Brief regering : Ontwikkelingen internationale spoorverbindingen
29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan
Nr. 985 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juni 2022
De mogelijkheden van internationale spoorverbindingen als duurzaam en volwaardig alternatief
staat hoog op de politieke agenda en in de aandacht bij de belangrijke stakeholders.
Sinds mijn aantreden heb ik op diverse momenten benoemd dat ik mij daar volop voor
wil inzetten in de komende jaren. Immers, het gaat hier om meer dan alleen een verbinding
tussen steden en landen: het gaat hier om een tevreden reiziger die bereid is te kiezen
voor een betaalbare, duurzame en goede verbinding. Het gaat om het verbeteren van
de sociaaleconomische positie van grensregio’s, waar steeds meer mensen ook over de
grens werken, recreëren en winkelen. En het gaat om het bieden van nieuwe mogelijkheden
voor bedrijven, studenten en toeristen.
Sinds mijn voorganger de laatste reguliere brief over de ontwikkelingen op het gebied
van internationaal personenvervoer per spoor1 aan uw Kamer stuurde, is er veel gebeurd en heb ik uw Kamer diverse malen over verschillende
dossiers geïnformeerd. In aanvulling daarop vond ik het belangrijk uw Kamer in aanloop
naar het commissiedebat Spoor, spoorveiligheid en ERTMS op 9 juni a.s. te informeren
over een aantal specifieke verbindingen.
In de positieve zin geldt dat veel beperkingen vanwege COVID-19 zijn opgeheven en
dat de dienstuitvoering, ook internationaal, weer nagenoeg terug is op het peil van
net voor de pandemie. Dit geldt nog niet voor de reizigersaantallen, maar ook hierin
is een positieve ontwikkeling zichtbaar.
Tegelijkertijd zie ik dat juist nu ook de urgentie bestaat om met elkaar te werken
aan verbeteringen, waarmee de reiziger met de trein een alternatief heeft bij internationale
reizen. Te vaak wordt tegen een beperkende grens aangelopen, terwijl juist voor mensen,
in bijzonder in grensregio’s, over de grens dagelijkse activiteiten, verplichtingen
en mogelijkheden liggen. Verschillende beveiligingssystemen per land, het ontbreken
van integrale ticketing en het ontbreken van regie op beschikbare treinpaden zijn
hier voorbeelden van. Het realiseren van een grensoverschrijdende verbinding is meer
complex dan een binnenlandse verbinding, maar dat mag geen belemmering zijn om wel
stappen te zetten en laat onverlet dat we op korte termijn al veel zichtbare verbeteringen
voor de reiziger kunnen realiseren. Ik zal in deze brief een aantal punten hiervan
aanstippen. Ik ben in ieder geval blij in de verschillende gesprekken met mijn Belgische
en Duitse collega’s afgelopen periode een gedeeld gevoel van urgentie én ambitie te
bemerken over de mogelijkheden van het grensoverschrijdend treinvervoer. Ik hoop de
komende periode met hen verdere afspraken te kunnen maken over hoe we tot zichtbare
verbeteringen voor de reiziger kunnen komen.
Het kabinet heeft het belang en de potentie van internationaal spoor onderkend en
zet voor personenvervoer in op het aansluiten op HSL-knooppunten over de grens, zodat
Nederland duurzaam verbonden is en blijft. De trein moet een volwaardig alternatief
worden op afstanden tot ca. 750 kilometer. Ik wil in deze kabinetsperiode naast het
realiseren van een aantal zichtbare verbeteringen op korte termijn ook uitwerking
hieraan geven en een ambitie neerzetten met een doorkijk naar de langere termijn.
Komende periode hoop ik hiervoor eerste contouren neer te zetten. Ik bouw daarbij
voort op wat we met de regio, de sector en buurlanden al in gang hebben gezet, onder
meer met de Wunderline, de IC Eindhoven-Düsseldorf en de Drielandentrein. We kijken
ook nadrukkelijk naar wat nu bijvoorbeeld de in uitvoering zijnde studies in het kader
van de ontwikkelagenda TBOV voor de verbinding Utrecht-Arnhem-Duitsland en de verbinding
Amsterdam-Berlijn betekenen voor de corridor naar het oosten en de aantakking op het
ICE-netwerk.
Zoals gezegd, de afgelopen maanden heb ik uw Kamer reeds meegenomen in een aantal
relevante ontwikkelingen op het gebied van internationaal treinvervoer. Op 14 december
jl. heeft de Europese Commissie haar actieplan internationaal en lange afstandsvervoer
gepresenteerd. Uw Kamer is hierover geïnformeerd via het BNC-fiche actieplan internationaal
en lange afstandsvervoer2 en het daarop volgende schriftelijke overleg3. Op 9 mei jl. heeft Wim van der Camp als ambassadeur van het Year of Rail zijn eindverslag
aan mij aangeboden tijdens het Railforumcongres. Ik heb uw Kamer meegenomen in de
belangrijkste resultaten van het Year of Rail en het eindverslag van de heer Wim van
der Camp over zijn rol als Nederlands ambassadeur hierbij4. In voorbereiding op het debat met uw commissie over de Transportraad heb ik op uw
verzoek op 17 mei jl. een brede brief over internationaal spoorvervoer gestuurd om
zo de kennispositie van uw Kamer op dit onderwerp te versterken5.
Met deze brief wil ik u in aanvulling en logisch vervolg op de hiervoor genoemde brieven
meenemen in de stand van zaken rond een aantal verbeteringen voor specifieke internationale
verbindingen en in de uitwerking van de ambitie voor internationale spoorverbindingen.
Ik ga in het bijzonder op die punten in, waar ten opzichte van de voorgaande brieven
nieuwe ontwikkelingen te melden zijn.
Afspraken met buurlanden
Voor internationale treinverbindingen is samenwerking met andere omliggende landen
essentieel, in het bijzonder onze buurlanden België en Duitsland. Dit is ook al benadrukt
door uw Kamer6. Uiteraard werken we rond specifieke verbindingen al jaren samen met onze buurlanden.
Het is daarbij mijn ambitie om die samenwerking te verdiepen door met mijn Belgische
en Duitse collega’s een gezamenlijke agenda te bekrachtigen en daarmee de potentie
van internationale treinen optimaal te benutten. Het werk dat verzet wordt binnen
het platform International Rail Passengers Transport (IRP), waarover ik uw Kamer schreef
in mijn brief van 17 mei jl., biedt hiervoor een inmiddels een goede basis.
De eerste stappen hiervoor zijn inmiddels gezet. Op 19 april jl. vond in Gent de Thalassa-top
plaats, waar ik met de Belgische Minister Georges Gilkinet een intentieverklaring
heb ondertekend voor (kort) grensoverschrijdende verbindingen om de samenwerking tussen
Nederland en België te continueren en te versterken. Met deze brief stuur ik uw Kamer
deze intentieovereenkomst toe. De afspraken hebben enerzijds betrekking op een aantal
specifieke verbindingen, onder meer Aken-Maastricht-Luik (Drielandentrein), Antwerpen-Roosendaal
en Gent-Terneuzen. Daarnaast zijn ook een aantal meer generieke onderwerpen genoemd,
waarbij ik het belangrijk vind dat de reiziger optimaal bediend wordt. Een goed voorbeeld
is ticketing en reisinformatie, waarbij ik hoop dat we als vervolg op deze intentieverklaring
volgende stappen kunnen zetten om de internationale reiziger goed te faciliteren.
Daarnaast heb ik recent kennisgemaakt met mijn Duitse collega, Staatssecretaris Theurer.
We hebben afgesproken in het najaar elkaar weer te ontmoeten om nadere afspraken te
maken.
Eindverslag ambassadeur Europees jaar van het spoor
Naar aanleiding van het eindverslag van de Nederlands ambassadeur Europees jaar van
het spoor, de heer Wim van der Camp, heb ik in mijn brief van 9 mei jl. al een viertal
punten genoemd, waarvoor ik mij dit jaar zal inzetten. Dit betreft het voortgangsbericht
van het platform internationaal spoorvervoer, de verbetering van rail ticketing, de
verbetering van internationaal capaciteitsmanagement op het spoor en waar mogelijk
meedoen aan pilotprojecten op EU-niveau voor nieuwe internationale diensten voor personenvervoer
per spoor.
Het eindverslag biedt daarnaast ook andere aanknopingspunten die ik graag wil betrekken
bij de vormgeving van het beleid rond internationaal spoorvervoer in de komende jaren.
Zo zie ik meerwaarde in additionele acties op de volgende terreinen:
• In het eindrapport wordt geconstateerd dat er geen level playing field is tussen modaliteiten.
Op het gebied van besluitvorming over beprijzing van transport en in het bijzonder
de gebruiksvergoeding spoorvervoer wil ik waar mogelijk rekening houden met het belang
van modal shift naar spoor en het bevorderen van een level playing field tussen modaliteiten
zoals dat ook beoogd wordt in het Fit for 55 pakket dat nu in de transportraad wordt
besproken;
• Voor de ontwikkeling van het spoorgoederenvervoer geeft de heer Wim van der Camp aan
dat meer aandacht nodig is voor grensbarrières, last mile delivery en digitalisering.
Bij een herziening van het actieprogramma spoorgoederenvervoer zal ik daarmee rekening
houden. In het bijzonder wil ik mij inzetten op Nederlandse deelnames aan Europese
projecten voor digitalisering in de railsector. In 2021 is daarmee een start gemakt
met de EU projecten Digital Train en de daarin opgenomen haalbaarheidsstudie Rail
Collaborative Decision Making. In deze projecten wordt digitale uitwisseling mogelijk
gemaakt over de Estimated Time of Arrival en de treinsamenstelling. In de haalbaarheidsstudie
collaborative decision making wordt, analoog aan de luchthavensector, nagegaan of
digitale uitwisseling van logistieke data kan bijdragen aan hogere betrouwbaarheid
van het spoorgoederenvervoer7;
• Ten aanzien van de luchtvaart-trein agenda wil ik op Europees niveau pleiten voor
meer samenwerking tussen deze vervoerssectoren zodat intermodaliteit wordt bevorderd.
De voortgang van de actieagenda Air-Rail wil ik hierbij betrekken;
• Het rapport constateert terecht de mogelijke personeelstekorten in de spoorwegsector
mede als gevolg van de vergrijzing. Op dit terrein wil ik de spoorwegsector aanmoedigen
bij wervingsacties om de spoorwegsector als aantrekkelijke en groene economische sector
te promoten. Met interesse heb ik vernomen van initiatieven vanuit de sector om hier
ook een link te maken met het Europees jaar van de jeugd;
• Het rapport signaleert de kansen die de Europese afspraken zoals in de voorgestelde
TEN-T verordening bieden voor internationaal spoorvervoer, met name ook gericht op
Duitsland. In de zomer zal ik de Tweede Kamer informeren over de uitvoeringstoets
van ProRail en de verdere Nederlandse inzet op dit terrein;
Air-Rail
In het kader van de actieagenda Air-Rail loopt op dit moment een pilot waarbij KLM
de trein aanbiedt voor de transfer tussen Brussel en Schiphol. De eerste evaluatie
daarvan wordt na de zomer verwacht. Het is wel duidelijk dat een naadloze trein-vliegtuig
verbinding een aantal aandachtspunten heeft, die we met deze pilot in beeld willen
krijgen.
Verbindingen naar het Zuiden
Antwerpen-Roosendaal
De afgelopen jaren is gestudeerd op mogelijkheden om frequentieverhoging of versnelling
op de verbinding Antwerpen-Roosendaal mogelijk te maken. Op basis van diverse studies
van ProRail, NS en NMBS is geconcludeerd dat deze ambitie niet mogelijk is voorafgaand
aan de uitrol van ERTMS. Deze is op zijn vroegst voorzien in 2027 op dit baanvak.
Hoewel dit teleurstellend is, blijven betrokken partijen onverminderd de ambitie delen
om de internationale bereikbaarheid van Roosendaal te verbeteren. Tevens is de ambitie
onlangs op bilateraal niveau geactualiseerd. Tijdens de eerdergenoemde Thalassa-top
zijn de Belgische en Nederlandse regeringen overeengekomen om stappen te zetten om
na uitrol van ERTMS te komen tot een verbetering van de verbinding Antwerpen-Roosendaal
in de vorm van een frequentieverhoging dan wel een verhoging van de commerciële snelheid.
Met de regio wordt een plan van aanpak opgesteld. Dit bestaat enerzijds uit een gebiedsgerichte
mobiliteitsaanpak waarin de dienstregeling, spoorveiligheid, kwaliteit van de stationsomgeving
en woningbouwvisie van Roosendaal centraal staan. Anderzijds heeft het plan van aanpak
ook een internationale focus: afstemming met de Belgische federale overheid en de
regionale grensoverschrijdende samenwerking. Het is mijn intentie om het plan van
aanpak tijdens het BO MIRT najaar 2022 bestuurlijk vast te stellen zodat in de komende
jaren samen met de regionale overheden en spoorsector aan tastbare verbeteringen kan
worden gewerkt.
Drielandentrein (3LT)
België en Nederland werken, ook mede in het licht van de recente gemeenschappelijke
verklaring tijdens de Thalassa-top, aan de verbetering van de spoorverbinding tussen
Maastricht en Luik. Hier wordt concreet invulling aan gegeven door de doortrekking
van de huidige Arriva trein Aken-Heerlen-Maastricht naar Luik. De invulling van deze
drielandentrein (3LT) wordt uitgewerkt door de verschillende vervoerders op de reeds
bestaande verbindingen, namelijk NMBS, NS en Arriva.
In de laatste brief over internationale spoorverbindingen van mijn voorganger is benoemd
dat met tijdige inbouw van ERTMS en de daarop volgende toelating van de treinstellen
in de verschillende landen de Drielandentrein door zou kunnen rijden tot Luik vanaf
juni 2023. Ik heb uw Kamer recent in de voortgangsrapportage ERTMS geïnformeerd dat
Arriva bij de provincie Limburg de vertraagde inbouw heeft gemeld8. De oorzaak ligt in de impact van COVID-19 op het productieproces van noodzakelijke
onderdelen. Momenteel zijn wij met alle betrokken stakeholders in overleg wat dit
betekent voor de startdatum van de Drielandentrein. De startdatum van juni 2023 lijkt
daarbij niet meer haalbaar. Ik heb Arriva gevraagd om zich maximaal in te spannen
om – binnen de eerder met provincie Limburg afgesproken bandbreedte voor start van
de drielandentrein – uiterlijk bij de dienstregeling 2024 (dus december 2023) de volledige
treindienst tot Luik te kunnen rijden.
Ondertussen ben ik met Limburg en België in gesprek over de governance van de Drielandentrein.
En wordt met infrabeheerders de laatste hand gelegd aan de infrastructurele aanpassingen
die noodzakelijk zijn voor het laten rijden van de tweede drielandentrein.
HSL-Zuid
Thalys heeft na het versoepelen van de corona-gerelateerde reisbeperkingen hun dienstregeling
weer op kunnen schalen. Vanaf januari rijden er per dag weer zeven tot acht verbindingen
naar Parijs Gare-du-Nord. In maart werd dit uitgebreid naar tien verbindingen per
dag en vanaf april rijden er op de route naar Parijs elf verbindingen per dag. Op
de route naar Charles-de-Gaulle en Marne-la-Vallée (Disneyland Parijs) is in maart
weer gestart met een treindienst in de weekenden, waarop nu één directe verbinding
per dag wordt aangeboden.
Zoals hierboven benoemd is Thalys voornemens om in samenwerking met KLM het aantal
vluchten tussen Schiphol en Brussel terug te brengen door speciale capaciteit in Thalys-treinen
aan te bieden voor KLM-transferreizigers. Om dit mogelijk te maken zal de dienstregeling
voor 2023 moeten worden aangepast zodat er in de treinen voldoende capaciteit is voor
zowel transfer als niet-transferreizigers en er aangesloten wordt op het vliegverkeer
vanaf Schiphol. Om de substitutie van vluchten naar Brussel mogelijk te maken heeft
NS een voorstel gedaan om Charles-de-Gaulle en Marne-la-Vallée alleen nog te bedienen
op vrijdag, zaterdag, zondag en maandag, als de marktvraag het hoogst is, in plaats
van iedere dag. Het materieel zal in plaats daarvan worden ingezet om op doordeweekse
dagen in de middag tussen Brussel en Nederland een uursdienst te rijden. Naar Brussel
zullen op doordeweekse dagen 14 treinen rijden, waarvan er 11 doorrijden naar Parijs.
Op de vrijdagen komt daar een extra trein naar en van Parijs bij.
Ook Eurostar heeft na het versoepelen van de coronamaatregelen de dienstregeling weer
op kunnen schalen. Vanaf februari rijden er weer twee verbindingen per dag en in april
is er een derde dagelijkse verbinding aan de dienstregeling toegevoegd. Eurostar heeft
de ambitie om in september een vierde dagelijkse verbinding tussen Nederland en Londen
op te starten.
Vanaf 2024 wordt station Amsterdam Centraal in het kader van het Programma Hoogfrequent
Spoorvervoer (PHS) grootschalig verbouwd om reizigersgroei mogelijk te maken. De huidige
lounge met de noodzakelijke security- en paspoortcontrolevoorzieningen voor de treinverbinding
naar Londen (uitgevoerd door Eurostar) kan vanaf begin 2024 niet meer gebruikt worden
door deze verbouwing. De ruimte is nodig voor de bouwwerkzaamheden en de situatie
is zeer complex: een alternatieve lounge locatie en afgezonderde loopstroom naar de
treinen is niet zomaar voor handen. Pas in de eindsituatie met de realisatie van het
derde perron op Amsterdam Zuid zullen de Eurostartreinen vanaf Amsterdam Zuid vertrekken.
Dit zou betekenen dat er tijdens de jarenlange verbouwing geen Eurostartreinen rechtstreeks
(secure) kunnen vertrekken naar London. Dit vind ik onacceptabel, uiteraard dient
de Eurostar ook tijdens de verbouwing zoveel als mogelijk vanaf Amsterdam te kunnen
vertrekken. De Eurostar is belangrijk voor de internationale treinreiziger en specifiek
bij de transitie van vliegtuig naar trein op de kortere afstand. Daarom heb ik ProRail
gevraagd om samen met NS alles op alles te zetten om de problematiek rond de Eurostar
tijdens de verbouwing van Amsterdam Centraal op te lossen. Via de voortgangsrapportages
over Programma Hoogfrequent Spoorvervoer en Zuidasdok zal ik de Kamer regelmatig informeren
over de voortgang, de mogelijkheden om tot een oplossing te komen, de risico’s en
de beheersmaatregelen.
Tram Hasselt-Maastricht
De Vlaamse regering heeft besloten om te stoppen met de tram Hasselt-Maastricht. De
provincie Limburg heeft aangegeven zich daarom genoodzaakt te zien om het project
te annuleren. Nu is het zaak het dossier goed af te ronden. Met Limburg wordt besproken
wat de annulering van het project betekent voor de subsidie die vanuit het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat is verstrekt voor het regionale tramproject.
Verbindingen naar het Oosten
Wunderline
Voor de Wunderline (Groningen-Leer-Bremen) wordt hard gewerkt aan bouwstap 1 om 17 minuten
versnelling te realiseren op deze verbinding, tegelijk met de realisatie van de nieuwbouw
van de Friesenbrucke, die eind 2024 voorzien is. Ondertussen wordt vast vooruitgekeken
naar bouwstap 2 (nogmaals bijna een kwartier versnelling), maar ook naar de optie
voor een directe trein Groningen-Bremen9.
In het kader van het nog te starten MIRT-onderzoek voor de Lelylijn zal gekeken moeten
worden naar de toekomst van deze verbinding en of hier voldoende potentie in zit om
met andere landen te streven naar een internationale corridor. De Wunderline is reeds
onderdeel van het TEN-T netwerk en heeft eerder succesvol € 12 mln. vanuit de Europese
fondsen aangetrokken voor de realisatie van bouwstap 1. Het opzetten van nieuwe of
significant verbeteren van bestaande verbindingen is echter complex en de ontwikkelingen
en inzichten rondom bouwkosten en bodemgesteldheid volgen elkaar snel op. In dat kader
heb ik inmiddels vanuit de provincie Groningen begrepen dat er oplopende kosten zijn
en daarmee nieuwe tekorten spelen rondom zowel bouwstap 1 als bouwstap 2, aan Nederlandse
en aan Duitse zijde. Dit naast het eerder aan uw Kamer genoemde tekort als gevolg
van herallocatie van middelen bij de provincie Groningen10. In navolging ook van de motie van lid Van Esch11 blijft het ministerie als betrokken projectpartner met de provincie in gesprek hoe
om te gaan met deze tekorten, ook in het licht van nieuwe ontwikkelingen zoals de
Lelylijn en het genoemde onderzoek naar de internationale bereikbaarheid.
Emmen-Rheine
In Noord-Nederland wordt gewerkt aan twee internationale spoorverbindingen. Wat betreft
de verbinding Emmen-Coevorden-Bad Bentheim-Rheine, waarbij het spoor tussen Coevorden
en Neuenhaus12 geschikt wordt gemaakt voor personenvervoer, verwacht ik deze zomer een Letter of
Intent te tekenen met alle betrokken partners, waarna in Nederland door ProRail kan
worden gestart met de planuitwerking voor het aanpassen van station Coevorden.
Versnelling IC Berlijn
Bij de Kamerbrief over internationaal personenvervoer van 3 december 2021 heeft mijn
voorganger uitvoerig stilgestaan bij de ambities en ontwikkelingen rondom de versnelling
van de IC Amsterdam – Berlijn met een half uur. Daarbij is benoemd dat de versnelling
per dienstregeling 2024 volgens het oorspronkelijke plan niet meer haalbaar bleek.
Op basis van deze informatie is aan ProRail en NS gevraagd in kaart te brengen of
en op welke wijze de dienstregeling 2024 wél gerealiseerd kan worden, bijvoorbeeld
door tijdelijke maatregelen en/of gefaseerde oplossingen. Dit onderzoek bevindt zich
in een afrondende fase, waarbij met name rond de impact van de baanstabiliteit nog
enkele noodzakelijke vragen te beantwoorden zijn. Ik informeer u hierover voor de
zomer.
IC Aken
Per motie van leden Geurts en Minhas heeft uw Kamer gevraagd naar korte termijn kansen
voor verbeteringen in de verbinding naar Aken13. De motie is voortvarend opgepakt en er wordt door ProRail in samenwerking met regionale
partijen en vervoerders gewerkt aan de studie naar mogelijke korte termijn verbeteropties
voor de verbinding naar Aken. De uitwerking was echter complexer dan voorzien en vroeg
om nadere analyse. Met name op het punt van de praktische haalbaarheid. Binnenkort
bespreek ik de uitkomsten met de regionale opdrachtgevers. Daarna zal ik uw Kamer
nader informeren over de uitkomsten.
Tenslotte
Deze brief geeft een overzicht van de voortgang op verschillende projecten en de verbetering
van internationale spoorverbindingen. Er gebeurt al veel en er komen op korte termijn
zichtbare verbeteringen tot stand, maar we kunnen zeker nog tot meer verbeteringen
komen, zowel op korte als langere termijn. Dat is het gesprek dat ik de komende periode
ook wil voeren met buurlanden (of andere Europese lidstaten), met de sector en de
regio. Deze uitdaging moet de basis vormen voor een brede aanpak voor internationale
treinverbindingen. Willen we over 10 of 20 jaar nog beter zijn aangehaakt op buitenlandse
netwerken en knooppunten, dan moeten we nu al zaken in gang zetten en daar afspraken
over maken. Ik wil deze kabinetsperiode benutten om daar volop mee aan de slag te
gaan en informeer uw Kamer later dit jaar over de voortgang.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
Indieners
-
Indiener
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat