben.
De commissie benadrukt in het eindrapport dat een ingreep in de organisatiestructuur
noodzakelijk is, maar dat deze alleen in combinatie met interventies in de werkcultuur
en het leiderschap zal leiden tot voelbare verbeteringen op de werkvloer. Zij adviseert
de korpschef op dit vlak onder meer om gewenst en ongewenst gedrag expliciet te formuleren,
passende leiderschapsprofielen op te stellen en de huidige leidinggevenden te schouwen.
De commissie wijst erop dat het in haar ogen onvermijdelijk is dat er leidinggevenden
zijn die niet meewillen of meekunnen in de cultuuromslag en de beweging naar meer
toegesneden leiderschap.
Daarnaast adviseert de commissie aan de korpschef om twee landelijke eenheden in te
richten die wendbaar zijn, data-gedreven werken en innovatie en vakontwikkeling stimuleren.
De commissie beveelt aan om data-gedreven werken snel en breed uit te rollen in beide
eenheden, onder meer door een data warehouse te bouwen. Verder adviseert zij te verkennen hoe meer flexibiliteit in organisatiewijzigingen
mogelijk kan worden gemaakt. De bedrijfsmatige randvoorwaarden moeten worden ingevuld
om twee toekomstbestendige landelijke eenheden te vormen. De commissie adviseert binnen
de politiebegroting stabiliteit te creëren in de toedeling van mensen en middelen
aan de landelijke eenheden en de leiding een groter mandaat te geven, zodat de LE
een snelle transitie kan doormaken.
Tot slot constateert de commissie dat de afstand van het gezag tot de LE groot is
vergeleken met de regionale eenheden. De commissie adviseert daarom om de officieren
van justitie goed te positioneren ten aanzien van de landelijke eenheid voor landelijke
opsporing door een strategische overlegtafel in te richten, waaraan in ieder geval
de politiechef van deze eenheid en de daarvoor aangewezen officieren van justitie
die het strategische taakuitvoeringsbeleid vormgeven deelnemen. Ook adviseert de commissie
het zicht van het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP) op beide landelijke
eenheden te versterken.
De commissie spreekt de hoop uit dat het eindadvies een omslagpunt markeert en dat
er in het belang van de organisatie en de mensen met vereende krachten gewerkt gaat
worden aan een transitie van de LE. De opgave die zij schetst is omvangrijk en zal
veel energie van alle betrokken partijen vragen. De werkvloer zal goed moeten worden
betrokken en alle betrokken partijen zullen zich moeten committeren aan het transitieproces.
Reactie op het eindadvies
Samen met de commissie zie ik dat nu een omslagpunt nodig is in de ontwikkeling van
de LE binnen het huidige politiebestel. Het is nodig om de duidelijkheid te bieden
waarop de betrokken medewerkers en de politie als geheel al enige tijd wachten. Ook
de steeds complexere veiligheidsproblematiek vraagt om een andere organisatie van
de onderdelen van de politie die nu zijn ondergebracht binnen de LE. Er is meer focus
en een meer herkenbaar profiel nodig, ook om beter samen te werken, zowel binnen het
politiekorps als met andere partners in het veiligheidsdomein.
Rollen en verantwoordelijkheden
Als Minister van Justitie en Veiligheid ben ik politiek eindverantwoordelijk voor
het beheer van de politie en besluit ik over de organisatie-inrichting van de politie.
Tevens ben ik politiek verantwoordelijk voor een kwalitatief goed (functionerend)
politieapparaat. De korpschef is belast met het daadwerkelijke beheer en de leiding
van de politie. De commissie heeft haar adviezen ten aanzien van de organisatie-inrichting
en de governance dan ook aan mij gericht. De aanbevelingen over werkcultuur, leiderschap,
data-gedreven werken, flexibiliteit in organisatie en bedrijfsmatige ondersteuning
zijn gericht aan de korpschef. Ik heb de korpschef uitgangspunten en randvoorwaarden
meegegeven voor de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie. Hierbij is het
mijn bedoeling dat hij niet alleen een voorstel doet voor de organisatorische vormgeving
van de twee nieuwe landelijke eenheden, maar ook voorstellen doet voor de uitvoering
van de andere aanbevelingen.
Vorm de LE om naar twee eenheden met een helder omlijnde rol en een onderscheidende
entiteit
Ik neem het advies van de commissie over om de huidige inrichting van de LE niet te
handhaven. Ik besluit daarom, in lijn met het advies van de commissie, de LE om te
vormen tot twee gelijkwaardige landelijke eenheden met ieder een eigen rol en herkenbaar
profiel. Momenteel is er een te grote verscheidenheid aan onderdelen bij de LE: van
Dienst Specialistische Interventies (DSI) en Dienst Landelijke Recherche (DLR) tot
het landelijk operationeel coördinatiecentrum, dat gaat over de inzet van politiepaarden,
speurdieren en helikopters. Ik hecht eraan te benadrukken dat de omvorming geen doel
op zich is maar een middel om meer gerichtheid op taakuitvoering en vakmanschap te
realiseren. Dit draagt bij aan een meer herkenbare positie van deze eenheden, zowel
nationaal voor partners binnen en buiten de politie, als voor internationale partners.
Ik steun de contouren zoals beschreven in het eindadvies. Dat betekent dat in de ene
landelijke eenheid expertisetaken worden belegd, waaronder de integrale handhaving-
en opsporingstaak op de infrastructuur (Dienst Infrastructuur) en de landelijke capaciteiten
voor bewaken en beveiligen (Dienst Bewaken en Beveiligen)5, alsook capaciteiten voor de operationele coördinatie van eenheidsoverstijgende inzetten
(Dienst Landelijke Operationeel Coördinatiecentrum) waaronder een nationale informatievoorziening.
Deze eenheid werkt ten behoeve van het hele korps en levert daartoe expertise op het
vlak van kennis, kunde en materieel.
De andere landelijke eenheid zal zich richten op landelijke opsporing van zware vormen
van georganiseerde criminaliteit met een ondermijnend en internationaal karakter,
en terrorisme. Hier worden de landelijke recherchetaken inclusief intelligence en
expertise voor de specialistische opsporing ondergebracht, evenals de Dienst Specialistische
Interventies (DSI). Dit onderdeel zal op het terrein van de opsporing ook primair
het aanspreekpunt zijn voor buitenlandse opsporingsdiensten die contact zoeken met
de politie voor de bestrijding van internationale vormen van georganiseerde criminaliteit.
Beide toekomstige landelijke eenheden zijn bijzonder in hun werkzaamheden. Maar ondanks
dat ze niet gelijk zijn aan de regionale eenheden, zijn zij wel gelijkwaardig en organisatorisch
nevengeschikt. Het is belangrijk te benadrukken dat de eenheden taken op het terrein
van het leveren van expertise, coördinatie en opsporing uitvoeren voor het hele politiekorps.
Het gehele korps is dus gebaat bij het goed functioneren van deze twee landelijke
eenheden en ik wil benadrukken dat goede samenwerking tussen alle eenheden van groot
belang is.
De bovenstaande contouren zijn voor de korpschef het vertrekpunt van waaruit de inrichting
van de twee nieuwe landelijke eenheden nader wordt uitgewerkt in het transitieplan.
Net als de commissie acht ik het van groot belang dat hierbij zowel de expertise van
de werkvloer als van andere veiligheidspartners wordt betrokken.
Overlegtafel opsporing
Voor de eenheid waarbij de landelijke opsporing wordt ondergebracht, zal ik erop toezien
dat er een overlegtafel met vertegenwoordigers van het gezag (de desbetreffende officieren
van justitie) en de politiechef van die landelijke eenheid wordt ingericht. Aan deze
tafel zal het beleid van deze landelijke eenheid op het terrein van de taakuitvoering
worden besproken. Ik bezie samen met de korpschef in afstemming met het OM als gezag
over de opsporing, op welke wijze in het transitieplan tot een voorstel gekomen kan
worden om deze overlegtafel in te richten. Waarbij sturing zo eenduidig mogelijk is
belegd en zijsturing moet worden voorkomen.
Aansluiting LOVP
Het is belangrijk dat er in het LOVP meer aandacht wordt besteed aan de strategische
doorontwikkeling van de organisatie van de landelijke eenheden vanuit oogpunt van
het politiebestel. Daarbij is van belang dat de samenwerking tussen de landelijke
en regionale eenheden ook aan bod komt, juist omdat beide nieuwe landelijke eenheden
intensief (zullen) samenwerken met de regionale eenheden. Ik zal de korpschef vragen
daaraan aandacht te besteden bij het opstellen van het transitieplan. Aan de hand
van het beheerplan zal dit jaarlijks in het LOVP worden besproken.
Zwaardere topstructuur
De commissie adviseert ook een zwaardere topstructuur voor beide eenheden. Dit advies
onderschrijf ik, maar daarbij stel ik wel de voorwaarde dat de zwaarte van de topstructuur
volgt uit de vormgeving en uitwerking van de nieuwe eenheden en de verantwoordelijkheden
die aan managers in de topstructuur worden toegekend conform het Landelijk Functiegebouw
Nederlandse Politie. Ik verzoek de korpschef hier aandacht aan te besteden in het
transitieplan.
Het is goed te benadrukken dat de benodigde aanpassingen binnen de kaders vallen van
de huidige Politiewet 2012. De opsplitsing van de LE in twee landelijke eenheden maakt
het wel noodzakelijk dat het Besluit beheer politie wordt aangepast en mogelijk ook
andere wet- en regelgeving, waarin wordt verwezen naar «de Landelijke eenheid». De
noodzakelijke omvorming van de LE dient zich te voltrekken volgens de regels die daarvoor
zijn gesteld in het Besluit algemene rechtspositie politie en het Landelijk sociaal
statuut. De nieuw te vormen eenheden dienen te worden ingericht met de functies uit
het Landelijk functiegebouw Nederlandse politie.
Uitgangspunten voor het transitieplan
Een aantal van de aanbevelingen van de commissie is gericht aan de korpschef en de
politiechef van de LE, waarbij het laten samengaan van de vorming van de nieuwe landelijke
eenheden met een verandering in werkcultuur en leiderschap een overkoepelend thema
is. In lijn met het advies van de commissie hecht ik er aan de korpschef een aantal
uitgangspunten mee te geven voor de transitie.
Werkcultuur
Een structuuroplossing is noodzakelijk, maar zorgt nog niet voor een verandering in
cultuur. Ik ben het met de commissie eens dat de nieuwe landelijke eenheden alleen
toekomstbestendig zullen zijn als gelijktijdig een cultuuromslag plaatsvindt en maatregelen
worden getroffen ten aanzien van de werkcultuur en het leiderschap. Onderdeel daarvan
is het helder en gezamenlijk formuleren van gewenst en ongewenst gedrag en het consequent
en consistent ingrijpen hierbij. Een cultuuromslag is een weerbarstig proces. Medewerkers
hebben goede (externe) ondersteuning nodig zodat zij allemaal betrokken worden en
blijven bij de omslag. Ik hecht eraan dat dit een belangrijke plek krijgt in de transitie.
Leiderschap
Daarnaast moet het leiderschap passend zijn bij de aard van het werk bij de LE, zowel
op werkinhoud als op gedrag en persoonlijkheid. Leidinggeven aan experts in met name
het heimelijke domein vraagt om een speciaal soort leiderschap, wat kan verschillen
van leiderschap elders in de politieorganisatie. Hierbij is het belangrijk dat ruimte
wordt geboden aan experts maar moet de leidinggevende ook duidelijk grenzen kunnen
stellen en medewerkers in bescherming kunnen nemen. De leiding heeft een voorbeeldrol
en speelt een essentiële rol in de cultuuromslag. Duidelijk is geworden dat het leiderschap
in de nieuwe landelijke eenheden anders dient te worden ingevuld. Daarom moet bezien
worden welke vorm van leiderschap past bij de toekomstige opgave. Hier speelt ook
de schouw van huidige leidinggevenden een rol in, waarbij de commissie het onwaarschijnlijk
acht dat alle huidige leidinggevenden passen bij de nieuwe fase. Ik vraag de korpschef
in het transitieplan expliciet aandacht te besteden aan het thema leiderschap en wat
er nodig is voor passend leiderschap dat het vak centraal stelt.
Datawarehouse
Ik ondersteun de gedachte van meer datagedreven werken. Dit past ook in de nieuwe
IV-strategie van de politie, getiteld «Sneller, simpeler en samen». Hierbij ondersteun
ik de aanbeveling van de commissie dat er uiteindelijk één datawarehouse moet komen
voor het gehele korps en verzoek ik de korpschef de vormgeving hiervan uit te werken
binnen de kaders van de IV-strategie van de organisatie en ook in het transitieplan
op te nemen.
Flexibiliteit in organisatie
De commissie geeft aan dat de buitenwereld vraagt om een organisatie die zich snel
kan aanpassen. Bezien wordt hoe de gewenste flexibiliteit in de organisatie van de
landelijke eenheden kan worden gebracht. Met hierbij ook oog voor een adequate samenwerking
met partners. Een aantal elementen uit het reeds ingezette «Politie in beweging» kan
daaraan bijdragen. Met Politie in beweging zet het korps in op het experimenteren
met een andere manier van organiseren en betere vakontwikkeling. Ook binnen de beoogde
bandbreedte op de operationele sterkte, waarbij het mogelijk is om per eenheid gedurende
maximaal drie begrotingsjaren maximaal 2% van de te realiseren operationele sterkte
niet te realiseren en de daarmee vrijvallende middelen aan te wenden voor de bekostiging
van andere uitgaven, is het mogelijk om ruimte hiervoor te vinden. Ik heb met de korpschef
afgesproken dat we, los van het traject omtrent de LE, een verkenning starten voor
het flexibeler omgaan met de organisatie, waarbij ik als Minister mijn verantwoordelijkheid
voor het beheer kan blijven dragen. Het vaststellen van de organisatie, formatie en
de verdeling van het politiebudget zijn namelijk sturingsinstrumenten die ik heb.
In overleg met de politievakorganisaties en medezeggenschap zal worden bezien hoe
deze organisatieverandering en mogelijke toekomstige aanpassingen in de organisatie
snel en zorgvuldig kunnen worden doorlopen.
Bedrijfsmatige ondersteuning
De commissie stelt dat de huidige bedrijfsmatige ondersteuning en randvoorwaarden
niet passend zijn bij de huidige en toekomstige positie van de LE(«s). Hierbij gaat
het om bedrijfsmatige ondersteuning, het politieonderwijs en HRM-regelgeving. Ik verzoek
de korpschef dit mee te nemen, ook als het gaat om de toedeling van mensen en middelen
aan de landelijke eenheden en de leiding een groter mandaat te geven, zodat er eigen
beslisruimte ontstaat de LE een snelle transitie kan doormaken.
Randvoorwaarden transitieplan
Tijd en volgordelijkheid
Mijn opdracht aan de korpschef is dat het transitieplan op hoofdlijnen eind deze zomer
kan worden besproken, opdat de commissie Schneiders hier advies over kan uitbrengen.
Ik zal dit onderwerp ook agenderen in het LOVP. Uiterlijk 1 oktober 2022 is vervolgens
een uitgewerkt plan gereed. Hierbij vind ik het belangrijk dat in dit plan rekening
wordt gehouden met het absorptievermogen van de politieorganisatie. De omvorming van
de huidige LE naar twee eenheden in combinatie met o.a. ingrepen in de werkcultuur
en het leiderschap is een grote opgave voor de politie. Bovendien moeten ook bestaande
trajecten zoals het realiseren van de benodigde capaciteit voor bewaken en beveiligen
doorgaan. Tegelijkertijd heeft iedereen nu behoefte aan duidelijkheid. Ik vraag de
korpschef ook aanbevelingen uit vorige onderzoeken (zie hiervoor ook de bijlage) zoveel
als mogelijk mee te nemen in zijn plan. Ik ga ervanuit dat de korpschef ook aangeeft
in zijn transitieplan hoeveel tijd hij nodig heeft voor het realiseren van de voorgenomen
veranderingen.
Financiën
Er is nu 20 miljoen euro6 structureel vrijgemaakt voor de LE, waaronder de opvolging van de adviezen van de
commissie. Ik heb uw Kamer destijds aangegeven dat ik bij de besteding hiervan ook
de uitkomsten van diverse rapporten, waaronder commissie Schneiders maar ook de rapporten
van de Inspectie en de rapporten-Brouwer, betrek. In de uitwerking van het transitieplan
zal helder worden aangegeven welke ambities wel en welke niet binnen de 20 miljoen
gerealiseerd kunnen worden.
Verantwoording
Het laatste element dat ik terug wil zien in het transitieplan is de wijze waarop
verantwoording zal worden afgelegd over de uitvoering ervan. Ik heb de korpschef gevraagd
een voorstel te maken op welke momenten en op welke wijze verantwoording aan mij wordt
afgelegd over de transitie, in samenhang met de monitoring door de commissie Schneiders.
Hierbij vind ik het belangrijk om overzicht te houden over de genomen maatregelen
en de voortgang hiervan, en wil ik tegelijkertijd dat er een afweging wordt gemaakt
in de toezichtslast die dit met zich meebrengt. Er is een aantal vaste verantwoordings-
en overlegmomenten per jaar die in ieder geval kunnen worden gebruikt. Ik informeer
op mijn beurt uw Kamer middels de halfjaarberichten politie over de voortgang van
de genomen maatregelen, en zoveel vaker als hier aanleiding toe is.
Monitoring door commissie Schneiders
Met het eindrapport van de commissie en de transitie van de LE gaan we een nieuwe
fase in. Ik heb de commissie Schneiders verzocht de veranderingen die met het transitieplan
worden bewerkstelligd te blijven monitoren. Ik hecht er daarbij aan te benadrukken
dat dit de rol van de Inspectie van Justitie en Veiligheid onverlet laat. Ik zal de
adviezen die de commissie mij geeft betrekken in mijn gesprekken met de korpschef
en mijn verantwoording aan uw Kamer. Ook bied ik uw Kamer dit najaar graag een technische
briefing aan waarbij de korpsleiding een toelichting geeft op het transitieplan.
De nieuwe opdracht aan de commissie Schneiders is het adviseren over de kwaliteit
en haalbaarheid van het transitieplan en de daarin opgenomen tijdlijnen en het monitoren
van de uitvoering van het transitieplan inclusief een viermaandelijkse rapportage.
Het lid Van der Werf (D66) (Kamerstuk 29 628, nr. 1087) heeft mij bij motie verzocht aan te geven op welke wijze de commissie de monitoring
vorm zal geven. De bevoegdheden van de commissie houden in dat de commissie toegang
heeft tot alle voor haar taak benodigde informatie en mensen. Zij kan hierbij gevraagd
en ongevraagd advies uitbrengen. Hierbij wordt personeelszorg, zoals ook besproken
met uw Kamer, uitdrukkelijk meegenomen.
De commissie heeft in dit verband de volgende taken:
– Adviseren over de kwaliteit en haalbaarheid van het transitieplan, inclusief tijdlijnen;
– Spreken met belanghebbenden en dienen als klankbord voor de eenheids- en korpsleiding
gedurende de transitie;
– Rapporteren door middel van een formele rapportageverplichting elke vier maanden,
en daarnaast wanneer de commissie dat nodig acht;
– Actief contact houden met de werkvloer zodat zicht wordt gehouden op de op de werkvloer
zichtbare voortgang en het beeld dat de werkvloer heeft over de transitie.
De wijze waarop de commissie contact houdt met de werkvloer, wordt later uitgewerkt
(groepsgesprekken is een mogelijkheid, net als het betrekken van OR en COR).
Reactie op brief IJenV
Op 27 mei 2022 heeft de Inspectie van Justitie en Veiligheid (IJenV) een brief verzonden
aan uw Kamer over 10 jaar toezicht op de politieorganisatie7. Zij schrijft hierin over diverse signalen over mogelijke misstanden bij de LE van
de politie. Dat was de aanleiding om onderzoeken uit te voeren bij de DLIO, CTER en
DSO. Waar de IJenV begint met een schets van de historie van de politie, vind ik het
goed om ook nog kort stil te staan bij de historie van de LE.
Een deel van de huidige problematiek is namelijk terug te voeren naar de periode van
de vorming van de Nationale Politie. Er moest in een kort tijdsbestek heel veel, heel
snel. Veel aandacht is daarbij uitgegaan naar de vorming van de regionale eenheden,
de centralisering van de bedrijfsvoering, de verhouding centraal-decentraal en de
relatie met het gezag. De vorming van de Nationale Politie heeft ook een forse impact
gehad op de organisatie van de politie en dus ook op de sturing op de politie. De
vorming van de LE, die in grote lijnen voortkomt uit het Korps Landelijke Politiediensten
(KLPD) uit het regionale politiebestel, heeft daarmee in vergelijking veel minder
aandacht gehad. De gevolgen hiervan, in combinatie met maatschappelijke ontwikkelingen
en ontwikkelingen in de criminaliteit, hebben mede geleid tot de situatie waarin de
LE nu verkeert.
Ik heb er vertrouwen in dat door de omvorming van de LE in twee landelijke eenheden
alsmede door het creëren van een overlegtafel en de aansluiting op het LOVP er meer
sturing en focus mogelijk gaan zijn. Dit versterkt ook de checks and balances waar de IJenV aan refereert in haar brief. De aanbevelingen aan het adres van de
korpschef worden zoals gezegd meegenomen in het transitieplan, waarmee ook de interne
waarborgen worden versterkt.
Tot slot
Het is lang onrustig geweest omtrent de LE en daar wil ik in mijn afsluitende alinea
aandacht aan besteden. Want natuurlijk moeten de fouten, pijnpunten en problemen naar
boven komen, worden benoemd en zoveel mogelijk worden opgelost (en in de toekomst
het liefst worden voorkomen). Daarom vind ik het ook belangrijk dat er extern onderzoek
is gedaan naar de suïcides bij de Dienst Specialistische Operaties door de commissie
Brouwer. Tijdens mijn werkbezoeken zie ik ook wat de huidige situatie met politiemensen
doet, en zie ik ook dat zij zich ondanks alles elke dag weer inzetten voor de veiligheid
van ons land. Door de verschillende onderzoeken kan het beeld zijn ontstaan van een
niet-functionerende eenheid, maar dit beeld is niet correct. Het onderzoek ten behoeve van het
Marengo-proces, EncroChat, aanhoudingen door de DSI, het onderzoek naar MH17: het
zijn allemaal voorbeelden van successen die in de belangrijke mate aan de LE kunnen
worden toegeschreven, en die ook haar potentie en meerwaarde laten zien.
Uw Kamer mag van mij verwachten dat ik intensief betrokken ben en blijf bij de transitie
van de huidige LE naar twee nieuwe landelijke eenheden. De politie mag van mij verwachten
dat ik mij inzet om de nodige rust te brengen, zodat zij haar volle aandacht kan geven
aan de transitie, de politiemensen en het politiewerk. Dit is ook een van de aanbevelingen
die de IJenV doet in haar overkoepelend beeld: de politie voldoende tijd en gelegenheid
bieden om de doorontwikkeling zorgvuldig door te voeren. De korpsleiding staat voor
een grote klus en ik steun hen hierin. Samen werken wij aan een slagvaardige en veilige
politieorganisatie, zodat alle politiemensen in een gezond werkklimaat hun belangrijke
werk kunnen doen voor de veiligheid van Nederland.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Bijlage: Onderzoeken tot nu toe en lopende onderzoeken
Datum
Instantie
Onderwerp
Kamerstuk
14 september 2020
KPMG
Cultuuronderzoek Dienst Landelijke Informatieorganisatie
Kamerstuk 29 628, nr. 992
28 januari 2021
Inspectie Justitie en Veiligheid
Onderzoek naar de taakuitvoering van de Landelijke Eenheid. Deelonderzoek 1: Dienst
Landelijke Informatie
Kamerstuk 29 628, nr. 997
april 2021
Rijksrecherche
Vaststellen doodsoorzaak medewerker team Werken Onder Dekmantel van de Dienst Specialistische
Operaties
Onderzoek niet openbaar.
Zie: Kamerstuk 29 628, nr. 1065
17 november 2021
Commissie Brouwer
Feiten en omstandigheden van het overlijden van een medewerker van het team Werken
Onder Dekmantel van de Dienst Specialistische Operaties in april 2021 en de werkwijze
van het team Werken Onder Dekmantel
Kamerstuk 29 628, nr. 1050
2 december 2021
Inspectie Justitie en Veiligheid
Onderzoek naar de taakuitvoering van de Landelijke Eenheid. Deelonderzoek 2: het cluster
Contraterrorisme, Extremisme en Radicalisering
Kamerstuk 29 628, nr. 1053
(bijlage bij het tweede halfjaarbericht politie 2021)
25 januari 2022
Inspectie Justitie en Veiligheid
Onderzoek naar de taakuitvoering van de Landelijke Eenheid. Deelonderzoek 3: Dienst
Specialistische Operaties, afdeling Afgeschermde Operaties
Kamerstuk 29 628, nr. 1055
25 januari 2022
Politie en Openbaar Ministerie
Feitenonderzoek naar gebeurtenissen bij het Team Criminele Inlichtingen in 2015 en
2019
Onderzoek niet openbaar.
Kamerstuk 29 628, nrs. 1013 en 1055
4 april 2022
Commissie Schneiders
Tussenadvies over de Landelijke Eenheid
Kamerstuk 29 628, nr. 1076
10 mei 2022
Commissie Brouwer
Onderzoek naar de suïcide van een medewerker van de Dienst Specialistische Operaties
in augustus 2021
Kamerstuk 29 628, nr. 1079
27 mei 2022
Inspectie Justitie en Veiligheid
Overkoepelend beeld van tien jaar toezicht op de politieorganisatie
Kamerstuk 29 628, nr. 1096
Juni 2022
Commissie Schneiders
Eindadvies over de Landelijke Eenheid
Huidige Kamerbrief
Volgt
Commissie Brouwer
Onderzoek naar de suïcide van een medewerker van de Dienst Specialistische Operaties
in december 2019, rode draden onderzoeken naar suïcides.
n.t.b.
Volgt
Commissie Sorgdrager
Onderzoek en advies over het stelsel van waarborgen in het heimelijk domein
n.t.b.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.