Brief regering : De Participatiewet in balans: uitkomsten beleidsanalyse
34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Nr. 253
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2022
In Nederland hebben we een uitgebreid stelsel van sociale zekerheid, met als vangnet
de bijstand; ondersteuning voor wie (tijdelijk) niet zelf in de noodzakelijke kosten
van het bestaan kan voorzien. Sinds 2015 wordt dat vangnet geregeld in de huidige
Participatiewet.1 Deze wet is net als haar voorgangers bedoeld om mensen die het tegenzit inkomensondersteuning
te bieden via de bijstand en weer (gedeeltelijk) aan het werk te helpen. Daarbij geldt
de Participatiewet sinds 2015 ook voor een nieuwe doelgroep: mensen met arbeidsbeperkingen
die, eventueel met begeleiding, in staat zijn te werken. De Participatiewet en haar
voorgangers hebben de afgelopen jaren bijgedragen aan de ondersteuning van veel mensen.
Maar helaas blijkt dat de wet en de uitvoering daarvan in de praktijk ook problemen
kan veroorzaken voor een deel van de mensen. De uitwerking van de wet wordt vaak als
«hard» omschreven. Het gevoel overheerst dan dat de overheid vooral op de regels let
en weinig oog heeft voor de menselijke maat of de complexe problemen waar mensen in
de bijstand mee kampen. Ook de uitvoerend professionals geven aan dat de huidige regels
knellen. Dit komt zowel naar voren in onderzoeken als in signalen uit de praktijk.
Het gaat veelal om onbedoelde en ongewenste effecten.
In het coalitieakkoord2 is opgenomen dat wetten beoordeeld zullen worden op eenvoud, menselijke maat en uitvoerbaarheid
en waar nodig verbeterd zullen worden. Het mag bijvoorbeeld niet zo zijn dat mensen
die onbedoeld een fout maken, direct als fraudeur worden bestempeld. In de uitvoering
moet ruimte zijn als de gevolgen voor mensen onevenredig groot zijn. Professionals
dienen waar mogelijk meer beslisruimte te krijgen in de uitvoering.
Het vorige kabinet is op basis van ontstane zorgen gestart met een traject tot verbetering
van de Participatiewet.3 Binnen dit traject is de Participatiewet in lijn met het coalitieakkoord gewogen
op eenvoud, menselijke maat en uitvoering.
Het traject is opgepakt als een brede maatschappelijke opgave. Samen met bijstandsgerechtigden,
gemeenten, de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en andere partijen zijn ervaren hardheden
en knelpunten geïnventariseerd, achterliggende oorzaken geanalyseerd en oplossingsrichtingen
geformuleerd. Hierbij zijn ook twee nieuwe onderzoeken4 en bestaande juridische- en wetenschappelijke inzichten betrokken die ik eerder met
uw Kamer heb gedeeld.5
In mijn brief van 21 februari jl.6 heb ik uw Kamer toegezegd u voor de zomer te informeren over de vervolgstappen voor
de aanpak van de Participatiewet. Met deze brief geef ik hieraan gevolg. In het als
bijlage bijgevoegde rapport «Participatiewet in balans» zijn de uitkomsten van een zeer uitgebreide beleidsanalyse beschreven. De conclusie
van de beleidsanalyse is helder: de Participatiewet is momenteel uit balans. Door
verschillende ontwikkelingen is er op dit moment sprake van een ongelijke verhouding
tussen (a) de als beperkt ervaren ondersteuning, (b) het strenge sanctieregime en
(c) de complexe inrichting van de bestaanszekerheid. Daardoor verkeren mensen in onzekerheid,
wordt werkhervatting bemoeilijkt en ervaren burgers wantrouwen bij hun contact met
de overheid. Elementen die daarbij onder meer een rol spelen zijn de strikte vormgeving
van het vangnetkarakter en de focus op directe arbeidsinschakeling.
Ik wil de balans herstellen. In deze brief zet ik de stappen uiteen die mij daarbij
voor ogen staan. De in het rapport vervatte bevindingen en beschreven beleidsopties
vormen voor mij daarbij een leidraad.
De inbreng van alle betrokkenen is, zoals ik in mijn brief van 21 februari jl. al
benadrukte, de afgelopen maanden van ongekende waarde geweest. Ik wil hen daarvoor
hartelijk bedanken. De inbreng heeft woorden gegeven aan hoe de Participatiewet in
de praktijk wordt ervaren.
Analyse: de Participatiewet uit balans
Binnen de uitgevoerde analyse zijn alle drie hoofdelementen van de Participatiewet
onder de loep genomen:
a. het (naar vermogen) ondersteunen van mensen richting arbeid,
b. het garanderen van een basaal inkomen indien via arbeid of anderszins onvoldoende
inkomen kan worden gegenereerd; en
c. de controle op de aan de rechten verbonden verplichtingen, met als sluitstuk de handhaving.
De in het traject opgehaalde knelpunten strekken zich uit over de volle breedte van
de (uitvoering van de) Participatiewet en werken ook door op andere terreinen binnen
het Sociaal Domein.
Het betreft enerzijds gedetailleerde signalen die betrekking hebben op specifieke
onderdelen van de bijstand7 en anderzijds fundamentele vraagstukken.8 Uiteindelijk gaat het steeds om situaties waarbij er sprake is van een ongewenst
effect bij de bijstandsgerechtigde. Hierbij zijn duidelijke raakvlakken met het onafhankelijke
onderzoek Hardvochtige effecten van overheidshandelen voor burgers binnen de sociale zekerheid9 naar aanleiding van de motie van het lid Omtzigt c.s.10 Ook de binnen dit traject opgehaalde inzichten zullen daarom in de verdere uitwerking
worden betrokken.
Elementen als bestaanszekerheid, het vangnetkarakter en verplichtingen zijn fundamenten
van ons sociaal minimum. Het belang van deze elementen staat niet ter discussie, de
manier waarop de huidige invulling uitpakt in de praktijk wel. De wet is steeds complexer
geworden. Voor de gemeenten en de SVB als het er om gaat uitvoering te geven aan de
verschillende deelbepalingen. Voor de burgers om te voldoen aan de veelheid aan verplichtingen
die aan bijstandsafhankelijkheid verbonden zijn.
Daarnaast is het sociaal minimum afhankelijk van steeds meer andere inkomensvoorzieningen
naast de bijstand.11 Elke inkomensvoorziening kent haar eigen definities en voorwaarden. Voor een burger
is het zaak goed in beeld te hebben op welke voorzieningen recht bestaat en welke
voorwaarden daaraan verbonden zijn. Vraagt hij een inkomensvoorziening niet aan dan
komt hij wellicht tekort, maar vraagt hij te veel aan dan vertaalt zich dat achteraf
in een terugvordering. Om in de woorden van één bijstandsgerechtigde te spreken: «zonder begeleiding is de bijstand net een oerwoud».
Een belangrijk inzicht is tenslotte dat ervaren hardheden vaak onbedoelde neveneffecten
zijn van keuzes binnen de wetgeving of uitvoering die vanuit een logische bedoeling
zijn gemaakt. Denk aan keuzes die bijdragen aan een prikkel tot uitstroom of behoud
van het draagvlak van onze sociale voorzieningen. De uitwerking ervan kan echter onbedoeld
hardvochtig zijn. Dit geldt des te meer wanneer één en dezelfde bijstandsgerechtigde
te maken krijgt met allerlei individuele hardheden en knelpunten. De menselijke maat
lijkt in die gevallen uit het oog verloren.
Herstel van de balans
Ik wil de balans weer terugbrengen in de Participatiewet, door meer oog te hebben
voor de mens achter de uitkering. Vertrouwen moet meer centraal komen te staan. Dit
heeft de afgelopen jaren soms ontbroken. Ik wil daarbij toewerken naar een Participatiewet:
1. die eenvoudiger is en een toereikend bestaansminimum biedt;
2. die mensen passende ondersteuning biedt om mee te doen in de samenleving (werk of
– wanneer en zolang arbeidsinschakeling (nog) niet haalbaar is – een andere vorm van
participatie);
3. met rechten en verplichtingen die zinvol en begrijpelijk zijn en nageleefd kunnen
worden door iedere uitkeringsgerechtigde waarbij wanneer de situatie daar om vraagt
proportioneel gesanctioneerd kan worden.
De uitkomsten van de beleidsanalyse
In het rapport «Participatiewet in balans» zijn verschillende beleidsopties voor zowel
de korte als de langere termijn opgenomen. Menselijke maat, vertrouwen en vereenvoudiging
zijn daarbij richtinggevende waarden geweest.
Het rapport ziet daarbij een beweging waarbij het principe van «eigen verantwoordelijkheid» de afgelopen decennia steeds meer een centrale plek heeft gekregen in de bijstand.
Dat heeft geleid tot strikte normstelling in de wet zelf.12 Wat onder eigen verantwoordelijkheid moet worden verstaan is vrij absoluut in de
wet beschreven. Bij uitzonderingsbepalingen is binnen de toelichting steeds benadrukt
dat deze enkel in zeer uitzonderlijke situaties toepassing dienen te vinden. Het gecreëerde
juridische kader ondersteunt daarbij een strikte interpretatie, wat ook bevestigd
wordt in de jurisprudentie.
De onderliggende normen, zo geeft het rapport aan, worden breed onderschreven. Denk
dan aan het uitgangspunt dat het opzettelijk schenden van verplichtingen niet mag
lonen. Of het vangnetkarakter van de bijstand en de eraan gekoppelde arbeidsverplichtingen.
De pijn zit in de absoluutheid waarmee de norm in de wet is verankerd en de als beperkt
ervaren mogelijkheden om maatwerk toe te passen.
Dit compliceert en knelt, wanneer juist de individuele situatie om speelruimte vraagt.
Meermaals kwamen tijdens de rondetafelgesprekken al voorbeelden voorbij waarbij de
gemeente aangaf dat zij uit oogpunt van redelijkheid eigenlijk anders had willen handelen,
maar daartoe vanuit de wet niet de vrijheid voelde. Dat is wrang, zeker omdat de hardheden
die daar voor het individu uit kunnen voortvloeien ook door de wetgever vaak niet
zijn beoogd.
Het rapport roept op tot meer kaderstellende regelgeving. Regelgeving die de ruimte
expliciteert. Dat is in lijn met de decentrale wijze waarop de Participatiewet wordt
uitgevoerd. Dat vraagt echter wel om een continue toetsing. Te ruime kaders leiden
tot willekeur en onzekerheid, terwijl bij strikte kaders de mens achter de regels
verloren lijkt te gaan.
Ik wil samen met de uitvoering werken aan een continu gesprek over de spanningen tussen
wettelijke kaders en uitvoering. Ik wil dat gesprek niet alleen gebruiken om de huidige
beleidsopties verder van een juiste inkadering te voorzien, maar ook om in de toekomst
knelpunten vroeg te kunnen signaleren. Deze beweging is mede in lijn met de aandacht
van het kabinet voor het Werk aan Uitvoering (WaU).13
Via twee sporen werken aan oplossingen
Het herstel van de balans in de Participatiewet is, gelet op de complexiteit van het
brede stelsel, een opgave die nauwkeurig uitgevoerd moet worden. Verworvenheden van
het huidige stelsel moeten niet verloren gaan. Dat geldt evenzo voor de noodzaak om
misbruik en oneigenlijk gebruik van bijstandsgelden effectief te bestrijden. Dat blijft
onverminderd van belang. Tegelijkertijd voel ik de urgentie om de situatie te verbeteren.
Met de elementen die ik hieronder zal schetsen wil ik dan ook voortvarend aan de slag.
De grootste knelpunten waar concrete oplossingen voor zijn aangedragen wil ik daarbij
het eerste aanpakken. Een aantal zaken vraagt nog nader onderzoek en afstemming. De
stappen die ik nu wil zetten moeten daarbij passen binnen het financiële kader dat
daarvoor beschikbaar is. Voor dit traject kijk ik ook naar de door het kabinet beschikbaar
gestelde middelen voor het hervormen van de arbeidsmarkt, re-integratie en het aanpakken
van armoede en schulden.
Spoor 1
Doel van het eerste spoor is om ruimte te genereren om in de uitvoering de ondersteuning
vanuit de wet meer toe te kunnen spitsen op de situatie van de bijstandsgerechtigde.
Denk bijvoorbeeld aan het wegnemen van belemmeringen om jongeren in kwetsbare posities
snel en zo goed mogelijk op weg te helpen richting zelfstandigheid.14 Daarbij hoort ook een extra impuls aan vakmanschap, juist om binnen de dienstverlening
op een goede wijze van de (nieuwe) wettelijke instrumenten gebruik te maken. Onderaan
deze brief heb ik de selectie van beleidsopties opgenomen die ik in spoor 1 wil gaan
realiseren. Het merendeel van de maatregelen wordt gerealiseerd binnen het huidige
budgettaire kader van de Participatiewet. Een deel vraagt om intensiveringen uit de
enveloppe Arbeidsmarkt, Armoede en Schulden. Met deze mix aan maatregelen wordt op
alle in het rapport onderscheidde lijnen een eerste stap gezet. Het gaat dan onder
meer om:
• Maatregelen die situaties van inkomensonzekerheid beperken en bijdragen aan bestaanszekerheid.
• Maatregelen die de participatie van burgers bevorderen.
Hierbij wordt rekening gehouden met de omstandigheden en mogelijkheden van mensen
om zich te ontwikkelen en daarmee duurzaam te participeren. Dit betekent bijvoorbeeld
dat in voorkomende gevallen meer ruimte wordt geboden voor arbeidsgerichte scholing
of opleiding gericht op duurzaam werk.
• Maatregelen die de integraliteit van de dienstverlening verder versterken.
Binnen dit eerste spoor past ook de aanpassing van de kostendelersnorm waarvoor een
nota van wijziging (Kamerstuk 35 394, nr. 23) is aangeboden bij het wetsvoorstel Breed Offensief15 dat op 27 juni door uw Kamer wordt behandeld.
De in het coalitieakkoord opgenomen verruiming van de bijverdienmogelijkheden wil
ik binnen het met spoor 1 beoogde wetgevingstraject meenemen. Doel is om het aanvaarden
van (deeltijd)werk binnen de bijstand lonender te maken, waardoor uitstroom wordt
gestimuleerd. Een voorstel hiervoor wordt in samenspraak met gemeenten nog verder
uitgewerkt. Ik ben voornemens u hierover op korte termijn nader te informeren.
Het is een aanzienlijk pakket aan maatregelen, waarmee de eerste stappen worden gezet
om menselijke maat en vertrouwen stevig te verankeren in de (uitvoering van de) Participatiewet.
Een inzet die in lijn is met de kabinetsbrede inzet om de menselijke maat in en bij
de toepassing van wetten en regels te bevorderen.16 Ik wil daarbij de komende periode gebruiken om samen met het veld de geschetste oplossingen
nader uit te werken. Zeker als het gaat om uitvoeringstechnische, financiële en juridische
implicaties.
Spoor 2
Het tweede spoor, dat ik gelijktijdig wil gaan oppakken met andere departementen,
gemeenten, SVB, de sociaal ontwikkelbedrijven en andere betrokkenen, werkt de ingezette
beweging verder uit. Focus ligt daarbij op de lijnen bestaanszekerheid, perspectief/integraliteit
en handhaving. Voor al deze lijnen geldt dat ze breder zijn dan de Participatiewet
alleen. Bestaanszekerheid is gelegen in een combinatie van voorzieningen, waar de
Participatiewet onderdeel van uitmaakt. Perspectief en integraliteit betreffen ook
de samenhang met de Wmo en de Jeugdwet. En handhaving is ingebed in het bredere stelsel
van sociale zekerheid.
Dit vraagt binnen dit spoor om een nadere verkenning, waarbij concreet te maken keuzes,
de achterliggende dilemma’s en implicaties in kaart worden gebracht. Op onderdelen
is dit traject al ingezet. Ik noem in dat kader onder meer de Herijking van het Sociaal
Minimum, het IBO Vereenvoudiging sociale zekerheid en het traject tot Herijking van
het handhavingsinstrumentarium. De uitkomsten van deze trajecten zullen medebepalend
zijn voor de concrete uitwerking van de opgehaalde beleidsopties.
Blik vooruit
Graag ga ik op korte termijn met uw Kamer in gesprek over de toekomst van de Participatiewet
zoals ik die in deze brief heb geschetst en de aanpassingen die ik nu voorbereid.
De raakvlakken die er zijn met de stappen die nu genomen worden in de eerdergenoemde
trajecten neem ik hierbij in beschouwing.
Ik zal u – indien uw Kamer mijn aanpak onderschrijft – in het najaar nader informeren
over het in te zetten wetstraject voor spoor 1 en de verdere uitwerking van spoor
2. Dit zodat we stap voor stap richting een Participatiewet gaan die toegerust is
op een gezamenlijke toekomst: één waarin de mens centraal staat en waarin zo veel
mogelijk mensen mee kunnen doen.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Bijlage: Op te pakken beleidsopties spoor 1
Opmerking vooraf: voor vrijwel alle opgenomen beleidsopties geldt dat deze om wijziging
van wetgeving vragen. Indien dit niet het geval is, wordt dit specifiek vermeld.
De Participatiewet in Balans
Maatregelen die re-integratie stimuleren en een breder perspectief
bieden op participatie
Verruiming van de bijverdiengrenzen (maatregel uit coalitieakkoord).
Een bredere toepassing van de vrijlating maakt (deeltijd)werken aantrekkelijker. Werk
is de opstap naar bijstandsonafhankelijkheid. Meer werk betekent ook meer uitstroom
kansen voor de doelgroep. Voor mensen voor wie (deeltijd)werk het hoogst haalbare
blijkt te zijn blijft er een financiële prikkel om te blijven werken.
Maak het mogelijk om in schrijnende situaties af te wijken van het principe aanvraagdatum
is ingangsdatum.
Met name tijdens/na afloop van een oproepcontract (en ook bij pensionering, in relatie
tot de Aanvullende Inkomensondersteuning voor Ouderen (AIO)) komt het regelmatig voor
dat aanvragers al één of enkele maanden nauwelijks inkomsten hebben ontvangen voordat
ze een bijstandsuitkering aanvragen. Daarnaast kunnen er zich bijzondere omstandigheden
voordoen, bijvoorbeeld een beperkt doenvermogen als gevolg van een ontwrichtende gebeurtenis,
waardoor mensen financieel ernstig in de knel komen.
Door in schrijnende situaties bijstandsverlening over een beperkte periode voorafgaande
aan de bijstandsaanvraag mogelijk te maken, kan bestaansonzekerheid worden weggenomen
en wordt werken extra gestimuleerd. Ook wordt voorkomen dat mensen onnodig in de schulden
terecht komen.
Bij de nadere uitwerking zal worden gekeken naar de exacte randvoorwaarden en de budgettaire
consequenties.
Maak automatisch verrekenen van inkomsten uit arbeid mogelijk.
Door automatisch verrekenen op basis van gegevens uit de polisadministratie mogelijk
te maken kunnen inkomsten met de bijstand worden verrekend zonder dat mensen elke
maand hun loonstrook hoeven in te leveren. Dit vermindert (a) de administratieve lasten
voor de uitvoering en (b) de inkomensonzekerheid bij de burger waardoor de stap naar
werk makkelijker gezet wordt.
Verken de mogelijkheid van een bufferbudget.
Inkomstenschommelingen en de verrekening van deze inkomsten met de bijstand in de
daarop volgende maand kunnen tot gevolg hebben dat de bijstandsgerechtigde in de desbetreffende
maand niet over voldoende inkomen beschikt en daardoor vaste lasten niet kan betalen.
Deze schommelingen kunnen dan vanuit dit budget worden gecompenseerd. Dat verhoogt
de bestaanszekerheid en maakt de drempel naar werk beperkter.
Creëer een recht op het eigenstandig vormgeven van participatie, bij bijstandsgerechtigden
voor wie arbeidsinschakeling buiten beeld is.
Daar waar arbeidsinschakeling vooralsnog buiten beeld is, moet de bijstandsgerechtigde
geen belemmeringen ervaren om eigenstandig zijn participatie ter hand te nemen. Denk
aan geen voorafgaande toestemming voor het verrichten van vrijwilligerswerk, mantelzorg
of voor het volgen van een eigen opleiding.
Versimpel het verrekenen van het vakantiegeld.
Uit arbeid opgebouwd vakantiegeld wordt gedurende het jaar maandelijks op de bijstand
in mindering gebracht. In de maand van uitbetaling van het vakantiegeld heeft de betrokkene
dan een extraatje, maar in de andere maanden beschikt hij over minder middelen dan
de bijstandsgerechtigde zonder werk. Oplossingen binnen de verrekensystematiek kunnen
dit (deels) voorkomen.
Versoepel de administratieve last van een aanvraagprocedure van de bijstand.
Door de aanvraagprocedure te vereenvoudigen, onder andere voor personen die vanwege
tijdelijke arbeid kortdurend bijstandsonafhankelijk zijn geweest, wordt een extra
administratieve drempel om kortdurende arbeid te aanvaarden weggenomen. Dit traject
kan onafhankelijk van wetgeving worden opgestart en kan dus snel ter hand worden genomen.
Maatregelen die bijdragen aan bestaanszekerheid en een doelmatig
vangnetkarater van de bijstand
Pas de 4-weken-zoektermijn voor jongeren tot 27 jaar aan.
Door het creëren van een kan-bepaling in plaats van een verplichting, kan daar waar
de 4-weken zoekperiode onwenselijke effecten heeft maatwerk worden geboden. Met name
de ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie is hierbij gebaat. Jongeren
blijven beter bij de gemeente in beeld, waardoor escalatie (denk aan dakloosheid)
kan worden voorkomen.
Merk ontvangsten uit giften, incidentele hobbymatige verkoop, ondersteuning uit eigen
netwerk en geldleningen niet als middelen aan, tenzij dit vanuit een oogpunt van bijstandsverlening
onaanvaardbaar is.
Hiermee wordt voorkomen dat burgers met kortingen op de bijstand worden geconfronteerd
als zijzelf of vanuit hun netwerk initiatieven ontwikkelen om incidentele tegenslagen
op te vangen. In samenspraak met de uitvoering zullen we hierbij tot indicatieve maximale
bedragen komen zodat de financiële prikkel om te werken behouden blijft.
Codificeer dat bij vooropgezet tijdelijk verblijf de kostendelersnorm buiten toepassing
blijft.
Hiermee wordt de eerdere oproep aan gemeenten om bij vooropgezet tijdelijk verblijf
betrokkene niet als kostendeler aan te merken gecodificeerd. Hierbij kan het bijvoorbeeld
gaan om mensen in een crisissituatie, daklozen of mensen die dakloos dreigen te raken.
Neem – daar waar mogelijk – belemmeringen weg voor het verlenen van mantelzorg vanuit
de bijstand.
Bijstandsverlening en mantelzorg zijn op onderdelen lastig verenigbaar. Een bijstandsgerechtigde
wordt in eerste instantie geacht aan zijn arbeidsinschakeling te werken. Indien echter
arbeidsinschakeling op de korte termijn buiten beeld is, moet worden voorkomen dat
andere maatschappelijk juist zeer gewaardeerde werkzaamheden onnodig worden belemmerd.
In situaties zoals deze moet worden voorkomen dat aan mantelzorg significante bijstandsrechtelijke
consequenties worden verbonden. Ik denk daarbij aan:
a. Persoonlijke dienstverlening aan hulpbehoevende derden die niet beroepsmatig en
«om niet» wordt verleend, niet als op geld waardeerbaar inkomen aanmerken.
b. Vastleggen dat een ondertekende machtiging voor het doen van uitgaven namens de
hulpvrager voldoende is om aan te nemen dat de gemachtigde, in bijstandstermen, niet
over middelen kan beschikken.
c. Geen gezamenlijke huishouding aannemen indien intensieve zorg aanleiding is voor
regelmatig verblijf.
Harmoniseer de hoogte van de aanvullende bijzondere bijstand aan jongeren van wie
ouders niet in beeld zijn of geen ondersteuning kunnen bieden door ziekte of armoede.
De jongmeerderjarigen-norm (18–21 jaar) gaat uit van ouderlijke ondersteuning. Wanneer
die ouderlijke ondersteuning ontbreekt, bestaat recht op bijzondere bijstand. Hierbij
spelen grote verschillen tussen gemeenten. Dit creëert rechtsonzekerheid. Door de
norm te harmoniseren wordt deze rechtsonzekerheid weggenomen. Het wegnemen van deze
onzekerheid biedt een stevigere basis voor de dienstverlening op andere vlakken aan
deze groep jongeren in een kwetsbare positie.
Creëer de mogelijkheid tot verlening van categoriale bijzondere bijstand.
Door de mogelijkheid te creëren om bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen
situaties categoriale bijzondere bijstand toe te staan, kan soepeler worden ingespeeld
op bredere behoeften aan inkomensondersteuning, zoals deze zich ook in het recente
verleden hebben voorgedaan (denk b.v. aan de Energietoeslag). Daarnaast wordt ook
meer rechtszekerheid gecreëerd voor betrokkenen.
Maatregelen die bijdragen aan effectieve en reële verplichtingen en
gedifferentieerde handhaving
Bied de mogelijkheid om de arbeids- en/of re-integratieverplichtingen toe te spitsen.
Voor een deel van de doelgroep is sprake van een grote afstand tot de arbeidsmarkt.
Directe arbeidsinschakeling en de daaraan verbonden verplichtingen (b.v. het ingeschreven
staan bij uitzendbureaus of het bereid zijn 3 uur te reizen voor arbeid) staan veraf
van de mogelijkheden van dit deel van de doelgroep. Door in plaats van generieke verplichtingen,
de mogelijkheid te creëren om verplichtingen toe te spitsen op de situatie van de
bijstandsgerechtigde, ervaart de bijstandsgerechtigde de verplichtingen als reëel,
wat de effectiviteit ten goede komt.
Creëer de mogelijkheid (bevoegdheid voor gemeenten) tot het aanbieden van activiteiten
gericht op maatschappelijke participatie.
Alsmede, zo nodig, het opleggen van daarbij horende specifieke verplichtingen.
Dit geldt voor bijstandsgerechtigden die een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben.
Deze specifieke verplichtingen zijn erop gericht om meedoen (participatie) te stimuleren,
zo mogelijk met als uiteindelijk perspectief arbeidsinschakeling, en op periodiek
contact met de gemeente (voorkomen van isolement).
Bied meer ruimte voor de gemeenten voor afstemming op de individuele omstandigheden
bij het opleggen van maatregelen.
Door differentiatie binnen het verlagingen-systeem toe te staan, worden meer mogelijkheden
geboden om het instrument (in deze de verlaging) af te stemmen op de situatie van
de betrokkene. Dit komt de effectiviteit ten goede en voorkomt disproportionele neveneffecten.
Trek de uitzonderingen in de «Regeling uitzondering inlichtingenplicht» voor wat betreft
de toepassing van artikel 17 lid 1 van de Participatiewet gelijk voor SVB en gemeenten.
Op basis van de Wet eenmalige gegevensuitvraag hoeven burgers al bekende gegevens
niet opnieuw aan te leveren. Op dit moment zijn er verschillen tussen wat bij SVB
niet en wat bij gemeenten wel moet worden aangeleverd. Door dit gelijk te trekken,
wordt de inlichtingenplicht voor de burger verlicht.
Maatregelen die bijdragen aan integrale dienstverlening en maatwerk
Verruim het experimenteerartikel.
Door de grondslag te verbreden kan meer onderzoek worden gedaan naar andere werkwijzen
(gebiedsgericht of domeinoverstijgend) die de toeleiding naar werk of wanneer werkaanvaarding
nog niet in beeld is andere vormen van participatie te bevorderen. Randvoorwaarde
blijft wel dat er in een project goed methodologisch onderzoek gedaan wordt.
Investeer in vakmanschap.
Door te blijven investeren in vakmanschap en de reeds voor vakmanschap aanwezige middelen
krachtiger te richten op de doelen binnen spoor 1 wordt de impact van de aanpassingen
in wet- en regelgeving kracht bijgezet. De professional in de gemeente of bij de SVB
moet weten wat van hem of haar verwacht wordt na deze aanpassingen en de instrumenten
voorhanden hebben om dit te realiseren. Hieronder valt ook het herkennen van ruimte
voor maatwerk en het verankeren van via pilots – denk aan de pilots voor het bevorderen
van de economische zelfstandigheid binnen het kader van «Vakkundig aan het Werk» –
verworven inzichten. Dit traject kan onafhankelijk van wetgeving worden opgestart
en kan dus snel ter hand worden genomen.
Bekrachtig de mogelijkheid om bijstand af te stemmen op de individuele omstandigheden
van betrokkene.
Door de reeds aanwezige mogelijkheid om de bijstand indien noodzakelijk af te stemmen
op de specifieke situatie centraler in de wet te verankeren, wordt niet alleen de
mogelijkheid, maar ook het professionele belang om steeds te toetsen of de algemene
regels in deze situatie wel afdoende zijn sterker geëxpliciteerd. Dit neemt handelingsverlegenheid
weg, daar waar een individuele situatie daarom vraagt.
Expliciteer de maatwerkmogelijkheid binnen de kostendelersnorm.
Binnen de huidige regeling is reeds maatwerk mogelijk indien toepassing van de kostendelersnorm
leidt tot een onaanvaardbare uitkomsten. Door de mogelijkheid te expliciteren wordt
handelingsverlegenheid voorkomen en meer rechtszekerheid geboden.
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen