Brief regering : Verslag informele gezondheidsraad 10 februari 2022
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 670
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juni 2022
Op 10 februari jl. heeft de informele EU-gezondheidsraad plaatsgevonden in Grenoble,
Frankrijk. Ik heb hier aan deelgenomen en kennisgemaakt met diverse collega-ministers.
Beleidsdebat: Verbreden en verdiepen van de EU-gezondheidsunie met als doel pandemische
paraatheid.
Het Frans voorzitterschap voerde het beleidsdebat aan de hand van drie werksessies
gemodereerd door het EU-trio voorzitterschap bestaande uit Frankrijk, Tsjechië en
Zweden. Ik heb deelgenomen aan werksessie 2.
Werksessie 1: gezondheidssystemen
Eurocommissaris Kyriakides introduceerde de eerste sessie en stelde dat in haar optiek
de EU Gezondheidsunie zich niet alleen moet richten op het voorkomen van grensoverschrijdende
gezondheidsbedreigingen, maar ook op vraagstukken die dichter bij de Europese burgers
staan. Voor de langere termijn gaf de Europese Commissie aan drie prioriteiten te
hebben: de bestrijding van kanker, de toegankelijkheid en eerlijke prijzen voor geneesmiddelen
als onderdeel van de Europese farmastrategie en digitalisering van de zorg. Deze prioriteiten
sluiten volgens haar aan bij de belangrijkste conclusies uit een recent rapport van
de denktank Breugel over de impact van gezondheid op de interne markt en het belang
van volksgezondheid op politiek economisch beleidsniveau. In het rapport wordt onder
andere benadrukt dat het grensoverschrijdende karakter van gezondheid een belangrijke
stimulans is voor meer Europese samenwerking. Tegelijk wordt daarbij gewaarschuwd
dat hoe meer sectoren aangestuurd moeten worden hoe moeilijker de aansturing zal verlopen.
De aanwezige lidstaten onderschreven het uitgangspunt van een EU-gezondheidsunie met
een bredere focus dan primair de aanpak van grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen.
Investering in publieke gezondheid is hierbij noodzakelijk. Ook het belang van het
versterken van onderzoek en ontwikkeling werd benadrukt, met name op het terrein van
klinisch onderzoek.
Werksessie 2: een integrale aanpak in de publieke gezondheidszorg (One Health)
Directeur-Generaal Url van de Europese voedsel- en veiligheidsautoriteit (EFSA) introduceerde
de tweede werksessie en benadrukte het belang van een integrale aanpak in de publieke
gezondheidszorg (One Health) die rekening houdt met veterinaire bedreigingen, klimaatveranderingen
en omgevingsfactoren. De EFSA benadrukte dat de problematiek van antimicrobiële resistentie
(AMR) – ook wel een «stille» pandemie genoemd – vermoedelijk snel terug zal komen
op de agenda. Er wordt binnen de EU al meer rekening gehouden met zoönosen en voedselveiligheid,
maar de grote uitdaging ligt nu in omgevingsfactoren. De EFSA benadrukte dan samenwerking
van goot belang via zogenaamde kennishubs.
De aanwezige lidstaten benadrukten het uitgangspunt van One Health en een Health in
All policies benadering die humane, veterinaire gezondheid en de gezondheid van het
ecosysteem verbindt. Lidstaten stelden dat in de One Health benadering specifieke
aandacht nodig is voor antimicrobiële resistentie. Ook stelden zij dat volksgezondheid
voor alle maatschappelijke sectoren van belang is, hetgeen ook gebleken is tijdens
de COVID-19 pandemie. In mijn interventie heb ik dan ook twee belangrijke lessen die
we uit de uit de COVID-pandemie geleerd hebben aangestipt. Enerzijds dat onze gezondheid
echt alleen vanuit een One Health benadering kan worden beschermd en anderzijds dat
de gezondheidsbeleid grote gevolgen kan hebben voor onderwijs, handel, reizen, de
economie en vice versa. Om deze redenen moeten we werken aan een meer integrale manier
van beleidsontwikkeling door middel van de Health In All Policies benadering (HIAP).
Werksessie 3: Mogelijke instrumenten die de Europese toegevoegde waarde op het gebied
van gezondheid kunnen versterken en hoe integratie van gezondheid in andere EU-beleid
kan worden gerealiseerd
Directeur-Generaal Pierre Delsaux van HERA opende de sessie met de vraag of er nu
daadwerkelijk een Gezondheidsunie bestaat. Daarnaast stelde hij de vraag hoe de huidige
kaders kunnen worden versterkt.
Verwijzend naar de versterking van het mandaat van het Europees Geneesmiddelenbureau
(EMA) en het ECDC en de opstart van HERA benadrukte hij dat de solidariteit tussen
lidstaten niet moet stoppen nu het einde van de Covid-19 crisis wellicht in zicht
is. Ook de financiering moet worden veiliggesteld en geconsolideerd. Verder beklemtoonde
hij het belang van concrete implementatie van de acties en maatregelen die de komende
tijd zullen worden genomen, alsook het belang van goede communicatie naar de Europese
burgers.
De aanwezige lidstaten waren van mening dat naast de versterking van het mandaat van
de EMA en het ECDC, de oprichting HERA en het EU4Health programma er nu geen nieuwe
instrumenten nodig zijn op Europees vlak, maar dat huidige maatregelen en bestaande
wetgeving wel verbetering behoeven.
Het Frans voorzitterschap constateerde dat het nodig is prioriteiten te stellen maar
dat ook andere sectoren kunnen bijdragen aan gezondheid: aanpak van gezondheidsbedreigende
elementen in de leefomgeving en natuur vragen veel investeringen en misschien moeten
daarom eerst volksgezondheidsproblemen aangepakt worden. Gezonde voeding maar ook
het matigen van alcoholgebruik zijn daarbij mogelijk andere prioriteiten. Het Franse
voorzitterschap sloot af met de constatering dat er bij lidstaten de nodige ambities
bestaan om samen te werken.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport