Brief regering : Samenhangende Nederlandse inzet in het kader van de collectieve verdediging en in missies en operaties ter bevordering van de internationale rechtsorde 2022-2025
29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies
Nr. 446
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE, VOOR BUITENLANDSE HANDEL
EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2022
Met uitzondering van de Nederlandse bijdrage aan de NAVO-troepenmacht in Litouwen
enhanced Forward Presence (eFP, verlengd tot 31 december 2024) lopen de verschillende nationale mandaten voor
de Nederlandse civiele en militaire bijdragen aan missies en operaties dit jaar af.
De mandaten van de diverse kleine missiebijdragen lopen tot en met 31 juli 2022 en
de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie en brede veiligheidsinzet Irak eindigt
31 december 2022. In het licht hiervan en zoals aangekondigd in de Beleidsbrief Buitenlandse
Zaken van 8 maart jl. (Kamerstuk 35 925 V, nr. 84) informeert het kabinet uw Kamer in deze brief over de toekomst en samenhang van
de Nederlandse inzet in missies en operaties tot medio 2025. Dit betreft militaire
inzet in het kader van hoofdtaak 1 (het beschermen van het eigen grondgebied en dat
van bondgenoten) en hoofdtaak 2 (bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit)
en civiele inzet. De brief gaat in op de beleidskaders en strategische context die
ten grondslag liggen aan de beoogde kabinetsinzet en vervolgens op de (voorgenomen)
inzet per regio.
Beleidskaders en strategische context
De inzet van het kabinet is gebaseerd op de in het coalitieakkoord verwoorde noodzaak
en ambitie om in een wereld met veranderende machtsverhoudingen en instabiliteit rond
Europa onze vrijheid, veiligheid en welvaart alsmede de internationale rechtsorde
en mensenrechten actief te beschermen. Dit uitgangspunt heeft sinds aanvang van deze
kabinetsperiode onder andere verder invulling gekregen in de hoofdlijnenbrief Defensie
d.d. 11 februari jl. (Kamerstuk 35 925 X, nr. 59), de beleidsbrief Buitenlandse Zaken d.d. 8 maart jl. (Kamerstuk 35 925 V, nr. 84) en de Defensienota d.d. 1 juni jl. (Kamerstuk 36 124, nr. 1). Vanuit BHOS wordt onder andere ingezet op Veiligheid & Rechtsorde voor vreedzame,
rechtvaardige en inclusieve samenlevingen. Het kabinet investeert hiervoor onder meer
in veiligheid voor mensen, toegang tot recht en vredesopbouw. Hierbij trekt het kabinet
ook in internationaal verband op voor een geïntegreerde inzet op stabiliteit en veiligheid.
De aanval van Rusland op Oekraïne in februari van dit jaar markeert een geopolitiek
kantelmoment en heeft de Europese veiligheidsomgeving sterk veranderd. Het dreigingsbeeld
is de laatste jaren in omvang en complexiteit toegenomen en de verwachting is dat
deze instabiliteit zich voortzet. Vanwege de situatie aan de oostflank van het NAVO-verdragsgebied
is het evident dat de komende periode veel nadruk zal liggen op bescherming van het
eigen en het bondgenootschappelijk grondgebied (hoofdtaak 1). Dit betreft zowel daadwerkelijk
ontplooide eenheden, als eenheden die op afroep beschikbaar zijn of nog zullen worden
toegewezen aan de NAVO. De NAVO werkt op dit moment aan plannen ter verdere versterking
van de bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging op de langere termijn. Deze
plannen zullen besproken worden op de aankomende NAVO-top in Madrid op 28-30 juni.
Na de top dienen de plannen verder te worden uitgewerkt.
Tegelijkertijd blijft optreden in de tweede hoofdtaak relevant. Het brengen van veiligheid
en het beschermen van de internationale rechtsorde blijft onverminderd van belang:
dat vergroot de stabiliteit in de wereld en draagt zo bij aan de veiligheid van het
Koninkrijk en Europa. Het kabinet streeft er zodoende naar om ook bij te dragen aan
missies en operaties in het kader van hoofdtaak 2. Voor deze inzet geldt dat gestreefd
wordt naar een geïntegreerde benadering, dat wil zeggen naar samenhang van de inzet
met Nederlandse of internationale diplomatieke initiatieven en inspanningen op het
gebied van ontwikkelingssamenwerking. Nederlandse inzet in militaire verbanden, missies
en operaties dient dan ook te geschieden in gezamenlijkheid en in nauwe afstemming
met internationale partners. De inzet is daarmee ook in de bredere diplomatieke relaties
met internationale partners van belang.
De Nederlandse militaire inzetcapaciteit kent evenwel grenzen, zoals ook in de hoofdlijnenbrief
Defensie aan de orde komt. Nederland wil door het verhogen van de gereedheid en inzetbaarheid
in staat blijven een waardevolle en evenredige bijdrage te leveren aan vredes- en
stabiliteitsoperaties in EU-, NAVO- en VN-verband. De komende periode wordt geïnvesteerd
in het op orde brengen van de operationele gereedheid, inzetbaarheid en ondersteuning.
De voorziene maatregelen in de Defensienota (Kamerstuk 36 124, nr. 1) zullen op termijn verbetering brengen in de gereedheid en inzetbaarheid. Op dit
moment lukt het niet om proportioneel en in verhouding met vergelijkbare partners
bij te dragen aan alle gewenste verbanden. Verder toenemende dreiging aan de oostflank
en dientengevolge een grotere nadruk op bescherming van het eigen en bondgenootschappelijk
grondgebied kunnen bovendien de beschikbaarheid van de krijgsmacht voor inzet in missies
en operaties in het kader van hoofdtaak 2 beperken. Dergelijke verdringingseffecten
zijn ongewenst, maar kunnen in de periode 2022–2025 niet worden uitgesloten.
Naast grotere bijdragen aan missies en operaties, zijn ook kleinere civiele en militaire
bijdragen een wezenlijk instrument van de wereldwijde Nederlandse veiligheidsinzet
(zie ook de jaarlijkse voortgangsrapportage kleine missiebijdragen d.d. 18 mei jl.,
Kamerstuk 29 521 nr. 444). Dergelijke bijdragen geven concrete invulling aan diverse Nederlandse beleidsprioriteiten
en vergroten voorts de Nederlandse strategische informatiepositie en invloed. Ook
hier geldt evenwel dat steeds kritisch moet worden gekeken naar effectiviteit en meerwaarde.
Tegen deze achtergrond kiest het kabinet vanuit een 360-graden benadering, in aanvulling
op versterking van de oostflank, voor civiele en militaire inzet in missies en operaties
in prioritaire regio’s waar eveneens veiligheidsbelangen op het spel staan. Meer concreet
gaat het om (voornemens tot) bijdragen in de Balkan, het Midden-Oosten en Noord-Afrika,
de Sahel, de Hoorn van Afrika, de Golfregio en de Indo-Pacific. Voor een deel betreft
dit continuering, uitbreiding of bijstelling van bestaande inzet. Voor een ander deel
gaat het om nieuwe voorgenomen inzet. Daarnaast wordt deelname aan een aantal missies
beëindigd, omdat die niet langer de vereiste effectiviteit en meerwaarde heeft.
Het kabinet hecht eraan op deze plaats de snelle machtsovername door de Taliban in
Afghanistan na de beëindiging van de Resolute Support
Mission te benoemen. Deze gebeurtenis heeft de internationale gemeenschap overvallen en dwingt
tot zelfreflectie. Momenteel lopen verschillende evaluaties van de Nederlandse inzet
in Afghanistan tussen 2001–2021. Uit tussentijdse evaluatierapporten (zowel in Nederland
als internationaal) zijn al verschillende lessons learned naar voren gekomen, die worden meegenomen in besluitvorming over bestaande en toekomstige
inzet. Zo zijn er in complexe conflictsituaties geen quick fixes en vergt het uithoudingsvermogen om een bijdrage te leveren aan een duurzame oplossing.
Voldoende lokaal eigenaarschap en een realistisch ambitieniveau zijn cruciaal voor
het succes van missies en operaties. Het meewegen en implementeren van dergelijke
lessons learned dient een structureel onderdeel te zijn van het voorbereiden, uitvoeren en rapporteren
over inzet in missies. Meer inzet op gezamenlijke analyse van lokale contexten en
doorlopend kritisch reflecteren op effectiviteit van inzet kan dit ondersteunen. Hieraan
zal in toekomstige voortgangsrapportages meer aandacht worden besteed. Hoewel er geen
garanties op succes zijn, acht het kabinet het onverminderd van belang om via missies
en operaties bij te dragen aan internationale vrede en veiligheid.
1. Oostflank
NAVO-inzet oostflank
NAVO-bondgenoten hebben na de illegale Russische invasie van Oekraïne diverse maatregelen
afgekondigd om het NAVO-verdragsgebied te beschermen, Rusland af te schrikken en bondgenoten
bij te staan. De NAVO maakt op dit moment plannen voor de structurele versterking
van afschrikking- en verdedigingscapaciteiten aan de oostflank op langere termijn.
Ook van Nederland zal worden verwacht meer militaire capaciteiten aan de plannen toe
te wijzen. Concreet betekent dit dat er, naast de bestaande bijdragen1, naar zal worden gestreefd om tenminste evenredig te blijven bijdragen aan versterking
van de posture, voornamelijk aan de oostflank van het NAVO-verdragsgebied (hoofdtaak 1). De precieze
inhoud van de versterkingsplannen van de NAVO bepaalt ook welk beroep zal worden gedaan
op de militaire capaciteiten van de NAVO-bondgenoten. Derhalve moet het kabinet op
dit moment het voorbehoud maken dat sommige van de ambities die in het vervolg van
deze brief aan de orde komen mogelijk bijgesteld zullen moeten worden, aangezien de
Nederlandse inzetcapaciteit grenzen kent. In dat geval wordt uw Kamer daar uiteraard
over geïnformeerd.
EU Advisory Mission (EUAM) Oekraïne
Het kabinet acht het van belang om civiele steun aan Oekraïne voort te zetten, met
een bijdrage van maximaal acht civiele en politie-experts aan EUAM Oekraïne tot en
met 31 juli 2025. Het mandaat van EUAM ziet op steun aan en advisering van de civiele
veiligheidssector, onder meer op het terrein van grensbeheer en onderzoek naar oorlogsmisdrijven.
Dit sluit aan op het bredere Nederlandse beleid van steun aan Oekraïne op terreinen
als cyber/hybride, humanitaire, financiële en justitiële steun, evenals accountability voor internationale misdrijven. Politie-inzet biedt voorts de mogelijkheid tot aansluiting
op fenomenen als migratiecriminaliteit, witwassen, verdovende middelen, terrorisme
en zich mogelijk ontwikkelende wapensmokkel. Na de evacuatie van het internationale
missiepersoneel in februari jl., werkt de missie momenteel aan geleidelijke terugkeer
naar Oekraïne, inclusief Nederlandse politiefunctionarissen en civiele experts.
EU Monitoring Mission (EUMM) Georgië
Voorts wenst het kabinet in het licht van de Russische agressie meer te investeren
in conflictpreventie in de bredere regio, in casu Georgië. De EU Monitoring Mission (EUMM) Georgia heeft ten doel de uitvoering van de Six Point Agreement tussen Rusland en Georgië te monitoren en bij te dragen aan stabilisatie in Georgië.
Het kabinet heeft besloten de Nederlandse bijdrage te verlengen tot en met 31 juli
2025 en bovendien te verhogen van tien naar vijftien civiele experts en politiefunctionarissen.
OVSE Special Monitoring Mission (SMM) in Oekraïne
Als gevolg van de oorlog in Oekraïne en de weigering van Rusland om mee te werken
aan verlenging van het op 31 maart jl. aflopende mandaat, heeft de Organisatie voor
Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) moeten besluiten de Special Monitoring Mission in Oekraïne (SMM) te beëindigen. De SMM was de grootste OVSE-missie en zag sinds
2014 toe op uitvoering van de Minsk-akkoorden (staakt-het-vuren en terugtrekking van
zware wapens). Ook faciliteerde de missie onderhoud en reparatie van nutsvoorzieningen.
Nederland droeg acht experts bij aan de SMM. De verwachting is niet dat op afzienbare
termijn een nieuwe OVSE-missie in Oekraïne tot stand zal komen.
Inzet Nederlands Forensisch- en Opsporingsteam m.b.t. oorlogsmisdrijven gepleegd in
Oekraïne
In mei 2022 heeft de Koninklijke Marechaussee een Forensisch- en Opsporingsteam (FO)
ingezet in Oekraïne onder de vlag van het International Strafhof (ICC). De taak van
het team was om bewijs te verzamelen dat bruikbaar is voor onderzoek naar oorlogsmisdrijven
en in strafrechtelijke procedures. Het kabinet verkent de mogelijkheden om hier een
vervolg aan te geven en wil bezien of Nederland nogmaals een dergelijk team naar Oekraïne
kan sturen, in nauwe met het ICC, partnerlanden en partnerorganisaties.
2. Westelijke Balkan
In het coalitieakkoord wordt benoemd dat Nederland binnen de EU zal inzetten op intensievere
samenwerking met en ondersteuning van landen op de Westelijke Balkan. Dit voornemen
heeft door de Russische inval in Oekraïne een extra dimensie gekregen. Er bestaat
een risico op verscherpte verhoudingen en in het ergste geval oplaaiend conflict,
gezien onder meer het gepolitiseerde etno-nationalistische sentiment en buitenlandse
inmenging van landen binnen en buiten de Balkan.
De Nederlandse doelstelling ten aanzien van de Westelijke Balkan is om met partners
bij te dragen aan de bevordering van de politieke en sociale stabiliteit en vreedzame
co-existentie in de regio, waardoor de kans op een nieuw (gewapend) conflict kan worden
verminderd. Nederland zet zich diplomatiek onder andere in om in EU-kader de druk
op het Bosnisch-Servisch leiderschap op te voeren, om zich te weerhouden van destabiliserende
stappen die de eenheid van Bosnië-Herzegovina ondermijnen.
De militaire EU-operatie EUFOR Althea is sinds 2004 gemandateerd om de militaire aspecten
van de Dayton-overeenkomst te helpen implementeren, met als concreet doel de veiligheid
in Bosnië-Herzegovina (BiH) te waarborgen (executief) en de capaciteit van de BiH-strijdkrachten
te bevorderen (non-executief). EUFOR Althea is nauw verbonden met het kantoor van
de Hoge Vertegenwoordiger (Office of the High Representative, OHR) die toeziet op civiele implementatie van het Dayton-vredesverdrag. Mede als
gevolg van de situatie aan de oostflank wordt op dit moment in EU-verband gekeken
naar uitbreiding van EUFOR, waar aanvullende behoeften uit zullen voortkomen. Het
mandaat van de missie loopt tot november 2022. Verlenging van het mandaat vergt instemming
van de VN Veiligheidsraad.
Een en ander is voor het kabinet aanleiding om zich naast de diplomatieke en civiele
inzet op de Balkan, te oriënteren op een mogelijke Nederlandse militaire bijdrage
aan EUFOR Althea. Ook vanuit de wens om in EU-verband een grotere militaire bijdrage
te leveren.
Het kabinet richt zich op een bijdrage tot en met 31 juli 2025 en denkt op dit moment
aan een adviseur van commandant EUFOR, een aantal stafofficieren in de commando- en
inlichtingenstructuur van EUFOR en inzet van een militaire eenheid, al dan niet in
gezamenlijkheid met een partnerland, en al naar gelang behoefte. Zodoende ontvangt
de Kamer gelijktijdig met deze Kamerbrief een kennisgevingsbrief, waarmee de Kamer
in overeenstemming met het Toetsingskader 2014 wordt geïnformeerd dat het kabinet
de wenselijkheid en mogelijkheid van een bijdrage met een militaire eenheid aan EUFOR
Althea onderzoekt. Zoals gesteld in de kennisgevingsbrief zal het kabinet, zodra het
onderzoek daartoe aanleiding geeft, de Kamer hierover nader informeren.
Complementair aan het bovenstaande stelt het kabinet tot en met 31 juli 2025 een nieuw
mandaat vast voor uitzending van maximaal vijf civiele experts naar de EU Special Representative (EUSR, gericht op het ondersteunen van vooruitgang op het stabilisatie- en associatieproces
in BiH) en het Office of the High Representative in Bosnië-Herzegovina, waarvan minimaal één expert bij EUSR en één bij OHR.2
Daarnaast verlengt het kabinet het bestaande mandaat van vijftien civiele en politie-experts
in Kosovo tot en met 31 juli 2025. Deze inzet betreft EULEX Kosovo (gericht op de
hervorming van de politie, versterking van het justitieapparaat en bevordering van
grensbewaking), de EU Special Representative (gericht op het uitvoeren van het EU-beleid en implementatie van EU financiële bijstand)
en het EU Office (gericht op de coördinatie van de EU-aanwezigheid in Kosovo en advisering inzake
politieke processen en mensenrechten). Ook betreft het de lopende civiele bijdrage
van één persoon aan het NATO Advisory and Liaison Team (gericht op het ondersteunen van de verdere ontwikkeling van de veiligheidsorganisaties)
in Kosovo. Met deze inzet beoogt het kabinet de rechtsstaat, stabiliteit en veiligheid
in Kosovo te ondersteunen.
Ten slotte wil het kabinet bezien of de OVSE-veldkantoren en -missies op de Westelijke
Balkan met een beperkte civiele bijdrage kunnen worden versterkt.
3. Midden-Oosten en Noord-Afrika
3.1 Irak
Zoals het kabinet heeft geconstateerd in de voortgangsrapportage van 18 mei jl. (Kamerstuk
27 925, nr. 911) is een veiliger en stabieler Irak – in de kern van een zeer instabiele regio aan
de rand van Europa – nog altijd van onverminderd strategisch belang voor Nederland.
Gezien de in de rapportage beschreven weerbarstige context behoeft de inzet in Irak
uithoudingsvermogen en een realistisch ambitieniveau. De inzet van de internationale
gemeenschap was de afgelopen jaren met name gericht op het verslaan van ISIS via Operation Inherent Resolve (OIR) van de anti-ISIS coalitie, en via acute stabilisatie, wederopbouw en humanitaire
hulp. Inmiddels is er een verschuiving ingezet van stabilisatie naar preventie van
hernieuwde escalatie. De internationale militaire presentie richt zich derhalve in
toenemende mate op een adviserende rol. Het kabinet kiest ervoor het overkoepelende
mandaat voor de brede veiligheidsinzet in Irak te verlengen tot en met 31 juli 2025.
Gezien de verschuiving naar advisering wil het kabinet het zwaartepunt verplaatsen
van OIR, die in de laatste fase van de militaire campagne zit, naar de NAVO-missie
in Irak (NMI), die gericht is op institutionele versterking van de Iraakse veiligheidssector.
Concreet komt dit neer op het voornemen tot beëindiging van de bijdrage aan OIR met
force protection (inclusief Ground Movement Teams) ten behoeve van OIR-medewerkers en -adviseurs in Erbil, ten gunste van een bijdrage
aan NMI met force protection en gepantserde transportcapaciteit in Bagdad en omgeving, ten behoeve van NMI-medewerkers
en adviseurs.
Gelijktijdig met deze Kamerbrief ontvangt de Kamer zodoende een kennisgevingsbrief,
waarmee de Kamer in overeenstemming met het Toetsingskader 2014 wordt geïnformeerd
dat het kabinet de wenselijkheid en mogelijkheid van deze bijdrage met een militaire
eenheid aan NMI onderzoekt. Zoals gesteld in de kennisgevingsbrief zal het kabinet,
zodra het onderzoek daartoe aanleiding geeft, de Kamer hierover nader informeren.
Hoe dan ook beoogt het kabinet de Kamer ruim voor aflopen van het mandaat voor Irak
op 31 december 2022 nader te informeren over de precieze invulling van het toekomstige
mandaat.
3.2 Israël, Palestijnse gebieden en Libanon
De Nederlandse inzet in het Midden-Oosten is gericht op het bevorderen van de internationale
rechtsorde en het leveren van een bijdrage aan de-escalatie in de regio. De bijdragen
aan de verschillende missies in deze regio sluiten aan bij de diplomatieke inspanningen
en ontwikkelingssamenwerking van Nederland in het Midden-Oosten, dat onder meer gericht
is op veiligheid en rechtsorde. Nederland spant zich in voor verdere synergie tussen
de missiebijdragen aan USSC en EUPOL COPPS (zie hieronder) en het bilaterale Nederlandse
ontwikkelingsprogramma. Het kabinet zet in de missies in op strategische functies
die nauw aansluiten bij het bredere Nederlandse beleid in het Midden-Oosten, bijvoorbeeld
op het gebied van mensenrechten, rechtsstaatopbouw en gender. De bijdragen zijn er
tevens op gericht de Nederlandse invloed en informatiepositie in de regio te verbeteren.
Dit geeft Nederland ook meer ruimte om mee te praten over de inzet van internationale
missies in VN- en EU-verband en het past in het streven naar een evenredige bijdrage.
Voort te zetten inzet
De United Nations interim- Force in Lebanon (UNIFIL) richt zich op beëindiging van vijandelijkheden in het grensgebied tussen
Israël en Libanon en het ondersteunen van de inzet van de Lebanese Armed Forces (LAF). UNIFIL draagt bij aan het voorkomen van de aanwezigheid van ongeautoriseerd
personeel en wapens in de zuidelijke grensregio, het ondersteunen van de LAF in het
herstellen van het gezag in Zuid-Libanon en het beschermen van de burgerbevolking
aldaar. Het kabinet verlengt de bijdrage met een genderadviseur aan UNIFIL tot en
met 31 juli 2025, vanwege het belang van deze missie voor stabiliteit in de regio
en de geconstateerde effectieve Nederlandse invulling van deze functie.
De United Nations Truce Supervision Organization (UNTSO) heeft als taak toezicht te houden op de bestanden tussen Israël en de omringende
landen. Het kabinet verlengt de bijdrage met twaalf militairen aan UNTSO tot en met
31 juli 2025, vanwege het belang van deze missie voor stabiliteit in de regio, de
goede informatiepositie als gevolg van deze bijdrage, en de lange Nederlandse betrokkenheid
in de missie.
De EU
Mission for the Support of Palestinian Police and Rule of Law (EUPOL COPPS) richt zich op training en advisering van de Palestijnse civiele politie.
Het kabinet verlengt de bijdrage aan EUPOL COPPS met vijf personen (civiel/politie)
tot en met 31 juli 2025, waarmee wordt beoogd bij te dragen aan de levensvatbaarheid
van een toekomstige stabiele Palestijnse staat, en daarbinnen een functionerende veiligheidssector,
ter bevordering van stabiliteit in de regio en het Midden-Oostenvredesproces.
De United States Security Coordinator
for Israel and the Palestinian Authority (USSC) richt zich op de professionalisering van de Palestijnse veiligheidssector.
Daarmee beoogt USSC bij te dragen aan de mogelijkheid van een stabiele Palestijnse
staat. USSC heeft tevens een belangrijke liaisonfunctie in de bevordering van de samenwerking
tussen de Palestijnse en de Israëlische veiligheidssector. Het kabinet heeft besloten
de bijdrage aan USSC tot en met 31 juli 2025 te verlengen en inhoudelijk meer focus
aan te brengen door zich te concentreren op functies op het gebied van rechtsstaat,
mensenrechten, gender en wetshandhaving, ter vergroting van de effectiviteit van de
bijdrage en versterking van de link met EUPOL COPPS. Het mandaat wordt uitgebreid
van zes naar maximaal zeven personen (militair/civiel/politie).
Te beëindigen inzet
De United Nation Disengagement Observer Force (UNDOF) is een gewapende waarnemingsmissie die sinds 1974 op de Golan-hoogvlakte
toeziet op het staakt-het-vuren tussen Syrië en Israël. Daarnaast heeft UNDOF een
beschermingstaak voor UNTSO-personeel op de Golan. Het kabinet beëindigt de bijdrage
met twee militairen aan UNDOF, vanwege gebrek aan effectiviteit van de huidige inzet
(zie ook de jaarlijkse voortgangsrapportage kleine missiebijdragen d.d. 18 mei jl.,
Kamerstuk 29 521, nr. 444). De meerwaarde van deelname aan UNDOF lag voor Nederland onder andere in de informatiepositie
die het verwierf met functies aan zowel de Syrische als Israëlische kant van de Golan.
Nederland heeft in 2021 echter de chief liaison-functie aan de Syrische zijde aan de VN teruggegeven, vanwege herhaaldelijke afwijzing
van Nederlandse kandidaten door Syrië. De einddatum van de Nederlandse bijdrage wordt
in goed overleg met de VN vastgesteld.
De European Union Border Assistance Mission (EUBAM) Rafah richt zich op de verbetering van de veiligheid van grensverkeer van
personen bij de grensovergang tussen Gaza en Egypte. Sinds Hamas in 2007 de macht
heeft overgenomen in de Gazastrook heeft de missie haar werkzaamheden grotendeels
moeten stilleggen. Er is geen uitzicht op verandering van de situatie. Het kabinet
beëindigt daarom de (stand-by) bijdrage met drie personen (civiel) aan EUBAM Rafah.
3.3 Libië
Gezien de mogelijke impact van grensoverschrijdende criminaliteit en irreguliere migratie
uit Noord-Afrika verdient Libië vanuit veiligheidsoogpunt aandacht. De EU ondersteunt
Libië met een geïntegreerde aanpak in de vooralsnog moeizame transitie naar een functionerende
rechtstaat. Nederland richt zich daarbij op mensenrechten en rechtstaatontwikkeling.
Zowel politiek als met programma’s wordt nadruk gelegd op ontwikkelen van de rechtsstaat,
stabiliteit, mensenrechten en ondersteuning van de veiligheidssector. Civiel experts
dragen bij aan de Nederlandse doelstellingen op het vlak van mensenrechten en Security Sector Reform in Libië en bevorderen coherentie op deze thema’s in de internationale gemeenschap.
De veiligheidssituatie en een gebrek aan medewerking van Libische zijde blijven punten
van zorg. Effectiviteit van inzet is gemengd en sterk afhankelijk van de welwillendheid
van Libische actoren om voortgang te maken.
Voort te zetten inzet
De United Nations Support Mission in Libya (UNSMIL) vervult sinds 2011 een belangrijke rol in het ondersteunen van de Libische
(transitie-)autoriteiten en het faciliteren van dialoog tussen Libische partijen. Daarnaast vervult
UNSMIL ook een rol in het bijeenbrengen van de (verdeelde) internationale gemeenschap,
ter ondersteuning van het Libische politieke proces. Het kabinet heeft besloten de
bijdrage aan UNSMIL met twee personen (civiel) tot en met 31 juli 2025 te verlengen.
De European Union Border Assistance Mission in Libya (EUBAM Libya) heeft als taak de capaciteit van de Libische autoriteiten op het gebied
van grensbeheer, politie en de rechterlijke macht te bevorderen. Het kabinet heeft
besloten de bijdrage aan EUBAM Libya met vijf personen (civiel/politie) tot en met 31 juli 2025 te verlengen, met het
oog op voor Nederland en de EU prioritaire thema’s als migratie en terrorisme.
De European Union Liaison and Planning Cell (EULPC) is een ad-hoc overeenkomst dat in 2015 in het leven is geroepen om UNSMIL
te ondersteunen en te voorzien van planningscapaciteit waaraan het binnen de VN-missie
toentertijd ontbrak. In 2018 is de taak van de EULPC aangepast. De nadruk ligt nu
op steun aan de EU-aanwezigheid in Libië, waaronder EUBAM en de EU-delegatie. Het
kabinet heeft besloten de bijdrage aan EULPC met een stafofficier tot en met 31 juli
2025 te verlengen. Om taken beter uit te kunnen voeren wordt tijdelijke en op den
duur mogelijk volledige relocatie van de missie naar Tripoli voorbereid. De verwachting
is dat dit de effectiviteit van de missie ten goede zal komen.
Te beëindigen inzet
Het kabinet heeft besloten de bijdrage met maximaal drie stafofficieren aan de European Union Naval Force Mediterranean Operation
Irini (EUNAVFOR MED Irini) te beëindigen. Irini kan haar primaire taak (handhaving van
het wapenembargo dat geldt voor Libië) op dit moment onvoldoende uitvoeren, wegens
een gebrek aan capaciteit en het gegeven dat niet alle in het missiegebied betrokken
actoren het mandaat van Irini accepteren. Een gebrek aan politieke wil en medewerking
van de Libische autoriteiten maken uitvoering van de secundaire taak (het ontwrichten
van mensensmokkelnetwerken door monitoring uit de lucht, het trainen van de Libische
kustwacht en marine en het tegengaan van illegale oliesmokkel) onmogelijk. De operationele
impact van het beëindigen van de Nederlandse inzet in Irini zal zeer beperkt zijn.
De functies zullen, na de laatste rotatie, door andere lidstaten moeten worden gevuld.
De einddatum van de Nederlandse bijdrage zal in goed overleg met de EU worden vastgesteld.
4. Sahel
De Sahelregio kenmerkt zich door een hoge mate van fragiliteit en instabiliteit op
het gebied van veiligheid, politiek en ontwikkeling. Er is sprake van een trendmatige
verslechtering van de veiligheidssituatie met toenemende risico’s op verspreiding
van instabiliteit naar de West-Afrikaanse kuststaten. Ook de politieke en humanitaire
situatie verslechtert. Zo vonden er in Mali en Burkina Faso staatsgrepen plaats en
is Mali medio mei 2022 uit de regionale samenwerkingsorganisatie van de vijf Sahellanden
(G5 Sahel) en haar gemeenschappelijke troepenmacht (G5 Joint Force) getreden. Daarnaast neemt, tegen de achtergrond van groeiende anti-Franse sentimenten,
de invloed van Rusland in de regio toe en worden het Malinese leger en Russische paramilitairen
in verband gebracht met ernstige mensenrechtenschendingen.
Het ontbreken van duurzame vrede, stabiliteit en ontwikkeling in de Sahelregio brengt
risico’s met zich mee voor Nederland, de EU en de regio in de vorm van terroristische
dreiging en irreguliere migratiestromen. In deze context blijft de Sahel voor het
kabinet onverminderd een prioritaire regio in het Nederlandse buitenland- en veiligheidsbeleid.
De zichtbare trend van verspreiding van instabiliteit naar de West-Afrikaanse kuststaten
brengt bovendien risico’s met zich mee voor de Nederlandse en Europese belangen aldaar,
waaronder handelsbelangen.
Het kabinet blijft derhalve bijdragen aan de militaire en civiele missies en operaties
in de Sahel. Samen met gelijkgezinde partners zet Nederland zich tevens in om de grondoorzaken
van instabiliteit en armoede in de Sahellanden weg te nemen, de weerbaarheid van de
bevolking in fragiele regio’s te vergroten en het sociaal contract tussen burgers
en staat te herstellen. Dit doet Nederland door te streven naar een geïntegreerde
aanpak waarbij de beschikbare instrumenten van het buitenland- en veiligheidsbeleid
zoveel mogelijk in samenhang worden ingezet om veiligheid, stabiliteit en duurzame
vrede te bevorderen. Nederland richt zich met name op lange termijn ontwikkelingsdoelstellingen
als water, klimaat, toegang tot recht en seksuele reproductieve gezondheid en rechten,
mensenrechten en de capaciteitsopbouw en hervorming van de veiligheidssector. Conform
toezegging aan uw Kamer op 12 mei jl. ontvangt uw Kamer nog voor het zomerreces een
brief over de bredere Nederlandse inzet ten aanzien van de Sahelregio.
De United Nations
Multidimensional Integrated Stabilization Mission in Mali (MINUSMA) is een geïntegreerde stabilisatiemissie, onder andere gericht op ondersteuning
van de implementatie van het Malinese vredesakkoord en het beschermen van de burgerbevolking.
Tot eind juli 2022 bedraagt de Nederlandse bijdrage twee tot drie stafofficieren,
maximaal tien Koninklijke Marechaussee- en politiefunctionarissen als Individual Police Officer bij UNPOL en drie militairen ten behoeve van de Duitse Intelligence, Surveillance and Reconnaissance-taakgroep. Het kabinet heeft besloten deze bijdrage voorlopig ongewijzigd te verlengen
tot en met december 2022. MINUSMA heeft een strategische functie voor de veiligheid
en stabiliteit in Mali. Bovendien vormt de Nederlandse bijdrage een belangrijk signaal
van blijvende steun voor de VN-missie en de Malinese bevolking en is deze bijdrage
van strategische meerwaarde voor de Nederlandse informatiepositie. Na de mandaatvernieuwing
van MINUSMA eind juni dit jaar en afhankelijk van de politieke en veiligheidsontwikkelingen
in Mali zal de toekomst van de Nederlandse inzet voor het einde van het jaar opnieuw
worden gewogen.
Tevens informeert het kabinet de Kamer hierbij dat Nederland informeel door Duitsland
en de Verenigde Naties is benaderd om gevechtshelikopters te leveren aan MINUSMA.
Deze inzet is militair haalbaar, levert de noodzakelijke escalatiedominantie op en
vergroot daarmee de effectiviteit van MINUSMA. In de afweging die aan een inzet ten
grondslag ligt, worden echter meerdere factoren meegenomen. De (geo)politieke en veiligheidscontext
in Mali is zeer complex en de afgelopen periode verder verslechterd. Naast de politieke
instabiliteit in het land, de onzekerheid rondom de duur van de Malinese transitieperiode,
de aanwezigheid van Russische paramilitairen – waarvan het kabinet het waarschijnlijk
acht dat een deel van deze paramilitairen behoren tot de private military company Wagner Group – en berichten over grove mensenrechtenschendingen begaan door het Malinese
leger, wordt de missie door de Malinese transitieautoriteiten in de bewegingsvrijheid
beperkt. Daarom heeft het kabinet besloten af te zien van deze additionele inzet met
gevechtshelikopters.
De Europese capaciteitsopbouwmissies (EUCAP) Sahel Mali en Niger zijn civiele missies gericht op capaciteitsversterking van de binnenlandse veiligheidssector
in Mali en Niger. Nederlandse experts (civiel, politie, KMar) voeren (advies)werkzaamheden
uit op prioritaire thema’s van het Nederlandse buitenland- en veiligheidsbeleid (o.a.
mensenrechten, grensmanagement en vertrouwensrelaties met de bevolking). In het kader
van de voorziene strategische herziening van de EU-missies in de Sahel zal de komende
maanden een bredere discussie volgen over de EU-veiligheidsinzet in Mali en de verdere
regionalisering naar andere Sahellanden en West-Afrikaanse kuststaten. In afwachting
van de uitkomsten van deze discussie heeft het kabinet besloten om het Nederlandse
mandaat voor deze civiele missies ongewijzigd te verlengen tot en met december 2022.
Door middel van de verlenging kunnen de Nederlandse experts (gecombineerd mandaat
van maximaal vijftien functionarissen) een bijdrage blijven leveren aan de stabiliteit
en de capaciteitsopbouw van de veiligheidssector. Ook behoudt Nederland via een bijdrage
zijn informatiepositie binnen de missies.
De Europese trainingsmissie (EUTM) Mali richt zich op de capaciteitsopbouw van het Malinese leger door middel van trainings-
en adviesactiviteiten. Het kabinet is van mening dat het in de huidige context onwenselijk
is door te gaan met het trainen en ondersteunen van het Malinese leger. Daarom is,
mede als gevolg van deze Nederlandse positie, in EU-verband besloten de operationele
trainingsactiviteiten, zoals gevechtstrainingen, van EUTM Mali en EUCAP Sahel Mali
aan het Malinese leger en de Nationale Garde op te schorten. Een geloofwaardige en
effectieve voortzetting van de inzet van EUTM en EUCAP Sahel in Mali is wat Nederland
betreft alleen mogelijk als er politieke en veiligheidsvoorwaarden worden overeengekomen.
Daarbij wordt gedacht aan voorwaarden in relatie tot de lengte van de transitieperiode
tot verkiezingen, de inzet van Russische paramilitairen en de bewegingsvrijheid van
de missies. In het kader van de voorziene strategische herziening van de EU-missies
in de Sahel vindt de komende maanden een bredere discussie plaats over de EU-veiligheidsinzet
in Mali en regionalisering naar andere Sahellanden en West-Afrikaanse kuststaten.
In afwachting van de uitkomsten van deze discussie heeft het kabinet besloten om het
Nederlandse mandaat van maximaal zes personen voor EUTM Mali vooralsnog te verlengen
tot en met december 2022. Het betreft 4 stafofficieren en 2 trainers voor niet-operationele
trainingen. Nederland levert geen trainers voor de operationele trainingen aan het
Malinese leger en de Nationale Garde, die momenteel door de EU zijn opgeschort. Zo
behoudt het kabinet een goede informatiepositie en nauwe betrokkenheid bij de discussies
over heroriëntatie van de EU-veiligheidsinzet in de regio. Indien de ontwikkelingen
daartoe aanleiding geven behoudt het kabinet zich het recht voor om de Nederlandse
bijdrage voortijdig terug te trekken.
Taakgroep Takuba beoogde de Malinese strijdkrachten door middel van advisering, assistentie en begeleiding
te ondersteunen bij gevechtsoperaties tegen terroristische groeperingen in de Liptako-Gourma-regio
(grensgebied Mali, Niger, Burkina Faso). Op 17 februari jl. werd uw Kamer geïnformeerd
over het besluit van Takuba-partners om Taakgroep Takuba uit Mali terug te trekken
(Kamerstuk 29 521, nr. 440). Nederland heeft een mandaat voor twee personen en levert momenteel een stafofficier
binnen het Takuba Special Operations Planning and Liaison Element, in het hoofdkwartier van de Frans geleide operatie Barkhane in de hoofdstad van
Tsjaad, N’Djamena. Nederland wil Frankrijk ondersteunen bij het vertrek (redeployment) van Taakgroep Takuba uit Mali. Daarnaast wenst het kabinet een goede informatiepositie
en nauwe betrokkenheid te behouden bij de discussie over de toekomst en eventuele
regionalisering van de missie. Het kabinet heeft daarom besloten de bijdrage ongewijzigd
te verlengen tot en met december 2022.
5. Hoorn van Afrika
Stabiliteit in de Hoorn van Afrika is onder andere van belang met het oog op maritieme
en economische veiligheid (antipiraterij). Tevens kampen landen in de regio met grote
humanitaire noden. Er komen in deze regio veel geopolitieke en veiligheidsbelangen
samen. De Verenigde Staten besloten onlangs 500 militairen permanent terug te plaatsen
in Somalië voor advise and assist-operaties in de strijd tegen terrorisme. Ook is er sprake van toenemende interesse
en bemoeienis van non-like-minded landen.
De Nederlandse inzet in missies in de Hoorn van Afrika (Somalië en Zuid-Soedan) is
gericht op het opbouwen en versterken van de veiligheidssector. Ook is de inzet complementair
aan de OS-inzet in Somalië (met focus op humanitaire hulp en rechtsstaatontwikkeling)
en in Zuid-Soedan (met focus op rechtsstaatontwikkeling, mensenrechten, voedselzekerheid
en werkgelegenheid).
Voort te zetten inzet
De primaire taak in het huidige mandaat van European Union Naval Force Operation
Atalanta (EUNAVFOR Atalanta) is piraterijbestrijding en bescherming van kwetsbare scheepvaart,
waaronder noodhulptransporten van het World Food Programme (WFP). Secundaire taken zijn de bestrijding van andere vormen van maritieme criminaliteit
en ondersteuning van andere EU-missies in Somalië. Het kabinet heeft besloten de inzet
in EUNAVFOR Atalanta met twee militairen en een POLAD voorlopig voort te zetten tot
en met 31 juli 2023. Dit najaar volgt in EU-verband een strategische herziening van
de missies in de Hoorn van Afrika. Die is van belang aangezien in maart 2022 VNVR-resolutie
2608 inzake antipiraterij is verlopen, waardoor Atalanta op dit moment zonder expliciete
toestemming van de autoriteiten niet kan optreden tegen piraterij in de territoriale
wateren van Somalië. Wel kan op open zee worden opgetreden. Na de strategische herziening
zal de bijdrage aan Atalanta opnieuw gewogen worden.
De European Union Capacity Building Mission in Somalië (EUCAP Somalia) is in 2012 opgericht om de capaciteiten van Somalische
instituties te versterken om zo meer stabiliteit in het land en de kustzone te creëren.
De missie richt zich specifiek op maritieme capaciteitsopbouw, bijvoorbeeld door het
opzetten van een Somalische kustwacht. Vanwege het blijvende belang om te investeren
in maritieme capaciteitsopbouw heeft het kabinet besloten de bijdrage aan EUCAP Somalië
met tien personen (civiel/politie) voorlopig tot en met 31 juli 2023 te verlengen.
Omdat de missie slechts in beperkte mate vooruitgang boekt, onder meer vanwege de
complexe politieke context, en het de afgelopen jaren niet is gelukt het hele mandaat
van tien personen te vervullen, zal naar aanleiding van de strategische herziening
van EU-missies in de Hoorn van Afrika in het najaar bezien worden of dit mandaat moet
worden bijgesteld.
De United Nations Mission in South Sudan (UNMISS) is na de onafhankelijkheid van Zuid-Soedan in 2011 gestart met als oorspronkelijk
doel het bevorderen van stabiliteit. Na het uitbreken van de crisis in december 2013
heeft UNMISS een robuuster mandaat gekregen om in te spelen op de sterk verslechterde
veiligheidssituatie. In 2021 werd het mandaat verder toegespitst op ondersteuning
van rechtsstaatontwikkeling. Het kabinet heeft besloten de bijdrage met twee civiele
experts aan UNMISS te verlengen tot en met 31 juli 2025. De Nederlandse experts in
UNMISS bekleden strategische functies op voor Nederland relevante thema’s (senior
adviseur Rule of Law en senior adviseur Women Peace and Security) en dragen bij aan een sterke informatiepositie. Daarnaast is het werk van de experts
relevant voor het vredesproces in Zuid-Soedan, waarmee de inzet in UNMISS aansluit
bij de bredere Nederlandse inzet in Zuid-Soedan.
6. Golfregio en Indo-Pacific
Het bevorderen van maritieme veiligheid in de Golfregio en de Indo-Pacific is nadrukkelijk
in het Nederlands belang, gezien de grote economische en geopolitieke belangen in
deze regio’s. Zodoende neemt Nederland sinds begin 2020 deel aan het Frans geleide
ad-hoc coalitieverband European Maritime Surveillance Mission in the Strait of Hormuz (EMASoH), ter bevordering van de vrijheid van doorvaart en de-escalatie in de Golfregio.
Ook nam Nederland in 2021 deel aan het Britsgeleide vlootverband Carrier Strike Group (CSG).
De noordwestelijke Indo-Pacific is aangewezen als maritime area of interest (MAI) in de EU-strategie voor de Indo-Pacific. Hiermee kan het Coordinated Maritime Presence (CMP)-concept in deze regio worden geïmplementeerd. Nederland heeft actief bijgedragen
aan de vormgeving van dit nieuwe concept. CMP is een instrument om maritieme inzet
onder Europese lidstaten te coördineren in de aangewezen maritime areas of interest (MAIs) en het delen van informatie te faciliteren via een gezamenlijk informatie-cel (Maritime Areas of Interest Coordination Cell, MAICC) in Brussel. Naast de noordwestelijke Indo-Pacific is de Golf van Guinee aangewezen
als MAI.
Momenteel wordt in coalitieverband gesproken over verlenging van het eind dit jaar
aflopende mandaat van EMASoH. Er wordt onder andere gekeken naar integratie van EMASoH
in EU-verband. In afwachting van de uitkomst van deze discussie verlengt het kabinet
de personele bijdrage aan EMASoH met twee (nu tijdelijk vier) militairen/stafofficieren
voorlopig tot en met 31 juli 2023. In aanvulling daarop onderzoekt het kabinet de
mogelijkheid van een bijdrage met een of twee stafofficieren aan de MAICC, voor de
voorlopige duur van een jaar (startdatum nog te bepalen). Tot slot is het de ambitie
van het kabinet om gedurende een nader te bepalen tijdvak in deze kabinetsperiode
een schip in te zetten in deze regio’s. In dat kader onderzoekt het kabinet opties
om deel te nemen aan een reis naar Azië, samen met een (Europese) partner of in het
kader van een CSG, waarbij de mogelijkheid bestaat tot deelname aan de EU CMP Maritime Area of Interest North West Indo Pacific.
Financiële aspecten
Behoudens de bijdragen met civiele uitzendingen vanuit de Civiele Missiepool, die
uit het Stabiliteitsfonds (BZ-begroting) worden gefinancierd, wordt het merendeel
van de inzet uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV, Defensiebegroting) gefinancierd.
De raming is dat de additionele kosten van verlenging of uitbreiding van bestaande
missies in 2022 maximaal 1 miljoen euro extra gaat kosten. Dit wordt gedekt vanuit
het BIV, evenals de kosten voor deze inzetten in de komende jaren.
Het kabinet onderzoekt mogelijke nieuwe bijdragen aan missies (EUFOR Althea, NMI).
Indien het kabinet hiertoe besluit dan wordt uw Kamer hierover schriftelijk geïnformeerd
conform Toetsingskader 2014, dit besluit bevat een concrete indicatie van de kosten
die met de inzet zijn gemoeid.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
De Minister van Defensie,
K.H. Ollongren
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Defensie -
Mede ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.