Brief regering : Appreciatie observaties Europese Commissie GLB-Nationaal Strategisch Plan
28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
Nr. 339
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2022
Hierbij stuur ik u conform mijn toezegging aan uw Kamer (Kamerstuk 28 625, nr. 337) mijn appreciatie van de opmerkingen die de Europese Commissie aan Nederland gestuurd
heeft over het Nationaal Strategisch Plan in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
(GLB-NSP) van Nederland. Tevens informeer ik u over de aanpassingen die ik naar aanleiding
daarvan van plan ben aan te brengen in het NSP dat ik voor het zomerreces indien bij
de Europese Commissie. Hierbij ga ik ook in op hoe ik uitvoering geef aan een aantal
moties die zijn ingediend over het GLB-NSP.
Proces goedkeuring GLB-NSP
Allereerst wil ik u informeren over het proces van de goedkeuring van het NSP. Ik
vind het belangrijk dat het GLB-NSP zo snel als mogelijk wordt goedgekeurd. Boeren
en andere begunstigden behoren op tijd te weten waar zij aan toe zijn. In de maatschappelijke
begeleidingsgroep van het GLB-NSP wordt om die reden terecht de aandacht gevraagd
voor snelle voortgang. Dit signaal heb ik meermaals afgegeven bij de Europese Commissie
tijdens de Landbouw- en Visserijraad en wordt tevens in ambtelijke overleggen herhaald.
Naast tijdig inzicht ten behoeve van de op te stellen bouwplannen en het vormgeven
van een goede uitvoeringssystematiek, is een snelle goedkeuring ook essentieel om
te komen tot een hoge deelnamebereidheid aan het GLB-NSP in 2023. Dit is van belang
om van het nieuwe GLB een succes te maken.
Ik vind een transparant goedkeuringsproces belangrijk. Daartoe heb ik de Engelstalige
observatiebrief op 8 april jl. gedeeld met uw Kamer (Kamerstuk 28 625, nr. 337) evenals de Nederlandse vertaling ervan die uw Kamer op 22 april jl. is toegestuurd
(Kamerstuk 28 625, nr. 338). De Europese Commissie heeft van de meeste lidstaten, waaronder die van Nederland,
de observatiebrieven op een website gepubliceerd1 tezamen met mijn reactie daarop. Deze reactie heb ik ook met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk
28 625, nr. 338). Ook de appreciatie die u middels deze brief ontvangt, zal ik delen met de Europese
Commissie.
Op basis van deze appreciatie, de input van uw Kamer, de provincies, de waterschappen
en de maatschappelijke begeleidingsgroep als ook de resultaten van de praktijkproef
voor de ecoregeling en de ingediende zienswijzen naar aanleiding van de terinzagelegging
van de samenvatting van het concept-NSP, streef ik ernaar de bilaterale gesprekken
met de Europese Commissie zo spoedig mogelijk af te ronden. Mijn inzet hierbij is
om voor het zomerreces een aangepast GLB-NSP in te kunnen dienen waarin beide partijen
voldoende vertrouwen hebben zodat goedkeuring snel kan volgen. Ik wijs er wel op dat
de Europese Commissie na indiening van het herziene GLB-NSP formeel nog drie maanden
de tijd heeft en opnieuw opmerkingen kan maken, wat het goedkeuringsproces zou kunnen
vertragen. Met mijn voorgenomen aanpak probeer ik in goed overleg met de Europese
Commissie goede voortgang in het proces te houden. Formele goedkeuring kan overigens
op zijn snelst zes weken na de indiening van het aangepast voorstel volgen.
De voorgestelde wijzigingen, verduidelijkingen en aanvullingen bespreek ik op 22 juni
2022 met provincies en waterschappen.
Appreciatie van de observaties
Ik ga met deze appreciatie niet in op elke opmerking van de Europese Commissie. Meerdere
opmerkingen van de in totaal 290 opmerkingen gaan immers over dezelfde thema’s. Deze
groepeer ik die reden. Daarnaast is een aantal opmerkingen technisch van aard die
ik vanzelfsprekend in het herziene GLB-NSP zal doorvoeren.
De belangrijkste punten die de Europese Commissie in de observatiebrief naar voren
brengt betreffen:
• de strategische focus van het strategisch GLB-plan;
• aanpassingen ten gevolge van de Russische inval in Oekraïne;
• de bevordering van een slimme, concurrerende, veerkrachtige en gediversifieerde landbouwsector
ten behoeve van de voedselzekerheid voor lange termijn;
• de ondersteuning en versterking van de milieubescherming, met inbegrip van de biodiversiteit,
en klimaatactie;
• de versterking van de sociaaleconomische structuur van de plattelandsgebieden;
• de stimulering en deling van kennis, innovatie en digitalisering in de landbouw en
de plattelandsgebieden;
• dierenwelzijn.
Op basis van deze indeling treft u hieronder mijn appreciatie aan waarbij ik eveneens
benoem of en in hoeverre ik het GLB-NSP inhoudelijk zou willen aanpassen. Hierbij
wordt aangegeven welke subsidieregeling het betreft en wat de implicaties voor de
boeren en andere begunstigden zijn.
Algemeen
De grondige analyse en soms scherpe opmerkingen van de Europese Commissie verrassen
mij niet. De meeste opmerkingen begrijp ik en veel ervan zijn relatief eenvoudig te
adresseren door tekstuele aanpassingen of toevoegingen te doen in het GLB-NSP. Dat
de Europese Commissie niet ruimhartig is met complimenten verrast mij evenmin. In
dit soort beoordelingsbrieven is het gebruikelijk om niet scheutig te zijn met onderdelen
die positief worden beoordeeld maar vrijwel alleen opmerkingen ter verbetering te
maken. Dat is ook begrijpelijk, het gaat om een eerste openingsbod in een onderhandelingsproces.
De observaties die het plan kunnen verbeteren heb ik ter harte genomen.
De strategische focus van het strategisch GLB-plan
De Europese Commissie steunt de inzet op de bescherming en het herstel van de natuurlijke
omgeving en de biodiversiteit. Dat geldt ook voor de ambitieuze stapsgewijze overheveling
van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) naar het Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling
(ELFPO), oplopend tot 30% in 2027. De Europese Commissie bevestigt dat met de stapsgewijze
overheveling via de tweede pijler bijgedragen kan worden aan de transitie in de landbouw.
Het is begrijpelijk dat de Europese Commissie verzoekt om meer inzicht in de samenhang
van het GLB-NSP met de nationale fondsen c.q. het klimaat- en transitiefonds van € 35
miljard en het Nationaal Programma voor het Landelijk Gebied van € 25 miljard. Deze
fondsen, die tezamen qua omvang meer dan twaalf keer zo groot zijn als het GLB-NSP
budget voor 2023–2027, moeten bijdragen aan de gewenste transitie in de landbouw.
Ik zie op grond van de observatiebrief geen aanleiding om wezenlijk andere keuzes
te maken op het gebied van de ambitieuze, stapsgewijze overheveling van het EELGF
naar het ELFPO ten behoeve van de transitie naar een duurzame landbouw. Ook zie ik
geen aanleiding om af te wijken van de nationale invulling van de Goede Landbouw en
Milieu Condities (GLMC’s). Dat geldt met name voor mijn invulling van GLMC4 (bufferstroken),
waarbij aangesloten wordt bij de voorwaarden die uit het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn
voortvloeien. Ik begrijp de vragen van de Europese Commissie wel en zal daarom in
de toelichting bij het GLB-NSP nog duidelijker aangeven waarom de nationale invulling
van de GLMC’s goed in balans en in samenhang plaatsvindt met het nationale beleid.
Ook de achtergronden bij de nationale invulling van GLMC2 (bescherming veengronden)
en de verschillende interventies die zijn gepland voor veenweiden zal ik verduidelijken.
Ik maak in het herziene GLB-NSP helder op welke wijze Nederland werkt aan het terugdringen
van emissies, met name met nationale middelen. Ik verwijs daarbij naar de brief aan
uw Kamer over het perspectief voor de landbouw van 10 juni jl. (Kamerstuk 30 252, nr. 28) en de wijze waarop met investeringen, pilots en samenwerkingswerkingssubsidies met
GLB-middelen wordt bijgedragen aan deze thema’s. Hetzelfde geldt voor observatie 17
over de omvang van de veestapel en de daaraan gelieerde detailobservaties die daarover
gaan.
Het belang van resultaatindicatoren als middel om de ambitie van het GLB-NSP te beoordelen,
is onmiskenbaar. Waar de Europese Commissie erkent dat in mijn voorgestelde interventiestrategie
grote ambitie schuil gaat, vind ik het verzoek dit met meer indicatoren en doelen
te onderbouwen begrijpelijk. Dat geldt ook voor de wens van de Europese Commissie
om de interventielogica te verduidelijken en consistenter te presenteren. Zodat duidelijker
is hoe vanuit de geïdentificeerde behoeften voor het GLB-NSP streefcijfers en budgetverdeling
tot stand is gekomen. Daarom zal het plan ten aanzien van de interventielogica worden
verduidelijkt en ten aanzien van resultaatindicatoren nadrukkelijk aangepast worden
met als doel om een nog uitgebreider inzicht te geven in de beoogde resultaten van
de GLB-middelen. Overigens merk ik hierbij op dat deze uitbreiding op vrijwel geen
enkel thema leidt tot herziening van de budgetverdeling en subsidievoorwaarden, maar
wel tot een complicatie van de monitoring. RVO is om die reden nauw betrokken en ik
streef ernaar dat deze complicering zich niet, of in ieder geval zo weinig mogelijk,
vertaalt naar verhoging van administratieve lasten voor boeren.
Met betrekking tot biologische landbouw verwijs ik naar het nationaal actieplan voor
biologische productie en consumptie dat wordt voorbereid en dat ik in het najaar naar
uw Kamer zal sturen. Wel pas ik nu reeds het GLB-NSP op een aantal punten op dit thema
aan, waardoor de biologische landbouw een steviger plek krijgt in het NSP. Ik wil
de omschakeling naar biologische landbouw nadrukkelijker stimuleren door ook boeren
in omschakeling, maar die nog niet gecertificeerd zijn, automatisch voor de ecoregeling-bijdrage
«niveau goud» in aanmerking te laten komen. Daarnaast komen biologische bedrijven
eerder in aanmerking voor subsidieverlening bij open te stellen investeringsregelingen
door hen een hoger aantal punten toe te kennen bij de beoordeling in het tenderproces.
Er gaat ook extra aandacht naar Kennis en Innovatie. Met deze en de reeds opgenomen
maatregelen wil ik met het GLB een uitbreiding van het landbouwareaal tot 5% in 2027
realiseren. In het ingediende concept-NSP betrof dit nog 3,85%). Hiermee geef ik invulling
aan de motie van de leden Tjeerd de Groot (D66) en Boswijk (CDA) waarmee wordt verzocht
de biologische landbouw een prominente plek in het Nationaal Strategisch Plan te geven
(Kamerstuk 21 501-32, nr. 1300).
Aanpassingen naar aanleiding van de situatie in Oekraïne
Ik vind het een goede zaak dat de Europese Commissie alle lidstaten op eenzelfde manier
vraagt om opnieuw naar het GLB-NSP te kijken in het licht van de huidige situatie
in Oekraïne. De Europese Commissie vraagt om alle kansen te benutten om de veerkracht
van de landbouwsector van de EU te versterken, minder afhankelijk van synthetische
meststoffen te worden en de productie van hernieuwbare energie op te voeren zonder
ondermijning van de voedselproductie alsmede de productiecapaciteit te transformeren
en in lijn te brengen met duurzamere productiemethoden. Ik wil op drie manieren gehoor
geven aan deze oproep.
Allereerst door GLB-NSP investeringssubsidie te focussen op stalaanpassingen ten behoeve
van de productie van biogas (groen gas) op primaire bedrijven. Om het vergistingsproces
efficiënt te laten verlopen, is het belangrijk om de mest zo snel mogelijk in de vergisting
te krijgen om eventuele uitstoot van methaan en stikstof te beperken. Nationale regelingen,
zoals de bestaande SDE++ zijn beschikbaar voor de aanleg van biogasinstallaties. Daarnaast
kan gebruik gemaakt worden van de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal-
en managementmaatregelen. Dit is een regeling voor innovatie en integrale en brongerichte
emissiereductie (broeikasgassen, ammoniak, geur, fijnstof) in veehouderijstallen.
Ten tweede moeten we zuiniger omgaan met kunstmest. Dat wil ik doen door in het GLB-NSP
precisielandbouw en digitalisering te stimuleren. Door mest of digestaat te verwerken
tot hoogwaardige meststoffen ontstaat een goed alternatief voor kunstmest. Tot slot
wil ik hier de teelt van eiwitgewassen noemen, die via de ecoregeling en via kennisinterventies
extra ondersteund wordt. Met deze drie aanpassingen stimuleer ik de veerkracht van
de landbouwsector.
Bevordering van een slimme, concurrerende, veerkrachtige en gediversifieerde landbouwsector
ten behoeve van de voedselzekerheid voor lange termijn
Op verzoek van de Europese Commissie heb ik aan het GLB-NSP een analyse toegevoegd
over de gekozen systematiek voor de verplichte herverdeling van de directe betalingen.
Dit om te verduidelijken dat de directe betalingen de komende jaren stapsgewijs (vooral
als gevolg van lager budget en stapsgewijze overheveling) dalen en dit voor boeren
met een bedrijfsomvang tot zo’n 60 hectare, iets minder het geval zal zijn. Op die
wijze wordt een herverdelend effect bewerkstelligd.
In lijn met motie van het lid Tjeerd de Groot c.s. (Kamerstuk 28 625, nr. 303) en motie van het lid Van Campen c.s. (Kamerstuk 28 625, nr. 310) zie ik momenteel geen aanleiding om andere keuzes te maken op het gebied van de
ambitieuze, stapsgewijze overheveling van het ELGF naar het ELFPO of de nationale
invulling van de GLMC’s.
Ten aanzien van de jonge boeren heb ik na overleg met de Europese Commissie en het
NAJK ervoor gekozen om de koppeling tussen de nieuwe in het GLB-NSP geïntroduceerde
subsidie vestigingssteun en de inkomenssteun te schrappen. De top-up voor jonge boeren
in inkomenssteun zet ik niet voort in het GLB-NSP. De top-up’s die zijn aangevraagd
in het huidige GLB worden uitgefaseerd. De vrijvallende financiële middelen worden
toegevoegd aan de vestigingssteun. Hiermee wil ik de middelen gerichter inzetten en
de jonge boeren in transitie nadrukkelijk ondersteunen en stimuleren.
Wat de sectorale steun betreft wordt op verzoek van de Europese Commissie een aantal
onderdelen, veelal meer technisch van aard, aangepast. In het GLB-NSP zijn nu 17 activiteiten
voor sector Groente en Fruit uitgewerkt. Het gaat onder meer om:
• Investeringen gericht op duurzaamheid in brede zin;
• Adviesdiensten, technische bijstand, coaching gericht op plantenziekte preventie,
duurzaam gebruik bestrijdingsmiddelen, arbeidsomstandigheden;
• Biologische of geïntegreerde productie;
• Afzetbevordering, stimuleren gezondheidsbewustzijn consumenten, marktniches;
• Uitvoering kwaliteitsregelingen, traceer- en certificeringssystemen;
• Maatregelen gericht op klimaatadaptatie/mitigatie;
• Fondsvorming Producenten Organisaties (PO), begeleiding en coaching van nieuwe PO’s;
• Aanbodmanagement (uit de markt nemen, groen oogsten, niet oogsten);
• Risicobeheer (oogst en productie verzekering);
• Implementatie sanitaire en fytosanitaire voorschriften van derde landen;
• Bewustmaking en het informeren van consumenten.
Mede gelet op motie van de leden Bisschop en Van der Plas (Kamerstuk 28 625, nr. 301), motie van het lid Boswijk c.s. (Kamerstuk 28 625, nr. 325), de toezegging aan het lid Grinwis (gedaan tijden het tweeminutendebat Landbouw-
en Visserijraad 24 mei 2022 (Handelingen II 2021/22, nr. 82, Tweeminutendebat Landbouw-
en Visserijraad d.d. 24 mei 2022)) als ook de input vanuit de zienswijzen op het NSP,
waarin naar voren kwam dat de akkerbouwsector meer aandacht verdient in het GLB-NSP,
stel ik een aantal wijzigingen voor:
• In de ecoregeling actualiseer en optimaliseer ik de puntentoekenning en vergoeding
van activiteiten, zodat ook akkerbouwers voldoende punten kunnen behalen. Ik gebruik
hiervoor de uitkomsten van de tweede praktijkproef (zie bijlage). Vanaf 2024 voeg
ik de activiteiten precisielandbouw, niet-kerende grondbewerking en biologische ongediertebestrijding
aan de ecoregeling toe;
• Met de subsidies voor investeringen wordt een grotere nadruk op de akkerbouw gelegd,
bijvoorbeeld voor precisielandbouw;
• Met subsidies voor operationele groepen van het Europees innovatiepartnerschap (EIP)
worden pilots mogelijk gemaakt voor de teelt van eiwitgewassen en wordt via het agrarisch
kennis en innovatie systeem (AKIS) de kennis van de teelt verbeterd en beter verspreid;
Ik ben me ervan bewust dat de akkerbouwers liever al met ingang van 2023 gebruik zouden
willen maken van de extra activiteiten die in de ecoregeling worden opgenomen. Ik
heb serieus onderzocht of dit mogelijk is. Echter, de voorbereiding van de implementatie
vergt meer tijd, met name om deze activiteiten conform de vereisten uit Brussel te
kunnen verifiëren en in te kunnen regelen in de uitvoering. Met inzet is en blijft
erop gericht deze mogelijkheden voor de akkerbouw voor het jaar 2024 te realiseren.
De ondersteuning en versterking van de milieubescherming, met inbegrip van de biodiversiteit,
en klimaatactie
Ten aanzien van de groenblauwe architectuur zal het herziene GLB-NSP op meerdere punten,
met name de definities, beter onderbouwd en verduidelijkt worden. Dit betreft onder
meer de wijze waarop Nederland boslandbouw en voedselbossen in het GLB-NSP een plaats
geeft.
Ten aanzien van de GLMC’s zijn eveneens veel preciseringen aangebracht. Zoals voor
GLMC2 (bescherming veengebieden en wetlands) waar mijn uitgangspunt is toegelicht
om bij de invulling van deze conditionaliteit zo dicht mogelijk te blijven bij de
Europese baseline. Dat betekent vasthouden aan de lijn om de eis van naleving van
het peilbesluit vanuit het GLB te beperken tot kustvlakteveen in plaats van alle veen
zoals de Europese Commissie wil. Wanneer zou blijken dat deze invulling naar de mening
van de Europese Commissie onvoldoende is, ben ik genoodzaakt de invoering van GLMC2
uit te stellen tot 2024 en onderwijl oplossingen te zoeken voor een passende invulling.
Hiertoe wordt momenteel de grondsoortenkaart geactualiseerd.
Een volgend, belangrijk punt betreft de juridische onderbouwing van de Nederlandse
invulling van GLMC4, de bufferstroken. Zoals ook eerder in deze brief aangehaald betreft
het hier een cruciaal element van de interventiestrategie. Ik houd vast aan een zo
consistent mogelijk beleid wat betekent dat de conditionaliteit van het GLB het 7e Actieprogramma van de Nitraatrichtlijn volgt en daarmee dezelfde maatregelen gelden
voor zowel het GLB als het 7e Aactieprogramma Nitraatrichltlijn. Daarnaast stimuleer
ik met de ecoregeling, het ANLB, investeringen en kennis verdergaande praktijken.
Ten aanzien van de ecoregeling stel ik naast al eerder genoemde aanpassingen, mede
in lijn met motie van het lid Tjeerd de Groot c.s. (Kamerstuk 28 625, nr. 304) de volgende verbeteringen voor in het herziene GLB-NSP. Deze zijn gebaseerd op het
bijgevoegde eindrapport van de tweede praktijktoets over de ecoregeling, en gesprekken
met de sector en belangenorganisaties over de puntentoedeling:
• Hogere puntentoekenning voor biodiversiteit en landschap voor niet-productieve activiteiten
(te weten kruidenrijke bufferstroken, landschapselementen, groene braak), en uitbreiding
van de niet-productieve activiteiten (kruidenrijke bufferstrook langs grasland). Hiermee
is de ecoregeling ook toegankelijker voor de akkerbouwsector.
• Verdere aanscherping/herziening van de punten door de experts van CLM/WUR, zoals ik
aan uw Kamer heb toegezegd. Het addendum op het puntenrapport is bijgevoegd bij deze
brief.
• Ik stuur u hierbij ook het rapport van WUR over de gewassenlijsten voor de ecoregeling.
• Biologische ongediertebestrijding wordt als eco-activiteit toegevoegd (biologische
bestrijding van de uienvlieg per 2023, in 2024 uitbreiding naar bestrijding ander
ongedierte);
• Boeren die in het certificeringsproces zitten op weg naar een biologisch keurmerk,
worden als biologisch beschouwd. Daarmee krijgen ze automatisch «niveau goud».
Ook zet ik in op de door uw Kamer gewenste simulatie tool naar aanleiding van de motie
van het lid Van Campen (VVD) (Kamerstuk 28 625, nr. 311) die ook in de praktijkproef ecoregeling wordt geanalyseerd. De Kamer wordt hierover
na de zomer geïnformeerd. Daarbij zal ik ook kijken naar de afstemming met het NPLG
om bij te dragen aan de transitie naar een duurzame landbouw.
Voor landschapselementen breid ik het NSP uit met een toelichting op het Aanvalsplan
Landschapselementen en de nationale doelstelling om op termijn 10% hoog diverse landschappen
te realiseren. Daarnaast zet ik specifieker in op landschapselementen door:
• Het subsidiabel maken van landschapselementen voor alle areaalbetalingen;
• De samenwerkingsinvesteringsregeling voor het aanleggen van landschapselementen op
te nemen;
• GLMC8b (in stand houden landschapselementen) te versterken door een integrale koppeling
te maken met de Omgevingswet en het Besluit activiteiten leefomgeving op het gebied
van het in stand houden van landschapselementen en habitats;
• Het via de ecoregeling (eenjarig) en het ANLb ondersteunen van de onderhoud van landschapselementen.
De regeling Zeldzame Landbouwhuisdierrassen betreft steun voor het houden van zeldzame
landbouwhuisdierrassen (runderen, schapen en geiten) en geeft daarmee invulling aan
motie van lid Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 33 037, nr. 300). Daarmee wordt continuïteit geborgd voor de tijdelijke regeling zeldzame melkveerunderen.
De regeling is opgezet om het aantal zeldzame landbouwhuisdieren te verhogen en kan
bijdragen aan de verdere verduurzaming van de landbouw, biodiversiteit en benodigde
klimaatadaptatie.
De versterking van de sociaaleconomische structuur van de plattelandsgebieden
De betreffende passages in het NSP voor «samenwerking en investeringen» worden verder
uitgewerkt, conform de observaties van de Europese Commissie. Door de Europese Commissie
is met name gevraagd om een goede afbakening te maken tussen de verschillende interventies
en de bijbehorende resultaatindicatoren. Ook verlangt oormerking (ringfencing), c.q. het kunnen vaststellen welke investeringen als groene investeringen worden
geteld, om nadere afbakening.
Dierenwelzijn
De Commissie geeft in haar observatiebrief aan dat zij specifieke interventies voor
dierenwelzijn mist in het NSP, met name voor melkkoeien, het tegengaan van staartcouperen
van varkens en het bevorderen van het kooivrij houden van leghennen, kalveren en zeugen.
In de brief aan uw Kamer met de appreciatie van de eerdere aanbevelingen van de Commissie
(Kamerstuk 28 625, nr. 288), is uiteen gezet wat het beleid is op het gebied van het uitfaseren van staartcouperen
bij varkens en verlengen van de levensduur van melkkoeien.
In het GLB-NSP heb ik dierenwelzijn integraal opgenomen door te borgen dat GLB-interventies
geen voorziene negatieve uitwerking op dierenwelzijn hebben en zo mogelijk juist bijdragen
aan dierenwelzijn. Indien een interventie betrekking heeft op de veehouderij, zal
dierenwelzijn worden meegewogen via voorwaarden, doelen of selectiecriteria. Hier
vallen dus ook investeringen onder die kunnen leiden tot een langere levensduur van
melkkoeien en het verminderen van het risico op staartbijten bij varkens, waardoor
het mogelijk wordt om geleidelijk te stoppen met staartcouperen van biggen, maar ook
investeringen voor andere transities zoals het uitfaseren van kooihuisvesting van
dieren genoemd in het End the Cage Age-initiatief. Er zal worden gewerkt aan een specifieke
openstelling voor dierenwelzijns- en diergezondheidsinvesteringen. Ook de samenwerking-
en kennisuitwisselingsinterventies staan open voor dierenwelzijns- en diergezondheidsinitiatieven.
Ook ben ik op zoek gegaan naar specifieke mogelijkheden binnen de eerste pijler van
het GLB. De mogelijkheid om een diergebonden ecoregeling in te stellen, kan een goede
mogelijkheid zijn om dierenwelzijnsverbeteringen in de veehouderij verder te stimuleren.
Hiervoor wil ik, zoals eerder aangegeven, op korte termijn een pilot starten om ervaring
op te doen met deze nieuwe interventiesoort. Ik denk daarbij aan activiteiten op het
gebied van bijvoorbeeld duurzame veehouderij, dierenwelzijn – zoals verdere vermindering
van het risico van staartbijten bij varkens – en diergezondheid. Deze pilot wordt
nadrukkelijk samen met de markt en het maatschappelijk veld uitgewerkt, om te toetsen
welke activiteiten effectief en verifieerbaar zijn.
De aanbeveling van de Europese Commissie om de resultaatindicator voor dierenwelzijn
toe te voegen, heb ik overgenomen. Op deze manier is het voor de Commissie duidelijker
te monitoren hoeveel dieren of bedrijven baat hebben gehad bij de interventies gericht
op dierenwelzijn.
Vanuit het GLB-NSP wordt verder bijgedragen aan verduurzaming met regelingen die ruimte
bieden voor innovatie en verduurzaming van stallen. Deze leveren een bijdrage aan
de vermindering van emissies, een gezond stalklimaat en daarmee aan hoger niveau van
dierenwelzijn en diergezondheid. Ook de inzet van antibiotica kan hierdoor verder
worden verminderd. Via de subsidiemodule agrarische bedrijfsadvisering en educatie
(SABE), die onderdeel gaat worden van het GLB, kunnen landbouwers onder andere advies
krijgen om dierenwelzijn te verbeteren en antibioticaresistentie tegen te gaan.
Ik bezie de inzet ook steeds in relatie met mijn inzet bij de herziening van de EU-dierenwelzijnsregelgeving
(Kamerstuk 28 286, nr. 1255) en het in het coalitieakkoord genoemde convenant over de ontwikkeling naar een dierwaardige
veehouderij, waartoe ik in overleg met boeren, marktpartijen, maatschappelijke organisaties
en andere stakeholders het initiatief zal nemen. Dit convenant vormt de basis van
wetgeving die de komende kabinetsperiode in werking treedt voor een dierwaardige veehouderij
in balans met de volksgezondheid. De keuzes in het NSP sluiten zo goed als mogelijk
aan bij de ontwikkeling naar en verder stimuleren van een dierwaardige veehouderij.
Tot slot
Ik ben van mening dat Nederland met de doorgevoerde wijzigingen, aanvullingen en verduidelijkingen
tegemoet komt aan de ingediende zienswijzen, de observaties en invulling geeft aan
een aantal moties van uw Kamer, en de ambitie van het GLB-NSP daarbij goed in het
oog houdt. Het «gebouw» van het NSP blijft overeind: er ligt nu een afgewogen mix
tussen grondgebonden en niet-grondgebonden maatregelen en er is evenwicht tussen de
economische, ecologische en maatschappelijke doelen. Die balans blijft in tact. Wel
is een aantal accentverschuivingen aangebracht, onder andere voortkomend uit de oorlog
in Oekraïne. Het is van groot belang om zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen
over goedkeuring van het GLB-NSP, zodat boeren weten waar ze aan toe zijn. Daarnaast
is deze duidelijkheid ook van belang voor de voorbereiding van de uitvoering. Communicatie
heeft mijn bijzondere aandacht en het programma zal deze maand nog starten met provinciale
bijeenkomsten waarin boeren en andere begunstigden geïnformeerd worden over de mogelijkheden
die het GLB-NSP hen biedt. Zoals uw Kamer toegezegd tijdens het Commissiedebat op
8 december 2021 (Kamerstuk 28 625, nr. 333) is als bijlage toegevoegd een door de Europese Commissie opgesteld vergelijkend
overzicht van de ingediende NSP’s door de EU-lidstaten.
Verder is alles er nu op gericht om zo snel mogelijk met de Commissie tot overeenstemming
te komen over het NSP.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
H. Staghouwer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.