Brief regering : Buitengebruikstelling van voertuigen
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 723
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 juni 2022
Op 13 mei 2020 bood ik uw Kamer het WODC-rapport Het innen van verkeersboetes op basis van de Wahv met mijn beleidsreactie aan (Kamerstuk 29 279, nr. 593). Hierbij zegde ik toe de dwangmiddelen inname van het rijbewijs (IVR) en de buitengebruikstelling
van het voertuig (BGS) tegen het licht te houden en te verkennen hoe deze effectiever
en efficiënter kunnen worden ingezet. In deze brief zet ik de resultaten daarvan uiteen.
Snel, zeker én persoonsgericht
Dag in, dag uit begeven miljoenen burgers zich in het verkeer. Bijvoorbeeld om met
de auto naar het werk te gaan, met de fiets een kind van school te halen, of om ’s
avonds een wandeling te maken. Deelname aan het verkeer is onlosmakelijk verbonden
met ons leven. Voor ieders veiligheid is het van groot belang dat we hierbij oog hebben
voor elkaar en ons aan de verkeersregels houden. Indien deze regels worden overtreden,
kunnen daar consequenties aan worden verbonden, zoals het opleggen van verkeersboetes.
Dat kan herhaling van overtredingen helpen voorkomen en daarmee bijdragen aan het
vergroten van de verkeersveiligheid.
Jaarlijks worden ongeveer acht miljoen verkeersboetes opgelegd. Gelet op dit omvangrijke
aantal dient de tenuitvoerlegging ervan zo efficiënt mogelijk te gebeuren, bijvoorbeeld
door werkprocessen slim in te richten en burgers te faciliteren bij het betalen van
hun boetes. Voor een optimaal effect van de boetes is het bovendien van belang dat
ze snel en zeker ten uitvoer worden gelegd. Omdat een snelle tenuitvoerlegging tegelijk
ook zorgt voor verhoogde efficiëntie snijdt het mes zo aan twee kanten.
Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) geeft hieraan invulling door erop in
te zetten dat burgers zo vroeg mogelijk in het inningstraject hun verkeersboetes (kunnen)
betalen. Ontwikkelingen in de dienstverlening maken het betalen ook steeds gemakkelijker
voor burgers. Digitalisering, ook in het betaalgemak, en heldere en proactieve communicatie
dragen hieraan bij. Toepassing van meer ingrijpende en duurdere dwangmiddelen wordt
zo voorkomen. We zien dat dit goed gaat. Het overgrote deel van de mensen betaalt
hun boetes op tijd, en wie moeite heeft met betalen kan een betalingsregeling treffen.
Maar er zijn ook burgers die niet (op tijd) betalen. Het CJIB investeert daarom in
het verder ontwikkelen van verhaal door het leggen van beslag en in het verkrijgen
van meer zicht en regie op de inzet van gerechtsdeurwaarders. Indien betaling uitblijft,
kan het CJIB uiteindelijk dwangmiddelen inzetten, waaronder IVR en BGS. De inzet van
dwangmiddelen kan nodig zijn en heeft ook een goede werking op het betaalgedrag, blijkt
uit het WODC-onderzoek. Aan de andere kant zijn deze middelen ingrijpend en ook kostbaar
voor de burger en de overheid. Dit vraagt om een goede balans bij de inzet ervan,
waarbij ook oog is voor de financiële omstandigheden van de persoon die is beboet.
Dit draagt bij aan het vertrouwen in ons boetesysteem en onderstreept daarmee het
belang van een snelle, zekere én persoonsgerichte tenuitvoerlegging.
De verkenning
De afgelopen periode heb ik met het CJIB, de politie, Domeinen Roerende Zaken (DRZ)
en de Koninklijke Marechaussee (KMar) verbetermaatregelen verkend voor IVR en BGS.
De focus heeft hierbij gelegen op het aanbrengen van verbeteringen ten aanzien van
BGS. Redenen hiervoor zijn:
1. de impact die dit dwangmiddel kan hebben op het leven van burgers en daarmee het belang
van een persoonsgerichte beoordeling,
2. de complexiteit en hoge kosten van het (werk)proces en de door betrokken ketenpartners
gevoelde urgentie om dit (ook voor burgers) efficiënter in te richten, en
3. een rapport van de Nationale ombudsman over de toepassing van BGS bij voertuigen van
derden.
Hieronder ga ik in op de drie verbeteringen die in dit licht ten aanzien van BGS zijn
aangebracht.
Tijdens de verkenning constateerde ik met de ketenpartners dat het proces van IVR
overzichtelijk is en voldoende efficiënt verloopt. Mede gelet op de beperkt beschikbare
middelen en diverse belangrijke (verander)opgaven waarmee de keten zich geconfronteerd
ziet, zie ik op dit moment geen noodzaak om ten aanzien van dit dwangmiddel maatregelen
te treffen. Wel blijf ik met de ketenpartners kijken naar een passende en gerichte
toepassing van dit dwangmiddel.
Ad 1. Persoonsgerichte beoordeling
Kort gezegd komt BGS erop neer dat het CJIB de politie en de KMar opdracht kan geven
om het voertuig van de kentekenhouder buiten gebruik te stellen voor maximaal vier
weken. Indien het verschuldigde bedrag binnen die termijn wordt betaald wordt het
voertuig teruggegeven. Wordt niet (tijdig) betaald dan eindigt de BGS en kan het voertuig
worden verkocht of vernietigd.
Vanwege de impact van dit dwangmiddel acht ik het van belang dat waar mogelijk rekening
wordt gehouden met de financiële omstandigheden van de burgers die dit kan treffen.
Dit doe ik met een nieuwe persoonsgerichte beoordeling voorafgaand aan de inzet van
BGS. Als bij het CJIB bekend is dat de betrokkene (aantoonbaar) niet kan betalen wordt
BGS op dat moment niet ingezet. De inzet treft immers geen doel als de betrokkene
wel wil, maar aantoonbaar niet kan betalen. Dat verslechtert de situatie voor zowel
de betrokkene, die dieper in de schulden kan raken, als voor de overheid die de kans
op tenuitvoerlegging van de boete kan zien afnemen.
Voor de inzet van BGS hebben het CJIB en de politie inmiddels al eerste positieve
ervaringen met een meer persoonsgerichte beoordeling opgedaan. In de praktijk betekent
dit dat het CJIB voordat het een opdracht tot BGS aan de politie verstrekt, eerst
beoordeelt of sprake is van aantoonbare betalingsonmacht.
Als blijkt dat de betrokkene betalingsonmachtig is, zet het CJIB dit middel niet in
en wordt geen opdracht tot BGS aan de politie verstrekt. In dat geval kijkt het CJIB
naar andere mogelijkheden om tot inning te komen, zoals het alsnog treffen van een
betalingsregeling. Op termijn zal worden beproefd of deze persoonsgerichte beoordeling
ook kan worden ingericht bij de inzet van IVR.
Ad 2. Nieuw ketenwerkproces BGS
Bij het uitvoeren van BGS zijn vier ketenpartners betrokken: het CJIB, de politie,
de KMar en DRZ. Het is een fysiek, complex en kostbaar proces, waarbij qua efficiëntie
veel winst kan worden behaald. Naar aanleiding van knelpunten bij de uitvoering hebben
de betrokken ketenpartners gezamenlijk een nieuw ketenwerkproces ontworpen. Dit ketenwerkproces
ziet op de daadwerkelijke uitvoering van BGS: het slepen en stallen van het voertuig
en het factureren van kosten en betalingen van de boete. De veranderingen hebben betrekking
op het anders verdelen van de (administratieve) werkzaamheden tussen de genoemde ketenpartners.
Daarbij worden nieuwe, geautomatiseerde koppelingen tussen de partners gerealiseerd
om tot een soepele en snelle afronding van BGS te komen.
In het nieuwe ketenwerkproces wordt een voertuig eerst drie dagen lokaal gestald.
Betaalt de burger de openstaande boete en sleep- en stallingskosten binnen deze tijd,
dan wordt het voertuig teruggegeven. Na deze periode van drie dagen wordt het voertuig
centraal bij DRZ gestald in Soesterberg. De burger kan vanaf dat moment zowel lokaal
bij de politie als via het Digitaal Loket bij het CJIB betalen en zijn voertuig terugkrijgen.
Het nieuwe ketenwerkproces zorgt ook voor verbeteringen in de dienstverlening. Het
CJIB fungeert daarbij nog meer dan voorheen als centraal aanspreekpunt voor de burger.
Het CJIB verstrekt informatie hoe, waar en tegen welke kosten burgers hun voertuig
kunnen terugkrijgen.
Daarnaast wordt met de verdergaande digitale ondersteuning van BGS een stap voorwaarts
gezet voor alle ketenpartners. In het nieuwe ketenwerkproces zijn de taken en verantwoordelijkheden
van de ketenpartners eenduidig belegd. Zo wordt de administratieve afhandeling en
facturering door het CJIB overgenomen van de politie en de KMar, waardoor zij meer
toekomen aan hun kerntaken. Als het voertuig is weggesleept, zijn de politie en de
KMar «klaar», in tegenstelling tot het huidige proces, waar de politie en de KMar
veel administratieve werkzaamheden verrichten. Het CJIB krijgt een verbeterde informatiepositie
ten aanzien van het proces van BGS, stalling van het voertuig en betalingen, waardoor
het als spil in het proces de rol van ketenregisseur beter kan vervullen.
Met de implementatie van het nieuwe ketenwerkproces BGS realiseren de ketenpartners
een efficiëntere, uniforme en landelijke werkwijze van dit belangrijke dwangmiddel.
Zowel voor de betrokken ketenpartners als voor de burger betekent dit nieuwe proces
een aanzienlijke verbetering.
Ad 3. Het toepassen van BGS op voertuigen van derden
Het komt regelmatig voor dat een persoon die boetes heeft openstaan op het eigen kenteken,
met toestemming in de auto van een derde rijdt. Deze derde loopt in sommige gevallen
dus het risico dat zijn of haar voertuig buiten gebruik wordt gesteld. Dit is ingrijpend,
maar behoort tot een van de risico’s van kentekenaansprakelijkheid bij het ter beschikking
stellen van een voertuig.
De Nationale ombudsman heeft in zijn rapport Buitengebruikstelling van een voertuig van een derde aandacht gevraagd voor de toepassing van BGS van een voertuig van een derde.1 Dit rapport is op 1 juni 2021 aangeboden aan mijn ambtsvoorganger, de politie en
het CJIB. De aanbevelingen in het rapport zijn zeer behulpzaam geweest bij het verbeteren
van dit proces voor de burger.
Op basis van de conclusies in het rapport van de Nationale ombudsman hebben bovengenoemde
partijen een werkwijze afgesproken en ingevoerd, waarbij BGS kan worden gestopt als
dit onevenredig nadelig uitpakt voor de kentekenhouder die zijn auto ter beschikking
heeft gesteld aan degene met een boete op zijn naam (en waarvoor een opdracht tot
BGS is verstuurd aan de politie). Dit is bijvoorbeeld het geval als wordt aangetoond
dat het voertuig onmisbaar is voor de mantelzorg van een ziek familielid.
Zo zet ik samen met het CJIB, politie en KMar een passende stap in de dienstverlening
aan burgers om de BGS van een voertuig van een derde rechtmatig en behoorlijk toe
te passen.
Tot slot
De afgelopen periode zijn samen met de ketenpartners drie belangrijke stappen gezet
ten aanzien van de toepassing van het dwangmiddel BGS. Deze stappen moeten leiden
tot een toekomstbestendige verbetering van de tenuitvoerlegging van dit dwangmiddel.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming