Brief regering : Stand van de uitvoering: het versterken van de publieke dienstverlening
29 362 Modernisering van de overheid
Nr. 307
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2022
In de kabinetsreactie op het rapport Werk aan Uitvoering1 is de toezegging aan uw Kamer gedaan over het opstellen van een «Stand van de Uitvoering»
om de aandacht voor de uitvoering structureel te versterken en de voortgang op de
verschillende domeinen van de uitvoering te kunnen volgen. Ook de kabinetsreactie
op het rapport Ongekend Onrecht2 en het rapport van de Tijdelijke Commissie Uitvoeringsorganisaties van uw Kamer3 hebben het belang van aandacht voor de uitvoering en dienstverlening onderstreept.
Ik deel deze urgentie en bied u met deze brief dan ook de eerste Stand van de Uitvoering
op het domein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aan.
VWS heeft organisaties die verschillende soorten taken uitvoeren op afstand van het
ministerie. Zij zijn de oren en ogen van het ministerie in het veld: het zorgveld,
maar bijvoorbeeld ook in de sport. Deze organisaties zijn van groot belang voor het
VWS-beleid: als uitvoerder, toezichthouder, adviseur of kennisinstelling. Het betreft
een twintigtal organisaties met een grote diversiteit aan taken en posities. Voor
deze eerste Stand waren vier organisaties direct enthousiast om bij te dragen. Zij
hebben alle vier rechtstreeks contact met burgers of instellingen. Voor komende jaren
bekijk ik of een uitbreiding van organisaties wenselijk is, zodat we meer facetten
van het zorg- en sportlandschap mee kunnen nemen.
Ik heb aan de volgende organisaties gevraagd om afzonderlijk een «Stand van de Uitvoering»
op te stellen:
– Het CAK is een zelfstandig bestuursorgaan en verantwoordelijk voor het vaststellen
en innen van de eigen bijdrage voor maatschappelijke ondersteuning, verblijf in een
zorginstelling of een persoonsgebonden budget. Het CAK doet dit op grond van de Wet
langdurige zorg (Wlz) en op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Ook verricht het CAK betalingen aan zorgaanbieders op grond van de Wlz. Daarnaast
voert het CAK regelingen uit voor mensen die anders buiten het Nederlandse zorgstelsel
vallen, zoals regelingen voor onverzekerden en burgers met een premieachterstand.
– Het CIBG is een agentschap en biedt burgers, professionals en organisaties data en
informatie over zorg en welzijn. Het CIBG geeft inzicht in: wie is wie, wie kan wat
en wie mag wat bij taken zoals het Donor-, BIG- en UZI-register. Aanvullend op deze
registertaken houdt het CIBG zich ook bezig met knooppunten. Knooppunten zorgen ervoor
dat gegevens uit verschillende registers worden gekoppeld, waardoor er mogelijkheden
ontstaan om deze data te analyseren. Een voorbeeld hiervan is het Landelijk Register
Zorgaanbieders (LRZa), dat burgers kunnen raadplegen om informatie te zoeken over
hun zorgaanbieder.
– Het CIZ is een zelfstandig bestuursorgaan en stelt indicaties voor de Wet langdurige
zorg (Wlz) en de Wet zorg en dwang (Wzd).
– De Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) is een uitvoerende dienst
en een expertisecentrum op het gebied van subsidies en is verantwoordelijk voor de
uitvoering van meer dan honderd subsidieregelingen van mijn ministerie en het Ministerie
van OCW.
In hun Standen van de Uitvoering bieden deze organisaties het kabinet en het parlement
verdiepend inzicht in de uitvoering van hun taken, mogelijke dilemma’s en eventuele
knelpunten die zij ervaren in de uitvoering van hun taken.4
Als verantwoordelijk Minister schets ik in deze brief de rode draden die ik heb geïdentificeerd
in deze rapportages. Tevens kom ik met deze brief tegemoet aan de toezegging te rapporteren
over de uitkomst van de inventarisatie van hardvochtigheden in wet- en regelgeving
op mijn beleidsterrein.
Rode draden van de rapportages
Uit de «Stand van de Uitvoering» van het CAK, CIBG, CIZ en DUS-I heb ik een aantal
rode draden geïdentificeerd van activiteiten, signalen en ervaren knelpunten in de
uitvoering. De rode draden hebben betrekking op het contact met burgers, het organiseren
van maatwerk in de praktijk, de gevolgen van de coronapandemie, domeinoverstijgende
samenwerking en afhankelijkheden in de keten, (Rijksbrede) gegevensuitwisseling in
de keten en tot slot politieke wensen of beleidsvoornemens met onvoldoende aandacht
voor de uitvoering. Ik ga hieronder nader in op elke van deze rode draden en geef
een eerste reactie hierop.
Contact met burgers
Alle organisaties helpen de burger, zorgverlener of instelling zo goed mogelijk en
bekijken manieren om die dienstverlening verder te verbeteren. Het CIBG en DUS-I investeren
in het contact met burgers, instellingen en bedrijven door regelmatig te toetsen hoe
de dienstverlening wordt ervaren en te bepalen hoe de dienstverlening verbeterd kan
worden. Beide organisaties organiseren persoonlijke spreekuren of webinars om aanvragers
van dienst te zijn. Met een uitbreiding en professionalisering van het eigen klantcontactcentrum
wordt door beide organisaties ook geïnvesteerd in het beter herkennen en benutten
van klantsignalen. Deze signalen worden meegenomen ter verbetering van interne werkprocessen
en de publieke dienstverlening in het geheel. Deze benadering is sterk gekoppeld aan
het organiseren van maatwerk in de praktijk (de volgende rode draad).
Het CIZ informeert burgers bij hun aanvraag zo goed mogelijk over de mogelijke effecten
van hun aanvraag, zoals de verandering in de te betalen eigen bijdrage en voert regulier
klanttevredenheidsonderzoek uit, waarbij zij gemiddeld een 8,2 scoren. Het CAK biedt
persoonlijk contact voor mensen die dat nodig hebben, bijvoorbeeld bij mensen in kwetsbare
of complexe omstandigheden. Nederlanders in het buitenland kunnen bijvoorbeeld bij
het CAK terecht voor vragen en hulp bij de Buitenlandregeling voor de zorgverzekering.
Ik concludeer hieruit dat deze vier organisaties bezig zijn met het verder verbeteren
van de dienstverlening aan burgers en cliënten, op een manier die aansluit bij de
werkwijze en ontwikkeling van hun organisatie. Dit vind ik een positieve ontwikkeling.
Maatwerk in de praktijk
Het CAK, CIZ en DUS-I hebben allemaal interne werkvormen ontworpen ter facilitering
van meer maatwerk in de praktijk. De inzet van deze organisaties is dat er geleerd
wordt van de casuïstiek van de dagelijkse uitvoeringspraktijk. DUS-I heeft eind 2021
een Atelier Menselijke Maat ingericht, bedoeld voor dossiers waar het schuurt en knelt.
Het atelier kent een multidisciplinaire samenstelling (uitgangspunt: the whole system in the room) ter behandeling van ingewikkelde of vastgelopen dossiers. In 2022 wordt dit atelier
doorontwikkeld en geïmplementeerd in het uitvoeringsproces. Het CAK heeft een Commissie
Bijzonder Maatwerk die casuïstiek behandelt van burgers waarvoor de standaard dienstverlening
geen oplossing biedt of waar de regels zodanig knellen dat burgers hierdoor in de
problemen komen. Behandeling in de commissie kan ook leiden tot structurele aanpassing
van werkprocessen of tot het signaleren van knelpunten. Ook het CIZ stimuleert en
faciliteert dialoog tussen medewerkers over de betekenis van ambtelijk vakmanschap,
waarbij werken vanuit de bedoeling en ruimte voor maatwerk centraal staan. Deze voorbeelden
laten zien dat er in de uitvoering soms sprake kan zijn van hardvochtigheid of een
spanningsveld tussen een rechtmatige uitvoering van regels en een uitvoering die door
burgers als rechtvaardig wordt ervaren. Het is positief dat deze uitvoeringsorganisaties
hier initiatieven op ontplooien.
Domeinoverstijgende samenwerking en afhankelijkheden in de keten
Het CAK, CIBG en het CIZ benoemen domeinoverstijgende samenwerking als aandachtspunt
voor de uitvoering, met nadruk op het soms niet volledig of goed kunnen uitvoeren
van een taak vanwege afhankelijkheden in de keten. In andere gevallen kunnen burgers
niet direct geholpen worden, omdat het voor hen niet duidelijk is bij welk «loket»
zij zich moeten melden op het moment dat zij zorg nodig hebben. Het CIZ beschrijft
bijvoorbeeld dat sommige burgers een aanvraag doen bij het CIZ, terwijl de burger
eigenlijk een aanvraag voor zorg of ondersteuning zou moeten doen bij de gemeente
of de zorgverzekeraar. Er is ook sprake van het tegenovergestelde: sommige gemeenten
verwijzen burgers die een Wmo-aanvraag doen in eerste instantie naar het CIZ, omdat
gemeenten stellen dat zij eerst een afwijzing nodig hebben voor de Wlz om in aanmerking
te komen voor ondersteuning vanuit de Wmo.
VWS herkent het signaal dat mensen niet altijd weten waar zij moeten zijn met een
zorgvraag. Het verbeteren van informatievoorziening vraagt continue aandacht van de
betrokken partijen en ook van mijn ministerie. Met het CIZ is afgesproken dat dit
soort signalen met VWS worden gedeeld, zodat VWS hierover in gesprek kan gaan met
betrokken partijen.
Daarnaast heeft mijn ministerie, om mensen verder te helpen als zij niet weten waar
zij moeten zijn met een zorgvraag, een digitale wegwijzer (www.regelhulp.nl) ingericht en een onafhankelijk informatie- en adviespunt: Het Juiste Loket (bereikbaar
via meldpunt@juisteloket.nl en 030-789 7878). Voor zeer complexe zorgvragen is VWS
zelf laagdrempelig bereikbaar om actief mee te denken én van deze signalen te leren.5
Het CAK vraagt aandacht voor «stapeling» van wetten en beleidsvoornemens en de eventuele
domeinoverstijgende gevolgen hiervan voor de uitvoering. Dat betekent dat een nieuwe
taak voor een uitvoeringsorganisatie in de zorg snel gevolgen kan hebben voor andere
organisaties in het zorglandschap. Als er bijvoorbeeld een gewijzigde of nieuwe eigen
bijdrage voor de Wmo wordt ingevoerd heeft dit ook gevolgen voor de zorgaanbieder
en de gemeente. Dit heeft de aandacht van mijn ministerie.
Gevolgen van de coronapandemie
De Covid-19-pandemie heeft een beroep gedaan op iedereen werkzaam in het zorgveld,
dus ook op de uitvoeringsorganisaties van VWS. De pandemie vroeg om wendbaarheid van
de uitvoeringsorganisaties in kwestie om snel nieuwe en vaak grote regelingen uit
te voeren of nieuwe werkwijzen te hanteren. Dit vroeg daarnaast veel capaciteit en
inzet van medewerkers. In het geval van DUS-I is, mede op aandringen van uw Kamer,
gekozen voor het opzetten van regelingen die snel konden worden uitgevoerd om de zorg
te ondersteunen. Dit zorgde voor een dilemma in het afwegen tussen snelheid en zorgvuldigheid.
De uitvoerbaarheid stond voorop, waarbij ervoor is gekozen om verantwoordingsarrangementen
op een later moment uit te werken.
Het CAK heeft in de pandemie zijn dienstverlening kunnen continueren zonder verdere
impact voor de burger. Het CIZ heeft n.a.v. de maatregelen ten tijde van de coronapandemie
haar dienstverlening aangepast, door bij zijn zeer kwetsbare doelgroep het indicatieonderzoek
uit te voeren via beeldbellen in plaats van een huisbezoek.
Daarnaast heeft het thuiswerken enerzijds en de soms grote werkdruk anderzijds veel
gevraagd van de medewerkers bij niet alleen deze uitvoeringsorganisaties, maar ook
bij de andere organisaties binnen het VWS-domein en binnen het kerndepartement. Ik
heb grote waardering voor de inzet en flexibiliteit die deze organisaties – en ook
de andere organisaties binnen het VWS-domein- getoond hebben in de coronacrisistijd.
Gegevensuitwisseling
Het CAK, het CIZ en DUS-I geven aan dat er knelpunten worden ervaren met het uitwisselen
van (persoons)gegevens ten gevolge van privacywetgeving.
Zo stelt het CIZ dat de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) knelpunten
oplevert in de uitvoering en monitoring van de diverse regelingen die zij uitvoert
waar het bijvoorbeeld gaat om het uitwisselen van (persoons)gegevens met gemeenten
of de zorgverzekeraars.
DUS-I geeft aan een wettelijke basis te missen voor gegevensuitwisseling om misbruik
en oneigenlijk gebruik tegen te gaan.
Het CAK stelt dat er een wettelijke grondslag nodig is voor verdergaande Rijksbrede
gegevensdelingen om de schuldenoverlap van burgers bij verschillende uitvoeringsorganisaties
aan te kunnen pakken. Tot slot is volgens het CAK de datakwaliteit van de gegevensuitwisseling
een aandachtspunt voor de uitvoering. Het CAK merkt op dat het voor een zorgvuldige
uitvoering van zijn taken afhankelijk is van de kwaliteit van gegevens van een groot
aantal externe partijen. Als er fouten worden gemaakt of vertraging ontstaat in deze
complexe keten, dan hebben burgers daar last van. Het CAK zet hier vol op in en heeft
positieve praktijkvoorbeelden over hoe dit aangepakt kan worden. Zo heeft het CAK
in samenwerking met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Ketenbureau i-Sociaal
domein en mijn ministerie een «Ketenplan Wmo» opgesteld ter verbetering van de datakwaliteit
in de uitvoering van de Wmo.
Ik benadruk het belang van privacywetgeving als middel om de burger te beschermen.
Dit belang wordt ook door alle uitvoeringsorganisaties onderschreven. Gegevens van
burgers, en in het bijzonder als het bijzondere persoonsgegevens (zoals medische gegevens)
betreft, moeten met grote zorgvuldigheid worden behandeld en het delen van gegevens
met partijen in de keten vraagt dan ook om een zorgvuldige afweging; óók wanneer het
doel van de gegevensuitwisseling fraudebestrijding of verbetering van de dienstverlening
is.
Met het CAK, het CIZ en DUS-I zal per situatie worden bekeken welke mogelijkheden
voor gegevensuitwisseling er al zijn en of het wenselijk en noodzakelijk is om deze
uit te breiden. Hier vindt ook al ontwikkeling in plaats. Met het wetsvoorstel Verzamelwet
gegevensverwerking VWS I wordt onder meer voorgesteld het CIZ bevoegd te maken om
persoonsgegevens die het verkregen heeft bij de beoordeling van een Wzd-aanvraag,
ook te mogen verwerken voor de beoordeling van een Wlz-aanvraag. Verder wordt in dit
wetsvoorstel een verwerkingsgrondslag voorgesteld, zodat de uitvoerders van subsidieregelingen
die liggen op het terrein van mijn ministerie, zoals DUS-I, het CIZ en het CAK, persoonsgegevens
mogen verwerken. Deze Verzamelwet gegevensverwerking I ligt voor bij de Autoriteit
Persoonsgegevens ter advisering.
Politieke wensen of beleidsvoornemens
De vier uitvoeringsorganisaties geven allemaal aan dat er soms veel van hen gevraagd
wordt door de politiek. Het is daarom van groot belang dat bij politieke wensen of
grote beleidsvoornemens goed en tijdig wordt nagedacht over de gevolgen voor de uitvoering.
Ik omarm het pleidooi van de vier organisaties om bij het uitwerken van beleidsvoornemens
de uitvoering tijdig te betrekken om te beoordelen of de voorgenomen beleidswijziging
ook werkbaar en haalbaar is in de praktijk. Maar ook daarmee zijn niet alle problemen
in de uitvoering uit te sluiten. Dat laat de casus zien die het CIZ benoemt, over
de aanpassing van de Wlz, waardoor vanaf 1 januari 2021 een groep cliënten met een
psychische stoornis (ggz) aanspraak op zorg uit de Wlz kunnen maken. Dit heeft tot
knelpunten in de dienstverlening geleid. De aanvraagstroom voor deze groep was in
2020 en 2021 veel hoger dan de oorspronkelijk prognose, ondanks zorgvuldig van tevoren
uitgevoerd onderzoek. Dit resulteerde in een forse werkvoorraad in de genoemde jaren
en de afgesproken doorlooptijden konden niet meer gehaald worden. De wachttijden voor
de cliënten liepen daardoor op. Dit signaal herken ik. Het bleek niet mogelijk om
vooraf een compleet beeld van de doelgroep te verkrijgen. VWS en het CIZ zijn ten
tijde van de verhoogde instroom samen opgetrokken en hebben passende maatregelen genomen.
Daardoor is de werkvoorraad inmiddels weer op orde en worden de aanvragen binnen de
wettelijke termijn afgedaan. Uit deze casus blijkt dat niet alle uitvoeringsproblemen
vooraf te adresseren zijn. Het onderstreept het belang om ook na de invoering van
nieuw beleid continu in gesprek te blijven over hoe de uitvoering loopt en waar het
mogelijk alsnog wringt.
De afgelopen jaren is door het CAK en zijn toezichthouder geconstateerd dat de continuïteit
van de dienstverlening aan burgers en de rechtmatige uitvoering van de wettelijke
taken nog niet op het gewenste niveau is. Om dit te verbeteren is het CAK gestart
met een meerjarige veranderopgave. Het CAK geeft aan dat het realiseren van haar meerjarige
veranderopgave mede afhankelijk is van rust vanuit beleid en politiek. Het CAK vraagt
nadrukkelijk de ruimte om mee te denken over de uitwerking van beleid wanneer dit
gevolgen kan hebben voor de uitvoering. Zoals het CAK aangeeft in zijn «Stand van
de Uitvoering 2022» zijn er door het CAK eerste stappen gezet om «in control» te komen.
Om verder «in control» te komen is het CAK in 2020 gestart met een bredere meerjarige
veranderaanpak. Deze veranderaanpak is omvangrijk en kent drie focusgebieden; «Vereenvoudiging
ICT», «In Control» en «Cultuur». VWS ondersteunt het CAK bij het doorvoeren van deze
veranderaanpak.
Ik vind het belangrijk om oog te houden voor een goede balans tussen uitvoerbaarheid,
ruimte voor het CAK om de basis op orde te krijgen en ambities vanuit beleid en politiek.
Zo bleek eerder bij de invoering van het abonnementstarief voor de Wmo hoe complex
een op het eerste oog overzichtelijke wijziging is.6 Met de invoering van het abonnementstarief is overgeschakeld van een bijdrage afhankelijk
van inkomen, vermogen en zorggebruik naar een vaste bijdrage van € 19 per maand (het
abonnementstarief). Deze nieuwe, eenvoudigere systematiek maakte het echter noodzakelijk
dat het CAK een nieuw ICT-systeem ging ontwikkelen en de keten, waaronder alle gemeenten,
zich ook moest voorbereiden op een andere wijze van gegevensuitwisseling. Achteraf
gezien bleek de verwachte invoeringstermijn niet haalbaar, is het abonnementstarief
daardoor getrapt ingevoerd en hebben cliënten stapelfacturen ontvangen.
Het CAK vraagt in zijn Stand van de Uitvoering ook aandacht voor de balans. Ten aanzien
van maatregelen die genoemd zijn in het Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77 geeft het CAK aan dat voor het realiseren hiervan een goede vroegtijdige samenwerking
en de ruimte voor expertise vanuit het CAK van belang zijn. Het CAK kan de randvoorwaarden
voor de uitvoering duidelijk schetsen en wil graag vroeg betrokken worden bij initiatieven
die effect kunnen hebben op burgers en de organisatie van het CAK. Vanuit VWS onderschrijven
wij dit.
De nauwe betrokkenheid van het CAK blijkt ook uit de voorstellen die zij doet om de
uitvoering voor de burger en het CAK te verbeteren, zoals de bestuursrechtelijke premie
waarover VWS met het CAK en zorgverzekeraars in gesprek is. VWS bedankt het CAK voor
de manier waarop zij haar rol heeft gepakt in het vergoeden van zorg aan Oekraïense
vluchtelingen en het meedenken en uitvoeren van de afhandeling van de hersteloperatie
voor de kinderopvangtoeslag.
Ook het CIBG spreekt de wens uit om het uitvoeringsperspectief eerder en beter voor
het voetlicht te brengen om zo een verdere bijdrage te leveren aan de voorbereiding
van nieuwe wet- en regelgeving. De uitvoeringstoets is een belangrijk instrument hiervoor.
DUS-I geeft aan dat het opdrachtenpakket sinds de start elk jaar gegroeid is. Daarnaast
heeft de dienst een groot aantal coronaregelingen uitgevoerd waardoor de werkdruk
hoog is en blijft. De omvang van het groeiende takenpakket in combinatie met de krapte
op de arbeidsmarkt brengt het risico met zich mee dat de basis, een stabiele uitvoering,
onder druk komt te staan. DUS-I signaleert daarnaast dat bij de regelingen die zijn
uitgevoerd in verband met de coronapandemie het risico op misbruik en oneigenlijk
gebruik hoger was. De politieke behoefte aan een snelle uitvoering van (nieuwe) maatregelen,
bijvoorbeeld ten tijde van de coronapandemie, kan gaan wringen met zorgvuldigheid
en kan dilemma’s creëren tussen administratiedruk voor zorgaanbieders en het hebben
van voldoende informatie voor een rechtmatigheidsoordeel en accountantscontrole.
Dit zijn de dilemma’s waar uitvoeringsorganisaties regelmatig mee te maken krijgen
en die ik graag met uw Kamer deel, om een beeld te schetsen van hoe beleid tot uitvoering
komt en welke vragen daarbij komen kijken. Ik gebruik deze informatie ook om de feedbackloop
tussen beleid en uitvoering op mijn ministerie verder te verbeteren.
De wisselwerking tussen politieke wensen en mogelijkheden en beperkingen in de uitvoering
is één van de centrale thema’s in de probleemanalyse van Werk aan Uitvoering. Ook
bij VWS zijn de gesignaleerde problemen herkenbaar. Wij proberen hier zo goed mogelijk
op in te spelen door tijdig in gesprek te gaan met de uitvoering als het gaat om voornemens
tot nieuw beleid. Daarbij is er ook aandacht voor het (huidige) opdrachtenpakket van
de organisaties. Zoals blijkt uit deze Standen van de Uitvoering blijft dit een continu
proces, dat nooit af gaat zijn. De instrumenten die hiertoe zijn aangereikt in de
overheidsbrede Werkagenda voor de publieke dienstverlening7, zoals het inzetten van de trialoog, een gesprek tussen politiek, beleid en uitvoering,
is een interessante optie daarvoor.
Uitkomst inventarisatie hardvochtigheden
Naar aanleiding van de kinderopvangtoeslagaffaire, het rapport «Ongekend onrecht»
en aanvaarde moties van de Tweede Kamer8 is kort voor de zomer van 2021 een brede uitvraag gedaan binnen het Ministerie van
VWS en de aan het Ministerie van VWS verbonden uitvoeringsorganisaties en toezichthouders
naar hardvochtigheden waarbij hetzij de wet, hetzij de uitvoering van de wet hardvochtige
effecten oplevert voor groepen burgers. Daarbij stond het zogenoemde «buikpijn-criterium»
centraal, de vraag naar zaken in het werk waar iemand buikpijn van krijgt vanwege
de gevolgen van (de uitvoering van) wet- en regelgeving voor burgers. Als voorbeelden
werden genoemd gevallen waarbij aan een geringe overschrijding van een fatale termijn
of het niet naleven van een simpel administratief voorschrift buitenproportionele
gevolgen worden verbonden. Het ging daarbij primair om de uitvoering van regelgeving
die de burger (in de ruime zin van het woord: dus ook zzp’ers of kleine ondernemers)
kan raken. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft eind
2021 aan uw Kamer laten weten dat elk ministerie de Tweede Kamer zal inlichten over
de bevindingen die volgen uit het hardvochtighedenonderzoek.9 In deze brief informeer ik u daarom over de naar aanleiding van de inventarisatie
ontvangen reacties en – daar waar aan de orde – de stand van zaken van de acties die
erop gericht zijn tot verbeteringen te komen.
De binnengekomen reacties hebben betrekking op verschillende onderwerpen, waarbij
sommige reacties heel algemeen zijn en andere reacties meer concreet. Een korte duiding
van de reacties en (eventuele) vervolgstappen treft u als bijlage bij deze brief aan.
Een aantal reacties wordt ook in de Standen van de Uitvoering van het CAK en het CIZ
genoemd. Volledigheidshalve zijn deze reacties ook opgenomen in deze bijlage. Als
niet anders vermeld, zal mijn ministerie over deze signalen met de uitvoeringsorganisaties
in gesprek gaan en waar nodig vervolgstappen ondernemen.
Na het ontvangen van de reacties, zijn deze nader geanalyseerd. Alle signalen zijn
het immers waard om verder te worden bekeken en hier – indien nodig – eventuele vervolgacties
aan te koppelen. Daarbij kan overigens de vraag rijzen of er daadwerkelijk sprake
is van hardvochtigheden. De bedoeling is dat met betrekking tot ieder signaal duidelijk
wordt of een vervolg nodig is en zo ja, hoe dat vervolg er uit zou moeten zien.
Naar aanleiding van de analyse kon bij een tiental reacties de conclusie worden getrokken
dat vervolgstappen niet nodig zijn. Het vervolg was al afgerond of er was geen aanleiding
het beleid aan te passen. Een voorbeeld is de leeftijdsgrens van 18 jaar uit artikel
1.1 onder 2o en 3o van de Jeugdwet voor een mogelijk beroep op jeugdhulp dat als (mogelijk) hardvochtig
effect werd aangedragen. Juist omdat de overgang tussen verschillende zorgstelsels
soms tot problemen kan leiden, is het in de Jeugdwet mogelijk gemaakt dat hulp tot
23 jaar kan worden geboden. Bovendien bestaan er mogelijkheden voor hulp aansluitend
op de geboden jeugdhulp op basis van andere regimes zoals de Zorgverzekeringswet,
de Wet langdurige zorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Veel ontvangen reacties sloten aan bij al eerder gesignaleerde verbeterpunten. Dit
betekent ook dat in veel gevallen al vervolgstappen ondernomen worden om tot de gewenste
verandering te komen. Wat de precieze stand van zaken is, verschilt per signaal. In
een aantal gevallen is duidelijk wat er in de (uitwerking en uitvoering van) wet-
of regelgeving moet gebeuren. Ik geef twee voorbeelden.
Als eerste voorbeeld van een al in gang gezette stap kan worden genoemd een nota van
wijziging bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet donorgegevens kunstmatige
bevruchting (Wdkb) die recent naar de Tweede Kamer is gestuurd.10 De Wdkb is in 2004 in werking getreden en bevat een overgangsbepaling voor donoren
die voor de inwerkingtreding van de wet geslachtscellen hebben gedoneerd. Bij de totstandkoming
van de wet is geen onderscheid gemaakt tussen situaties waarbij bekendheid is afgesproken
met een donorkliniek ten tijde van de donatie en de bevruchting en situaties waarbij
anonimiteit is afgesproken. Met de nota van wijziging wordt dat hersteld.
Als tweede voorbeeld noem ik het signaal dat zag op toezicht en handhaving in de Wmo
2015. Om de kwaliteit van maatschappelijke ondersteuning aan (kwetsbare) cliënten
voldoende te waarborgen, is toezicht op de uitvoering van groot belang. Het gaat hier
met name om het toezicht op de kwaliteit van dienstverlening of voorziening. Op dit
moment is het toezicht niet op orde. Daarom is een onderzoek uitgevoerd naar het Wmo-toezicht.
De conclusie van dit onderzoek is dat gemeenten uitvoering geven aan de wettelijke
eisen (het aanstellen van een toezichthouder), maar tegelijkertijd blijkt dat de inrichting,
organisatie en beschikbare capaciteit van het toezicht zeer divers is. Ook is niet
helder in welke mate toezicht wordt gehouden op de kwaliteit van de geleverde maatschappelijke
ondersteuning. Het onderzoek biedt een aantal toekomstscenario’s en aanbevelingen
voor de inrichting van het Wmo-toezicht. Op dit moment werkt de Staatssecretaris van
VWS met betrokkenheid van VNG, GGD GHOR Nederland, de IGJ en Toezicht Sociaal Domein
(TSD) aan een visie op het Wmo-toezicht. Het is de gezamenlijke ambitie om het toezicht
beter te waarborgen dan nu het geval is. Bij het opstellen van deze visie is ook aandacht
voor toezicht op beschermd wonen en maatschappelijke opvang. De Staatssecretaris van
VWS streeft ernaar de Kamer zomer 2022 te informeren over de uitkomsten van dit traject
en het vervolg.
Bij andere reacties is sprake van een meer verkennende fase en worden samen met partijen
mogelijke opties verkend. Een voorbeeld hiervan is de hoogte van de indicatie of de
hoogte van de toekenning bij een budgethouder met een Zvw-pgb op basis van het Besluit
zorgverzekering in artikel 2.15a, eerste lid. Dit is een individuele beoordeling volgens
de beroepsnormen van een wijkverpleegkundige, waarbij de gezondheidstoestand van de
betrokkene leidend is. De duur van het Zvw-pgb is in alle gevallen maximaal 2 jaar.
Op dit moment wordt samen met betrokken partijen uitgewerkt hoe meer maatwerk kan
worden geleverd door in bepaalde gevallen een langere termijn dan maximaal 2 jaar
mogelijk te maken.
Tot slot
Ik ben mij er zeer van bewust dat het voorkomen van hardvochtigheden en andere knelpunten
in wet- en regelgeving, maar zeker ook in de uitvoering, een belangrijk aandachtspunt
is, nu en in de toekomst. In de wet- en regelgeving wordt nu al vaak de mogelijkheid
geboden om in de uitvoering maatwerk te leveren. Het voorkomen of oplossen van hardvochtigheden
en andere knelpunten zonder afbreuk te doen aan de rechtszekerheid is een continu
proces dat structureel aandacht verdient. In sommige gevallen zal het een flinke capaciteitsinzet
en een langere adem vergen om tot een oplossing te komen.
Met deze brief heb ik u de eerste Stand van de Uitvoering op het VWS-domein aangeboden,
bestaand uit rapportages van vier uitvoeringsorganisaties die verschillen in scope,
maar veelal dezelfde dilemma’s ervaren in hun dienstverlening. Ik ben hen zeer erkentelijk
voor deze rapportages, die u en het brede publiek een beeld schetsen van de uitvoering
en de dilemma’s waarmee we bij VWS zowel vanuit beleid als uitvoering regelmatig te
maken hebben. Deze Standen bieden daarnaast aanknopingspunten om het beleid en de
dienstverlening verder te verbeteren. Het is aan ons om deze opdracht, samen met de
uitvoeringorganisaties, te vervullen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
Indieners
-
Indiener
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport