Brief regering : Gezamenlijke internationaal-economische samenwerking Ministerie van Buitenlandse Zaken en Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
34 952 Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland
Nr. 174
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN
ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2022
Met deze brief informeren wij u over de gezamenlijke internationaal-economische agenda
voor de komende periode van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) en het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Als verantwoordelijke Ministers voor handel-,
innovatie- en investeringsbevordering werken wij aan de bevordering van internationaal
ondernemen. Dat doen we samen met andere vakdepartementen, de regio’s, bedrijven,
brancheorganisaties en kennisinstellingen.
Het kabinet staat anno 2022 voor de uitdaging om het nationale verdienvermogen te
versterken en om grote maatschappelijke vraagstukken op te lossen. Hiervoor moet het
nationale economische beleid nog sterker verbonden worden met het internationale beleid.
Alleen zo kunnen we zowel de kracht van onze open economie benutten en onze positie
in essentiële waardenketens vergroten, maar ook voorkomen dat risicovolle strategische
afhankelijkheden van derde landen ontstaan. In deze brief gaan we in op de noodzaak
en de focus van deze ministeriële samenwerking. De verdere uitwerking van de gezamenlijke
aanpak komt terug in verschillende aankomende beleidsbrieven.1 Zo geven wij ook invulling aan de motie van het lid Klink c.s.2
Gedeelde kansen en uitdagingen
Een sterke, vernieuwende en duurzame economie; dat is de ambitie van dit kabinet.
Een economie die onze welvaart waarborgt, in harmonie met het klimaat en de leefomgeving.
En een economie die nauw verweven is met internationale markten, mede dankzij jarenlange
investeringen in relaties met buitenlandse kennis-, innovatie- en handelspartners.
Onze internationale verwevenheid is een groot goed. Om ons verdienvermogen te versterken,
de grote maatschappelijke uitdagingen van vandaag en morgen aan te gaan en technologisch
voorop te blijven lopen, is toegang tot internationale kennis, afzetmarkten en internationale
samenwerking nodig. Door partnerschappen met buitenlandse bedrijven, overheden en
kennisinstellingen kunnen we grote maatschappelijke transities versnellen en creëren
we groeikansen voor bedrijven en nieuwe banen. Deze transities zullen tot wezenlijke
veranderingen in handelsstromen kunnen leiden. Ook dat vraagt om een nauwe afstemming
van industriepolitiek, innovatiebeleid, handelsbevordering en beleid gericht op economische
veiligheid en weerbaarheid. Ook het vermogen om vanuit Nederland aan te sluiten op
het buitenland bepaalt de aantrekkelijkheid van Nederland; in Europa en mondiaal.
Internationale samenwerking kan helpen om ons land aantrekkelijker te maken. Bijvoorbeeld
doordat het de afzetmarkt voor Nederlandse bedrijven en hun innovaties vergroot, maar
ook door betere samenwerking met internationale (kennis)partners. Dat vraagt om een
goede positionering van Nederlandse oplossingen binnen en buiten de Europese landsgrenzen.3
De Brexit, de COVID-19 crisis en de huidige oorlog in Oekraïne hebben getoond hoezeer
onze economie afhankelijk is van de situatie in de rest van de wereld. Deze internationale
context is de afgelopen jaren complexer geworden. Geopolitieke belangen staan op scherp
en de urgentie van maatschappelijke uitdagingen neemt in rap tempo toe. Dit vraagt
in toenemende mate om regie vanuit de overheid in het maken van economische keuzes.
Zo verschuift het zwaartepunt van de wereldeconomie richting de Indo-Pacifische regio
en China, terwijl buiten de EU de VS in veiligheidspolitieke zin juist onze belangrijkste
bondgenoot blijft. Ook constateren we dat de concurrentie op het terrein van technologische
ontwikkelingen toeneemt. Technologie is geopolitiek geworden. Voorts is onze internationale
positie meer dan ooit verweven geraakt met vraagstukken over risicovolle strategische
afhankelijkheden en de verduurzaming van de internationale waardeketen. Daarnaast
zullen de verduurzamings- en digitaliseringstransitie ervoor zorgen dat handelsstromen
in de toekomst anders zullen lopen. Daarom moet het handels- en investeringsbeleid
en het transitiebeleid op elkaar aangesloten zijn.
Het omgaan met verschuivingen op het wereldtoneel en het aangrijpen van kansen vraagt
om een slimme beleidsmix op verschillende niveaus. We moeten daarbij aansluiting zoeken
bij Europese initiatieven. De EU is immers het primaire handelingspodium van het Nederlandse
buitenlandbeleid. En vraagstukken als economische weerbaarheid en veiligheid en internationaal
maatschappelijk verantwoord ondernemen behoeven per definitie Europese samenwerking.
Een goed voorbeeld hiervan is de Nederlandse betrokkenheid bij de Europese Important Projects of Common European Interest (IPCEI), waarvoor € 335 miljoen is gereserveerd.4 Hiermee wordt de innovatiekracht van Europa gestimuleerd en zorgen wij dat Nederland
bij de koplopers blijft horen. Om de maatschappelijke en geopolitieke uitdagingen
aan te gaan is verdere integratie van BZ- en EZK-beleid en een duidelijke regierol
vanuit de overheid nodig. De BZ-EZK samenwerking is binnen het economische domein
de afgelopen jaren reeds versterkt in Den Haag en binnen het wereldwijde postennetwerk.
Tegelijkertijd wijst de motie Klink terecht op de noodzaak het beleid van onze ministeries
nog beter aan elkaar te verbinden.5 In verschillende beleidsbrieven zullen BZ en EZK het nationale, Europese en internationale
beleid op elkaar afstemmen en concrete vervolgstappen ondernemen. Deze brieven zullen
gaan over onderstaande thema’s en onderwerpen.
1. Maatschappelijke uitdagingen: de groene en digitale transities en IMVO
Het Nederlandse bedrijfsleven is goed gepositioneerd om mondiaal bij te dragen aan
de twee grote transities van dit moment, verduurzaming en digitalisering. Om de klimaatdoelstellingen
te behalen zullen gevestigde bedrijven en nieuwkomers worden uitgedaagd om zich aan
te passen, innovatieve technieken te ontwikkelen en nieuwe oplossingen naar de markt
te brengen. Hiervoor zullen bestaande en nieuwe samenwerkingen met internationale
partners worden geïntensiveerd. Vanuit het nieuwe strategische «groene» industriebeleid
wordt ingezet op de verduurzaming van de maak- en basisindustrie. Ook zal vanuit het
Klimaatfonds en het Nationale Groeifonds de ontwikkeling van nieuwe technologische
toepassingen worden gestimuleerd. Belangrijke zogenaamde «sleuteltechnologieën» zoals
ICT, bio, Nano- en kwantumtechnologie, Fotonica en Artificiële Intelligentie zullen
bij deze transitie een grote rol spelen. Bij de toewijzing van deze fondsen zal Europese
en internationale samenwerking in de beoordelingscriteria zwaarder meegewogen worden.
Ook het handelsinstrumentarium zal worden vergroend, in lijn met de akkoorden van
Parijs en Glasgow. In de Kamerbrief6 over de ondertekende COP26-verklaring benadrukt het kabinet dat het de transitie
naar een groene energievoorziening zal prioriteren, onder andere via de exportkredietverzekering.
MKB-ers zullen worden gestimuleerd om groen te ondernemen door de drempel van het
handelsinstrumentarium voor groene financiering te verlagen en door het mogelijk te
maken om hulp- en handelsinstrumenten gecombineerd in te zetten voor duurzame projecten.
De inzet op een groen verdienvermogen betekent bijvoorbeeld ook dat Nederlandse bedrijven
werkzaam in duurzame energieketens zoals waterstof en wind op zee (extra) kunnen profiteren
van stimulerend beleid gericht op internationale opschaling. Hier komt het nationale
bedrijven- en innovatiebeleid en het handelsbeleid samen. Ook op andere fronten zal
de inzet vanuit het postennetwerk, in nauwe samenwerking met vakdepartementen, vergroot
worden om bedrijven die de groene transitie aandrijven de noodzakelijke internationale
schaal te bieden.
De andere grote transitie, digitalisering, biedt grote kansen voor bedrijven om nieuwe
afzetmarkten aan te boren. Het is belangrijk dat het Nederlandse bedrijfsleven hierin
voorop blijft lopen en investeert in de toepassing van digitale technologie. Op die
manier versterken we onze economische positie en het toekomstig verdienvermogen van
Nederland. Een voorbeeld is de digitaliseringswerkgroep Nederland-Singapore, die zich
richt op samenwerking rondom technologieën als AI en blockchain. Naast de nationale
inzet van EZK7 draagt BZ bij aan de benutting van internationaliseringskansen in de meest veelbelovende
markten door de inzet van haar handelsinstrumentarium. Hiernaast heeft de Europese
Commissie, als onderdeel van haar digitale agenda, verschillende voorstellen gedaan
die belemmeringen voor de digitale interne markt wegnemen en zo bijdragen aan het
ondernemings- en vestigingsklimaat. Voorbeelden van zulke voorstellen zijn de Digital
Markets Act (DMA), de Digital Services Act (DSA), de Data Act en de AI Act. Deze voorstellen
zijn van groot belang om een gelijk Europees speelveld en daarmee de intra-Europese
handel in deze diensten te faciliteren. Innovatiesamenwerking via de IPCEIs op het
terrein van cloud infrastructuur en diensten versterken daarnaast de strategische autonomie van de EU.
Startups en scale-ups zijn aanjagers van innovaties in de bovengenoemde transities.
Dat maakt ze cruciaal voor de (nieuwe) Nederlandse economie, werkgelegenheid en het
lange-termijn verdienvermogen. Het kabinet wil het sterkste startup- en scaleup ecosysteem
van Europa worden. EZK en het Netherlands Point of Entry, onderdeel van de RVO, werken samen met het postennetwerk aan het aantrekken van
ondernemend talent uit het buitenland en de positionering van het Startup Visum. Daarnaast
ondersteunen wij deze bedrijven bij het vergroten van hun zichtbaarheid onder internationale
kennismigranten via strategische samenwerkingen met internationale topuniversiteiten
en de recent gelanceerde pagina www.welcome-to-nl.nl. Deze bedrijven kunnen exponentieel groeien als ze snel uitbreiden naar buitenlandse
markten. Hier speelt het postennetwerk, uitgerust met Startup Liaison Officers (SLO)
en Innovatie Attachés, een belangrijke rol. De functie SLO van BZ is in 2021 door
onderzoeksbureau Dialogic positief geëvalueerd. In het evaluatierapport wordt aanbevolen
de aandacht voor internationaliserende startups op de sleutelposten (New York, San
Francisco, Londen, Parijs, Berlijn en Singapore) te continueren. Het kabinet onderschrijft
die aanbeveling. Via Techleap.nl wordt een internationaal netwerk onderhouden van
investeerders, (R&D) samenwerkingspartners en potentiële klanten. Ook worden startupmissies
georganiseerd naar buitenlandse markten en technologiebeurzen, zoals de CES in Las
Vegas.
Het kabinet past daarnaast een doordachte mix van maatregelen toe om Internationaal
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) te bevorderen. Wetgeving is hiervan
een kernelement. Daarom bevordert Nederland in de EU de IMVO wetgeving en voert nationale
wetgeving in die rekening houdt met een gelijk speelveld met de omringende landen
en implementatie van mogelijke EU-regelgeving. Tegelijkertijd worden bedrijven die
internationaal verantwoord willen of moeten ondernemen, geholpen door een steunpunt
(in oprichting) en kunnen zij een beroep doen op ondersteuning bij sectorale samenwerking.
Daarnaast worden IMVO-voorwaarden gesteld aan bedrijven die gebruik willen maken van
ondersteuning en beoogt het rijk zijn marktmacht aan te wenden door maatschappelijk
verantwoord inkopen te versterken.
2. Het weerbare internationale verdienvermogen van de toekomst
In reactie op het veranderende internationale landschap zet het kabinet in op een
betere aansluiting tussen het nationale en Europese economische beleid. Het is zaak
om enerzijds de voordelen van openheid en internationale samenwerking te benutten,
en anderzijds de risico’s van strategische afhankelijkheden – zoals van energie en
kritieke grondstoffen – te mitigeren. Energiebesparing, verduurzaming en innovatie
kunnen daar sterk aan bijdragen. Ons beleid stimuleert een open strategische autonomie
van de EU, waaronder het voorkomen van risicovolle strategische afhankelijkheden,
door EU-samenwerking en samenwerking met betrouwbare bondgenoten. Het versterken van
de samenwerking met de VS via de EU-VS Trade and Technology Council (TTC) is hiervan een goed voorbeeld. Door samenwerking met gelijkgezinde partners kan op
het gebied van bijvoorbeeld Smart Industry versnelling worden aangebracht in innovatietrajecten.
En kan het lange termijn verdienvermogen van bedrijven aanzienlijk worden versterkt.
Voor een slimme nationale en EU-industriepolitiek is een versterkte internationale
samenwerking met gelijkgezinde landen als gezegd cruciaal. Met de juiste inzet van
handelsakkoorden en handelspolitiek kunnen strategische afhankelijkheden worden verminderd.
Ook waarborgt ons beleid economische veiligheid. In het bijzonder van vitale processen
en hoogtechnologische sectoren. Exportcontrole en investeringstoetsing zijn hiervoor
belangrijke instrumenten. Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen moeten zich
houden aan Europese en nationale regels voor de export van dual-use-goederen en technologie. Het belangrijkste kader daarvoor is de (EU) dual-use-verordening (2021/821), die op september 2021 in werking is getreden. Deze verordening
geeft ons een breed raamwerk om de export van producten, programmatuur en technologie
te controleren. Omdat economische veiligheid steeds meer vraagt van ons postennetwerk,
willen wij dit netwerk op strategische plekken in de wereld versterken.
Om ook het inzicht in onze strategische afhankelijkheden te vergroten laten wij gezamenlijk
een geo-economische monitor ontwikkelen. De monitor brengt de afhankelijkheden in
kaart voor goederen en diensten. Tegelijkertijd worden Europese waardeketens en ecosystemen
versterkt en risicovolle strategische afhankelijkheden afgebouwd, bijvoorbeeld via
de Chips Act. Ook het EU wetsvoorstel voor een anti-dwang instrument zou economische
dreiging door derde landen tegenover EU lidstaten tegen kunnen gaan. Met deze instrumenten
zetten wij op nationaal en Europees niveau in op een open economie die weerbaar is
tegenover externe invloeden en afhankelijkheden. Daarnaast wordt ingezet op het mitigeren
van strategische afhankelijkheden van grondstoffen die ontstaan via handelsstromen.
Naast de EU-grondstoffenstrategie8 en de uitbreiding van de grondstoffenpartnerschappen van de EU met derde landen wordt
gezamenlijk een Nederlands grondstoffenbeleid ontwikkeld. Het kabinet zal u deze strategie
voor het einde van dit jaar doen toekomen. Hierbij onderzoeken wij hoe RVO instrumenten
kunnen worden ingezet om ondernemers te ondersteunen deze afhankelijkheden te beperken
en welke rol de economische diplomatie, inclusief het postennetwerk, hierin kan spelen.
Ook zal via Invest NL, Invest International en Atradius Dutch State Business worden
onderzocht hoe de overheid bedrijven kan faciliteren die willen investeren in betere
toegang tot kritieke grondstoffen.
3. Inzet van een effectieve economische diplomatie
Om bij te dragen aan de grote transitievraagstukken en adequaat te reageren op de
geopolitieke verschuivingen is de juiste inzet van economische diplomatie van groot
belang. Dit doen wij vanuit het buitenlandse postennetwerk en via Brussel, in samenwerking
met de regio’s, andere departementen, de Topsectoren en publiek-private partners in
het binnen- en buitenland.
De verschillende uitvoeringsorganisaties zijn vaak het eerste aanspreekpunt van de
ondernemer en spelen dan ook een belangrijke rol. Voor deze ondernemers zijn we een
dienstbare en toegankelijke overheid. Dat wil zeggen dat we ervoor zorgen dat internationale
ondernemers snel en eenvoudig de weg kunnen vinden in het beschikbare aanbod aan informatie,
financiering en andere vormen van dienstverlening. Dit vergt een verdere stroomlijning
in samenwerking tussen de diverse organisaties met digitale en fysieke loketten, waaronder
de Kamer van Koophandel, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, de Regionale ontwikkelingsmaatschappijen,
Invest NL, Invest International, Atradius Dutch State Business en diverse private
partners. Het Nederlands Comité voor Ondernemerschap heeft op 7 juni j.l. hierover
het advies «Dienstbare dienstverlening» aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat
aangeboden. Uw Kamer is hierover geïnformeerd en ontvangt na de zomer een inhoudelijk
reactie op het advies.»
In de economische diplomatie verbinden we handel en innovatie steeds meer. Bedrijven
kunnen door internationale innovatiesamenwerking hun kennis- en marktpositie verbeteren.
Tegelijkertijd stimuleert handel de verspreiding van innovatieve technologieën en
vergroot het de markttoepassingen en afzetmarkten. Op dit snijvlak valt voor Nederland
winst te behalen. In reactie op de Motie Klink9 zetten wij ons de komende jaren in om de verbinding tussen exporteren en innoveren
te versterken. Het gezamenlijke innovatie- en handelsbeleid is erop gericht het complete
proces van wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling tot het vermarkten van innovaties
internationaal te ondersteunen. Hierin speelt het bestaande (nationale en internationale)
innovatie- en handelsinstrumentarium van de RVO een belangrijke rol, onder andere
door de inzet van innovatie- en handelsmissies en de ondersteuning van collectieve
marktbewerking. Een voorbeeld is het gezamenlijke Duits-Nederlandse innovatie- en
technologiepact (2021). Daarbij zorgen wij ervoor dat onze instrumenten voldoende
flexibel zijn om zowel handel als internationale innovatiesamenwerking te ondersteunen.
Dit zullen wij de komende maanden verder uitwerken. Ook wordt meerjarig samengewerkt
met de regionale innovatieve ecosystemen en clusters om de synergie tussen innovatie
en internationalisering te versterken. De nauwe samenwerking in Den Haag en in de
regio’s, en op onze buitenlandse posten tussen de handelsraden, NBSO’s, Innovatie
Attachés, Landbouwraden en de NFIA is essentieel voor een effectieve bevordering van
innoveren en exporteren.
Door de krachtenbundeling tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen in
binnen- en buitenland zijn we in staat om met Nederlandse kennis en kunde maatschappelijke
en economische impact te realiseren. Door het bundelen van kennis en het aanbrengen
van focus kan het verdienpotentieel op buitenlandse markten worden vergroot. We bouwen
hier voort op de innovatieve sterktes binnen Nederland. Want met de strategische inzet
van publiek-private samenwerking bereiken wij gezamenlijk meer in het buitenland.
De wereldwijde uitrol van de NLBranding is hiervan een goed voorbeeld. Net als de
vijftien meerjarige programma’s op strategische markten, waaraan wij een extra impuls
geven via ons instrumentarium en onze capaciteit. In de VS wordt bijvoorbeeld een
programma uitgerold, waarbij Nederlandse systeemleveranciers, telers en kennisinstellingen
samenwerken om de automatisering van de fruit- en kassenteelt te versnellen. De afgelopen
jaren hebben wij in het domein van internationale handels-, innovatie- en investeringsbevordering
de samenwerking versterkt. Samen met de Topsectoren, branche- en sectororganisaties
en organisaties als VNO-NCW en MKB-Nederland. En met de oprichting van het publiek-private
Internationaal Strategisch Overleg en de uitvoerende partijen NLinBusiness, Trade
and Innovate NL en NLWorks. De komende periode willen we op basis van een evaluatie10 betreffende de drie uitvoerende organisaties de samenwerking binnen het publiek-private
ecosysteem verder optimaliseren. Tegelijkertijd werken we samen met de Topsectoren
aan een nieuwe integrale internationaliseringsagenda gericht op voorstellen rond verduurzaming,
digitalisering en versterking van de «control points» in de waardeketens door inzet van relevante sleuteltechnologieën.
Ook is de samenwerking in en met de regio’s van groot belang voor het structureel
bevorderen van de Nederlandse innovatie- en concurrentiekracht. Dit vindt plaats tussen
de steden, regionale ontwikkelingsmaatschappijen en de NFIA als het gaat om het verbeteren
van het vestigingsklimaat en het aantrekken van internationale bedrijven en investeringen.
Tevens wordt met de regio's samengewerkt in het ondersteunen van MKB ondernemers bij
zakendoen in het buitenland in het kader van Trade and Innovate NL. Daarbij faciliteert
BZ sinds 2021 het Trade Relations programma, waarmee vorig jaar meer dan 600 individuele gesprekken met bedrijven hebben plaatsgevonden
over internationaliseringsmogelijkheden. Naar aanleiding van de motie Amhaouch11 onderzoeken wij momenteel hoe de verschillende taken in de regio’s geïntegreerd en
bestendigd kunnen worden, op nationaal en internationaal vlak. Twee evaluaties worden
meegenomen bij de verdere vormgeving hiervan: de bovengenoemde PPS-evaluatie en de
evaluatie van EZK betreffende de regionale ontwikkelingsmaatschappijen.12
Tot slot
Het kabinet wil de komende jaren werk maken van de oproepen uit het bedrijfsleven
en de Kamer om het economische beleid van EZK en BZ sterker met elkaar te verbinden.
Om internationale economische samenwerking op het gebied van handel, innovatie en
investeringen integraal te bevorderen zullen wij naast die versterkte verbinding ook
de regie nemen en keuzes maken op de drie bovengenoemde domeinen. Dit zal tot uiting
komen in een gezamenlijke focus daar waar dit de meeste meerwaarde heeft gezien de
huidige internationale en Europese ontwikkelingen. Door een gezamenlijke aanpak en
inzet van capaciteit en instrumentarium kunnen wij de urgente maatschappelijke transities
en geopolitieke ontwikkelingen beter het hoofd bieden en een duurzaam en weerbaar
verdienvermogen van vandaag en morgen faciliteren. De publiek-private samenwerkingen
waarmee Nederland zich internationaal onderscheidt zijn onmisbaar om dit tot een succes
te maken. In dit geheel zullen wij ook zorgen voor goede aansluiting op het internationale
economische beleid van andere ministeries zoals LNV, I&W en VWS, en in afstemming
met alle betrokken private partijen. Het kabinet zal deze noodzakelijke, integrale
beleidsinzet de komende periode verder uitwerken in de kabinetsnota’s en brieven die
volgen.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
Indieners
-
Indiener
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Medeindiener
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat