Brief regering : Reactie op verzoek commissie over een reactie op de status van de Wet wijziging auteurscontractenrecht
29 838 Auteursrechtbeleid
Nr. 107 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juni 2022
Naar aanleiding van uw brief d.d. 18 mei 2022, bericht ik u, mede namens de Staatssecretaris
van OCW, als volgt. In uw brief verzoekt u mij om een schriftelijke toelichting op
de status van de Wet wijziging auteurscontractenrecht. U vraagt mij daarnaast in te
gaan op de vraag of ik bereid ben een bemiddelende rol te vervullen in de discussie
over het schrappen van de uitzondering voor video on demand van artikel 45d, tweede
lid, van de Auteurswet.
Op 1 juli 2015 is de Wet auteurscontractenrecht in werking getreden. Die wet beschermt
makers en uitvoerende kunstenaars, wanneer zij over de exploitatie van hun werken
van letterkunde, wetenschap of kunst respectievelijk uitvoeringen afspraken maken
met exploitanten, zoals uitgevers, fonogrammen- en filmproducenten en omroeporganisaties.
Zo hebben sinds 2015 scenarioschrijvers en hoofdregisseurs die hun rechten hebben
overgedragen aan de filmproducent recht op een proportionele billijke vergoeding van
de eindexploitant voor het openbaar maken van het filmwerk. Die vergoedingsaanspraak
is neergelegd in artikel 45d, tweede lid, van de Auteurswet. Via een schakelbepaling
in de Wet op de naburige rechten is de regeling van overeenkomstige toepassing op
hoofdrolacteurs. De vergoeding moet verplicht collectief (dat wil zeggen via een collectieve
beheersorganisatie) worden uitgeoefend. De wettelijke vergoedingsregeling is niet
op alle vormen van openbaarmaking van toepassing: de beschikbaarstelling van het filmwerk
op zodanige wijze dat het filmwerk voor de leden van het publiek op een door hen individueel
gekozen plaats en tijd toegankelijk is, ook wel aangeduid als video on demand (VOD),
is nadrukkelijk van de wettelijke regeling uitgezonderd. Rodap (een samenwerkingsverband
van filmproducenten, omroepen en distributeurs) enerzijds en Pam (een samenwerkingsverband
van beroepsorganisaties en collectieve beheersorganisaties van scenarioschrijvers,
hoofdregisseurs en acteurs) anderzijds, zijn voor de VOD-vergoeding indertijd een
op vrijwillig collectief beheer gebaseerde regeling overeengekomen.
De Wet auteurscontractenrecht is in 2020, vijf jaar na de inwerkingtreding, geëvalueerd
door externe en onafhankelijke onderzoekers van het Instituut voor Informatierecht
van de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Leiden onder auspiciën van het
Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van
Justitie en Veiligheid. De onderzoekers concluderen dat voornoemde vrijwillige regeling
voor een vergoeding voor video on demand in de praktijk slecht werkt. Zij constateren
dat de regeling door het stelsel van kettingbedingen administratief zeer ingewikkeld
en belastend is en dat de dekking onvolledig en de naleving zeer problematisch is.
Belangrijke exploitanten hebben zich aan het systeem onttrokken. De onderzoekers geven
in overweging de vergoedingsaanspraak wettelijk te regelen, bijvoorbeeld door artikel
45d, tweede lid, van de Auteurswet naar bepaalde vormen van video on demand uit te
breiden. Dit heeft volgens de onderzoekers tot gevolg dat een deel van vergoeding
zal toekomen aan filmmakers en filmacteurs elders in de Europese Unie. Onduidelijk
is volgens de onderzoekers of ook niet-EU (met name Amerikaanse) filmmakers en -acteurs
op de vergoeding aanspraak kunnen maken. Omdat het hierbij gaat om interpretatie van
bestaande verdragsverplichtingen kan die onduidelijkheid niet door de nationale wetgevende
macht, maar alleen door de rechtsprekende macht – en uiteindelijk het Hof van Justitie
van de EU – worden weggenomen. Bij brief d.d. 18 november 2020 heeft mijn ambtsvoorganger
in een eerste reactie op de uitkomsten van de evaluatie aangegeven dat een aanpassing
van artikel 45d, tweede lid Aw inzake VOD onderdeel zal zijn van een naar aanleiding
van de evaluatie op te stellen voorontwerp van wet.
In dezelfde periode vond op 9 november 2020 een wetgevingsoverleg (Kamerstukken 35 454 en 35 317, nr. 12) met de Tweede Kamer plaats over (1) het wetsvoorstel Wijziging van de Wet toezicht
en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten
(Kamerstuk 35 317) en (2) de Implementatiewetsvoorstel richtlijn auteursrecht in de digitale eengemaakte
markt (Kamerstuk 35 454). Het lid Van den Berghe (GL) c.s. heeft bij die gelegenheid een motie ingediend
(Kamerstukken 35 454 en 35 317, nr. 9), waarin de regering is verzocht om de wettelijke uitzondering van video on demand
van het recht op een proportionele en billijke vergoeding als bedoeld in artikel 45d,
tweede lid, van de Auteurswet af te schaffen. De motie is door de Tweede Kamer breed
aanvaard. Naar aanleiding van Kamervragen van het lid van het lid Ellian (VVD) over
de uitvoering van de motie Van den Berge c.s. heeft mijn ambtsvoorganger eind 2021
gemeld dat het voorontwerp van wet aanstaande is (Aanhangsel Handelingen II 2021/22,
nr. 492).
Inmiddels is het voorontwerp van wet tot wijziging van de Auteurswet, de Wet op de
naburige rechten en enige andere wetten in verband met de verdere versterking van
de positie van de maker en de uitvoerende kunstenaar bij overeenkomsten betreffende
het auteursrecht en het naburig recht (Wet wijziging auteurscontractenrecht) gereed.
In lijn met de uitkomst van de evaluatie van de Wet auteurscontractenrecht, de appreciatie
daarvan door mijn ambtsvoorganger, de door uw Kamer aangenomen motie Van den Berghe
(GL) c.s. en de beantwoording van de Kamervragen van het lid Ellian (VVD) over de
uitvoering van die motie is in het voorontwerp een wijziging van artikel 45d, tweede
lid, van de Auteurswet opgenomen. De wijziging zorgt ervoor dat filmmakers recht krijgen
op een door de eindexploitant te betalen collectief beheerde proportionele en billijke
vergoeding voor video on demand indien dit geschiedt tegen betaling door de leden
van het publiek. Via een schakelbepaling in de Wet op de naburige rechten krijgen
ook alle filmacteurs recht op deze vergoeding. De internetconsultatie over het voorontwerp
is op 4 april 2022 van start gegaan en loopt tot 4 juli aanstaande.1 De commissie auteursrecht – het officiële adviesorgaan van de Minister voor Rechtsbescherming
en de Staten-Generaal in geval van auteursrechtelijke vraagstukken – is om advies
gevraagd over het voorontwerp en streeft ernaar daarover voor de zomer aan mij te
adviseren.
Op 30 maart 2022, enkele dagen voordat het voorontwerp in consultatie ging, heeft
uw Kamer een rondetafelgesprek over de Auteurswet georganiseerd. Tijdens dat gesprek
is uitvoerig ingegaan op de voor- en nadelen van een wettelijke en verplicht collectief
uit te oefenen vergoedingsaanspraak voor filmmakers en -acteurs. Rodap heeft tijdens
de rondetafelgesprek gezegd dat het mogelijk is om nog voor de zomer werkbare afspraken
met Pam en Fair2 te maken over een eerlijke vergoeding voor video on demand. Uw Kamer heeft mij gevraagd
of ik bereid om tussen voornoemde partijen te bemiddelen. Het antwoord op die vraag
luidt bevestigend. Partijen zijn hierover al benaderd.
Ik verwacht het wetsvoorstel deze zomer te kunnen finaliseren. Ik zal de uitkomsten
van de consultatie, het advies van de commissie auteursrecht en de uitkomst van de
onderhandelingen tussen Rodap enerzijds en Pam en Fair anderzijds daarbij betrekken.
Naar verwachting kan het wetsvoorstel nog dit jaar aanhangig worden gemaakt bij uw
Kamer. Dit geschiedt uiteraard niet dan nadat de ministerraad heeft besloten het wetsvoorstel
voor advies voor te leggen aan de Afdeling advisering van de Raad van State, het advies
van de Afdeling advisering is ontvangen en het naar aanleiding van het advies op te
stellen nader rapport gereed is. Ik zie uit naar een constructieve behandeling van
het wetsvoorstel dat ertoe strekt de contractuele positie van makers en uitvoerend
kunstenaars ten opzichte van de exploitanten van hun beschermde prestaties nog verder
te verbeteren.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming