Brief regering : Agenda voor de toekomst van hybride werken
25 883 Arbeidsomstandigheden
Nr. 443
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 juni 2022
De toekomst van het werk verandert ingrijpend. Diverse ontwikkelingen en trends maken
dat de wijze waarop het werk wordt georganiseerd aan verandering onderhevig is. Waarneembaar
zijn veranderende eisen van de samenleving en het aanbod van andersoortige diensten
en producten als gevolg van digitaliseren en automatisering. Daarnaast werken mensen
vaker thuis. Dit heeft een impact op hoe we toekomstgericht kunnen werken, goed samenwerken
en onszelf kunnen organiseren. Ofwel hoe we de komende jaren op een betere manier
kunnen werken én samenwerken, met oog voor de lange termijn, de output van ons werk
en het werkplezier, de productiviteit en het welzijn van medewerkers. Het hybride
werken is één van de pijlers in dit nieuwe werken. Door corona is het hybride werken
in een stroomversnelling gekomen.
Hybride werken waar dat kan, is een positieve ontwikkeling. Het brengt voordelen mee
voor werknemers en werkgevers, draagt bij aan het bereiken van maatschappelijke doelen
en past in een moderne cultuur, waarbij we van een aanwezigheidscultuur gaan naar
outputgericht werken en vertrouwen.1 Nu werkgevers en werknemers zelf invulling kunnen geven aan hybride werken, draagt
het kabinet bij aan de ontwikkeling hiervan. De basis vormt het SER-advies hybride
werken2 dat op 31 maart jl. op verzoek van het kabinet is uitgebracht. In deze brief geeft
het kabinet daar een reactie op. Ook voldoe ik met deze brief aan de motie van de
leden Hagen en Van Ginneken (D66) over een concrete aanpak om het thuiswerken te stimuleren3.
Het kabinet kan zich zeer vinden in het advies van de SER en spreekt grote waardering
uit voor het werk dat de SER heeft verzet. Het advies geeft een compleet en gedegen
beeld van de vraagstukken en uitdagingen die spelen bij en het vinden van een goede
balans rondom het hybride werken voor werkgevers, werkenden en de maatschappij als
geheel. Daarnaast geeft de SER adviezen die recht doen aan die vraagstukken en concreet
toepasbaar zijn.
Hybride werken biedt kansen om maatschappelijke doelen te realiseren zoals vermindering
van CO2-uitstoot, piekbelasting in het openbaar vervoer, krapte op de huizenmarkt en een
goede werk-privé balans.
Denk daarbij ook aan eerlijk werk, economische groei, duurzaamheid en gendergelijkheid.
Het heeft ook raakvlakken met grote transities in onze samenleving, zoals digitalisering,
globalisering en verduurzaming. Daarnaast past deze ontwikkeling in de geschetste
hoofdlijnen van de Arbovisie 20404. Deze ontwikkelingen maken dat de wijze waarop het werk wordt georganiseerd aan verandering
onderhevig is. De toekomst van het werk5 gaat in op de impact van die ontwikkelingen en trends op de wijze waarop we toekomstgericht
kunnen werken, goed samenwerken en onszelf organiseren. Hybride werken, waardoor de
grenzen tussen werk en privé kunnen vervagen en het soort taak bepalend is voor de
keuze van de locatie van de werkplek, is daar een belangrijk onderdeel van.6 Het hybride werken past in de geschetste ontwikkelingen en kan, zoals de SER terecht
aangeeft, aan deze transities bijdragen.
Ervaringen met hybride werken als onderdeel van het nieuwe werken
Een groot deel van werkend Nederland staat voor dezelfde uitdaging: hoe krijgen we
het hybride werken werkend met oog voor de wensen en behoeften van werkgevers en werkenden?
Er was ook voor de coronacrisis in Nederland een stijgende trend waarneembaar om meer
thuis te werken. De crisis heeft het plaats- en tijdsonafhankelijk werken in een stroomversnelling
gebracht. Er bleek opeens veel meer vanuit huis te kunnen dan gedacht. Organisaties
kwamen er ook achter dat het hybride werken meer omvat dan enkele dagen per week thuis
achter je laptop gaan zitten. Sindsdien wordt in veel organisaties nagedacht over
en gewerkt aan hoe het hybride werken vorm te geven. Dat gebeurt ook bij de rijksoverheid
als werkgever. Het hybride werken is een terrein in beweging, waarbij het zoeken is
naar wat het beste past bij een organisatie. Hybride werken vraagt om een organisatiebrede
transformatie die ingaat op andere manieren van (samen)werken, leidinggeven en een
gedrags- en cultuurverandering. Het kabinet helpt samen met sociale partners werkgevers
en werknemers met een gestructureerde aanpak om die verandering in de manier waarop
we het werk organiseren, dus het hybride werken, vorm te geven.
De ervaringen van afgelopen twee jaar hebben bij werkgevers en werkenden geleid tot
een nieuwe visie op de inrichting van het werk. Het sociale aspect is de belangrijkste
reden om naar de locatie te gaan, terwijl de aard van het werk en minder reistijd
redenen zijn om vanuit huis te werken. Onderzoeken7 laten ook zien dat hybride werken aansluit op de wens van veel werkenden om structureel
enkele dagen in de week te blijven thuiswerken.
Er was ten tijde van het thuiswerkadvies een stabiel beeld over het (mentaal) welbevinden
van thuiswerkers ten opzichte van 2019. Het langdurig thuiswerken tijdens de pandemie
heeft volgens onderzoek van TNO gemiddeld genomen niet tot een significante verslechtering
geleid van de psychosociale arbeidsbelasting8 en van de klachten aan de arm, nek of schouders, de zogeheten KANS klachten9.
Overigens zijn de percentages nog steeds te hoog, en is ook geen verbetering opgetreden.
De afgelopen twee jaar was het voor werkenden die veel thuiswerkten een uitdaging
om onder moeilijke omstandigheden te werken. Dat gold in het bijzonder ook voor kleine
bedrijven. Ik heb zelf ook ondervonden welke uitdagingen het vele thuiswerken met
zich meebrengt. Tegelijk ben ik me ervan bewust dat het thuiswerken niet voor alle
werkenden was weggelegd. Voor iedereen is het vaak een moeilijke tijd geweest. Het
kabinet heeft veel waardering voor hen die veel thuiswerkten en voor de groep werkenden
die iedere dag naar het werk is blijven gaan.
SER-advies hybride werken
Mijn ambtsvoorganger heeft de SER in april 2021, namens het kabinet, gevraagd om een
breed advies over de toekomst van het hybride werken na de coronacrisis. Kernvragen
die aan de SER zijn voorgelegd zijn onder andere: wat zijn de gevolgen van hybride
werken voor de (mentale) gezondheid van werkenden? Hoe ziet de balans van hybride
werken er naar verwachting uit in de periode na corona? Welke uitdagingen liggen er
voor het bereiken van deze balans? En wat kunnen het kabinet, werkgevers, werknemers
en andere partijen doen om hier goed op in te spelen?
De SER komt tot de conclusie dat werkenden en werkgevers over het algemeen positief
zijn over de kansen van hybride werken. De raad spreekt dan ook de verwachting uit
dat hybride werken, waarbij verschillende vormen van plaats- en tijdsonafhankelijk
werk in ieder geval gedeeltelijk worden gecombineerd, in de toekomst steeds vaker
zal plaatsvinden.10 De vormgeving daarvan zal per organisatie verschillen, op basis van de overwegingen
van werkenden en werkgevers.
De SER heeft uitgangspunten geformuleerd waarmee men tot een goede balans en vormgeving
van hybride werken kan komen. Deze uitgangspunten zijn in de kern bij alle vormen
van werk van belang en tegelijkertijd specifiek relevant om de kansen van hybride
werken te kunnen benutten. Daarbij is de samenhang tussen de verschillende uitgangspunten
van belang. De uitgangspunten zijn (1) een goede balans tussen zeggenschap en maatwerk
bij hybride werk; (2) gebaseerd op goed overleg; (3) werk op basis van vertrouwen
en verantwoordelijkheid; (4) rekening houdend met sociale cohesie; (5) kansen voor
alle werkenden, specifieke groepen werkenden die bijvoorbeeld niet hybride kunnen
of willen werken; en (6) de gezondheid en welzijn van werkenden.
Het kabinet kan zich vinden in het gedegen advies van de SER. Hybride werken gaat
grotendeels uit van de gedachte dat het type werk bepaalt welke locatie daarbij hoort.
Maar hybride werken is meer. Het geeft de werkenden ook meer zeggenschap over zowel
de inrichting van hun werk alsook eigen plaats- en tijdsonafhankelijk werken. Daarbij
gaat het in eerste instantie om werkenden die ook hybride kunnen werken, terwijl het
ook belangrijk is om te realiseren dat ongeveer de helft van de werkenden in Nederland
een baan heeft waarbij er niet vanuit huis gewerkt kan worden.
Het kabinet hecht eraan te benadrukken dat de zeggenschap die werkenden hebben over
de inrichting van hun werk niet alleen voor diegene die hybride kunnen werken opgaat,
maar ook moet gelden voor de werkenden die niet op een hybride manier kunnen werken.
Dat vraagt om bewustwording bij werkgevers voor het evenwicht van de voordelen voor
zowel wie hybride kan werken als voor wie het niet mogelijk is om hybride te gaan werken.
Kabinetsreactie op aanbevelingen van de SER
De door de SER genoemde uitgangspunten vragen om een organisatie die wendbaar is in
de huidige tijd, het werk slimmer inricht en het kantoor deels een nieuwe functie
geeft. Het vraagt ook om écht een andere manier van aansturen. En ook om een organisatie
waar het overleg over de vormgeving van hybride werken tussen werkenden en werkgevers
gestimuleerd wordt. Iedereen wil de mogelijkheden van hybride werken goed vormgeven
en benutten. Daarvoor doet de SER een aantal aanbevelingen.
Het kabinet ziet in de genoemde aanbevelingen de aanzet voor een gestructureerde concrete
aanpak in de vorm van de Agenda voor de toekomst van het hybride werken. Hieronder
zal het kabinet nader ingaan op de aanbevelingen van de SER. Sommige aanbevelingen
sluiten aan bij reeds lopende trajecten en zijn dus al opgepakt. Andere aanbevelingen
vergen een nadere uitwerking, bestudering of een meerjarenaanpak om tot (mogelijke)
lijnen naar de toekomst te komen. Naast de aanbevelingen gericht aan het kabinet heeft
de SER ook goede voorbeelden uit de praktijk benoemd. Het structureel vormgeven van
de agenda kan alleen als de overheid, sociale partners en werkgevers en werknemers
dat samen oppakken. De SER heeft de aanbevelingen in zeven thema’s gegroepeerd. De
reactie van het kabinet volgt deze lijn.
Thema 1: Zeggenschap, tijd en plaats
Het initiatiefwetsvoorstel Werken waar je wilt (Van Weyenberg/Maatoug) versterkt de
zeggenschap van de werknemer bij het bepalen van de arbeidsplaats. Op grond van de
Wet flexibel werken kan op dit moment de werkgever een verzoek van de werknemer om
zijn arbeidsplaats te wijzigen om elke reden weigeren. De werkgever moet wel eerst
in overleg treden met de werknemer en zijn weigering op schrift motiveren. Het initiatiefwetsvoorstel
bepaalt nu dat de werkgever een verzoek om de arbeidsplaats te wijzigen moet beoordelen
naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, in lijn met het SER-advies. Het kabinet
wacht de behandeling met belangstelling af.
De SER geeft in haar advies over hybride werken aan dat zij de wens om de positie
van de werknemer bij het bepalen van de arbeidsplaats te versterken, begrijpt. De
SER acht een andere balans nodig in de zeggenschap van werkgever en werknemer over
de keuze van de arbeidsplaats om in de toekomst de kansen van hybride werken goed
te kunnen benutten. De SER ondersteunt dan ook het initiatiefwetsvoorstel met dien
verstande dat een verzoek van de werknemer tot wijziging van de arbeidsplaats wordt
beoordeeld op basis van redelijkheid en billijkheid in plaats van zwaarwegende bedrijfs-
of dienstbelangen, zoals eerder in het voorstel was opgenomen. Het criterium van de
redelijkheid en billijkheid zorgt er volgens de SER voor dat de belangen van de werknemer
en de werkgever op evenredige wijze tegen elkaar worden afgewogen en komt daarmee
tegemoet aan een versterking van de zeggenschap van de werknemer zonder dat afbreuk
wordt gedaan aan de belangen van de werkgever.
Het kabinet vindt dit een interessante gedachte, mede omdat dit, zoals de SER aangeeft,
het gesprek tussen de werknemer en de werkgever over de keuze van de arbeidsplaats
bevordert en de mogelijkheid biedt om passende afspraken te maken waarbij met de specifieke
omstandigheden van de situatie rekening kan worden gehouden. Het kabinet zal deze
suggestie betrekken bij het formuleren van het kabinetsstandpunt over het initiatiefwetsvoorstel.
Thema 2: Gezondheid, welzijn en werktevredenheid
De SER benadrukt dat werkenden en werkgevers ook bij hybride werken het werk gezond
en veilig moeten inrichten, waardoor gezondheidsrisico’s worden beperkt en hybride
werken kan bijdragen aan een duurzame inzetbaarheid. Zij moeten bovendien weten welke
verantwoordelijkheden zij daarbij hebben en de mogelijkheden hebben om die verantwoordelijkheden
te nemen. Daarin moeten werkgevers en werkenden ook ondersteund worden. Vanuit die
achtergrond doet de SER verschillende aanbevelingen.
Preventie van gezondheidsklachten is een belangrijke basis van de Arbowetgeving. Ongezond
hybride werken kan leiden tot fysieke en mentale gezondheidsklachten, constateert
de SER. Het is daarom van belang om hybride werken te integreren in het reguliere
arbobeleid. De SER adviseert om te verduidelijken dat afspraken over de onbereikbaarheid
van werkenden buiten werktijd in het arbobeleid moeten worden opgenomen, en beveelt
aan de huidige wet- en regelgeving onder de aandacht te brengen en te stimuleren dat
werkgevers en werknemers hier afspraken over maken. Dat kan bijvoorbeeld door in arbocatalogi
en branche-RI&E’s afspraken op te nemen over gezond en veilig hybride werken en sociale
partners te ondersteunen bij het ontwikkelen of aanvullen van deze instrumenten. Verder
adviseert de SER om, in samenspraak met sociale partners, de zorgplicht ten aanzien
van zowel de thuiswerkplek als andere werklocaties te verduidelijken. In het verlengde
hiervan is ook de toerekening van aansprakelijkheid voor eventuele gezondheidsschade
van belang om te verduidelijken.
De SER vindt dat de kennis van hybride werken aan arbodeskundigen aangereikt moet
worden, onder andere door te stimuleren of te verplichten dat hybride werken onderdeel
wordt van de beroepsopleidingen. Ook het stimuleren dat de inzet van hybride werken
als oplossing bij (chronische) ziekte en re-integratie wordt ingezet wordt geadviseerd.
Dit kan bijvoorbeeld doordat bedrijfsartsen hybride werken als mogelijkheid zien om
een positief effect te hebben op de re-integratie of om werkenden de mogelijkheid
te geven met een (chronische) ziekte of beperking toch aan het arbeidsproces deel
te nemen.
Nu meer hybride gewerkt wordt, is het van belang dat hulpverleners ook alert zijn
op geweld in de privésfeer in een hybride werk situatie. De SER adviseert om de gevolgen
van hybride werken voor de gezinssituatie en specifiek geweld in de privésfeer te
onderzoeken, in samenwerking met bestaande organisaties die zich inzetten voor het
tegengaan van het geweld.
Tot slot adviseert de SER dat de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) richtlijnen en
werkinstructies deelt, ontleent aan casuïstiek, waaraan de naleving van een hybride
werkplek getoetst zal worden, zodat werkenden en werkgevers hier bij de naleving van
hun arboverplichtingen aan kunnen voldoen. Daarbij moeten duidelijke afspraken gemaakt
worden over de manier waarop hybride werkplekken door de NLA geïnspecteerd kunnen
worden, en hoe de privacy van individuen daarbij gewaarborgd kan blijven.
Reactie van het kabinet
In de Arbowet is geregeld dat de werkgever ervoor moet zorgen dat de werknemer een
gezonde en veilige werkplek heeft. Ook in de thuiswerksituatie moet de werkgever zijn
werknemers zoveel mogelijk beschermen. De eisen bij thuiswerken zijn anders dan wanneer
bijvoorbeeld op kantoor wordt gewerkt. In de Arbowet is bepaald dat de werkgever moet
doen wat redelijkerwijs gevraagd kan worden. Die vraag kan voor thuiswerkplekken anders
zijn dan voor de werkplek op kantoor. De werkgever is verplicht een actuele RI&E te
hebben waar alle arbeidsrisico’s in opgenomen zijn. Het gaat dus ook om risico’s die
spelen bij thuiswerken zoals het risico op beeldschermwerk, werkdruk, te weinig bewegen
en een goede werk-privé balans. De RI&E kan daarmee de ingang vormen voor de NLA om
te controleren of werkgevers deze risico’s onderkennen en vervolgens adequate maatregelen
treffen. Bij controle van de RI&E wordt niet naar de gegevens van individuen gekeken.
Het actueel houden van branche-RI&E’s en arbocatalogi is een wettelijk vereiste en
een verantwoordelijkheid van de sociale partners zelf. Op dit punt is ter ondersteuning
het volgende in gang gezet. Het meerjarenprogramma RI&E (2020–2023) stimuleert werkgevers
om een kwalitatief goede Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E) op te stellen
en om deze actueel te houden. Hierover heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd op 29 april
2022.11 Zo is er via de communicatiekanalen van rijksoverheid.nl en Arboportaal.nl meermaals
benadrukt dat de veranderende werkomstandigheden als gevolg van corona in de RI&E
opgenomen moet worden. Dit geldt dus ook voor werkenden die meer hybride zijn gaan
werken. Het Steunpunt RI&E zal via hun communicatiekanalen aandacht besteden aan de
noodzaak om veranderende werkomstandigheden, zoals hybride werken, op te nemen in
RI&E’s. Het Ministerie van SZW zal dit doen in een nieuwsbrief aan betrokken partners
bij het meerjarenprogramma RIE. Daarnaast ga ik in gesprek met sociale partners om
te kijken hoe hybride werken en RI&E onder de aandacht gebracht kan worden (bijvoorbeeld
via een module).
Het kabinet gaat met sociale partners in gesprek over het recht op onbereikbaarheid
om in die situaties werkgevers en werkenden te stimuleren om hier afspraken over te
maken, bijvoorbeeld via branche RI&E’s, arbocatalogi en Cao’s.
De combinatie arbeid en zorg vraagt ook specifiek om aandacht vanuit emancipatoir
– en gezondheidsperspectief. Het is positief als de werknemer de mogelijkheid heeft
om, als die dat zelf wil, meer thuis te werken. Daarbij is een mogelijke valkuil dat
werknemers (wellicht voor het merendeel vrouwen) een deel van de zorgtaken overdag
verrichten en ’s avonds thuis werken. Daardoor kunnen schadelijke gezondheidseffecten optreden.
Op dit moment worden al maatwerkoplossingen toegepast in het kader van hybride werken,
al dan niet op advies van een arbodeskundige. De Nederlandse Vereniging voor Arbeids-
en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) ontwikkelt dit jaar een richtlijn op het gebied van
hybride werken. Het is van belang ook werkgevers en werkenden goed te informeren over
de mogelijkheden en oplossingen die de inzet van hybride werken kan bieden, zodat
daarover goede afspraken gemaakt kunnen worden tussen werkgevers en zieke werkenden.
Ook binnen de Brede Maatschappelijke Samenwerking Burn-outklachten wordt in het kader
van preventie expliciet aandacht geschonken aan de mentale vitaliteit van hybride
werkenden. Zo is op 31 mei 2022 via ZonMW de subsidieregeling mentale vitaliteit van
werkenden opengesteld12.
Het kabinet gaat voorts kijken wat er nog extra nodig is om invulling te geven aan
de in dit thema genoemde aanbevelingen. Tegen die achtergrond gaat het kabinet met
de sociale partners, werkgevers en werkenden in gesprek om te inventariseren welke
vragen er leven rond de verschillende aanbevelingen die in dit thema genoemd zijn
om te kijken hoe werkgevers en werkenden gestimuleerd kunnen worden hier afspraken
over te maken.
De in dit thema genoemde aanbevelingen gericht op het verspreiden van kennis en het
verduidelijken van regelgeving geven een duidelijk signaal af aan het kabinet. Er
is wetgeving die is niet altijd bekend is bij de werkgever of werknemer. Het kabinet
heeft de afgelopen periode onder andere via het Arboportaal informatie verspreid over
de rechten en plichten die voortvloeiden uit de Arbowet, waaronder ook over de zorgplicht
van de werkgever in het geval van thuiswerken. Het kabinet blijft (nieuwe) informatie
over wet- en regelgeving alsook beleid op het gebied van hybride werken onder de aandacht
brengen. En betrekt daarbij ook de sociale partners, zodat relevante informatie alle
werkgevers en werkenden bereikt.
Thema 3: Arbeidsmarkt en positie van groepen werkenden
De SER concludeert dat grenswerkers en werkenden met een beperking op dit moment nog
onvoldoende kunnen profiteren van de kansen van hybride werken. De SER doet daarom
verschillende aanbevelingen om hybride werken voor deze groepen beter mogelijk te
maken.
Grenswerkers
De SER adviseert om hybride werken voor grenswerkers gemakkelijker te maken door de
huidige afspraken omtrent fiscaliteit en sociale zekerheid samenhangend aan te passen.
Het kabinet onderschrijft het belang van het beter faciliteren van hybride werken
voor grenswerkers. Daarbij heeft het kabinet oog voor de samenhang tussen de fiscaliteit
en sociale zekerheid.
Op het terrein van de sociale zekerheid adviseert de SER in dit kader een aanpassing
van de Verordening Coördinatie sociale zekerheid 883/2004. Het kabinet zet zich in
voor een structurele oplossing in Europees verband. Het ligt voor de hand dat deze
oplossing een aanpassing van de Coördinatieverordening vereist. Dit zal naar verwachting
de nodige tijd vergen.
Ik zie voor de sociale zekerheid de problemen waarmee grensarbeiders en hun werkgevers
geconfronteerd worden en ben het er mee eens dat er een oplossing gevonden moet worden.
Ik heb dan ook recent EU-commissaris Schmit opgeroepen om met oplossingen voor de
problematiek van thuiswerkende grensarbeiders te komen (zie brief d.d. 24 mei aan
EU-commissaris Schmit in de bijlage). Tevens is er regelmatig contact met onze buurlanden
en andere lidstaten met het oog op het bereiken van een mogelijke tussenoplossing.
In Europees verband zijn eerder deze maand voorstellen voor een mogelijke tussenoplossing
in een Working Party besproken en ook tijdens de vergadering van de Administratieve
Commissie13.
Nederland heeft het belang van het vinden van een oplossing benadrukt. Ik ben dan
ook verheugd om te kunnen melden dat in de lidstaten in de Administratieve Commissie
gezamenlijk hebben afgesproken dat thuiswerken het komende half jaar (dus tot 1 januari
2023) niet zal leiden tot een wijziging van het werkland naar woonland. Dit geeft
de lidstaten wat respijt om te werken aan een meer structurele oplossing.
Verder adviseert de SER dat het kabinet zich inzet om in de belastingverdragen met
België en Duitsland een drempelregeling op te nemen. Een dergelijke regeling zorgt
er dan voor dat een bepaald aantal of percentage thuiswerkdagen geen invloed heeft
op de verdeling van heffingsrechten over het inkomen van grenswerkers. De SER adviseert
daarbij om in eerste instantie overeen te komen dat thuiswerken tot 25% van de werktijd
niet tot een verschuiving van het heffingsrecht naar de woonstaat van een werknemer
leidt.
Al eerder heeft de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst aangegeven
positief te staan tegenover een regeling in de belastingverdragen gericht op thuiswerkdagen
van grensarbeiders. Nederland neemt het initiatief om dit onderwerp bij besprekingen
met buurlanden te agenderen en tijdens deze besprekingen te verkennen of het wenselijk
en mogelijk is de belastingverdragen met de buurlanden zo aan te passen dat een bepaald
aantal of percentage thuiswerkdagen geen invloed heeft op de verdeling van heffingsrechten
bij grensarbeiders.14
Tot slot moeten volgens de SER de gevolgen worden verduidelijkt als na de coronapandemie
de regels van de Verordening 883/2004 en belastingverdragen worden aangepast en hoe
eventuele onwenselijke consequenties vermeden kunnen worden. Via de website van de
Belastingdienst15 zullen grensarbeiders hierover geïnformeerd blijven worden.
Met betrekking tot de fiscaliteit zullen de overeenkomsten die gesloten zijn over
de behandeling van thuiswerkdagen onder de coronacrisis per 1 juli 2022 aflopen. Op
dat moment zal worden teruggekeerd naar de bestaande regels van de belastingverdragen
om dubbele belastingheffing te voorkomen. Als de belastingverdragen in de toekomst
aangepast worden, zal hier op de gebruikelijke wijze voorlichting over worden gegeven.
Ook voor de sociale zekerheid zijn de coronamaatregelen die gelden tot 1 juli 2022
niet verlengd. Toch zal dit niet leiden tot een plotselinge verandering van werkland
naar woonland omdat, zoals hierboven reeds is vermeld, in de Administratieve Commissie
is afgesproken dat thuiswerken het komende half jaar (dus tot 1 januari 2023) niet
zal leiden tot een wijziging van het werkland naar woonland. Vanzelfsprekend zullen
de grensarbeiders hierover nog nader worden geïnformeerd. De grensinfopunten kunnen
zowel werkgevers als werknemers informeren over de gevolgen in hun specifieke individuele
situatie.
Zoals eerder aangekondigd zal de Kamer ook worden geïnformeerd over de voortgang op
beide beleidsterreinen in een brief die ik samen met de Staatssecretaris van Financiën
voor het zomerreces zal versturen.
Faciliteren van hybride werken voor mensen met een beperking
Voor wat betreft het faciliteren van hybride werken voor werkenden met een beperking
heeft UWV de uitvoering van thuiswerkvoorzieningen in 2020, vanwege het overheidsadvies
om zoveel mogelijk thuis te werken, tijdelijk verruimd.
Voorheen kwam men alleen in aanmerking voor een voorziening voor de thuiswerkplek
wanneer er een individuele medische noodzaak was om thuis te werken. De SER beveelt
aan om de verruimde inzet van de thuiswerkvoorzieningen door UWV voor mensen met een
beperking blijvend te maken. Daarbij adviseert de raad UWV een model te ontwikkelen
dat tegemoetkomt aan een werkbaar systeem dat voorziet in een vlotte, eenduidige beoordeling
en snelle toekenning van een aanvraag.
UWV zet de verruiming voor de uitvoering van de thuiswerkvoorziening in het kader
van hybride werken door. UWV behandelt een aanvraag voor een thuiswerkvoorziening
op basis van een vast proces en beoordeelt de aanvraag binnen wettelijke termijnen.
UWV levert maatwerk en handelt daarbij vanuit de behoefte van de klant. Bij een aanvraag
wordt in samenspraak met de werknemer en werkgever of de zelfstandige gekeken naar
een passende oplossing om het werk optimaal te kunnen uitvoeren. Om de verruiming
voor de uitvoering van de thuiswerkvoorziening structureel te maken doet UWV in overleg
met SZW nader onderzoek naar de reikwijdte van de thuiswerkvoorziening. Verder vraagt
de Raad aandacht voor de toegankelijkheid van de werkondersteunende regelingen van
UWV en gemeenten bij verdere facilitering van hybride werken door de overheid. De
voorzieningen en regelingen moeten goed vindbaar zijn, zo mogelijk via een loket.
Het kabinet onderschrijft het belang van de werkondersteunende regelingen van UWV
en gemeenten en de vindbaarheid van voorzieningen en regelingen voor mensen met een
arbeidsbeperking. Hiervoor is al veel beleid in gang gezet, onder meer in het kader
van het Breed Offensief en simpel switchen in de participatieketen. Gemeenten en UWV
beschikken over diverse instrumenten om mensen met een arbeidsbeperking aan werk te
helpen en te houden, zoals loonkostensubsidie/loondispensatie, jobcoach en proefplaatsing.
Daarbij is het van belang dat deze instrumenten in maatwerk worden ingezet, afgestemd
op de behoefte van betrokkene. Voor zover het hybride werken betreft is van belang
dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij afspraken tussen de werkgever en werknemer.
Een belangrijke stap van het kabinet tot verbetering van de Participatiewet, specifiek
gericht op mensen met een arbeidsbeperking, vormt verder het wetsvoorstel wijziging
van de Participatiewet uitvoeren Breed Offensief. Hierin staan belangrijke maatregelen
ter verbetering van de instrumenten en ondersteuningsmogelijkheden. De behandeling
van het wetsvoorstel in uw Kamer is gepland op 27 juni. Het kabinet streeft ernaar
dat de wet per 1 januari 2023 in werking kan treden.
Thema 4: Digitalisering
De SER geeft aan dat hybride werken vraagstukken met zich meebrengt rond digitalisering.
Deze vraagstukken moeten geadresseerd worden, om de kansen van hybride werken te kunnen
benutten.
Stimuleren digitale vaardigheden en bewustzijn
De SER adviseert om extra aandacht te schenken aan groepen met de laagste digitale
vaardigheid. Deze groep zal meegenomen moeten worden in de digitaliseringsstrategie
en onderwijsplannen.
In brede zin streeft het kabinet naar digitale inclusie via verschillende sporen.
Meerdere hiervan zijn relevant voor werknemers als doelgroep. Zo werken we aan digitale
vaardigheden en zelfredzaamheid. Met bijvoorbeeld het Informatiepunt Digitale Overheid
en de Digihulplijn, als ondersteuning van minder digitaal vaardigen. Ook werkt het
kabinet binnen het programma Tel mee met Taal aan het bevorderen van basisvaardigheden
(lezen, schrijven, rekenen en digitale vaardigheden). Naar aanleiding van het coalitieakkoord
wordt in 2022 aan een aanvullend plan gewerkt om digitale vaardigheden te bevorderen
vanuit een publiek-private strategie. Als het gaat om digitaal bewustzijn, dus inzicht
hebben in de kansen en risico’s van digitalisering, zetten we in op digitale veiligheid,
digitale nalatenschap, de bestrijding van desinformatie en campagnes als #ÉchtContact.
We ontwikkelen activiteiten steeds samen met onze publieke, private en maatschappelijke
partners, maar ook met mensen zelf. Dit gebeurt onder meer via de Alliantie Digitaal
Samenleven.
Alle onderwijssectoren besteden al veel aandacht aan digitale geletterdheid. Er is
naast de onderwijssectoren ook een rol weggelegd voor werkgevers en werknemers om
aandacht te besteden aan een leven lang leren in een hybride werkomgeving.
Bevorder het actualiseren van het privacybeleid van organisaties en stimuleer de inzet
van (digitale) technieken
Het kabinet is aan de slag met de vraagstukken rondom privacybeleid en inzet van digitale
technieken. Er zal vanuit Ministeries BZK, JenV en EZK een werkgroep gevormd worden
die invulling zullen geven aan de adviezen. Zo zal in de werkgroep ingegaan worden
op hoe het privacybeleid geactualiseerd kan worden. Dit zal in overleg met werkgevers
en werknemers gedaan worden. Daarnaast zal er aandacht worden besteed aan hoe nieuwe
digitale technieken werken veiliger en toegankelijker kan worden gemaakt.
Schep duidelijke kaders voor het digitaal monitoren en algoritmisch managen
De SER adviseert om duidelijke kaders te schetsen voor het digitaal monitoren van
medewerkers.
In principe is het niet toegestaan om werknemers digitaal te monitoren via apparaten
die zij gebruiken of dragen. Zeker als het gaat om gevoelige persoonsgegevens, zoals
gezondheidsgegevens, geldt dat verwerking daarvan in strijd is met de Algemene Verordening
Gegevensbescherming (AVG). Hierbij valt onder meer te denken aan productiviteitsagenda,
zoals het aantal werkuren dat een werknemer op een dag realiseert. Als het om niet
gevoelige persoonsgegevens gaat, kan het nog steeds onwenselijk zijn dat de gegevens
worden verzameld en verwerkt. Een voorbeeld van een duidelijk kader gebaseerd op wetgeving
is de impact assessment mensenrechten en algoritmen (IAMA)16. Mijn collega’s van JenV en BZK gaan onderzoeken welke kaders er verder nodig zijn
en zullen dit onder andere met de sociale partners bespreken. De interdepartementale
werkagenda Digitalisering van het kabinet, die later dit jaar verschijnt, zal op het
onderwerp hybride werken terugkomen.
Versterken digitale weerbaarheid van Nederland
De SER sluit zich aan bij het advies van de Cyber Security Raad dat in april 202117 is uitgekomen. Het kabinet heeft dit advies ter harte genomen en hierop gereageerd
in een kabinetsreactie18. Het jaarlijkse Cybersecurity Beeld Nederland, het AIVD Jaarverslag en het Dreigingsbeeld
Statelijke Actoren laten zien hoe kwetsbaar en afhankelijk we zijn als samenleving,
economie en overheid van digitalisering. De complexiteit van onze samenleving en economie
vraagt ons om veerkrachtig genoeg te zijn als er iets misgaat. Binnen het kabinet
coördineert de Minister van Justitie en Veiligheid het terrein van cybersecurity.
Op dit moment wordt onder haar coördinatie interdepartementaal gewerkt aan de integrale
Nederlandse Cybersecuritystrategie (NLCS, als vervolg op de Nederlandse Cybersecurity
Agenda (NCSA) uit 2018). De NLCS zal medio 2022 met de Tweede Kamer worden gedeeld.
Thema 5: Fiscale en faciliterende regeling
De SER geeft een aantal adviezen die zien op de werkkostenregeling (WKR). Samengevat
adviseert de SER te onderzoeken of een aantal vrijstellingen binnen de WKR verruimd
kan worden om hybride werken beter te ondersteunen. De SER vraagt ook om een periodieke
evaluatie van de WKR, het verbeteren van de communicatie over de WKR en het opstellen
van een eenduidige richtlijn in controles door de Belastingdienst. De WKR wordt op
korte termijn geëvalueerd.
Onderzoek verruiming vrije ruimte WKR
De SER adviseert te onderzoeken om de 1e schijf van de vrije ruimte te verruimen tot 3%. Vanwege de coronapandemie is de vrije
ruimte in 2020 en 2021 tijdelijk verruimd, zodat werkgevers hun werknemers extra tegemoet
konden komen.19 Deze verruiming had een ander doel dan waar de SER in haar advies nu aan refereert.
Om te kunnen bepalen of, en zo ja in welke mate, een verruiming van de vrije ruimte
nodig zou zijn, moet inzichtelijk zijn welke kosten vanwege hybride werken worden
gemaakt waar geen gerichte vrijstelling voor bestaat. Ook is van belang of bepaalde
kosten vanwege hybride werken niet worden gemaakt of bruto worden vergoed. Er is geen
informatie beschikbaar over de wijze van besteding van de vrije ruimte. In de aangifte
loonheffingen hoeft hiervan geen opgave te worden gedaan en dit is ook niet via andere
bronnen beschikbaar. Het kabinet zal dit advies meenemen in de evaluatie van de WKR
die gepland staat voor 2023/2024.
Evalueer de fiscale vrijstelling voor arbovoorzieningen
De SER adviseert de arbovrijstelling op basis van een onderzoek te verruimen. Het
kabinet zal nader laten onderzoeken in welke mate er sprake is van arbovoorzieningen
die nodig zijn omwille van het hybride werken en waarvoor momenteel nog geen vrijstelling
bestaat binnen de werkkostenregeling. Dit wordt meegenomen in de genoemde evaluatie
van de WKR.
De arbovrijstelling is van toepassing op zogenoemde verplichte arbovoorzieningen.
Dit zijn voorzieningen die direct samenhangen met de werkzaamheden omdat het verplichtingen
van de werkgever zijn op grond van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet).20 De arbovrijstelling geldt voor reguliere arbovoorzieningen gerelateerd aan hybride
werken zoals een bureaustoel of beeldschermbril.
Het kabinet benadrukt dat een vergoeding voor voorzieningen zoals sporten en fietsen
primair een privéaangelegenheid is, ook al staat het werkgevers vrij om hiervoor een
vergoeding aan te geven. Een dergelijke voorziening hangt niet of slechts in zeer
beperkte mate samen met zakelijke kosten, waardoor een vergoeding of verstrekking
hiervoor kwalificeert als belast loon. Het generiek vergoeden van gezondheidschecks en fitnessabonnementen valt hier dan ook niet onder.
Echter, in bepaalde individuele situaties kan voor deze voorzieningen wel gebruik
worden gemaakt van de arbovrijstelling.
Verder geldt een vrijstelling als sprake is van een fitnessruimte of gezondheidscheck
op de werkplek.21 De kosten voor een fiets passen goed binnen de vrije ruimte omdat het bevoordelingskarakter
overheerst.22 Daarnaast is een onbelaste reiskostenvergoeding voor zakelijke ritten mogelijk of
kan een fiets ter beschikking worden gesteld met een bijtelling.23 De sociale partners kunnen in Cao’s nadere afspraken maken over dergelijke voorzieningen.
Evalueer de thuiswerkvergoeding
De SER benoemt dat de kosten van thuiswerken flink zijn gestegen, onder andere omdat
werknemers ook andere kosten maken zoals voor een snellere internetverbinding. De
SER adviseert de thuiswerkvrijstelling te evalueren en daarbij vooral te kijken of
de vrijstelling voldoende rekening houdt met de feitelijke praktijk van hybride werken.
Het is al mogelijk een noodzakelijke internetvergoeding naast de thuiswerkvergoeding
onbelast te vergoeden of te verstrekken via de gerichte vrijstelling voor noodzakelijke
ICT-middelen.24 Het forfait van € 2 is gebaseerd op onderzoek van het Nibud naar daadwerkelijke kosten
(augustus 2021)25. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de tabelcorrectiefactor,
waarbij rekening wordt gehouden met de inflatie. Bij de periodieke evaluatie van deze
regeling zal bekeken worden of het forfait nog strookt met de gemiddelde werkelijke
kosten die werknemers in de praktijk maken.
Vorig jaar is toegezegd de uitvoerbaarheid van de thuiswerkvrijstelling zorgvuldig
te monitoren.26 In april 2022 is hiertoe overleg gevoerd met sociale partners. Sociale partners gaven
aan dat door het vrij recent vervallen van het thuiswerkadvies sprake is van een overgangsfase
waarbij hybride werken en bijbehorende afspraken over thuiswerkvergoedingen nog ingebed
moeten raken. Het is te vroeg conclusies te trekken over de uitvoerbaarheid en administratieve
lasten van de thuiswerkvrijstelling. Dit geldt ook voor de Belastingdienst wat betreft
de uitvoerbaarheid. Vervolggesprekken vinden plaats in het vierde kwartaal van 2022.
Daarnaast zal de evaluatie van de thuiswerkvrijstelling worden meegenomen in de genoemde
evaluatie van de WKR.
Fiscale vrijstelling gebruik werkhubs
De SER stelt dat werkhubs meer ingebed kunnen worden door in de WKR een fiscale vrijstelling
op te nemen voor kosten van het gebruik van werkhubs. Werkhubs bieden werkenden de
mogelijkheid in een deelkantoor een werkplek te huren om zo niet op bedrijfslocatie
en de reguliere werkplek hun werk te doen.
Voor huurkosten van een werkhub is geen vrijstelling nodig in de WKR, deze kosten
kwalificeren niet als loon. Dit geldt ook als een werknemer de huurkosten voorschiet
voor diens werkgever. In het handboek loonheffingen zal een aanvulling worden opgenomen
die de fiscale aspecten van een werkhub verduidelijkt.
Creëer meer flexibiliteit in mobiliteitsregelingen
De SER geeft aan dat een regeling met meer flexibiliteit nuttig is, zoals een mobiliteitsbudget
waarvoor het niet of minder uitmaakt hoe een werknemer reist en waar een werknemer
werkt.
De Wet op de loonbelasting 1964 biedt al de benodigde «bouwstenen» op grond waarvan
het voor een werkgever mogelijk is om een mobiliteitsbudget vorm te geven dat het
meest geschikt is voor diens bedrijf en de betreffende (groep) werknemer(s). Door
verschillende vrijstellingen te combineren, kan een werkgever een onbelaste gecombineerde
reis- en thuiswerkkostenvergoeding geven. Eventueel gecombineerd met vervoer vanwege
de werkgever, zoals de leaseauto of -fiets. Daarnaast kan een werkgever nog steeds
de door de werknemer betaalde kosten van overige zakelijke reizen, die minder voorspelbaar
zijn en waarvan vooraf minder goed is in te schatten hoe hoog die uitvallen, onbelast
vergoeden op declaratiebasis. Het kabinet ziet daarom geen belemmering voor werkgevers
om een mobiliteitsbudget vorm te geven.
Eenvoudigere regelingen, periodiek toetsing en heldere communicatie
De SER adviseert om de uitvoerbaarheid van de WKR te evalueren en te bezien of de
WKR eenvoudiger in gebruik kan worden gemaakt.
Het kabinet laat zoals gezegd de WKR in 2023/2024 evalueren. Ook de uitvoerbaarheid
van de WKR en onderlinge samenhang van de verschillende regelingen vormen onderdeel
hiervan. Sociale partners worden doorgaans betrokken bij een voorgenomen wijziging
van de WKR, zoals bij implementatie van de thuiswerkvrijstelling.
De SER adviseert te bezien of de term «werkplek» verruimd kan worden naar de thuiswerkplek.
Zo kunnen verstrekkingen die op kantoor mogen worden gedaan ook gelden voor de werkplek
thuis. De SER vindt dat dit beter aansluit bij hybride werken. Deze aanpassing ligt
niet voor de hand. Allereerst geeft de SER ook in haar advies aan dat het nu nog onduidelijk
is welke voorzieningen er nodig zijn ten behoeve van het hybride werken waarvoor momenteel
geen specifieke vrijstelling geldt. Zolang dit niet duidelijk is, ligt het niet voor
de hand om de WKR ongericht uit te breiden. Mogelijk dat de uitkomsten van de evaluatie
van de WKR hier meer duidelijkheid over biedt. Voor een groot deel van de thuiswerkgerelateerde
voorzieningen die nodig lijken voor hybride werken geldt al een vrijstelling.27 Hierdoor ligt een ongerichte verruiming van het werkplekcriterium niet voor de hand.
Ten slotte zou het uitbreiden van het begrip «werkplek» naar de werkkamer thuis of
het gehele huis in feite met zich meebrengen dat bijna elke voorziening voor de thuiswerkplek
of in huis onbelast is voor de loonheffingen. Het faciliteren van een functionerend
en aangekleed kantoorgebouw is verbonden aan de bedrijfsvoering van de werkgever en
wordt naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als loon ervaren, ook al kan
sprake zijn van enig privévoordeel.28 Dat ligt anders bij de thuiswerkplek. Er geldt weliswaar een redelijkheidscriterium,
maar dit zal in de praktijk ook tot meer onduidelijkheid leiden. De grens welke voorziening
al dan niet onbelast is, wordt nog lastiger als een thuiswerkplek meerdere functies
heeft.
De Belastingdienst communiceert uitgebreid over de WKR onder meer via website en het
handboek loonheffingen. Dit handboek geeft een overzicht van de regelingen in de loonheffingen
inclusief voorbeelden. Uit een recente evaluatie blijkt dat het handboek wordt gezien
als makkelijk leesbaar, goed te begrijpen en er worden geen onderwerpen en thema’s
gemist.
Ontwikkel een richtlijn voor eenduidige inspecties
De SER stelt dat de WKR complex is en ontvangt signalen dat inspecties rond de WKR
niet altijd eenduidig worden uitgevoerd. De SER adviseert hiervoor een richtlijn te
ontwikkelen. De Belastingdienst borgt via landelijke vaktechnische coördinatoren dat
sprake is van eenheid van beleid en uitvoering ten aanzien van de WKR. Het signaal
en advies van de SER worden binnen de Belastingdienst gedeeld.
Thema 6: Mobiliteit, milieu en ordening
De SER stelt vast dat het hybride werken verschillende maatschappelijke gevolgen kan
hebben. Zo kan het woon-werkverkeer afnemen, met als gevolg minder groei van files.
Kantoorpanden kunnen ook anders worden ingericht en benut. Dit kan een effect hebben
op de woningmarkt. Vanuit die achtergrond doet de SER-aanbevelingen aan het kabinet
op het gebied van mobiliteit, milieu en ordening.
Ondersteun hybride werken om congestie te verminderen
De SER adviseert om via regionale mobiliteitsnetwerken bedrijven te helpen bij het
maken van keuzen die spreiden van het verkeer bij hybride werk ondersteunen. Het kabinet
geeft hier invulling aan door op het Bestuurlijk overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur,
Ruimte en Transport (BO-MIRT) met regionale overheden maatwerkafspraken te maken om
werkgevers in de betreffende regio te faciliteren. En wordt samen met regionale overheden
in diverse regio’s ingezet op het maken van concrete intentie-afspraken waarbij bedrijven
en onderwijsinstellingen zich publiekelijk committeren aan hybride werken en het stimuleren
hiervan binnen hun netwerken.
Onderzoek naar de effecten van hybride werken op de CO2-uitstoot
Het kabinet onderschrijft de behoefte aan aanvullend onderzoek naar de effecten van
hybride werken op de CO2-uitstoot op de langere termijn. Met onder andere het Kennisinstituut Mobiliteit wordt
bezien hoe dit vorm gegeven kan worden binnen bestaande onderzoeken.
Onderzoek de ontwikkeling van werkhubs
De SER adviseert om onderzoek te doen hoe hybride werken het best door werkhubs ondersteund
kan worden. Het kabinet geeft hier invulling aan door in het mobiliteitsbeleid te
kijken naar de kansrijkheid van mobiliteitshubs als mogelijke oplossing voor knelpunten
in het mobiliteitssysteem. Het is een logisch onderdeel van het nabijheidsprincipe
dat we nastreven bij de verdichtingsopgave. In veel gevallen gaat het Rijk niet over
de ontwikkeling van deze mobiliteitshubs, maar gemeenten of andere partijen. Wel kan
het Rijk de mobiliteitshubontwikkeling aanmoedigen en informatie aanreiken. In de
geest van de aanbeveling van de SER moedigt het kabinet partijen aan om bij de ontwikkeling
van hubs in het mobiliteitssysteem te (laten) onderzoeken of en zo ja hoe daarin plekken
voor hybride werken kunnen worden meegenomen.
Stimuleer de ontwikkeling van de regio’s
De ontwikkelingen rondom hybride spelen ook een belangrijke rol bij de huidige Woningbouwopgave.
Hoe komen we tot slimme, duurzame en betaalbare oplossingen zonder dat het verkeer
vastloopt. In het Woononderzoek NL29 is tot op heden nog niet vastgesteld dat de woonwensen en daarmee de bouwopgave significant
verschoven zijn door hybride werken. Wel hebben de COVID-pandemie en het (volledig)
thuiswerken vermoedelijk personen uit de Randstad ertoe bewogen naar het oosten te
verhuizen, in grotere mate dan vóór de pandemie. Verschillende regio’s, waaronder
Oost, Friesland en Zeeland, hebben zelf ook onderzoek gedaan naar de impact van de
COVID-crisis op verhuisbewegingen. Zij constateren op regionale schaal een heel kleine
plus vanwege personen die uit de Randstad naar deze gebieden verhuizen. Het lijkt
passend voor het Woononderzoek van 2023 om vragen rondom hybride werken concreter
in het onderzoek op te nemen.
Thema 7: Kennis en advies
De SER adviseert om blijvend kennis en ervaringen te verzamelen en te verspreiden
onder werkenden en werkgevers om de kansen van hybride werken zo breed mogelijk te
kunnen benutten.
Verspreid kennis hybride werken via bestaande structuren en informatiecampagnes
De SER adviseert om kennis en informatie te delen via bestaande structuren (overheidsorganisaties-
en kanalen, sector- en brancheorganisaties, deskundigen, dienstverleners en sociale
partners). Het kabinet geeft hier op dit moment al invulling aan door informatie,
tips en ervaringen te delen over hybride werken via Arboportaal.nl en HoeWerktNederland.nl.
Het kabinet gaat in gesprek met de sociale partners om te bekijken hoe de informatieverspreiding
nog effectiever kan plaatsvinden en waar de grootste informatiebehoefte ligt. Bij
dit gesprek kan meteen worden ingegaan op het advies van de SER om publieksinformatie
over hybride werken op te zetten.
Daarnaast adviseert de SER om een toolkit te ontwikkelen over hybride werken. Mijn
ministerie heeft TNO de opdracht gegeven om een dergelijke toolkit, op basis van onderzoek
onder diverse bedrijven, te ontwikkelen. Deze komt naar verwachting eind van de zomer
van 2022 uit. Deze toolkit zal via het Arboportaal en via de kanalen van de sociale
partners gedeeld worden.
Blijvend onderzoek naar de gevolgen van hybride werken
De SER benadrukt het belang van het doorlopend blijven doen van onderzoek naar de
gevolgen van hybride werken.
Zoals hierboven al genoemd, lopen er momenteel al verschillende onderzoeken rondom
hybride werken vanuit onder andere TNO, KIM, en het RIVM. Het kabinet heeft met deze
kennisinstituten contact over mogelijk vervolgonderzoek op het gebied van hybride
werken. Op dit moment is TNO in opdracht van mijn ministerie een onderzoek aan het
uitvoeren naar de langdurige effecten van thuiswerken. Deze komt naar verwachting
in de zomer van 2022 uit. Met het RIVM is de overheid in gesprek om voorlopige metingen
door te laten lopen om de gevolgen van «het terug naar kantoor gaan» te meten. Met
werkgeversorganisaties en vakbonden zal bekeken worden hoe uitkomsten van onderzoeken
beter met elkaar gedeeld en ontsloten (zoals via websites) kunnen worden.
In aanvulling op het SER-advies gaan verschillende ministeries in gesprek met sociale
partners en andere stakeholders om te kijken welke kennisvraagstukken op het gebied
van hybride werken liggen.
Afsluitend
Het hybride werken stevig inbedden in het nieuwe werken kan alleen als de sociale
partners, werkgevers en werknemers en de overheid, dat samen oppakken. Met deze Agenda
voor de toekomst van hybride werken heeft het kabinet een belangrijke stap gezet om
werkgevers en werknemers in de komende periode verder te ondersteunen bij het vormgeven
van het hybride werken. Het kabinet werkt de agenda met de sociale partners, werkgevers
en werkenden de komende periode verder uit. Het kabinet informeert uw Kamer voor de
zomer van 2023 over de voortgang van de agenda.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Indieners
-
Indiener
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.