Brief regering : Voortgang van de modernisering van het ondernemingsrecht
29 752 Modernisering van het ondernemingsrecht
Nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2022
Eind 2018 en medio 2020 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer voor het laatst bericht
over de voortgang van de modernisering van het ondernemingsrecht.1 Ter opvolging van deze brieven informeer ik uw Kamer graag over de laatste stand
van zaken van de verschillende geplande en lopende wetgevingstrajecten op het terrein
van het ondernemingsrecht.
Het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) ambieert versterking van het bedrijfsleven en van het vestigingsklimaat. Hiertoe
is een goed functionerend ondernemingsrecht essentieel. Dat draagt immers bij aan
de economische ontwikkeling van Nederland, door te voorzien in duidelijke juridische
kaders waarbinnen ondernemingen efficiënt opgericht en gedreven kunnen worden. Het
gaat in het ondernemingsrecht niet alleen om winstmaximalisatie door de onderneming.
In Nederland kennen we het zogenaamde Rijnlandse model, waarin langetermijnwaardecreatie
centraal staat en belangen van betrokkenen bij het beleid van de onderneming worden
meegewogen. Door het ondernemingsrecht actueel te houden en verbeteringen door te
voeren en aandacht te hebben voor de maatschappelijke positie van ondernemingen, behouden
en versterken we de positie van ons bedrijfsleven in Nederland en in de wereld. Ook
burgers profiteren hiervan, in termen van werkgelegenheid en goede toegang tot goederen
en diensten. Tegen deze achtergrond ga ik in het bijzonder in op de volgende onderwerpen:
(1) modernisering van het NV-recht;
(2) modernisering van het recht van personenvennootschappen;
(3) verbetering van de mogelijkheden voor rechtspersonen om een digitale algemene vergadering
te houden;
(4) de maatschappelijke rol van ondernemingen; en
(5) de stand van zaken van enkele andere lopende wetgevingstrajecten op het terrein van
het ondernemingsrecht.
(1) Modernisering van het NV-recht
Als onderdeel van het actueel houden van het ondernemingsrecht, wil ik deze kabinetsperiode
concrete stappen zetten om het NV-recht te moderniseren. Ik vind het wenselijk om
in de praktijk gesignaleerde knelpunten weg te nemen en om waar mogelijk praktische
verbeteringen door te voeren. Een succesvol eerder voorbeeld hiervan is de Wet vereenvoudiging
en flexibilisering van het BV-recht die op 1 oktober 2012 in werking is getreden.2 Achterliggende reden van deze wet was het terugdringen van administratieve lasten
en nalevingskosten voor bedrijven en het verruimen van mogelijkheden voor aandeelhouders
om hun onderlinge verhoudingen te regelen. In 2013 heeft de Commissie vennootschapsrecht
geadviseerd om het NV-recht op soortgelijke wijze als het BV-recht te flexibiliseren,
mede om de consistentie tussen de NV en de BV te waarborgen. Het NV-recht is – behoudens
Europese ontwikkelingen – inmiddels al enige jaren relatief stabiel. De praktijk en
het recht in andere (Europese) landen heeft echter niet stil gestaan.
Gelet op het technische karakter van het NV-recht en de noodzaak dat eventuele wijzigingen
van ons ondernemingsrecht aansluiten bij de behoeften uit de praktijk en – niet onbelangrijk
– ook goed uitvoerbaar zijn, wil ik als eerstvolgende stap een expertgroep met praktijkjuristen
en wetenschappers vragen de modernisering van het NV-recht te onderzoeken en concrete
voorstellen voor verbetering te doen. Ik verwacht voor het einde van dit kalenderjaar
uw Kamer verder te kunnen informeren over de voortgang van het werk van de expertgroep.
Daarbij zal ik uw Kamer op de hoogte brengen van de samenstelling van de expertgroep
en eventuele (deel)adviezen van de groep toesturen. Bij de modernisering van het NV-recht
betrek ik, overeenkomstig de toezegging van mijn ambtsvoorganger, ook door uw Kamer
geagendeerde onderwerpen: het opnieuw beperken van financiële prikkels voor bestuurders
bij overnames en de vraag of er behoefte is aan een regeling over loyaliteitsaandelen.3 Tevens zal worden gekeken naar de mogelijkheid om enkele technische onvolkomenheden
op het terrein van het jaarrekeningenrecht weg te nemen. Tot slot zal aandacht zijn
voor de ruimte die het BW thans biedt voor beursgenoteerde BV’s om toe te treden tot
de gereglementeerde markt, naar aanleiding van de wetgevingsbrief van de AFM en de
reactie hierop door de Minister van Financiën.4
(2) De modernisering van het recht van personenvennootschappen
Het midden-en kleinbedrijf (MKB) is voor het kabinet belangrijk. Voor onder meer startups,
beroepsbeoefenaren en het MKB zijn de rechtsvorm van maatschap, vennootschap onder
firma (VOF) en de commanditaire vennootschap laagdrempelig en veelgebruikt. De huidige
regeling dateert grotendeels uit de 19e eeuw en voldoet niet meer aan de behoefte in de praktijk door de maatschappelijke
ontwikkelingen. Verder bevat de huidige regeling de nodige onduidelijkheden en is
het wettelijk kader weinig toegankelijk voor de praktijk. Daarom is het nodig om te
komen tot een nieuw en modern wettelijk kader voor personenvennootschappen. Het wetsvoorstel
modernisering personenvennootschappen faciliteert ondernemers en beroepsbeoefenaars
bij het starten, voortzetten en beëindigen van hun activiteiten, door te voorzien
in een nieuw modern wettelijk kader voor personenvennootschappen. Naar aanleiding
van de consultatie in 2019 is het voorstel gewijzigd en geactualiseerd. Mijn volgende
stap is het opnieuw in consultatie brengen van dit voorstel, om de inhoudelijke wijzigingen
bij de praktijk te toetsen. Daarbij worden in afstemming met de Staatssecretaris van
Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst ook de fiscale flankerende maatregelen
geconsulteerd. Het uitgangspunt hierbij is dat deze fiscale flankerende maatregelen
zo min mogelijk inbreuk maken op de huidige fiscale behandeling van personenvennootschappen
en ondersteunend zijn aan de voorgestelde civielrechtelijke wijzigingen.
(3) Versterking van de mogelijkheden voor rechtspersonen om digitaal te vergaderen
Er blijkt in de praktijk behoefte te bestaan aan het permanent mogelijk maken van
digitaal vergaderen, in aanvulling op de mogelijkheden tot digitaal vergaderen die
de Tijdelijke wet covid-19 Justitie en Veiligheid momenteel biedt in verband met de
uitbraak van COVID-19.5 Zowel de grote multinational die een onderneming drijft in de vorm van een NV, als
de MKB-er met zijn eigen BV, als een Vereniging van Eigenaars (VvE), als een lokale
sportvereniging kan baat hebben bij een digitale vergadering. Het digitaal vergaderen
kan vanwege de laagdrempeligheid gemakkelijker worden georganiseerd en ervoor zorgen
dat de aandeelhouders respectievelijk de leden beter betrokken worden bij de organisatie.
Denk bijvoorbeeld aan aandeelhouders of leden die zich in het buitenland bevinden
of aandeelhouders of leden die slechts gedeeltelijk bij een vergadering aanwezig kunnen
zijn. Daar waar zij zich bij een fysieke vergadering mogelijk zouden afmelden, kunnen
zij langs digitale weg alsnog deelnemen. Verder zorgt digitaal vergaderen voor een
besparing op het huren van een externe vergaderruimte, van reistijd, reiskosten en
een vermindering van het aantal reisbewegingen; het is daarmee een tijd- en kostenefficiënt
en duurzaam alternatief. Door de mogelijkheid van digitaal vergaderen blijft het Nederlandse
ondernemingsrecht bovendien flexibel, concurrerend en bij de tijd. Ik ben mij ervan
bewust dat niet elke rechtspersoon behoefte heeft aan digitaal vergaderen. Digitaal
vergaderen heeft immers ook nadelen: het kan bijvoorbeeld als afstandelijk worden
ervaren of de interactie tussen bestuur en leden komt soms niet goed uit de verf.
De voor-en nadelen tegen elkaar afwegend, zie ik mogelijkheden om te komen tot een
gebalanceerde regeling die digitaal vergaderen voor rechtspersonen faciliteert. Uitgangspunt
voor mij is brede toepassing van de digitale vergadering, voor de BV, NV, coöperaties,
onderlinge waarborgmaatschappijen, verenigingen en VvE’s als bedoeld in Boek 5, titel 9
van het Burgerlijk Wetboek. Ik wil ruimte bieden voor de individuele behoeften van
rechtspersonen en de hiervoor gesignaleerde nadelen zoveel mogelijk ondervangen in
de inrichting en vormgeving van de regeling. Op de nadere invulling van de genoemde
uitgangspunten kom ik in een conceptwetsvoorstel terug. Mijn streven is om voor het
einde van het kalenderjaar een voorontwerp in (internet)consultatie te brengen.
(4) De maatschappelijke rol van ondernemingen
Hiernaast worden er deze kabinetsperiode ook belangrijke stappen gezet om ondernemingen
rekening te laten houden met maatschappelijke belangen, zoals zorg voor het milieu,
arbeidsomstandigheden en respect voor mensenrechten. Recent zijn op dit terrein twee
richtlijnvoorstellen uitgebracht door de Europese Commissie. Het gaat om het in april
2021 verschenen richtlijnvoorstel voor een duurzaamheidsrapportage en het in februari
van dit jaar verschenen richtlijnvoorstel voor een gepaste zorgvuldigheidsverplichting.
Het eerste voorstel legt, kort gezegd, een verplichting op aan bepaalde ondernemingen
om jaarlijks te rapporteren over ecologische (milieu) aspecten, sociale en werkgelegenheidszaken,
eerbiediging van de mensenrechten, en bestrijding van corruptie en van omkoping (de
duurzaamheidsfactoren). Het tweede voorstel bevat een verplichting voor ondernemingen
om gepaste zorgvuldigheid toe te passen, ofwel negatieve gevolgen voor mens en milieu
te identificeren, mitigeren, stoppen, voorkomen en daarover verantwoording af te leggen.
Het kabinet steunt deze ontwikkelingen, zoals uiteengezet in de aan uw Kamer aangeboden
BNC-fiches6, en streeft naar een ambitieus akkoord op deze terreinen. Daarmee wordt een belangrijke
bijdrage geleverd aan duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Niet alleen
in Nederland, maar ook binnen de hele Europese Unie. Zodra de onderhandelingen zijn
afgerond en de richtlijnen zijn vastgesteld, wil ik samen met mijn ambtgenoten van
Buitenlandse Zaken, Financiën en Economische Zaken voortvarend aan de slag met de
uitwerking van deze richtlijnen in ons nationale recht.
(5) Stand van zaken van enkele andere lopende trajecten op het terrein van het ondernemingsrecht
Tot slot informeer ik uw Kamer graag over een aantal voorstellen op het terrein van
het ondernemingsrecht die nog in verschillende fasen van voorbereiding zijn. Allereerst
het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn grensoverschrijdende omzettingen,
fusies en splitsingen. Met deze richtlijn wordt het voor bedrijven gemakkelijker om
tot een grensoverschrijdende omzetting, fusie of splitsing binnen de EU te komen.
Tegelijkertijd worden de rechten van aandeelhouders, schuldeisers en werknemers van
de betrokken bedrijven versterkt. Ik streef ernaar deze zomer het wetsvoorstel voor
advies aan de Raad van State te zenden.
Verder is al enige tijd in voorbereiding een regeling om de regeling voor enquêteprocedure
te verduidelijken en de geschillenregeling te verbeteren. In iedere vennootschap kunnen
verschillen van inzicht ontstaan over het te volgen beleid en de gang van zaken. Soms
leiden deze verschillen van inzicht tot een geschil tussen aandeelhouders. Daarom
is het nodig om te voorzien in een snelle en efficiënte toegang tot de rechter voor
het geval aandeelhouders het geschil niet in onderling overleg kunnen beslechten.
Daarin voorzien de hiervoor genoemde procedures. Het wetsvoorstel beoogt de geschillenregelingprocedure
effectiever te maken en de voorwaarden die gelden voor de toegang tot de enquêteprocedure
voor aandeelhouders en certificaathouders te verduidelijken. Met beide maatregelen
wordt voorzien in een behoefte van de praktijk. Het is mijn streven om voor het einde
van dit kalenderjaar het wetsvoorstel waarin deze maatregelen zijn opgenomen voor
advies aanhangig te maken bij de Raad van State.
Volledigheidshalve meld ik nog dat het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek en de Wet op het notarisambt in verband met de implementatie van
Richtlijn (EU) 2019/1151 van het Europees parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot
wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 met betrekking tot het gebruik van digitale
instrumenten en processen in het kader van het vennootschapsrecht (PbEU 2019, L 186)
thans aanhangig is in uw Kamer, in de fase van schriftelijke voorbereiding. Dit voorstel
maakt het mogelijk om volledig langs digitale weg een besloten vennootschap op te
richten.
Ten slotte heeft de Raad van State recent geadviseerd over het wetsvoorstel dat voorziet
in transparantie over de vraag waar grote ondernemingen hun belastingen betalen, ter
omzetting van de Europese richtlijn (EU) 2021/2101 openbaarmaking winstbelasting.
Ik voorzie dat dit voorstel rond de zomer bij uw Kamer wordt ingediend.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Indieners
-
Indiener
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.