Brief regering : Programma [Ont]Regel de Zorg 2022 - 2025
29 515 Aanpak regeldruk en administratieve lasten
Nr. 480
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juni 2022
Mensen die in de zorg werken en mensen die met de zorg in aanraking komen, ervaren
teveel regeldruk. Zij besteden een substantieel deel van hun tijd aan administratieve
handelingen waarvan zij het nut maar beperkt inzien. Dat gaat ten koste van tijd voor
zorg of ondersteuning, en van het werkplezier. Bovenmatige administratieve belasting
staat ook in de weg aan het kunnen verlenen van passende zorg. Bureaucratie is een
belangrijke vertrekreden voor medewerkers die de zorg verlaten. Gegeven de krapte
op de arbeidsmarkt in zorg en welzijn kunnen we ons dat niet permitteren.
Het kabinet vindt het dan ook de komende periode noodzakelijk om te werken aan meer
tijd voor zorg, meer werkplezier, en minder regeldruk voor zorgverleners en zorginstellingen.
In de eerste plaats wil ik dat bereiken door te zorgen voor minder en zinnigere regels.
Schrappen en versimpelen is geen eenmalige impuls, maar structureel noodzakelijk onderhoud
in elke organisatie. En waar het nodig is om nieuwe regels op te stellen, moeten die
zo min mogelijk administratief belastend zijn, en in de uitvoering zo eenvoudig mogelijk.
Dit geldt nadrukkelijk voor wet- en regelgeving van VWS, maar ook breder voor iedere
organisatie die regels opstelt voor zichzelf of anderen. En in de tweede plaats door
ervoor te zorgen dat zorgverleners zelf invloed kunnen uitoefenen op de regeldruk
die zij ervaren. Daarvoor is nodig dat zij meer zeggenschap krijgen en dat zij kennis
over regels en de totstandkoming ervan opdoen. Ook zijn materialen en hulp om hier
zelf in de eigen organisatie of op de eigen werkplek mee aan de slag te gaan noodzakelijk.
Daarom kom ik met een vervolg op het programma [Ont]Regel de Zorg. Ik geef dit vorm
langs vier actielijnen:
1) Voorkomen nieuwe regeldruk door wet- en regelgeving van VWS: beleid dat beter werkt
in de praktijk
2) Landelijke maatregelen
3) De lokale aanpak: vermindering van regeldruk binnen zorginstellingen
4) Een laagdrempelig toegankelijk loket voor signalen, knelpunten en vragen
Verderop in deze brief zet ik deze actielijnen verder uiteen.
De opgave is groot en acuut. Maar gelukkig vertrekken we niet vanaf nul: in de afgelopen
jaren zijn reeds belangrijke stappen gezet, resultaten geboekt en inspirerende voorbeelden
gedeeld. Een lokale ontregelbeweging is op tal van zorgwerkvloeren in het land op
gang gekomen. Dat heeft geleid tot een kentering in de ervaren regeldruk; na jaren
waarin deze alleen maar opliep, werd in de laatste monitoringscijfers voor het eerst
een daling zichtbaar. Weliswaar nog bescheiden in omvang en niet over de gehele linie
van alle beroepsgroepen, maar er is een begin gemaakt. De komende periode bouw ik
voort op de resultaten en geleerde lessen over wat wel en wat juist niet heeft gewerkt
in de aanpak van [Ont]Regel de Zorg. Mijn ambitie – meer tijd voor zorg, meer werkplezier
en minder regeldruk – kan ik niet alleen waarmaken; alle bij dit vraagstuk betrokken
partijen, van financiers tot werkgevers en van toezichthouders tot branche- en beroepsverenigingen,
hebben daarbij hun steentje bij te dragen. En hoe taai dit vraagstuk ook is, als we
samen de schouders eronder zetten, ben ik ervan overtuigd dat we zullen slagen.
Leeswijzer
In deze brief zet ik uiteen hoe VWS in deze kabinetsperiode aan de slag gaat en andere
betrokken partijen kan ondersteunen bij het invullen van hun eigen rol en verantwoordelijkheid
op dit punt. Deze aanpak, die vorm krijgt langs vier actielijnen, is gevisualiseerd
in de bijgevoegde infographic. Tevens ga ik in deze brief in op de monitoring en op
de wijze waarop ik de Kamer op de hoogte houd van de voortgang. Tot slot sta ik stil
bij de gesprekken die ik voer met andere partijen over hun inzet op dit thema. Ik
begin deze brief met een korte terugblik op het programma [Ont]Regel de Zorg zoals
dat in de vorige kabinetsperiode is uitgevoerd, en een reflectie op de impact van
Covid-19 op ervaren regeldruk in de zorg.
Met deze brief doe ik de toezegging gestand vóór de zomer een vervolg te geven aan
het programma [Ont]Regel de Zorg (gedaan tijdens het plenair debat over sluitingen
van SEH’s in Groningen en Drenthe door personeelstekort d.d. 24 februari jl.). Deze
toezegging is herhaald in de hoofdlijnenbrief over het VWS-beleid1 en het daaropvolgende commissiedebat (Kamerstuk 35 925 XVI, nr. 180).
Tevens geef ik met deze brief gevolg aan de moties van het lid Van den Hil c.s. over
het in kaart brengen van ervaringen met tijdelijk opgeschorte administratie, en over
aandacht voor stapelende administratieve lasten in zorgwetgeving (beide ingediend
tijdens het notaoverleg (Kamerstuk 35 738, nr. 9) over de initiatiefnota van het lid Van den Berg «Naar minder ziekte en betere zorg»)
(Kamerstuk 35 738, nr. 2).2
Terugblik [Ont]Regel de Zorg 2018–2021
Mijn ambtsvoorganger heeft u eind 2020 voor het laatst geïnformeerd over de voortgang
van het programma [Ont]Regel de Zorg.3 Die voortgangsbrief beschrijft een aantal van de belangrijkste gerealiseerde schrap-
en verbeterpunten, die zorgverleners zelf op de agenda hadden gezet. Het gaat dan
bijvoorbeeld om het verkorten van de termijn voor materiële controle, het herzien
van de richtlijn fysiotherapeutische dossiervoering, de vereenvoudiging van de regeling
meerzorg in de langdurige zorg, het schrappen van de verplichting voor een handtekening
onder elke wijziging van het zorgleefplan, en het afschaffen (in nagenoeg alle gevallen)
van de terminaliteitsverklaring in de palliatieve zorg. Het overgrote deel van de
schrap- en verbeterpunten is inmiddels gerealiseerd. Gaandeweg de uitvoering bleek
dat het wegnemen van deze knelpunten op landelijk of stelselniveau noodzakelijk was,
maar niet voldoende: ook binnen zorginstellingen zelf, ontstaat veel regeldruk. Ook
op dat lokale niveau is actie noodzakelijk. In de vorige periode heeft dat onder meer
vorm gekregen in de Landelijke Schrapweek Jeugd, het organiseren van lokale schrapsessie
en Ontregel-labs door Vilans, en de bezoeken van de [Ont]Regelbus aan zorginstellingen
om hen te helpen met lokaal ontregelen.
Uit de monitoringsinformatie bleek dat deze aanpak vruchten begon af te werpen: voor
het eerst was een daling zichtbaar in de ervaren regeldruk onder zorgverleners, zij
het nog voorzichtig en niet in de volle breedte van de zorg. Helaas moet ik constateren
dat zorgverleners ook aangeven dat de invoering van nieuwe wet- en regelgeving heeft
geleid tot méér regeldruk, bijvoorbeeld bij de Wet zorg en dwang. In die monitoring
viel op dat het realiseren van een schrap- of verbeterpunt lang niet in alle gevallen
tot een (substantiële) vermindering van de ervaren regeldruk leidde. Ook bleek geen
duidelijk verband tussen de ervaren effecten van specifieke gerealiseerde maatregelen
en het algemenere cijfer over de ervaren tijdsbesteding aan administratieve taken.
Deze uitkomsten ondersteunen mijn beeld dat het realiseren van merkbare effecten in
de praktijk in belangrijke mate op de werkvloer zelf moet gebeuren. Dat er nog een
weg te gaan is illustreert ook internationaal onderzoek, waaruit blijkt dat het Nederlandse
zorgstelsel op het criterium van «administratieve efficiëntie» (het verminderen van
bureaucratie) relatief slecht scoort, en ook duidelijk slechter dan op andere criteria
zoals toegankelijkheid en uitkomsten.4
De voortgangsbrief noemde vijf lessen van de uitvoering van het programma [Ont]Regel
de Zorg tot dan toe. Kort samengevat komen die neer op: maak het concreet, zorg voor
een lokale ontregelbeweging, bevorder zeggenschap van zorgverleners, implementeer
en communiceer, en werk gezamenlijk met alle betrokken partijen aan dit thema. De
door mijn ambtsvoorganger uitgezette onafhankelijke evaluatie van het programma [Ont]Regel
de Zorg5 voegt hier een aantal aanbevelingen aan toe, zoals:
– Maak ontregelen structureel onderdeel van het beleid;
– Richt het beleid op het wegnemen van de oorzaken van regeldruk (o.a. het cultuuraspect);
– Verstevig de samenwerking met alle relevante partijen voor het verminderen van de
regeldruk;
– Voorkom extra regeldruk veroorzaakt door nieuwe wet- en regelgeving;
– Vergroot het gevoel van urgentie om te ontregelen, ook bij bestuurders in de zorg;
Van de talrijke andere onderzoeken die in de afgelopen periode zijn uitgevoerd, noem
ik er twee.
1) Vilans heeft in het onderzoek «Regeldruk in de langdurige zorg: de boosdoeners blootgelegd»6 vijf oorzaken van regeldruk onderscheiden die elk hun eigen aanpak vergen, waarvoor
verschillende acties van alle betrokken partijen nodig zijn.
2) Uit onderzoek van Nivel7 bleek dat wijkverpleegkundigen inschatten twee keer zoveel tijd te besteden aan klinische
verslaglegging (bv. het zorgplan) als aan organisatorische registratie (bv. personeelsgerelateerd
of financieel). Beide soorten registratie zorgen voor een verhoogde werkdruk, maar
vooral de organisatorische registratie roept frustratie op. Hoewel wijkverpleegkundigen
méér tijd besteden aan de klinische registratie, vinden zij dit zinvol en een integraal
onderdeel van de zorg voor hun patiënten; de ervaren last is daarom lager dan bij
registratietaken die zij niet of minder als zinvol ervaren.
De geleerde lessen, aanbevelingen en inzichten uit andere onderzoeken heb ik meegenomen
in het opstellen van de aanpak voor de komende kabinetsperiode en komen daarin terug.
De impact van Covid-19 op regeldruk in de zorg
In maart 2020 werd Nederland getroffen door covid-19. De coronacrisis heeft ook gevolgen
gehad voor de ervaren regeldruk in de zorg. Zo kwamen (tijdelijk) nieuwe regelingen
tot stand, en zijn er zowel versoepelingen als verzwaringen van bestaande regels ervaren.
Uw kamer heeft mij, onder meer via de motie Laan-Geselschap, verzocht om een totaaloverzicht
van deze effecten. In mijn brief van 21 maart 20228 heb ik u geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek dat ik hiernaar heb laten
uitvoeren. Samen met het veld span ik me in om – daar waar dat kan – (tijdelijke)
aanscherpingen op te heffen en (tijdelijke) versoepelingen te behouden, zodat overbodige
administratieve lasten niet (opnieuw) hun weg vinden naar de werkvloer. Hiermee geef
ik invulling aan de motie Van den Hil c.s. over het in kaart brengen van ervaringen
met tijdelijk opgeschorte administratie. Het beeld dat uit het onderzoek naar voren
komt is overigens dat per saldo de crisis eerder tot een ervaren verzwaring van de
regeldruk heeft geleid dan tot een verlichting. Er zijn wel versoepelingen ingezet,
maar relatief beperkt en deels ook maar tijdelijk.
Naast een overzicht van versoepelde en aangescherpte regels, afkomstig van zowel de
overheid als van andere organisaties in de zorg, schetst het onderzoek vier kansen
om regeldruk als gevolg van covid-19 te verlagen. Deze kansen hebben betrekking op
het leren, ontwikkelen en implementeren van digitalisering, het tijdig betrekken van
ICT en (zorg)inhoud bij (landelijke) besluiten over regels, en het ontwikkelen van
passende betaaltitels (die toepasbaar zijn in de crisissituatie) waar dit nog niet
het geval is. De transformatie naar digitaal werken en zorg op afstand is niet nieuw,
maar is door covid-19 wel in een stroomversnelling gekomen. Dit bleek onder meer uit
de e-healthmonitor 2021 van het RIVM, die ik in januari aan uw Kamer heb verzonden9. Zowel zorgverleners als bestuurders zijn overtuigd van de meerwaarde van digitale
zorg. Wel is het goed organiseren, zodat deze meerwaarde tot stand komt, nog een aandachtspunt.
In de kamerbrief in reactie op de motie van het lid de Aukje de Vries10 is mijn ambtsvoorganger ingegaan op de versnellingsimpuls die hierop is ingezet,
de initiatieven van de betrokken partijen en het vervolg van deze initiatieven en
mogelijke belemmeringen daarbij. Een belangrijk aandachtspunt is dat digitale zorg
goed ingebed moet zijn in de werkprocessen en niet bovenop het bestaande aanbod komt.
Dat betekent dat de processen aan de binnen- en achterkant (o.a. registratie en verantwoording)
goed moeten lopen. Dat vraagt aanpassingen van onder meer ICT-systemen. Op de korte
termijn kan dit een toename van de ervaren regeldruk tot gevolg hebben, maar het slim
organiseren hiervan biedt kansen voor duurzame administratieve lastenverlichting.
Daar zet ik de komende periode dan ook op in. Ook op het terrein van innovatie zal
ik de komende periode doorgaan met bestaande acties. Bijvoorbeeld op het gebied van
bekostiging, financiering en contractering, digitale en veranderkundige vaardigheden
en rond opschalen van bewezen effectieve vormen van (digitale) zorgvernieuwing. Zoals
toegezegd in mijn aanbiedingsbrief bij de e-healthmonitor kom ik rond de zomer met
doelstellingen op het gebied van digitale zorg, die richtinggevend zullen zijn bij
het vormgeven van het beleid.
Aanpak deze kabinetsperiode
Op basis van de hierboven kort beschreven terugblik en lerende van de ervaringen van
de aanpak door mijn voorgangers, ben ik ervan overtuigd dat voor een succesvolle aanpak
van de ervaren regeldruk in de zorg de volgende uitgangspunten van belang zijn:
• Regeldruk komt uit allerlei hoeken en richtingen op de zorgverlener af. Zorgverzekeraars,
toezichthouders, branche- en beroepsverenigingen, overheden, zorginstellingen zelf
in hun rol als werkgever en vele anderen hebben een aandeel in de ervaren regeldruk.
Alle organisaties in het zorgstelsel hebben een aandeel gehad in het opbouwen van
deze papieren toren, en zullen ook hun rol moeten pakken in het afbreken ervan.
• Om duurzaam resultaat te boeken, moeten we verder kijken dan regels alleen. Natuurlijk
speelt wet- en regelgeving een rol in de regeldruk die zorgverleners ervaren. Dat
geldt ook voor verantwoordingseisen van financiers, kaders van toezichthouders en
richtlijnen van beroepsverenigingen. Maar net zo goed spelen interne afspraken op
een afdeling, ingesleten werkwijzen, een cultuur van controle of slechte ondersteunende
faciliteiten op de werkplek een rol. Er is dus werk aan de winkel van de veranderbeweging
op de werkvloer zelf tot aan de totstandkoming van wetten in Den Haag, en van het
opruimen van de meest hinderlijke regels tot aan ingrijpen op de dieper liggende oorzaken
van ervaren regeldruk.
• Zorgverleners weten vaak niet precies waarin de basis ligt van een handeling die zij
als bureaucratisch ervaren of wat de regels eigenlijk precies zijn. In de hectiek
van alledag ontbreekt het hen aan de tijd om dat uit te pluizen. Informatie daarover
is ook vaak versnipperd en moeilijk toegankelijk. Mijn ambitie om met [Ont]Regel de
Zorg verschil te maken in de dagelijkse praktijk van zorgverleners zou al bij de eerste
horde stranden als zij [Ont]Regel de Zorg niet kennen of weten te vinden. Ook wil
ik hen inzicht geven in de concrete behaalde resultaten en de beschikbare ondersteuning
om met ontregelen aan de slag te gaan. Het thema van regeldruk in de zorg vraagt van
VWS bij uitstek méér dan het traditionele proces van beleid maken, wat eindigt met
een kamerbrief of wetsvoorstel. Daarom zet ik in op intensieve communicatie via verschillende
kanalen en middelen en waar mogelijk ook via samenwerkingspartners zoals branche-
en beroepsverenigingen. Voor elke communicatie-uiting kies ik een vorm die passend
is bij de doelgroep en bijdraagt aan maximaal bereik.
• Ten aanzien van deze opgave is het kabinet tegelijkertijd ambitieus en bescheiden:
ambitieus waar het gaat om de doelstelling om daarin resultaten te boeken die merkbaar
zijn op de werkvloer. Maar bescheiden over het vermogen om die resultaten alleen tot
stand te brengen. Dit kan geen louter Haags beleidsprogramma zijn, substantiële stappen
zijn alleen maar mogelijk in gezamenlijkheid met alle partijen die een rol hebben
in dit vraagstuk. Wat u van mij kunt verwachten is dat ik stevig de regie neem op
deze aanpak en partijen ondersteuning aanbied.
• De aanpak van regeldruk is een kwestie van lange adem en structurele inzet van alle
betrokken partijen. Dit is niet een vraagstuk wat in één kabinetsperiode volledig
opgelost kan worden. In deze brief beschrijf ik de concrete stappen en acties voor
deze kabinetsperiode. Het doel daarvan is de ontregelbeweging op alle niveaus duurzaam
te verankeren, zodat deze ook verder in de toekomst doorlopen.
Gelet op het bovenstaande geef ik mijn ambitie om merkbaar verschil te maken in de
dagelijkse praktijk van iedere zorgverlener gestalte in vier actielijnen, die ik hieronder
toelicht. Het verbindende element in deze actielijnen is dat zorgverleners zien en
horen dat het anders kan, dat iets niet meer hoeft of dat de buren het slimmer organiseren.
Dat de inspiratie gedeeld wordt en aanzet om op de eigen werkplek ook die verandering
tot stand te brengen.
1) Voorkomen nieuwe regeldruk door wet- en regelgeving van VWS: beleid dat beter werkt
in de praktijk
Alle partijen in de zorg hebben een steentje bij te dragen als het gaat om het verminderen
en voorkomen van regeldruk. Dat geldt ook voor VWS. Ik begin daarom met de wijze waarop
mijn collega-bewindspersonen en ik ons gaan inzetten voor zo min mogelijk regeldruk
als gevolg van wet- en regelgeving en beleid van VWS. Ik ben mij er terdege van bewust
van dat nieuwe wetten en regels en nieuw beleid kunnen leiden tot administratieve
lasten bij zorgverleners, zorgaanbieders en ondernemers, en kostbare tijd van hen
vergen. In de afgelopen jaren is dit vraagstuk aan de hand van concrete voorbeelden,
bijvoorbeeld de Wet toetreding zorgaanbieders, ook diverse malen in uw Kamer aan de
orde geweest. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) constateert in haar jaarverslag
over 202111 dat (Rijksbreed) de kwaliteit van de onderbouwing van wet- en regelgeving onder forse
druk staat, en dat meer aandacht nodig is voor het perspectief van burgers en bedrijven.
Ik onderschrijf deze noodzaak. Daarom is mijn inzet dat wet- en regelgeving van VWS
zo lastenluw als mogelijk is. Ik wil geen nieuwe wet- en regelgeving met onevenredige
en onnodige administratieve lasten invoeren. Hiervoor doe ik het volgende:
• Bij nieuwe beleidsvoornemens breng ik de verwachte effecten ten aanzien van de regeldruk
van tevoren goed in kaart zodat deze onderdeel uit kunnen maken van de totaalafweging
over nut en noodzaak van een nieuwe wet of regel. Dit doe ik zo vroeg mogelijk in
het proces, zodat er meer ruimte is om lastenluwere alternatieven uit te werken.
• In het geval van dossiers met mogelijk substantiële regeldrukgevolgen toets ik de
beleidsvoornemens altijd met een praktijkcheck. De resultaten hiervan neem ik op in
de memorie van toelichting. De praktijkcheck bestaat onder meer uit het organiseren
van een panelgesprek met zorgaanbieders, zorgverleners en/of bedrijven die met de
wetten en regels te maken krijgen. Het is immers de praktijk zelf die ons het meeste
inzicht kan geven in hoe bepaalde voornemens zouden uitwerken. Hun inschatting van
de praktische werkbaarheid van voorgenomen regelgeving weegt voor mij dan ook zwaar.
• In beginsel wordt alle voorgestelde wet- en regelgeving van VWS uiterlijk op de datum
van internetconsultatie ter advies voorgelegd aan het ATR en dit advies wordt openbaar
gemaakt, zodat het onderdeel kan uitmaken van de parlementaire behandeling. Alleen
in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld bij crisisregelgeving, wordt hiervan afgeweken.
In het geval van complexe dossiers zoeken mijn ambtenaren bovendien al vroegtijdig
informeel contact met het ATR om beleidsvoornemens te toetsen.
• Waar relevant neem ik de administratieve lasten voor eindgebruikers expliciet mee
als aandachtspunt in wetsevaluaties en invoeringstoetsen, om eventuele aanpassingen
te kunnen doen en hiervan te leren voor toekomstige wet- en regelgeving.
• Ik beperk mij niet tot nieuwe wet- en regelgeving; ook waar het gaat om het huidige,
reeds geldende totaal van wetten en regels ga ik actief op zoek naar mogelijkheden
tot versimpeling en versoepeling.
Ik wil hierover realistische en eerlijke verwachtingen wekken. Dit is geen garantie
dat deze kabinetsperiode wet- en regelgeving van VWS geen administratieve lasten oplevert
voor zorgaanbieders of zorgverleners. Naast het beperken van administratieve lasten
spelen immers ook andere belangrijke beleidsdoelen en legitieme belangen, zoals betaalbaarheid,
kwaliteit, privacy, patiëntveiligheid en rechtmatigheid. Het realiseren van dergelijke
doelen kan in voorkomende gevallen administratieve lasten meebrengen. Wel kunt u van
mij verwachten dat ik deze tot een minimum beperk. Door regeldrukgevolgen samen met
de zorgpraktijk zo goed en zo vroeg mogelijk in kaart te brengen, kan ik en kan uw
Kamer de juiste afweging maken tussen potentieel conflicterende belangen. Zo nodig
kunnen wij dan op zoek gaan naar alternatieven, of in gevallen met onevenredig veel
administratieve lasten van voornemens afzien.
Voor de uitvoering van deze actielijn doe ik een beroep op uw Kamer als mede-wetgever
in het algemeen, om mij op dit aspect scherp te houden wanneer wij met elkaar spreken
over nieuwe wet- en regelgeving. Specifiek geef ik u voorts graag in overweging om
bij initiatiefwetsvoorstellen, amendementen en moties steeds te bezien of deze geen
onevenredige administratieve lasten veroorzaken, en deze hierop te laten toetsen door
het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Ik op mijn beurt zal in mijn appreciatie
van moties en amendementen meenemen in hoeverre ik deze werkbaar acht in de praktijk.
In het omgaan met de risico-regelreflex, waarin het voortdurend verminderen van risico’s
een vanzelfsprekendheid is, hoop ik dat wij gezamenlijk de andere belangen zoals werkbaarheid
en uitvoerbaarheid nadrukkelijker kunnen meenemen in de afweging.
Eerste wetsevaluatie Wet verplichte geestelijke gezondheidzorg
De eerste fase van de wetsevaluatie van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
(Wvggz) is afgerond en op 16 december 2021 aan uw Kamer aangeboden.12 In de beantwoording van de vragen van het parlement reflecteer ik op deze wetgeving
en het evaluatierapport.13 Het verminderen van de regeldruk is een belangrijk thema om de uitvoerbaarheid van
de Wvggz te verbeteren. De komende periode ga ik met relevante partijen aan de slag
met de uitkomsten van het eerste rapport. Hierbij betrek ik uitdrukkelijk eerst patiënten
en hun vertegenwoordigers en de uitvoerende praktijk van aanbieders en professionals.
Ik vind het belangrijk dat we daar starten om concrete oplossingen op te halen en
te toetsen. Zij hebben immers dagelijks met de uitvoering van de wet van doen.
2) Landelijke maatregelen
In het programma [Ont]Regel de Zorg zoals dat van 2018 tot 2021 liep, stonden ruim
170 schrap- en verbeterpunten van zorgverleners zelf centraal. Veel van deze punten
speelden op het landelijke of stelselniveau. 138 van die schrap- en verbeterpunten
zijn gedurende de looptijd van het programma afgerond. Sommige punten vragen aanhoudend
inzet voor bijvoorbeeld de implementatie binnen zorginstellingen zelf. Uit vele gesprekken
die ik de afgelopen periode gevoerd heb, blijkt dat er geen behoefte is om opnieuw
een dergelijke landelijke schrap- en verbeterlijst te maken. Wel zal ik de komende
periode samen met partijen doorpakken op enkele grote thema’s die een substantiële
bijdrage kunnen leveren aan het verminderen van de ervaren regeldruk en het verhogen
van het werkplezier in de zorg. Ik noem hieronder een aantal van deze thema’s.
Uniformering inkoop- en verantwoordingseisen Zorgverzekeringswet
In de eisen in het kader van inkoop en verantwoording in de Zorgverzekeringswet is
sprake van overlap tussen uitvragen van verschillende partijen, én van «niet-functionele
variatie»: verschillen in de eisen die tot administratieve lasten leiden, zonder dat
daarmee een duidelijk aanwijsbaar doel gediend is. Hoewel in de afgelopen jaren al
voorzichtige stappen naar harmonisering zijn gezet, is dit veel zorgaanbieders nog
steeds een doorn in het oog. Het tijdverlies dat gemoeid gaat met het voldoen aan
uiteenlopende eisen is bovendien een vorm van verspilling die we ons, zeker in de
context van de krappe arbeidsmarkt in zorg en welzijn, niet kunnen permitteren. Daarom
is in de VWS begroting een besparing van € 130 miljoen euro per jaar ingeboekt vanaf
2024 en € 50 mln. in «aanloopjaar» 2023, te behalen met het uniformeren van inkoop-
en verantwoordingseisen voor de zorgsectoren die vallen onder de Zorgverzekeringswet
(Zvw). Het uniformeren van deze eisen leidt direct tot tijdwinst bij zorgaanbieders,
waarvan ik verwacht dat deze ook te vertalen is in een financiële besparing. Bovendien
neemt dit een substantiële ervaren administratieve last weg.
Onder inkoop- en verantwoordingseisen versta ik in dit verband de eisen die aan zorgverleners
worden gesteld en registraties die zorgverleners moeten bijhouden om in aanmerking
te komen voor een zorgcontract en om zich te verantwoorden over de geleverde zorg
en de kwaliteit daarvan. Deze eisen worden door verschillende partijen gesteld: vanuit
zorgverzekeraars, overheid (inclusief toezichthouders), beroeps- en wetenschappelijke
verenigingen en organisaties die kwaliteitsregistraties beheren en/of kwaliteitscertificeringen
en -accreditaties uitvoeren. De eisen op zichzelf dienen over het algemeen een legitiem
belang, zoals het bevorderen van kwaliteit van zorg of betaalbaarheid, maar in de
stapeling wordt het teveel van het goede. Dit is een complex speelveld. Om de praktische
en juridische mogelijkheden tot harmonisering van inkoop- en verantwoordingseisen
in kaart te brengen, laat ik daarom een onafhankelijk inventariserend onderzoek uitvoeren.
Het resultaat hiervan zal een «menukaart» zijn met een overzicht van de maatregelen
die per sector of beroepsgroep getroffen kunnen worden om de administratieve lasten
te verlagen en de bezuinigingsopgave in te vullen. Ik verwacht uw kamer in het derde
kwartaal van dit jaar over de uitkomsten van het onderzoek en het vervolg te kunnen
informeren.
Overbodige verwijzingen
Huisartsenpraktijk Maarn is één van de zorgaanbieders die een ontregeltraject met
behulp van de [Ont]Regelbus heeft doorlopen. Grootste irritatie in deze praktijk was
dat samenwerkingspartners nog veelvuldig vroegen om verwijsbrieven in gevallen waarin
dit niet nodig is. Huisartsenpraktijk Maarn heeft berekend dat het nabellen en afhouden
van onnodige verwijzingen hen gemiddeld 32 uur per week kostte!
Een bijeenkomst met vertegenwoordigers vanuit de ziekenhuizen en de ggz-instelling
waarnaar het meest verwezen wordt, leverde verschillende acties op. Zo is het inwerkprogramma
van de poli-assistentes kritisch onder de loep genomen om te checken of informeren
wanneer een verwijsbrief nodig is voldoende aan bod komt, is bij de poliassistentes
gecheckt of de werkinstructies duidelijk zijn, bespreekt de medische staf dit onderwerp
periodiek en wordt er een lijstje met poli’s gedeeld die relatief vaak een verwijzing
vragen die niet nodig is, zodat zij gericht benaderd kunnen worden.
Dit voorbeeld illustreert hoe een op landelijk niveau afgeschafte regel op lokaal
niveau hardnekkig kan blijven bestaan, maar laat ook zien dat zorgorganisaties in
de regio onderling wel de vervolgafspraken met elkaar kunnen maken om de regel daadwerkelijk
uit de praktijk te bannen. [Ont]Regel de Zorg faciliteert deze werkgroep met praktische
ondersteuning. Momenteel lopen er verkennende gesprekken om ook in andere regio’s
aan de slag te gaan om ervoor te zorgen dat onnodige verwijzingen in de praktijk niet
meer worden gevraagd.
Aanvraagproces hulpmiddelen
Een knelpunt waar zorgverleners in verschillende beroepsgroepen en ook patiënten tegenaan
lopen, is dat de eisen om in aanmerking te komen voor een hulpmiddel of de eisen waaraan
een hulpmiddelenaanvraag moet voldoen verschillen per zorgverzekeraar. Zo kan het
voorkomen dat bij de ene zorgverzekeraar wel een machtiging noodzakelijk is, terwijl
de andere zorgverzekeraar alleen een verwijzing vraagt. Voor zorgverleners leidt dit
tot bovenmatige administratieve belasting, omdat zij bij iedere verzekerde weer moeten
nagaan wat in dat geval de juiste procedure is.
Daarom ben ik samen met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) een onderzoek gestart om de
verschillen tussen de hulpmiddelenreglementen van de zorgverzekeraars en de mogelijkheden
tot uniformeren daarvan in kaart te laten brengen.
Beoogd resultaat van dit onderzoek is een overzicht van de feitelijke verschillen
tussen de hulpmiddelenreglementen van de verschillende zorgverzekeraars, met hierbij
een advies op welke punten deze verschillen geüniformeerd kunnen worden, teneinde
de administratieve lasten te verlagen. De resultaten van dit onderzoek verwacht ik
in het vierde kwartaal van dit jaar.
Aanpak regeldruk in het sociaal domein
Ook in het sociaal domein zijn de administratieve lasten voor professionals die betrokken
zijn bij de uitvoering van de Jeugdwet en de Wmo 2015 te hoog. Daarom blijven aandacht
en actie(s) voor het terugdringen van administratieve lasten en regeldruk in het sociaal
domein ook in de huidige kabinetsperiode ontzettend belangrijk. Het Ketenbureau i-sociaal
domein (i-sd) ondersteunt gemeenten en aanbieders daarbij, met name op het gebied
van inkoop en aanbesteden en het verbeteren van de informatievoorziening. Voor de
Jeugdwet is het Ketenbureau i-sd samen met gemeenten en aanbieders aan de slag met
het standaardiseren van contracten en diensten/producten. Ook in de Hervormingsagenda
Jeugd is het beperken van de administratieve lasten door het versimpelen en standaardiseren
van de uitvoering een belangrijk punt van aandacht. Op basis van de ervaringen in
het jeugddomein wordt bekeken of verdere standaardisatie van contracten ook mogelijk
is bij de uitvoering van Wmo 2015. Naast wet- en regelgeving en procesondersteuning
wil ik meer nadruk leggen op het perspectief van de professional. Daarom heeft VWS,
aansluitend bij de lokale lijn van het programma [Ont]Regel de Zorg, Movisie de opdracht
gegeven om kennis op te halen over de administratieve lasten van sociaal werkers en
deze kennis te benutten voor het verbeteren van de uitvoeringspraktijk.
Uit een eerste verkenning uitgevoerd door Movisie in het najaar van 2021 en begin
2022 is gebleken dat door de hoeveelheid administratie en registratie professionals
in het sociaal werk niet altijd meer toe komen aan de kern van het werk, namelijk
het helpen en ondersteunen van kwetsbare burgers. Daarom start Movisie de komende
tijd een leer- en onderzoekstraject waarin zij samen met de praktijk achterhalen hoe
groot de regeldruk binnen de Wmo is in de dagelijkse praktijk. Met de praktijk gaat
Movisie opzoek naar handvatten om de administratieve last en regeldruk te verminderen.
Dit moet uiteindelijk leiden tot een verlichting van de administratieve last binnen
de Wmo.
Model Prestatiecodes Jeugd
In de afgelopen periode is in samenwerking met een brede groep professionals uit het
jeugdveld het Model Prestatiecodes Jeugd (MPJ) gebouwd en opgeleverd. Het MPJ vereenvoudigt
toewijzen en declareren van jeugdhulp in de inspanningsgerichte uitvoeringsvariant.14 Het toewijzen van zorg gebeurt op een hoger abstractieniveau: van meer dan 3.800
verschillende productcodes gaan we terug tot ongeveer 30 prestatiecodes. Dit levert
meer ruimte op voor de professional en zorgt voor minder administratie, minder vertraging
bij een veranderende hulpbehoefte en minder beschikkingen. Zolang de hulpbehoefte
binnen de prestatiecode valt, blijven de oorspronkelijke toewijzing en beschikking
gelden. Het declareren van (ambulante) zorg gebeurt op basis van het kwalificatieniveau
van de professional en genormeerde tijd. Aggregatie en vergelijking van die declaratiedata
geeft gemeenten (en instellingen) inzicht in waar het budget heen gaat en brengt verschillen
aan het licht, zodat die onderling besproken kunnen worden. Zo helpt het MPJ de jeugdhulp
leren en verbeteren. Naast een potentiële kostenbesparing en meer kennis en inzicht
door gestandaardiseerde data is het belangrijkste winstpunt van het MPJ dat jeugdzorgprofessionals
minder administratieve lasten ondervinden in hun dagelijks werk. Hierdoor hebben zij
meer tijd om te doen wat goed is voor jeugdigen.
In opdracht van VWS vindt een impactanalyse plaats naar de effecten van de invoering
van het Model Prestatiecodes Jeugd, dat vastgelegd zou moeten worden in een ministeriële
regeling. Op basis van de uitkomsten van de impactanalyse zal verdere besluitvorming
over het model plaatsvinden. De resultaten van de impactanalyse worden in de zomer
verwacht en zal ik uw Kamer te zijner tijd toesturen.
3) De lokale aanpak: vermindering van regeldruk binnen zorginstellingen
Een belangrijk inzicht van het programma [Ont]Regel de Zorg is dat het wegnemen van
knelpunten op landelijk niveau niet voldoende is om over de hele breedte van de zorg
merkbare resultaten te boeken in de dagelijkse praktijk. Voor zorgverleners die in
een wat grotere zorginstelling werken, ontstaat een substantieel deel van de regels,
processen en werkwijzen die bij hen tot regeldruk leiden, binnen die zorginstelling
zelf. Uit onderzoek blijkt dat dit geldt voor 70% van de registratielast die zorgverleners
in een ziekenhuis ervaren.15 Op dat lokale niveau valt dus veel winst te behalen. Ondersteund door o.a. de inzet
van de [Ont]Regelbus, schrapsessies gericht op lokaal ontregelen, en de inzet van
speciaal adviseurs voor regeldruk in het sociaal domein en de medisch specialistische
zorg is de afgelopen periode een lokale ontregelbeweging op gang gekomen. En veel
zorginstellingen waren hier zelf ook al zonder ondersteuning vanuit VWS mee bezig.
Deze groeiende ontregelbeweging levert prachtige en inspirerende voorbeelden op.
Specifiek in de langdurige zorg heeft de inzet van Vilans samen met partijen geleid
tot inzicht in de oorzaken van regeldruk. Zo heeft Vilans de «Ontregelblik» ontwikkeld.16 De Ontregelblik bestaat uit leerzame ervaringen en instrumenten waarmee organisaties
zelf aan de slag kunnen om regeldruk te verminderen. Daarnaast werken in het experiment
Vernieuwend Verantwoorden zorgaanbieders met zorgkantoren samen onder regie van de
NZa om de externe verantwoording te vereenvoudigen. Het experiment duurt nog tot eind
2023, maar vijf zorgaanbieders in de gehandicaptenzorg hebben een tussenrapportage
gemaakt, waarin zij de lessen en effecten beschrijven.17 Ik investeer door middel van de stimuleringsregeling InZicht en het programma KIK-V
in de digitalisering van gegevensuitwisseling. InZicht is een subsidieregeling waarmee
zorgaanbieders in de langdurige zorg begeleiding kunnen krijgen bij de overstap naar
overdracht van verpleegkundige gegevens op basis van de informatiestandaard eOverdracht.
Met het programma KIK-V wordt de informatievoorziening gestroomlijnd via de systematiek
van «één keer uitvragen, meerdere keren gebruiken», waardoor zorgaanbieders en zorgprofessionals
minder administratieve lasten ervaren.
Ik zie dat de ervaren regeldruk binnen zorginstellingen verschilt, terwijl de landelijke
kaders gelijk zijn. Binnen die kaders is het mogelijk een organisatie regelarm(er)
in te richten. Goede voorbeelden hiervan zijn eerder met uw Kamer gedeeld, bijvoorbeeld
in de bundel «Goede praktijken ORDZ» en het eindrapport van de [Ont]Regelbus. In deze
paragraaf treft u enkele citaten aan van medewerkers van zorginstellingen die hebben
deelgenomen aan de [Ont]Regelbus. Voor een completer beeld van de opbrengsten daarvan
verwijs ik naar het eindrapport, dat uw Kamer eerder dit voorjaar heeft ontvangen.18
«Ik vond het eigenlijk wel schokkend dat er zulke grote verschillen zijn tussen hoe
de verschillende locaties bij ons het doen. Dat geeft al aan dat we daar zelf blijkbaar
invloed op hebben en echt met elkaar om de tafel moeten om te bepalen wat de beste
manier is.»
Tegelijkertijd zie ik dat veel zorginstellingen nog geen speerpunt hebben gemaakt
van lokaal ontregelen. Redenen die hiervoor genoemd worden zijn bijvoorbeeld het niet
goed weten waar te beginnen, het juiste loket voor het stellen van een hulpvraag nog
niet hebben gevonden, een financiële drempel ervaren om een lokale ontregelaar aan
te stellen of omdat het vraagstuk ondersneeuwt in de dagelijkse hectiek.
In de huidige arbeidsmarkt twijfel ik er niet aan dat het bestuur van zorginstellingen
zich inzet om met dit thema aan de slag te gaan. Ik wil hen bijstaan door deze drempels
zoveel mogelijk weg te nemen. De instrumenten die ik voor de ondersteuning van de
lokale aanpak inzet zijn:
a) E-learning en training tot «ontregelaar»
b) Subsidieregeling lokale ontregelprojecten
c) Organiseren en ondersteunen van een netwerk van lokale ontregelaars
d) Faciliteren van een bestuurlijk netwerk voor ontregelen in de eigen organisatie
Ik vind het belangrijk om te benadrukken dat aandacht voor werkplezier en vermindering
van ervaren administratieve lasten niet een kwestie van een éénmalig project is. Dit
vraagt periodiek onderhoud op alle niveaus, ook in zorginstellingen zelf. De instrumenten
die ik ter beschikking stel, geven een belangrijke impuls om hier een start mee te
maken of om een beproefde werkwijze vast te houden, maar duurzame aandacht blijft
nodig. Een belangrijk verschil ten opzichte van de ondersteuning die de afgelopen
jaren vanuit VWS beschikbaar was, is dat die slechts een beperkt aantal zorginstellingen
kon bereiken. De ondersteuning door de [Ont]Regelbus of een van de domeinspecifieke
speciaal adviseurs voor regeldruk leenden zich niet voor grootschalige inzet. Hoewel
de individuele ervaringen van bijvoorbeeld instellingen die met de [Ont]Regelbus aan
de slag zijn geweest positief zijn, is de totale impact daardoor beperkt gebleven.
De komende periode wil ik voortbouwen op deze opbrengsten met een instrumentarium
dat een groter bereik en een sterker onderling leereffect heeft.
a) E-learning en training tot «ontregelaar»
Het aanstellen of vrijspelen van een «ontregelaar» binnen een zorginstelling helpt
de vaart en voortgang van de aanpak van regeldruk. Bij verschillende zorgaanbieders
zijn al interne ontregelaars actief. Ik zie dat dit tal van verbeteringen in allerlei
verschillende processen oplevert en positief uitpakt voor ervaren werkdruk en werkplezier.
Een belangrijk pluspunt ten opzichte van bijvoorbeeld inzet van externe consultants
vind ik dat kennis van en ervaring met ontregelen zo binnen zorgorganisaties zelf
wordt opgebouwd en behouden blijft. Om dit aan te moedigen, bied ik kosteloos een
e-learning en een training van enkele dagdelen aan, gericht op lokaal ontregelen.
Momenteel loopt de aanbestedingsprocedure om een partij te selecteren die de e-learning
en training ontwikkelt, beheert en uitvoert. Ik verwacht deze meerjarige opdracht
in de zomer te verstrekken.
«Het zit heel erg in de cultuur ingebakken om lijstjes af te vinken. Daarmee laat
je zien dat je gedaan hebt wat is afgesproken. We durven er niet op te vertrouwen
dat collega’s het doen, als het niet afgevinkt wordt. Dus houden we die afvinklijstjes
in stand.»
Het doel van de training is om medewerkers van zorginstellingen de kennis en instrumenten
aan te reiken om zelfstandig, binnen de eigen zorginstelling, aan de slag te gaan
met het leiden van ontregelsessies of opstarten en uitvoeren van ontregelprojecten.
Daartoe leren zij in de training met een of meerdere methodiek(en) werken. Als primaire
doelgroep voor de training zie ik beleids- en kwaliteitsmedewerkers. Zij zorgen bij
uitstek voor verbinding tussen bestuur en beleid enerzijds en werkvloer anderzijds.
Ook zorgverleners kunnen de training volgen. De zorgsectoren waarvan ik het denk dat
zij het meeste baat hebben bij deze training zijn de medisch specialistische zorg,
ggz, jeugdhulp, vvt en gehandicaptenzorg, omdat in die sectoren sprake is van relatief
grote zorginstellingen waar een substantieel deel van de regeldruk lokaal van aard
is. Na het afronden van de training is coaching of ondersteuning beschikbaar bij het
in de praktijk brengen van het geleerde. Ook faciliteer ik deelnemers aan de training
om een netwerk van lokale ontregelaars te vormen om onderling ervaringen en inspirerende
voorbeelden uit te wisselen en kennis te delen (zie ook punt c hieronder).
«We zien wel dat we zelf iets kunnen doen om de regeldruk te verminderen, maar het
blijkt moeilijk om tot concrete actie te komen. Of we schrappen een paar regels en
bedenken in dezelfde vergadering weer nieuwe. Het ontbreekt ons aan focus en een samenhangende
aanpak.»
Het doel van de e-learning is om de aanpak van regeldruk en de mogelijkheden om hier
zelf invloed op uit te oefenen onder de aandacht te brengen. De e-learning kan worden
gevolgd ter voorbereiding op de training tot ontregelaar, maar dit is niet noodzakelijk.
De doelgroep voor de e-learning is dan ook breder: alle mensen die werken in of met
de zorg. De inhoud van de e-learning zal grotendeels generiek zijn, met een specifiek
deel voor de verschillende zorgsectoren. Om te garanderen dat de inhoud van de e-learning
goed aansluit bij de informatiebehoefte van mensen die in de zorg werken, wil ik dat
zij door de leverancier bij de ontwikkeling worden betrokken.
«Het uitzoeken van welke regels we nou precies last hebben en wie ze heeft opgesteld,
bleek nog een enorme klus. We denken vaak dat we iets moeten, maar als we niet kunnen
achterhalen van wie en waarom kunnen we er waarschijnlijk gewoon mee stoppen.»
Naast deze e-learning en training voor zorgverleners en andere medewerkers van zorginstellingen,
zet ik ook in op (meer) aandacht in de zorgopleidingen en in bij- en nascholing voor
een bewuste, nieuwsgierige houding ten aanzien van de inhoud van het werk. Ontregelen
op de eigen werkvloer begint met vragen (durven) stellen als «waarom doen we dit eigenlijk?»
en «kan dit niet slimmer?». Ik merk dat dit nog onvoldoende aan bod komt in de zorgopleidingen.
Hierover ga ik in gesprek met onderwijsinstellingen, werkveld en beroepsgroepen. In
die gesprekken neem ik naast regeldruk ook andere actuele thema’s mee zoals digitale
zorg en duurzaamheid. Ik informeer u hierover via de voortgangsrapportages van het
programma «Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg; Samen anders leren en werken» (TAZ).
b) Subsidieregeling lokale ontregelprojecten
Een voorkomende belemmering voor zorginstellingen om een ontregelproject te starten
of een ontregelaar aan te stellen is de financiële drempel: hoewel de praktijk uitwijst
dat deze projecten zichzelf ruimschoots terugverdienen in tijdwinst en toegenomen
werkplezier, gaat daar wel een investering aan vooraf die niet voor iedere zorgaanbieder
eenvoudig in te passen is. Om deze drempel weg te nemen ben ik voornemens op korte
termijn een subsidieregeling te publiceren die zich richt op het (voor 75%) financieren
van lokale ontregelprojecten, gericht op inkoop- en verantwoordingseisen binnen ten
minste de zorg die geleverd wordt in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Ik
bied in de regeling nadrukkelijk ruimte voor projecten die zich richten op vermindering
van regeldruk die voortkomt uit de stapeling van inkoop- en verantwoordingseisen in
verschillende domeinen. De binnen zorginstellingen gehanteerde eisen, procedures,
protocollen en werkwijzen zijn vaak een (overigens niet altijd correcte en ook niet
altijd regelarme) doorvertaling van landelijk geldende inkoop- en verantwoordingseisen.
Daarom zie ik veel potentieel in het ondersteunen van projecten op dit gebied. Ik
ben voornemens succesvolle ontregelprojecten die met behulp van deze regeling gefinancierd
zijn te bundelen in een catalogus van bewezen effectieve interventies en die te verspreiden,
bijvoorbeeld via het netwerk van lokale ontregelaars (zie ook punt c hieronder). Daarbij
wil ik ook bezien of deze toepasbaar zijn in andere domeinen dan de Zvw.
«We zitten in een soort catch-22: we worden bedolven onder de regeldruk, waardoor
we geen tijd hebben om er iets aan te doen. Terwijl blijkt dat we in een paar uur
tijd een heleboel tijdwinst kunnen creëren, door er even over na te denken met de
juiste mensen.»
Deze regeling beoogt zorginstellingen de financiële armslag te geven om een start
met hun eigen lokale regeldrukaanpak te maken. Ik wil daarbij nadrukkelijk ruimte
laten voor lokale invulling omdat zorginstellingen zelf het beste in staat zijn kansrijke
projecten in hun eigen organisatie te identificeren. Gelet op doel en context van
de regeling streef ik er vanzelfsprekend naar het aanvraag- en verantwoordingsproces
voor de subsidie zo lastenluw mogelijk in te richten. Ik verwacht de regeling in juli
2022 te publiceren en in werking te laten treden.
c) Organiseren en ondersteunen van een netwerk van lokale ontregelaars
Op tal van zorgwerkvloeren in het land zijn reeds lokale ontregelaars actief. Maar
nog niet altijd kennen zij elkaar en zijn zij op de hoogte van welke succesvolle projecten
in andere zorginstellingen al zijn gestart of uitgevoerd. En nog te vaak blijft opschaling
van succesvolle projecten achterwege. Ik wil het onderling uitwisselen van informatie
over wat wel en niet werkt faciliteren. Lokale ontregelaars kunnen elkaar inspireren,
maar ook delen welke drempels zij hebben ervaren en hoe die te overwinnen. Ook voor
deelnemers aan de training tot ontregelaar of mensen die op een andere wijze met het
programma [Ont]Regel de Zorg in contact komen, kan dit waardevol zijn. Tevens zie
ik meerwaarde in het samenbrengen van lokale partijen in het kader van ontregelprojecten
gericht op de onderlinge samenwerkingen tussen verschillende organisaties (bijvoorbeeld
rondom verwijzingen). Ik ben voornemens hiervoor het samenbrengen en ondersteunen
van een netwerk van lokale ontregelaars te stimuleren. De precieze vormgeving hiervan
bepaal ik in overleg met de doelgroep, om optimaal aan te sluiten bij hun behoefte.
Subsidie intern toezicht Wtza
Per 1 januari 2022 schrijft de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) voor dat aanbieders
van Zvw- en/of Wlz-zorg een onafhankelijk intern toezichthouder hebben. Ik heb de
NVTZ (Nederlandse Vereniging van Toezichthouders in de Zorg) een meerjarige subsidie
toegekend om deze verplichting te helpen implementeren. Dat gebeurt onder andere door
voorlichting waarin specifiek aandacht is voor de verantwoordelijkheid van de interne
toezichthouder om toe te zien op regeldrukvermindering bij de zorgaanbieder en de
wijze waarop het bestuur dit invult.
d) Faciliteren van een bestuurlijk netwerk voor ontregelen in de eigen organisatie
Randvoorwaardelijk voor het succes van een lokale ontregelaanpak is dat het bestuur
van een zorginstelling de ruimte biedt aan medewerkers om hiermee aan de slag te gaan
en om het geleerde in de praktijk te brengen. In de mij bekende goede voorbeelden
van succesvol lokaal ontregelen zie ik telkens terug dat het bestuur van de zorginstelling
deze beweging aanmoedigt en actief aanjaagt. Ik vind dat logisch: in het licht van
de schaarste op de arbeidsmarkt kan het wat mij betreft niet zo zijn dat dit thema
niet op het hoogste niveau in de organisatie onderwerp van gesprek is. Bestuurders
die hier nog niet actief mee aan de slag zijn, spoor ik dan ook aan de handschoen
op te pakken. Tegelijkertijd merk ik dat waar dit nog niet van de grond is gekomen,
dat geen kwestie van onwil of miskennen van de ernst van het vraagstuk is, maar eerder
een zekere handelingsverlegenheid: waar te beginnen en hoe het aan te pakken? Via
de website www.ordz.nl zijn diverse ontregelmethodieken raadpleegbaar en zorginstellingen met een hulpvraag
kunnen laagdrempelig terecht bij het ontregelteam van VWS (zie ook punt 4 hieronder).
Analoog aan de activiteiten gericht op het ondersteunen van een netwerk van lokale
ontregelaars, wil ik ook zorgbestuurders samenbrengen die actief met dit vraagstuk
aan de slag gaan of willen gaan. Zij kunnen onderling goede voorbeelden uitwisselen
en inspiratie opdoen om in hun eigen organisatie te ontregelen. Op 25 mei organiseerde
ik een open online bijeenkomst voor zorgbestuurders bij wijze van aftrap van dit netwerk,
met als thema «Anders besturen: van regeldruk naar regelgeluk».19 De inzichten die deze middag oplevert, gebruik ik bij het verder verfijnen van het
ondersteuningsaanbod voor zorgbestuurders.
Tijdregistratie wijkverpleging
Een groot deel van de zorgaanbieders in de wijkverpleging heeft inmiddels de overstap
gemaakt van de tijdrovende minutenregistratie naar de regelarme alternatieve registratiestandaard
«zorgplan=planning=realisatie, tenzij» (zprt). De NZa-regelgeving biedt sinds 2018
ruimte voor deze wijze van registreren. Zorgverzekeraars verplichten de vijfminutenregistratie
niet. Zorgaanbieders kunnen zelf de keuze maken om over te stappen. In samenwerking
met ZN, Actiz, Zorgthuisnl, V&VN en NZa zijn eerder verschillende hulpmiddelen ontwikkeld
om de overstap naar zprt te bevorderen. Om zorgaanbieders hierbij verder te helpen
heeft VWS in 2021 aan Vilans de opdracht gegeven om een ondersteuningsaanbod te ontwikkelen.
Naast dat organisaties gericht geholpen zijn met hun specifieke vragen verspreidt
Vilans verschillende hulpmiddelen, zoals een overzicht van veel gestelde vragen, praktijkverhalen
van organisaties en tips om zprt te implementeren. Dit helpt alle aanbieders bij het
overstappen naar en juist toepassen van zprt. Om de overstap te maken konden organisaties
in 2021 ook financiële ondersteuning krijgen vanuit de subsidieregeling ondersteuning
wijkverpleging (SOW).
Uit monitoringsinformatie die in mei door de NZa is gepubliceerd blijkt dat de stijgende
lijn van het gebruik van zprt vooralsnog niet verder doorzet. Van de ondervraagde
zorgaanbieders geeft 67% aan gebruik te maken van zprt. In 2021 was dit 74%. In 2021
gaf 6% van de aanbieders aan met een handmatige registratie per 5 minuten te werken,
dit jaar was dat 8%. Van de ondervraagde zorgprofessionals geeft 72% aan zprt te gebruiken.
In 2021 was dit 69%. De handmatige vijfminutenregistratie daalde van 15% naar 13%.
Om hieraan een extra impuls te geven, zullen organisaties de komende periode actief
benaderd worden, zodat ook zij gebruik gaan maken van de ruimte om af te stappen van
de vijfminutenregistratie en de daarvoor beschikbare ondersteuning.
4) Een laagdrempelig toegankelijk loket voor signalen, knelpunten en vragen
Regeldruk in de zorg manifesteert zich uiteindelijk niet in algemene cijfers over
werkplezier en uitstroom of hoog-over monitors van tijdsbesteding en overhead, maar
bij zorgverleners op de werkvloer die ergens tegenaan lopen waar ze het nut niet van
inzien, waar ze buitensporig veel tijd aan moeten besteden, of waarvan ze niet eens
kunnen achterhalen wat eigenlijk precies de regel is. En evenzeer manifesteert het
zich bij de patiënt, cliënt, mantelzorger of naaste die vastloopt in een formulier,
een telefoongesprek met een klantenservice of een wirwar van instanties. Daarom is
een loket voor signalen, knelpunten en (hulp-)vragen een essentieel onderdeel van
mijn aanpak van regeldruk in de zorg. Ik vind het belangrijk dat iedereen gemakkelijk
contact met het VWS-ontregelteam kan opnemen. De mogelijkheden hiervoor zijn:
– Via het contactformulier op de website www.ordz.nl;
– Door het sturen van een e-mail naar aanpakregeldruk@minvws.nl;
– Via de LinkedIn-pagina: [Ont]regel de Zorg: Overview | LinkedIn;
– En ook via het [Ont]regelspreekuur: iedere maandag kan tussen 16:00 en 17:00 direct
telefonisch contact worden opgenomen met het VWS-ontregelteam. Informatie hierover
is op de website en de LinkedIn-pagina te vinden.
Praktijkcasus administratieve lasten bij het pgb
Een voorbeeld van iemand die vastloopt in de bureaucratie is de 31-jarige Naomi. Op
LinkedIn deelde zij haar frustraties rondom de administratieve lasten die zij ervaart
bij het verkrijgen van zorg voor haar progressieve spierziekte.20 Het VWS-[Ont]regelteam heeft samen met Naomi uitgezocht tegen welke administratieve
knelpunten zij aanloopt, waar deze vandaan komen en hoe ze op te lossen. Hierover
zijn constructieve gesprekken gevoerd met de betreffende zorgverzekeraar en gemeente
om samen tot oplossingen te komen, voor Naomi én voor mensen in soortgelijke situaties.
De gesprekken hebben een aantal concrete acties opgeleverd, zoals het koppelen van
vaste Wmo-consulenten aan chronisch zieken, het verminderen van huisbezoeken bij lopende
pgb’s en het verbeteren van de communicatie richting cliënten. Het programma [Ont]Regel
de Zorg onderhoudt contact met Naomi over de voortgang van de acties en blijft alert
op het opvolgen van dergelijke signalen.
Afhankelijk van de aard van de vraag kan de beantwoording ervan bijvoorbeeld zitten
in het verstrekken van of verwijzen naar relevante informatie, het organiseren of
faciliteren van een gesprek met bij een casus betrokken partijen, of het ophelderen
van een misverstand over een regel of verplichting. Een signaal kan natuurlijk ook
aanleiding zijn voor het versimpelen, versoepelen of schrappen van een regel. Om het
effect van het op deze wijze behandelen van casuïstiek te maximeren, communiceer ik
zoveel mogelijk in algemene termen via openbare platformen zoals www.ordz.nl en LinkedIn over vragen en antwoorden. Tevens bezie ik bij iedere gevonden oplossing
wat de mogelijkheden zijn om deze beschikbaar te stellen aan zo veel mogelijk mensen
in plaats van alleen aan de vragensteller.
Ik constateer dat veel vragen, signalen en goede voorbeelden hun weg naar VWS al vinden,
maar ben ervan overtuigd dat er nog veel meer zijn waarvoor dat niet geldt. Ook in
deze brief roep ik zorgverleners en anderen op: spreek je uit en laat je horen, over
waar je tegenaan loopt als het gaat om regeldruk, maar ook waar je trots op bent of
welk resultaat je hebt bereikt waar andere zorgaanbieders ook hun voordeel mee zouden
kunnen doen. Zorginstellingen roep ik op om ook intern een loket in te richten waar
medewerkers signalen en knelpunten kunnen aankaarten. Mocht een knelpunt niet op lokaal
niveau tot een oplossing komen, staat vanzelfsprekend altijd nog de weg naar het landelijke
loket open.
Verscheurkalender
De Verscheurkalender is een initiatief van twee huisartsen waarmee zij laten zien
welke onnodige regels en administratieve handelingen huisartsen in de praktijk ervaren.
De Minister van VWS heeft de Verscheurkalender persoonlijk in ontvangst genomen en
heeft uw Kamer zijn reactie daarop per brief doen toekomen.21 Samen met zorgverleners pakt VWS een aantal onderwerpen uit de Verscheurkalender
op. Over een aantal punten uit de verscheurkalender zijn al eerder afspraken gemaakt
om de regeldruk te verminderen. Ik zet mij in om deze afspraken verder onder de aandacht
te brengen bij de betrokken zorgverleners. Zo kwam uit de Verscheurkalender naar voren
dat huisartsen nog vaak wordt gevraagd om een terminaliteitsverklaring in te vullen.
Deze verklaring is echter in de meeste gevallen afgeschaft. Voorheen werd deze verklaring
voor de zorg in de laatste levensfase gebruikt. Hiermee werd door de arts aangegeven
dat de levensverwachting van de patiënt korter dan drie maanden is. Een terminaliteitsverklaring
is tegenwoordig alleen nodig als een patiënt de zorg betaalt uit een Persoonsgebonden
budget (PGB). Door dergelijke misverstanden uit de wereld te helpen pak ik onnodige
regeldruk aan.
Monitoring en rapportage
Met de acties binnen de hiervoor geschetste vier lijnen wil ik de ervaren administratieve
lastendruk in de zorg verminderen. Ik zal uw Kamer jaarlijks vóór de zomer rapporteren
over de voortgang op de volgende wijze:
• Voor het algemene beeld van de voortgang kies ik uitdrukkelijk voor een beperkte set
indicatoren uit reeds bestaande monitoring. Ik wil zorgpersoneel niet belasten met
nieuwe vragenlijsten. Ik kies er daarom voor om de monitoring via merkbaarheidsscans,
zoals de afgelopen periode plaatsvond, niet door te zetten. Ik laat aan de hand van
kwantitatieve onderzoeksresultaten afkomstig van het CBS in opdracht van mijn ministerie
voor het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (AZW) zien in hoeverre zorgaanbieders
en zorgverleners regeldruk ervaren. Dit onderzoek geeft inzicht in hoeveel tijd werknemers
in de zorg besteden aan a) het registreren van informatie voor organisatie, management
en/of beleid en b) verslaglegging over de verlening van zorg en/of ondersteuning aan
cliënten. Ook geeft het onderzoek inzicht in hoeveel werkgevers in de zorg aangeven
dat de werkdruk is toegenomen en welk deel daarvan aangeeft dat dit veroorzaakt wordt
door regeldruk en administratieve lasten. Tot slot laat het onderzoek zien hoeveel
werkgevers aangeven maatregelen te hebben genomen om administratieve processen te
vereenvoudigen. Deze cijfers komen halfjaarlijks beschikbaar, eind april en eind september.
Bij wijze van nulmeting voeg ik de meest recente cijfers hieronder toe.
Deze indicatoren samen geven een goed beeld van de omvang van het probleem en van
de mate waarin zorgaanbieders op lokaal niveau maatregelen nemen om dit probleem aan
te pakken. Het valt op dat er nu nog een substantieel gat zit, ongeveer 30% van de
respondenten, tussen de groep werkgevers die het probleem ervaart en de groep die
daar zelf maatregelen voor heeft getroffen. Bij deze groep zorgaanbieders zie ik in
ieder geval ruimte om aan de slag te gaan en resultaten te boeken.
Over de looptijd van het programma wil ik een substantiële verbetering zien op deze
indicatoren. De belangrijkste uiting daarvan is voor mij een afname van de tijd besteed
aan registratie, en een toename van het percentage werkgevers dat zelf aan de slag
is gegaan met de aanpak van regeldruk.
Indicator
Q4 2020
Q2 2021
Q4 2021
Q2 2022
Q4 2022
Werknemers (categorie zorg en welzijn smal)
% werktijd dat wordt besteed aan het registreren van informatie voor organisatie,
management en/of beleid
Geen meting
16,6%
Geen meting
Meting, resultaten beschikbaar najaar 2022
Geen meting
% werktijd dat wordt besteed aan verslaglegging over de verlening van zorg en/of ondersteuning
aan cliënten
Geen meting
14,0%
Geen meting
Meting, resultaten beschikbaar najaar 2022
Geen meting
Werkgevers (categorie zorg en welzijn smal)
% van alle werkgevers dat aangeeft dat de werkdruk is toegenomen
55,3%
Niet gevraagd in meting
61,3%
Meting, resultaten beschikbaar najaar 2022
Meting, resultaten beschikbaar voorjaar 2023
% daarvan dat aangeeft dat regeldruk en administratieve lasten één van de belangrijkste
oorzaken hiervoor zijn
58,6%
Niet gevraagd in meting
65,8%
Meting, resultaten beschikbaar najaar 2022
Meting, resultaten beschikbaar voorjaar 2023
% van alle werkgevers dat aangeeft maatregelen te hebben genomen om administratieve
processen te vereenvoudigen
23,9%
Niet gevraagd in meting
19,6%
Meting, resultaten beschikbaar najaar 2022
Meting, resultaten beschikbaar voorjaar 2023
• Ik kies niet voor een kwantitatieve doelstelling, omdat de ervaring uit het verleden
leert dat het meten en bijhouden hiervan al snel leidt tot een bureaucratie op zichzelf.
Sturen op een dergelijk kwantitatief doel leidt eerder af van het boeken van voortgang,
dan dat het eraan bijdraagt. Bovendien zou een generiek kwantitatief doel geen recht
doen aan het feit dat de ervaren regeldruk sterk varieert tussen verschillende zorginstellingen,
als gevolg van lokale keuzes. Wel houd ik het percentage administratieve tijdsbesteding
dat zorgverleners zelf aangeven acceptabel te vinden aan als richtsnoer. Dit verschilt
per beroepsgroep en loopt uiteen van 15% tot 29%. In mijn gesprekken met partijen
over de aanpak van regeldruk neem ik dit mee als ambitieniveau.
• Ik monitor daarnaast de voortgang van de acties in de vier lijnen van deze regeldrukaanpak,
zoals hiervoor in deze brief uiteengezet. Ik rapporteer hierover in mijn rapportage
aan uw Kamer, en geef de laatste stand van zaken ook steeds weer op www.ordz.nl zodat zorgverleners, patiënten, cliënten en andere geïnteresseerden snel en overzichtelijk
kennis kunnen nemen van de actuele stand van zaken.
• Ik ga actief op zoek naar goede voorbeelden en inspirerende werkwijzen en neem deze
op in toegankelijke en aansprekende rapportages en nieuwsberichten gericht op zorgverleners
en zorgaanbieders. Mijn belangrijkste oogmerk hiermee is dat zij waar mogelijk kunnen
profiteren van en voortbouwen op resultaten die elders behaald zijn. De lessen uit
deze goede voorbeelden neem ik ook mee in mijn rapportage aan uw Kamer.
Tot slot
De stappen die de afgelopen periode al zijn gezet en de resultaten die zijn behaald,
laten zien dat het mogelijk is om iets te doen aan ervaren regeldruk in de zorg. Het
is taai en complex, het is een kwestie van doorzetten, en er is nog een lange weg
te gaan, maar het kan wél. In deze brief zet ik uiteen hoe ik zelf wil doorpakken
op de positieve trend die is ingezet en hoe ik andere partijen wil ondersteunen om
hun rol en verantwoordelijkheid hierin te pakken. We zullen het samen moeten doen,
want dit thema vraagt een integrale aanpak op alle niveaus van wet- en regelgeving,
tot verantwoordingseisen, tot lokale werkwijzen en procedures. Kijkend naar de arbeidsmarkt
is dat niet vrijblijvend, maar een gezamenlijke opgave waar we met daadkracht en urgentie
mee aan de slag moeten. Ik ben zeer gemotiveerd om deze handschoen op te pakken en
om met dit programma een merkbaar verschil in de dagelijkse praktijk van onze zorgverleners
te maken. En ik heb vertrouwen dat de gekozen aanpak langs vier lijnen tot die merkbare
resultaten gaat leiden.
De komende periode vinden met tal van partijen die betrokken zijn bij het vraagstuk
van regeldruk in de zorg bestuurlijke overleggen plaats, bijvoorbeeld in het kader
van het Integraal Zorgakkoord en het Wonen en Zorg-akkoord. Maar ook los van deze
akkoorden heb ik nauw contact met het veld. Ik gebruik deze overleggen om waar nodig
specifieke afspraken te maken over de aanpak van regeldruk in de verschillende sectoren
en het gebruik van de instrumenten die VWS daarvoor ter beschikking stelt. Ik zie
er tevens naar uit met uw Kamer over dit programma in gesprek te gaan. Graag doe ik
daarnaast het aanbod een technische briefing te laten verzorgen over het voorkomen
van regeldruk als gevolg van (nieuwe) wet- en regelgeving, of over de inzet van dit
programma in zijn geheel.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Indieners
-
Indiener
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport