Brief regering : Kabinetsreactie op het lentepakket van het Europees Semester
21 501-20 Europese Raad
Nr. 1806
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juni 2022
Op maandag 23 mei jl. heeft de Europese Commissie (de Commissie) haar voorstellen
voor landspecifieke aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie (de Raad) aan de
lidstaten in het kader van het Europees Semester (het Semester) gepubliceerd. Het
Commissievoorstel voor de landspecifieke aanbevelingen is onderdeel van het zogenaamde
lentepakket van het Semester1. Dit pakket bestaat verder onder meer uit een overkoepelende mededeling over de coördinatie
van economische beleid, de landenverslagen, de uitkomsten van de jaarlijkse diepteonderzoeken
naar macro-economische onevenwichtigheden en verschillende documenten in het kader
van de implementatie van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP).
Het Semester is het jaarlijkse proces waarin EU-lidstaten hun economisch en begrotingsbeleid
coördineren. Het Semester combineert het toezicht op macro-economische onevenwichtigheden,
overheidsfinanciën en het bevorderen van inclusieve economische groei in Europa en
goed arbeidsmarktbeleid. Nadat de Semestercyclus in de afgelopen twee jaar tijdelijk
was aangepast om deze complementair te maken aan de implementatie van de Europese
faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF), is in de huidige cyclus zoveel mogelijk teruggekeerd naar een volledige toepassing
van het Semester. Dit werd reeds aangekondigd in de Annual Sustainable Growth Survey 2022.2
In deze brief geven wij u, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
een overzicht van de verschillende onderdelen van het lentepakket en een appreciatie
van de door de Commissie voorgestelde landspecifieke aanbevelingen van de Raad aan
Nederland.
Groen en duurzaam herstel in stand houden in het licht van de toegenomen onzekerheid
(horizontale mededeling)
De Commissie heeft als onderdeel van het lentepakket een overkoepelende mededeling
gepubliceerd waarin het ingaat op de doelen en de context waarin het pakket bezien
moet worden.
De Commissie licht ten eerste toe dat daadkrachtig optreden tijdens de coronapandemie
de veerkracht van de EU heeft versterkt, wat ook onder de huidige geopolitieke en
economische omstandigheden zichtbaar is. Door middel van REPowerEU3 kan de EU haar afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen versneld afbouwen
door de groene transitie te versnellen. Het Semester en de RRF zijn hiervoor robuuste
raamwerken om beleid te coördineren en de huidige uitdagingen te adresseren.
In het vervolg gaat de Commissie in op de economische situatie en vooruitzichten.
De EU ging 2022 in met sterke economische groei in het vooruitzicht. De Russische
inval in Oekraïne en de voortdurende oorlog hebben echter een negatief effect op de
groeiverwachtingen door toegenomen onzekerheid en een verdere stijging van grondstofprijzen.
De oorlog veroorzaakt ook nieuwe verstoringen in de wereldwijde productieketens. Ondanks
de negatieve impact van de oorlog in Oekraïne blijft de verwachting dat de Europese
economie in 2022 en 2023 groeit. De verlaagde groeiverwachting en de hogere inflatie
zorgen wel voor nieuwe uitdagingen.
Om deze nieuwe uitdagingen te adresseren worden de RRF en REPowerEU aan het Europees
Semester verbonden. Hierbij is de RRF als onderdeel van het Semester samen met REPowerEU
een belangrijk instrument om EU-beleidsprioriteiten uit te voeren en nieuwe uitdagingen
te adresseren. Gezien de aard van de herstelplannen die lidstaten hebben opgesteld,
bevatten de huidige aanbevelingen een beperkt aantal additionele hervormings- en investeringsuitdagingen.
Nederland zoekt ook aansluiting bij REPowerEU in het herstel- en veerkrachtplan (HVP),
zo zijn energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen belangrijke hoekstenen van
het Nederlandse plan.
De door de Commissie geïdentificeerde uitdagingen raken aan de vier dimensies voor
duurzame economische ontwikkeling, namelijk energie en ecologische duurzaamheid, productiviteit,
rechtvaardigheid en macro-economische stabiliteit. Deze onderwerpen worden in de landspecifieke
aanbevelingen van 2022 geadresseerd. De Commissie schetst de uitdagingen als volgt:
1. Energie en ecologische duurzaamheid
De versnelde groene transitie en de afbouw van de Europese afhankelijkheid van fossiele
brandstoffen dragen bij aan het halen van de klimaatdoelen van 2030. Hiervoor is het
belangrijk dat publieke en private investeringen gemobiliseerd worden en bureaucratische
procedures worden vereenvoudigd.
2. Productiviteit
De Commissie onderstreept het belang van een goed functionerende markt voor productiviteitsgroei,
economische welvaart en convergentie. Om de werking verder te verbeteren en de productiviteitsgroei
te bevorderen zijn ambitieuze hervormingen nodig gekoppeld aan investeringen. Met
name investeringen in digitale technologieën en de vaardigheden van mensen zijn hiervoor
van belang.
3. Rechtvaardigheid
Volgens de Commissie is de implementatie van de Europese Pijler van Sociale Rechten
van belang om opwaartse sociale en economische convergentie te realiseren. De COVID-19-pandemie
heeft bepaalde bevolkingsgroepen onevenredig hard geraakt en de recente stijging van
de energie- en voedselprijzen treft de huishoudens met een laag inkomen het hardst.
Voor het versterken van de sociale weerbaarheid is het van belang dat lidstaten hervormingen
en investeringen blijven doorvoeren om werkgelegenheid, ontwikkeling van vaardigheden
en een soepele arbeidsmarkttransitie te bevorderen.
4. Macro-economische stabiliteit
De Commissie geeft aan dat de coördineerde beleidsreactie de impact van de coronapandemie
heeft beperkt en het economisch herstel in 2021 heeft bevorderd. Ook in 2022 zal het
begrotingsbeleid in de EU expansief zijn. In het vervolg beveelt de Commissie lidstaten
aan om in 2023 prudenter begrotingsbeleid te voeren maar voorbereid te zijn om aanvullende
budgettaire maatregelen te nemen gezien de grote onzekerheid. Door de impact van de
oorlog in Oekraïne en de grote onzekerheid en risico’s is de Commissie van mening
dat de economische neergang in de EU nog niet voorbij is en stelt zij voor om de algemene
ontsnappingsclausule van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) ook in 2023 nog toe
te passen. De Commissie zal in het voorjaar van 2023 opnieuw oordelen of de toepassing
van de clausule noodzakelijk is. Daarbij onderstreept de Commissie het belang voor
lidstaten om de houdbaarheid van de publieke schuld te waarborgen.
Kabinetsappreciatie
Het kabinet kan zich vinden in het oordeel van de Commissie dat de gecoördineerde
actie in reactie op de coronapandemie heeft bijgedragen aan de veerkracht van de Europese
Unie. Verder deelt het kabinet de opvatting van de Commissie dat de Unie wordt geconfronteerd
met nieuwe uitdagingen en dat een versnelling van de groene transitie zal bijdragen
aan het afbouwen van de afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen. Ook erkent
het kabinet de negatieve impact die de Russische inval op de groeiverwachtingen van
de Europese economie heeft gehad, dat de onzekerheid is toegenomen en dat de risico’s
bij de vooruitzichten voornamelijk negatief zijn (de economische ontwikkelingen zullen
eerder tegenvallen dan meevallen). De gevolgen van de hoge energieprijzen door de
Russische inval zijn, met name voor kwetsbare huishoudens, substantieel. Daarom kan
het kabinet zich vinden in de beoordeling van de Commissie dat de algemene ontsnappingsclausule
voor 2023 nog van toepassing zal zijn. Hierbij is het kabinet tevreden dat de Commissie
landen aanbeveelt om in 2023 prudenter beleid te voeren en het belang van schuldhoudbaarheid
benadrukt. De verlenging van de ontsnappingsclausule moet in de ogen van het kabinet
niet worden gezien als oproep of vrijbrief voor een brede budgettaire stimulans, maar
als mogelijkheid om, daar waar dat nodig is, gerichte budgettaire maatregelen te nemen
om eventuele negatieve economische ontwikkelingen te adresseren. Als de situatie het
toelaat moeten landen met hoge schulden volgend jaar juist de eerste stappen zetten
naar het actief verkleinen van hun begrotingstekorten.
Kabinetsreactie voorgestelde landspecifieke aanbevelingen 2022
Als onderdeel van het lentepakket heeft de Commissie haar voorstellen voor de landspecifieke
aanbevelingen van de Raad aan de lidstaten gepubliceerd, waarover de Raad besluit.
Het kabinet kan zich vinden in de voorgestelde aanbevelingen.
Nederland adresseert veel van de landspecifieke aanbevelingen in het kabinetsbeleid,
waaronder middels het HVP. Zo investeert het kabinet fors in digitalisering en klimaat
en hervormt het nader op het gebied van belastingplanning, arbeidsmarkt, woningmarkt
en digitale vaardigheden. Nederland stuurt medio juli een ambitieus en stevig HVP
in dat, naast de aanbevelingen in 2019 en 2020, mede ingaat op de landspecifieke aanbevelingen
van 2022. Het landenrapport van 2022 voor Nederland is positief over de huidige aanpak
van belastingontwijking. Als gevolg heeft Nederland in 2022, in tegenstelling tot
voorgaande jaren, geen aanbeveling op het gebied van de aanpak van agressieve belastingplanning.
Commissievoorstel voor aanbevelingen van de Raad aan Nederland
1a. begrotingsbeleid en publieke investeringen
De Commissie beveelt Nederland aan om in 2023 de uitgavengroei in lijn te houden met
de economische groei, waarbij het begrotingsbeleid in 2023 als geheel neutraal is.
Verder stelt de Commissie dat er sprake is van aanzienlijke onzekerheid waarbij de
hoge energieprijzen en vluchtelingen uit Oekraïne de overheid voor nieuwe uitdagingen
stellen. De Commissie geeft aan dat lidstaten voorbereid moeten zijn om aanvullende
maatregelen te kunnen nemen indien dat noodzakelijk is. Ook beveelt de Commissie aan
om de investeringen in de groene en digitale transitie en energiezekerheid te intensiveren,
en daarbij gebruik te maken van de verschillende beschikbare Europese fondsen. Verder
beveelt de Commissie aan om na 2023 begrotingsbeleid te voeren dat de houdbaarheid
van de overheidsfinanciën op middellange termijn waarborgt.
Het kabinet kan zich vinden in de voorgestelde aanbevelingen op het gebied van begrotingsbeleid
voor Nederland. Het kabinet kan zich vinden in de vaststelling van de Commissie dat
er sprake is van grote onzekerheid en nieuwe uitdagingen. Daarnaast erkent Nederland
het belang van de groene en digitale transitie en van energiezekerheid, waaraan het
klimaat- en transitiefonds, het Nationaal Groeifonds en het Nederlandse herstel- en
veerkrachtplan een aanzienlijke bijdrage zullen leveren. Het kabinet acht het positief
dat de Commissie wederom het belang van prudent begrotingsbeleid op de middellange
termijn benoemt.
1b. woningmarkt
Nederland wordt door de Commissie aangespoord om verstoringen op de woningmarkt tegen
te gaan, onder meer door het verder ontwikkelen van de private huursector en het vergroten
van het woningaanbod. Deze oproep sluit aan bij de ambities van het kabinet. Het kabinet
zet in op het verbeteren van de beschikbaarheid en de betaalbaarheid van huur- en
koopwoningen en de kwaliteit van wonen. Om het woningtekort tegen te gaan zijn er
tot 2030 ongeveer 900 000 woningen extra nodig. Dat betekent dat het kabinet ernaar
streeft de woningbouw te versnellen tot ongeveer 100 000 woningen per jaar. Hierbij
wordt ernaar gestreefd dat ten minste twee derde van de woningen betaalbare huurwoningen
en koopwoningen tot de grens van de Nationale Hypotheekgarantie zijn. Tevens worden
de verstoringen op de woningmarkt verminderd doordat de verhuurdersheffing wordt afgeschaft,
de verruimde schenkingsvrijstelling eigen woning wordt geschrapt én door de leegwaarderatio
af te schaffen, waardoor de belasting van het rendement op verhuurde woningen in box
3 meer zal gaan aansluiten bij de praktijk. Dit in aanloop naar het nieuwe stelsel
box 3 «werkelijk rendement». Door de aanvangshuren in het middenhuursegment te reguleren
zet het kabinet stappen om de betaalbaarheid voor middeninkomens te vergroten. Daarbij
kijkt het kabinet ook naar de gevolgen van regulering op het aanbod van middenhuurwoningen
en hoe het voor institutionele beleggers aantrekkelijk blijft om te investeren in
deze woningen.
1c. pensioenen
De Commissie roept Nederland op tot de implementatie van de hervorming van het pensioenstelsel
waarover in 2019 en 2020 een akkoord is bereikt. Deze oproep sluit aan bij de ambities
van het kabinet. De tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel wordt hervormd
om eerder perspectief te bieden op een koopkrachtig pensioen en om het stelsel transparanter
en persoonlijker in te richten. Ook zal het nieuwe pensioenstelsel beter aansluiten
bij de veranderende arbeidsmarkt. Deelnemers gaan pensioen opbouwen via een premieregeling.
De pensioenpremie staat centraal en het premiepercentage wordt voor alle deelnemers
aan een pensioenregeling gelijk. Voor alle contracten geldt dat de deelnemers een
opbouw krijgen die past bij de betaalde premie en het behaalde rendement. Er wordt
niet langer een belofte over de hoogte van de uitkering gedaan, de premie is de arbeidsvoorwaardelijke
toezegging. Wel wordt periodiek op basis van een uniforme scenarioset bezien of de
toegezegde premie toereikend is voor de geformuleerde pensioendoelstelling. Hiertoe
is in maart een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstuk 36 067). Het kabinet heeft de ambitie om dit wetsvoorstel per 2023 in werking te laten treden.
2. cohesiebeleid
In de tweede aanbeveling wordt Nederland, net als veel andere lidstaten, opgeroepen
om de onderhandelingen met de Europese Commissie over de cohesiebeleidprogramma’s
voor de periode 2021–2027 snel af te ronden en vervolgens te implementeren. Nederland
heeft de programma’s voor de cohesiebeleidsfondsen in eerste versie reeds ingediend.
Voor enkele programma’s zijn de onderhandelingen met de Europese Commissie in een
afrondende fase, en voor sommige programma’s verlopen de onderhandelingen trager dan
gehoopt. Nederland zal met de Europese Commissie bezien hoe we tot een zo snel mogelijke
implementatie van de programma’s kunnen komen.
3a. arbeidsmarkt: positie zzp’ers, schijnzelfstandigheid en verminderen prikkels voor
flexibele en tijdelijke contracten
Net als vorige jaren beveelt de Commissie aan adequate sociale bescherming voor zzp’ers
te bevorderen en schijnzelfstandigheid aan te pakken. Dit jaar wordt ook gevraagd
de prikkels te verminderen om flexibele of tijdelijke contracten te gebruiken. Het
kabinet herkent zich in deze aanbevelingen en ze sluiten aan op ambities in het coalitieakkoord
(Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) en het HVP, namelijk het verkleinen van verschillen tussen vaste en flexibele contracten,
het bieden van zekerheid en helderheid voor zelfstandigen en betere publiekrechtelijke
handhaving tegen schijnzelfstandigheid. Het kabinet verkleint de fiscale verschillen
tussen werknemers en zelfstandigen om een gelijker speelveld te creëren. De verschillende
maatregelen gericht op een gelijker speelveld zorgen ervoor dat de regels rondom werk
voor wat betreft werknemers en zelfstandigen gelijker worden en de prikkels in de
regelgeving (stapsgewijs) meer gebalanceerd worden. De prikkel om als, of met een
schijnzelfstandige te werken, neemt daardoor af. Ook komt er een arbeidsongeschiktheidsverzekering
voor zelfstandigen, waarbij het kabinet betaalbaarheid, uitlegbaarheid en uitvoerbaarheid
als belangrijke randvoorwaarden hanteert. Het kabinet werkt deze ambities op dit moment
uit in samenspraak met sociale partners en uitvoerders, en stuurt de hoofdlijnen van
deze uitwerking voor de zomer naar uw Kamer. Bij deze uitwerking is zorgvuldigheid
nodig vanwege de inhoudelijke samenhang en balans tussen contractvormen. Maatregelen
die één contractvorm raken, kunnen onbedoelde gevolgen hebben voor andere contractvormen:
het zogenoemde waterbedeffect. Aanpassingen moeten dus in samenhang met elkaar worden
bezien.
3b. arbeidsmarkt: aanpakken tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden, omscholing
en bijscholing.
Het kabinet herkent deze uitdaging en kan zich vinden in de aanbeveling. De arbeidsmarkt
is op dit moment krap. Die krapte kent verschillende oorzaken: zo is een deel conjunctureel,
en hangt ook een deel samen met het coronasteunbeleid. Die krapte biedt kansen, bijvoorbeeld
aan mensen die nu aan de kant staan of een minder sterke positie op de arbeidsmarkt
hebben. Ook kan de krapte leiden tot een verbeterde positie van de werknemer, bijvoorbeeld
als werkgevers het loon of secundaire arbeidsvoorwaarden verbeteren om de juiste mensen
aan te trekken. Tegelijkertijd kan de krapte het lastiger maken om de juiste mensen
te vinden voor de aanpak van grote maatschappelijke opgaven. In reactie op de motie
van de leden Paternotte en Pieter Heerma wordt een aanpak uitgewerkt met betrekking
tot generieke krapte, en krapte specifiek in de zorgsector, het onderwijs, de bouw,
de kinderopvang en beroepen die nodig zijn voor de klimaat-, energie- en digitale
transitie. In het coalitieakkoord is de uitbreiding van de arbeidsmarktinfrastructuur
opgenomen om de overgang van werk-naar-werk en van uitkering-naar-werk te stimuleren.
Onderdeel hiervan zijn instrumenten voor om- en bijscholing die de overstap naar tekortberoepen
ondersteunen. Opgedane ervaringen met de regionale mobiliteitsteams tijdens de coronacrisis
worden hierbij betrokken. Hiermee moet de overstap naar een ander (tekort)beroep eerder
en makkelijker gemaakt worden.
Het kabinet verbetert daarnaast, als onderdeel van het aanvalsplan Groene en Digitale
Banen van het Ministerie van EZK, de subsidieregeling voor omscholing richting kansrijke
beroepen in de ICT en techniek. Het kabinet ondersteunt via het Ministerie van EZK
ook de instroom van meer vrouwen in de ICT-sector, onder meer door een taskforce van
het Nederlandse bedrijfsleven. Het kabinet stelt daarnaast budget beschikbaar voor
de verhoging van de lonen in het primair onderwijs.
In het kader van curriculumvernieuwing in het primair en secundair onderwijs zal dit
kabinet meer aandacht geven aan digitale vaardigheden. Vanuit het Nationaal Groeifonds
kan in de komende jaren substantieel worden bijgedragen aan versterking van het digitaal
onderwijs in het primair, het hoger onderwijs en het mbo, en aan publiek-private samenwerking
tussen het beroepsonderwijs en bedrijfsleven.
Om extra mensen uit het onbenut arbeidspotentieel in 2022 aan te spreken is er onder
andere het actieplan «Dichterbij dan je denkt» om mensen die nu langs de kant staan
naar werk of een leerwerktraject te begeleiden. In het actieplan geeft het kabinet
extra aandacht aan vier beproefde wervingsroutes (Open Hiring, leerwerktrajecten (waaronder
praktijkleren in het mbo), functiecreatie en innovatieve manieren van matching) in
een landelijke campagne die bekendheid en vindbaarheid van de dienstverlening genereert
voor zowel werkzoekenden als werkgevers.
Het CBS heeft becijferd dat 505.000 deeltijdwerkers meer uren willen werken en daarvoor
direct beschikbaar zijn. Het bevorderen van meer uren of voltijds werken kan een belangrijke
bijdrage leveren aan het adresseren van de krapte op de arbeidsmarkt. Daarom zet het
kabinet in op het makkelijker maken voor werknemers en werkgevers om banen te combineren,
voor ouders om arbeid en zorgtaken te combineren en het financieel aantrekkelijk te
maken om (meer uren) te werken. Naast de generieke plannen van het kabinet worden
in de zorg en het onderwijs acties ondernomen om drempels bij meer uren werken weg
te nemen. Ook spoort het kabinet werkgevers aan om te kijken naar de groep onderbenutte
deeltijders binnen het eigen personeelsbestand.
Het kabinet is in 2018 van start gegaan met het programma Verdere Integratie op de
Arbeidsmarkt (VIA) om de arbeidsmarktkansen en -posities van Nederlanders met een
migratieachtergrond te verbeteren. De afgelopen jaren is onderzocht wat een effectieve
aanpak is bij het begeleiden van mensen met een migratieachtergrond vanuit de bijstand
naar werk, bij het creëren van leerwerktrajecten in tekortsectoren en bij het komen
tot gelijkwaardige kansen bij werving, selectie, behoud en doorstroom bij werkgevers.
Koepels van gemeenten en het onderwijs, sociale partners, ministeries, UWV, maatschappelijke
organisaties en de uitzendbranche hebben samen een werkagenda opgesteld en werken
samen om de lessen in de praktijk toe te passen en te verspreiden. Nederland zet ook
met het ESF+ programma in op het aan het werk helpen van mensen met een kwetsbare
arbeidsmarktpositie en specifiek mensen met een migratieachtergrond. Uw Kamer ontvangt
op korte termijn een brief over arbeidsmarktkrapte.
3c. Het versterken van de mogelijkheden tot om- en bijscholing, met name voor kwetsbaren
en inactieven
Onderdeel van de aanbeveling op het terrein van de arbeidsmarkt is dat Nederland in
moet zetten op het versterken van de mogelijkheden voor om- en bijscholing, met name
voor mensen «in de marge» van de arbeidsmarkt en inactieven. Omdat er in Nederland
veel door werknemers, werkgevers en sociale partners zelf wordt geïnvesteerd in scholing,
richt het overheidsbeleid zich met name op doelen en doelgroepen waarvoor extra stimulering
voor een leven lang ontwikkelen (LLO) nodig is. In het coalitieakkoord wordt vier
keer € 125 miljoen uitgetrokken voor permanente scholing via leerrechten. De uitwerking
hiervan volgt rond de zomer in een aparte kamerbrief Actieplan LLO. Ook is in het
coalitieakkoord opgenomen de overgang van mensen met een uitkering naar werk te stimuleren,
onder andere door instrumenten voor om- en bijscholing die de overstap naar tekortberoepen
ondersteunen. Hier raken scholingsinitiatieven aan de aanpak van krapte. Instrumenten
om om- en bijscholing te versterken zijn het scholingsbudget voor mensen met een WW-uitkering
en het project LLO Collectief Laagopgeleiden en Laaggeletterden, met opleidingsprogramma’s
waarin het verwerven van taalvaardigheid wordt gecombineerd met het verwerven van
beroepsvaardigheden. Daarnaast zet het kabinet in op een goede dienstverlening, waarbij
mensen met vragen over werk en leren altijd goed geholpen worden. In de afgelopen
jaren is hier al goede ervaring mee opgedaan via de Leerwerkloketten en de regionale
mobiliteitsteams (RMT’s). Met de «stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen»
wordt de leercultuur in het mkb gestimuleerd, een doelgroep waar deelname aan leren
en ontwikkelen fors achterblijft in vergelijking met grootbedrijven. In maart van
dit jaar is een openbaar individueel leer- en ontwikkelingsbudget (STAP-budget) geïntroduceerd,
samen met beleid dat gericht is op het adviseren van lager geschoolden over ontwikkelmogelijkheden.
Tot slot heeft de Nederlandse overheid ook het programma «Tel mee met Taal» voortgezet
om de basisvaardigheden (taal, rekenen, digitaal) bij volwassenen te verbeteren en
de overgang van laaggeletterdheid naar digitale vaardigheden te versnellen.
4a. verminderen afhankelijkheid fossiele brandstoffen
Het kabinet onderstreept de aanbeveling van de Commissie om de afhankelijkheid van
fossiele brandstoffen te verminderen. De Commissie heeft op 18 mei jl. het REPowerEU-plan
gepresenteerd, en hierin aangegeven deze afhankelijkheid te willen afbouwen door middel
van energiebesparing, diversificatie van energiebronnen, versnelde uitrol van hernieuwbare
energie en het verminderen van het verbruik van fossiele energie in de gebouwde omgeving,
industrie en de elektriciteitssector.
Nederland erkent de doelstellingen van de Commissie om afhankelijkheden van Rusland
te verkleinen door de energietransitie te versnellen. In het coalitieakkoord is reeds
aangekondigd dat het kabinet het aanbod van hernieuwbare energiebronnen stimuleert,
door in te zetten op extra wind op zee, zon-op-dak, aardwarmte, groen gas en aquathermie.
Daarnaast wordt de productie en import van waterstof opgeschaald. Ook zet het kabinet
de benodigde stappen voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales, omdat kernenergie
in de energiemix een aanvulling kan zijn op zon, wind en geothermie en kan worden
ingezet voor de productie van waterstof. Tegelijkertijd maakt dit ons minder afhankelijk
van de import van gas. Daarnaast zet het kabinet in op energiebesparing, onder meer
via het langjarig Nationaal Isolatieprogramma, normering en positieve prikkels om
de verduurzaming van woningen met een slechte isolatie te bevorderen, het gebruik
van hybride warmtepompen te versnellen en in te zetten op de realisatie van duurzame
warmtenetten.
Het kabinet investeert daarnaast in duurzame mobiliteit. Zo kondigde het kabinet in
september 2021 onder meer een extra investering van € 600 miljoen aan om emissievrije
voertuigen voor het mkb te stimuleren (Kamerstuk 35 925, nr. 1). In maart 2022 zijn er nieuwe maatregelen ingevoerd om investeringen in emissievrije
vrachtwagens en emissievrije mobiele werktuigen te stimuleren (€ 270 miljoen voor
de periode 2022–2030). Om knelpunten op het spoor te verminderen wordt onder andere
ingezet op langere treinen. Om dit te faciliteren zijn er investeringen in het spoornetwerk
nodig. Dit gebeurt in fases. Er staat een aantal projecten op de planning zoals aanpassingen
op het emplacement Waalhaven Zuid en Moerdijk. ProRail heeft in 2019 een studie afgerond
waarin is aangegeven welke maatregelen nog meer noodzakelijk zijn op de Ten-T corridors.
Als vervolg op deze studie brengt ProRail nu in kaart welke maatregelen prioriteit
hebben (uitrolstrategie). De resultaten van deze studie en besluitvorming daarvoor
verwachten we in het eerste kwartaal van 2023.
Nederland zet in op samenhang van het REPowerEU voorstel met het Fit-For-55 pakket
van de Commissie. Daarbij hoopt Nederland de onderhandelingen rondom Fit-For-55 snel
af te ronden met behoud van ambitie en diversificatie van geïmporteerde energiebronnen.
Implementatie Stabiliteits- en Groeipact (SGP)
De Commissie heeft dit jaar een omnibus 126(3)-rapport opgesteld voor achttien lidstaten.
Een 126(3)- rapport, genoemd naar het relevante artikel in het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie (VWEU), wordt opgesteld indien een lidstaat de criteria
voor het begrotingstekort (maximaal 3% bbp) en de overheidsschuld (maximaal 60% bbp,
tenzij deze in voldoende mate afneemt) overschrijdt of dreigt te overschrijden. In
deze rapporten beoordeelt de Commissie op basis van een overkoepelende analyse of
sprake is van een buitensporig tekort.
Bij het opstellen van dit rapport heeft de Commissie expliciet rekening gehouden met
de macro-economische en budgettaire impact van de COVID-19-pandemie. Daarnaast neemt
de Commissie de huidige geopolitieke situatie en de ongekende onzekerheid die daarmee
gepaard gaat in ogenschouw. Op basis van de onzekerheid en de neerwaartse risico’s
vindt de Commissie het niet gepast om buitensporigtekortprocedures te openen. De Commissie
zal de overheidsfinanciën van lidstaten opnieuw bekijken bij de beoordeling van de
ontwerpbegrotingen voor 2023, als onderdeel van het herfstpakket dit najaar.
De Commissie concludeert dat de 3%-tekortnorm door 17 lidstaten niet is behaald. De
overschrijdingen van de tekortnorm zijn te verklaren door de verhoogde publieke uitgaven
als gevolg van de economische neergang ingegeven door de coronapandemie. De Commissie
stelt dat het gecoördineerde budgettaire beleid van lidstaten cruciaal is geweest
om het economisch herstel op gang te brengen. De schuldnorm is door vijf landen niet
behaald, na het in acht nemen van alle relevante factoren. Verder stelt de Commissie
dat het behalen van het schuldafbouwcriterium in deze tijd een te zware budgettaire
aanpassing met zich meebrengt, die economische groei zou schaden. Daardoor is het
voor lidstaten, in deze uitzonderlijke omstandigheden, in de ogen van de Commissie
niet nodig dit criterium na te streven. Voor 2022 stelt de Commissie dat lidstaten
maatregelen nemen om de socio-economische impact van hogere energieprijzen te mitigeren,
en humanitaire hulp bieden aan vluchtelingen uit Oekraïne. De genomen maatregelen
dragen bij aan hogere verwachte begrotingstekorten.
In het geval van Roemenië, dat als enige lidstaat reeds in een buitensporigtekortprocedure
zit, gebaseerd op ontwikkelingen van vóór de pandemie, adviseert de Raad in haar aanbeveling
van juni 2021 om het buitensporig begrotingstekort ten laatste in 2024 teruggebracht
te hebben. Voor 2021 komen het Roemeense overheidstekort en de budgettaire inspanning
overeen met de aanbevelingen van de Raad. De Commissie is daarom van mening dat op
dit moment geen verdere stappen in de buitensporigtekortprocedure van Roemenië nodig
zijn.
Het kabinet verwelkomt het omnibus 126(3)-rapport van de Commissie. Het kabinet erkent
de buitengewone omstandigheden en de onzekerheid waar lidstaten op dit moment mee
te maken hebben. Door deze onzekerheid en de neerwaartse risico’s is het van belang
dat lidstaten voldoende handelingsperspectief hebben om begrotingsmaatregelen te nemen
om kwetsbare groepen te beschermen en om investeringen te beschermen. Het niet openen
van buitensporigtekortprocedures past bij de aanhoudende onzekerheid. Evenwel blijft
het van belang dat lidstaten de schuldhoudbaarheid op middellange termijn waarborgen.
Het kabinet kan zich vinden in het voorstel dat voor Roemenië momenteel geen verdere
stappen in de buitensporigtekortprocedure nodig zijn.
Macro-economische onevenwichtighedenprocedure
De Commissie heeft in de diepteonderzoeken voor tien lidstaten (Duitsland, Spanje,
Frankrijk, Portugal, Roemenië, Zweden, Nederland, Griekenland, Italië en Cyprus) macro-economische
onevenwichtigheden vastgesteld. De Commissie kwam in haar onderzoeken naar mogelijke
onevenwichtigheden in de economieën van Ierland en Kroatië tot de conclusie dat hier
niet langer sprake van is. Van de tien lidstaten waarvoor de Commissie heeft vastgesteld
dat er sprake is van macro-economische onevenwichtigheden ondervinden Cyprus, Griekenland
en Italië buitensporige onevenwichtigheden.
In het Alert Mechanism Report (AMR), gepubliceerd in november 2021, werd geconcludeerd dat de Commissie een diepteonderzoek
zou gaan uitvoeren naar mogelijke onevenwichtigheden in de Nederlandse economie die
verband houden met het overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans en
de hoge private schulden. Uit het diepteonderzoek blijkt dat deze kwetsbaarheden blijven
bestaan. Het Nederlandse overschot op de lopende rekening is in 2021 toegenomen tot
9,5% van het bbp ten opzichte van 7,8% van het bbp in 2020. De private schuld als
percentage van het bbp daalde in 2021 tot 229% van het bbp, tegenover 235% van het
bbp in 2020, maar blijft volgens de Commissie te hoog.
Gelet op het feit dat het overschot op de lopende rekening in belangrijke mate wordt
veroorzaakt door structurele kenmerken van de Nederlandse economie voert Nederland
geen expliciet beleid ten aanzien van de lopende rekening. Niettemin hebben de door
het kabinet aangekondigde uitgaven, waaronder de fondsen, mogelijk een drukkend effect
op het overschot op de lopende rekening.
Het kabinet erkent dat de private schulden in Nederland relatief hoog zijn en heeft
daarom in het coalitieakkoord aanvullende maatregelen aangekondigd die de schulden
van huishoudens kunnen verlagen. Dit betreft met name maatregelen op de woningmarkt,
zoals het opschroeven van de bouw van nieuwe woningen, het verder doorvoeren van een
vorm van opkoopbescherming, afschaffing van de verhuurdersheffing en het schrappen
van de verruimde schenkingsvrijstelling bij de aankoop van een eigen woning.
Vervolgproces
De landspecifieke aanbevelingen zullen, waar relevant in gewijzigde vorm, ter goedkeuring
voorliggen in de Ecofinraad van 17 juni, waarna ze worden bekrachtigd tijdens de Europese
Raad van 23-24 juni. Het is de bedoeling dat de aanbevelingen vervolgens officieel
worden aangenomen tijdens de Ecofinraad van 12 juli.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
Bijlage: Commissievoorstel voor aanbevelingen van de Raad aan Nederland.
BEVEELT AAN DAT NEDERLAND IN 2022 en 2023 de volgende actie onderneemt:
1. In 2023 ervoor zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven
in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers, rekening houdend met
de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het meest
kwetsbaar zijn voor stijgingen van de energieprijzen en aan mensen die Oekraïne ontvluchten.
Klaar staan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Meer
overheidsinvesteringen voor de groene en digitale transitie en voor energiezekerheid,
onder meer door gebruik te maken van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, REPowerEU
en andere EU-fondsen. Voor de periode na 2023 een begrotingsbeleid voeren dat gericht
is op het tot stand brengen van prudente begrotingssituaties op middellange termijn.
De bevoordeling van schulden van huishoudens en de verstoringen op de woningmarkt
terugdringen, onder meer door de ontwikkeling van de particuliere huursector te bevorderen
en maatregelen te nemen om het woningaanbod te vergroten. De in 2019 en 2020 overeengekomen
hervorming van het pensioenstelsel vaststellen en uitvoeren.
2. De onderhandelingen met de Commissie over de programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid
voor de periode 2021–2027 snel afronden om van start te kunnen gaan met de uitvoering
ervan.
3. Adequate sociale bescherming voor zelfstandigen zonder personeel bevorderen, schijnzelfstandigheid
aanpakken en prikkels om gebruik te maken van flexibele of tijdelijke contracten verminderen.
Tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden aanpakken, met name in de gezondheidszorg,
het onderwijs, digitale en technische banen en de bouw, onder meer door het onderbenutte
arbeidspotentieel door het hoge aandeel deeltijdwerk en de lagere arbeidsparticipatie
van mensen met een migratieachtergrond aan te boren. Bij- en omscholing verbeteren,
met name voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt en inactieven.
4. De algemene afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen door een snellere
uitrol van hernieuwbare energie, met name door aanvullende investeringen in netwerkinfrastructuur
te stimuleren en vergunningsprocedures verder te stroomlijnen, de energie-efficiëntie
(met name van gebouwen) te verbeteren en investeringen in duurzaam vervoer en duurzame
landbouw te versnellen.
Indieners
-
Indiener
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Medeindiener
S.A.M. Kaag, minister van Financiën