Brief regering : Hoofdlijnennota Europawet
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3432
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juni 2022
Het kabinet hecht veel waarde aan de informatievoorziening aan de Kamer op het terrein
van EU-besluitvorming. Door actief invulling te geven aan de EU-informatievoorziening
kan de Kamer de democratische controle op het kabinetsstandpunt en de invloed op EU-besluitvorming
uitvoeren. In de loop van de afgelopen decennia zijn op organische wijze de EU informatie-afspraken
tot stand gekomen, voortvloeiend uit een continue dialoog tussen Kamer en kabinet.
Het kabinet beoogt met de Europawet besluitvorming in de EU transparanter te maken
voor burgers en nationale parlementen en de resultaten en toegevoegde waarde van EU-beleid
zichtbaarder te maken1, door de informatie-afspraken te verankeren. Hiertoe blijft de inzet van het Nederlandse
kabinet om het EU-transparantiebeleid te moderniseren en de EU-besluitvormingsprocedure
inzichtelijker en toegankelijker te maken2. Het kabinet waardeert tevens de inspanningen van de Kamer op dit terrein.
Voor het slagen van de Europawet acht het kabinet het van groot belang dat de Kamer
nauw betrokken blijft in het wetgevingstraject. Op basis van een aantal fundamentele
dilemma’s die in deze brief wordt geschetst, die zowel Kamer als kabinet raken, gaat
het kabinet graag in overleg om te evalueren welke informatie uw Kamer nodig heeft
om de controlerende functie goed in te kunnen vullen. Deze informatie-afspraken worden
vervolgens verankerd in een Europawet.
Graag informeer ik uw Kamer in deze hoofdlijnenbrief over de Europawet en het bijbehorende
tijdspad, zoals toegezegd tijdens het Commissiedebat EU-informatievoorziening van
10 februari jl. (Kamerstuk 22 112, nr. 3301) In deze brief zal ik achtereenvolgens ingaan op de huidige EU informatie-afspraken,
aanleiding en doel van de Europawet, de reikwijdte van de Europawet en onderliggende
fundamentele vraagstukken, de verhouding tot een EU-database3 en het voorziene tijdpad en vervolg.
1. Huidige EU informatie-afspraken
De huidige EU informatie-afspraken vloeien voort uit verschillende moties, toezeggingen
en Kamerbrieven en zijn vastgelegd in een overzicht in de bijlage van de Kamerbrief
afspraken EU-informatievoorziening van juli 2020.4 Het doel van de informatie-afspraken is dat de Kamer uitgebreid en in een zo vroeg
mogelijk stadium wordt geïnformeerd over (actuele ontwikkelingen in) de Europese onderhandelingen,
teneinde de democratische controle op het kabinetsstandpunt en de invloed van de Kamer
op Europese besluitvorming te faciliteren.
Dit overzicht bevat afspraken op veertien terreinen:
1) De Kamer ontvangt op nieuwe voorstellen van de Europese Commissie een kabinetsreactie
in de vorm van een BNC-fiche of Kamerbrief. Omtrent het tijdspad en de inhoud van
de fiches zijn afspraken vastgelegd;
2) In de BNC-fiches wordt uitdrukkelijk ingegaan op (eventuele) constitutionele aspecten
van EU-voorstellen;
3) De Kamer ontvangt ten aanzien van de EU-wetgevingsdossiers per vakdepartement per
kwartaal een overzicht van de stand van zaken;
4) De Kamer bespreekt voorafgaand aan Raadsbijeenkomsten de kabinetsinzet, op basis van
de geannoteerde agenda. Omtrent het tijdspad en de inhoud zijn afspraken vastgelegd;
5) De Kamer ontvangt na afloop van de Raadsbijeenkomsten een verslag;
6) Wanneer de Kamer een behandelvoorbehoud op een EU-voorstel heeft geplaatst, worden
aanvullende afspraken gemaakt voor nadere informatievoorziening;
7) De Kamer ontvangt de kabinetsreacties op consultaties van de Europese Commissie;
8) De Kamer heeft inzage in de niet-openbare documenten van de Raad, middels het zogenaamde
Delegates Portal, een systeem waarin zij interne Raadsdocumenten kan raadplegen;
9) Afspraken over het inschakelen van deskundigen bij het analyseren van limité-documenten;
10) Het kabinet informeert de Kamer over lidstaatopties in richtlijnen;
11) Het kabinet informeert de Kamer over die A-punten (hamerstukken) op de agenda van
een Raad, die politiek controversieel zijn;
12) Het kabinet stuurt de Kamer afschriften van zijn correspondentie met de Europese Commissie,
over de uitvoering van de Europese regelgeving;
13) Afspraken over parlementaire betrokkenheid bij besluiten over inzet van middelen uit
en controle op de Europese noodfondsen (ESM, EFSF);
14) Werkafspraken betreffende het parlementair instemmingsrecht aangaande JBZ-dossiers.
Het jaarlijkse Commissiedebat EU-informatievoorziening met de Minister van Buitenlandse
Zaken als verantwoordelijke coördinerende bewindspersoon voor EU-aangelegenheden,
speelt een belangrijke rol in het (periodiek) opmaken van de balans ten aanzien van
de EU informatie-afspraken. Met uw Kamer wordt dan vastgesteld of de bestaande afspraken
nog volstaan of dat er op grond van ontwikkelingen in de EU nadere afspraken moeten
worden gemaakt teneinde uw Kamer in staat te stellen zo goed mogelijk haar rol te
vervullen. Maar ook buiten het Commissiedebat kunnen aanvullende informatie-afspraken
gemaakt worden, bijvoorbeeld als het noodzakelijk is om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen,
zoals bijvoorbeeld is gebeurd omtrent de Brexit en de Conferentie over de Toekomst
van Europa. Dit geeft het kabinet en de Kamer de nodige flexibiliteit. Zo is het bijvoorbeeld
inmiddels staande praktijk dat het kabinet, daar waar mogelijk, non-papers met de
Kamer deelt in de beleidsvormende fase.
De invulling van de EU-informatievoorziening is gebaseerd op artikel 68 van de Grondwet
en de inlichtingenplicht. Artikel 68 bepaalt dat het kabinet de Kamer mondeling of
schriftelijk de door één of meer Kamerleden verlangde inlichtingen moet verstrekken,
waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat. Deze inlichtingenplicht
is passief5, dat wil zeggen dat de plicht bestaat op grond van een verzoek. Tegelijkertijd is
er een ongeschreven actieve inlichtingenplicht. De inlichtingenplicht vloeit voort
uit de in artikel 42 van de Grondwet neergelegde ministeriële verantwoordelijkheid.
2. Aanleiding / doel Europawet
Het beeld dat uit recent onderzoek van de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie
(IOB) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar voren komt is dat «de Nederlandse
EU-coördinatie een goed geoliede machine is, die er over het algemeen in slaagt tijdig
coherente Nederlandse standpunten te formuleren over EU-voorstellen met een actieve
betrokkenheid van de ministeries, de medeoverheden en het parlement».6 Ik ben tevens verheugd dat in het verslag van rapporteur Kamminga (hierna: rapport
Kamminga) ter voorbereiding van het Commissiedebat EU-informatievoorziening een aantal
zaken wordt geconstateerd die goed gaan, zoals het feit dat de Kamer in vergelijking
met andere parlementen relatief veel informatie van de regering ontvangt over het
verloop van Europese onderhandelingen en dat er een bloeiende praktijk is van debatten
en schriftelijke overleggen voorafgaande aan Raden.7
Tegelijkertijd wordt in het rapport Kamminga ook een aantal tekortkomingen rondom
de EU-informatievoorziening geconstateerd en ervaren Kamercommissies een gebrek aan
informatie en betrokkenheid tijdens een aantal fases van het Brusselse proces.8 Graag ga ik met uw Kamer verder in gesprek over deze constateringen en de gedane
aanbevelingen. Het rapport constateert tevens dat grip op Europese besluitvorming
en adequate controle van de regeringsinzet in Brussel een terugkerend aandachtspunt
is voor de Tweede Kamer.9 Om die reden zijn er vanuit de Kamer eerder initiatiefwetten voorgesteld op het terrein
van de wettelijke verankering van de EU informatie-afspraken: initiatiefwet Maij-Mulder10 uit 2017 en initiatiefwet Jetten-Verhoeven uit 2019.11
Het kabinet beoogt met de Europawet besluitvorming in de EU transparanter te maken
voor burgers en nationale parlementen en de resultaten en toegevoegde waarde van EU-beleid
zichtbaarder te maken12, door de informatie-afspraken te verankeren. Op die manier kan de informatiepositie
van de Kamer met betrekking tot EU-aangelegenheden verder worden verbeterd. Een betere
informatiepositie van de Kamer verstevigt haar democratische controletaak op EU-aangelegenheden
en de democratische legitimiteit van EU-besluitvorming.
Hiertoe wordt in de Europawet de parlementaire informatiepositie over Europese aangelegenheden
wettelijk verankerd als nadere uitwerking van de grondwettelijke verplichting (artikel
68 Grondwet) om de Kamer inlichtingen te verstrekken. In de Europawet dient te worden
vastgelegd welke informatie over EU-aangelegenheden het parlement nodig heeft, binnen
welke termijn en op welke manier, om de controlerende functie goed uit te kunnen voeren.
Met de wettelijke verankering wordt beoogd dat de EU informatie-afspraken nog beter
worden nageleefd en de Kamer zo volledig en tijdig mogelijk wordt geïnformeerd over
EU-aangelegenheden.
3. Reikwijdte Europawet en onderliggende fundamentele vraagstukken
In de kern beoogt de Europawet de informatiepositie van het parlement in EU-zaken
te verankeren door het vastleggen van de informatie-afspraken over Europese aangelegenheden.
Daarvoor is het in het wetgevingstraject van belang dat het kabinet en de Kamer een
dialoog voeren over de optimale EU informatievoorziening aan de Kamer. Een logisch
startpunt voor deze dialoog is, zoals uw Kamer ook aangeeft in het rapport Kamminga13, om de huidige informatie-afspraken te evalueren en op basis daarvan te bekijken
wat er wel, maar ook wat er niet meer nodig is om de informatiepositie van de Kamer
t.a.v. EU dossiers verder te verbeteren. Een belangrijk onderdeel van het wetgevingstraject
van de Europawet zal daarmee het bepalen van de reikwijdte van de informatie-afspraken
zijn en het in het kaart brengen van de consequenties daarvan. Daarbij zal ook gekeken
worden hoe andere EU-lidstaten de EU-informatievoorziening hebben georganiseerd. In
deze brief is een eerste vergelijking met Duitsland opgenomen, omdat Duitsland vaak
als voorbeeld wordt aangehaald in debatten en onderzoeken.
Om tot optimale EU informatie-afspraken te komen dienen het kabinet en de Kamer zich
te buigen over de (fundamentele en praktische) consequenties die het verruimen of
het vernauwen van de huidige EU informatie-afspraken met zich meebrengt, bijvoorbeeld
op het terrein van openbaarheid van vergaderingen, de verhouding tot de effectieve
Nederlandse onderhandelingsruimte in de EU en het EU juridisch kader, en de benodigde
capaciteit en investeringen bij het kabinet en het parlement. Hier doet zich een aantal
dilemma’s voor, die zowel Kamer als kabinet raken. Volledige toegang tot (deels vertrouwelijke)
informatie staat bijvoorbeeld op gespannen voet met principes als openbaarheid van
debat, effectief onderhandelen en Europese regelgeving over de openbaarheid van EU-documenten.
Tijdigheid en volledigheid van informatie richting de Kamer staat mogelijk ook op
gespannen voet met de capaciteit bij ministeries om als kabinet strategischer en selectiever
te opereren in de EU14 en bij het parlement om die informatie te verwerken.
Ter bevordering van de dialoog tussen het kabinet en de Kamer is een aantal van deze
onderliggende en fundamentele vraagstukken hieronder toegelicht. De Europawet beoogt
de kwaliteit van de EU-informatievoorziening te bevorderen en een evenwicht te brengen
tussen deze verschillende factoren. Voor het kabinet is het uitgangspunt dat de Europawet
qua reikwijdte tegemoet komt aan de wens van de Kamer om meer grip te krijgen op EU-besluitvorming,
zonder dat dit de noodzakelijke onderhandelingsruimte van het kabinet in de EU onnodig
inperkt en/of een te groot beslag legt op de capaciteit van de ministeries en het
parlement.
a. Wijze van EU-informatievoorziening (openbaar vs. besloten)
Zoals aangegeven vindt de EU-informatievoorziening van het kabinet aan de Kamer plaats
op grond van de actieve en passieve inlichtingenplicht. Uniek in de EU is dat de Tweede
Kamer voor vrijwel elke Raad van Ministers alle fiches en agenda’s over Europees beleid
behandelt in een openbaar commissiedebat met betrokken bewindspersonen.15 Aangezien het mede gaat om documenten van EU-instellingen, is de EU-informatievoorziening
gebonden aan het EU juridisch kader voor de omgang met die informatie. Er zijn bijvoorbeeld
EU regels voor de (vertrouwelijke) omgang met verschillende vertrouwelijkheidsmarkeringen
van documenten die binnen de EU-instellingen beschikbaar zijn, zoals regels over de
omgang met limité-documenten.16
Over inzage in documenten zijn afspraken te maken. Zo zijn er met uw Kamer afspraken
gemaakt over de inzage in en de vertrouwelijke omgang met Limité-documenten via het
zogenaamde Delegates Portal, waar uw Kamer toegang toe heeft.17 Echter, over de openbaarmaking van deze documenten zijn op nationaal niveau geen
afwijkende afspraken mogelijk. Concreet betekent dit dat als het kabinet verzocht
wordt op nationaal niveau vertrouwelijke EU-documenten openbaar te maken, dat het
kabinet dat alleen zal honoreren na overleg met betreffende EU-instellingen of -lidstaten
op basis van het beginsel van loyale samenwerking en Unietrouw, beginselen die voortvloeien
uit het EU-Verdrag.
Ook als het gaat om het delen van posities van andere EU-lidstaten geldt vertrouwelijke
omgang met informatie. Het openbaar maken van andere lidstaatposities, vaak in vertrouwen
gedeeld, kan in strijd zijn met het belang van de staat in de zin van artikel 68 van
de Grondwet.
Een uitbreiding van inzage in de vertrouwelijke stukkenstroom zou evenwel mogelijk zijn. Zoals ook het IOB-rapport laat zien mede
op basis van de ervaring in Duitsland, leidt uitbreiding van vertrouwelijke inzage
alléén echter niet automatisch tot beter inzicht in het proces en de mogelijkheid
tot parlementaire controle daarop18. Het vereist aanzienlijke investeringen aan de zijde van het parlement en het kabinet
op het terrein van capaciteit en ICT om de overvloed aan informatie toegankelijk te
maken en te analyseren. Tegelijkertijd zijn deze documenten gebonden aan bovengenoemde
regels omtrent vertrouwelijke omgang met documenten. Zoals bij uw Kamer bekend, betekent
dat dat vertrouwelijke documenten en informatie daaruit niet openbaar behandeld kunnen
worden of dat de Kamer meer besloten vergaderingen moet houden.
Op EU-niveau voert het kabinet een actieve transparantie-agenda en blijft zich hier
onverminderd voor inzetten samen met gelijkgezinde lidstaten.19 Alleen door transparantie aan de bron, dus vanuit de EU-instellingen, te verbeteren,
kunnen documenten zoveel, en zo vroeg mogelijk in het proces, openbaar worden.
b. Evenwicht EU-informatievoorziening en effectieve parlementaire controle
De vraag doet zich voor of de Kamer behoefte heeft aan meer (o.m. vertrouwelijke)
documenten of dat behoefte bestaat aan meer gerichte informatie en overzicht en structuur
van de huidige informatievoorziening. Het kabinet zet zich er voor in de huidige informatie-afspraken
goed tegen het licht te houden in samenspraak met uw Kamer en te bespreken welke informatie
niet meer noodzakelijk is, zodat de Kamer op een meer efficiënte en effectieve wijze
kan worden geïnformeerd.
De wettelijke verankering van de informatie-afspraken staat mogelijk op gespannen
voet met de huidige mate van flexibiliteit v.w.b. het aanpassen van afspraken. Voor
het ontwerp van de Europawet is het voor het kabinet van belang dat voldoende mate
van flexibiliteit behouden blijft, zodat de Kamer en het kabinet met het oog op nieuwe
ontwikkelingen ook aanvullende informatie-afspraken kunnen blijven maken.
In het licht van een effectieve parlementaire controle zou naast de EU-informatievoorziening
ook, in lijn met het rapport Kamminga, gekeken kunnen worden naar de veelheid aan
instrumenten die de Tweede Kamer reeds tot haar beschikking heeft en vaker en gerichter
kan inzetten.20
c. Evenwicht EU-informatievoorziening en effectieve Nederlandse onderhandelingsruimte
Zoals hierboven is aangegeven ontvangt de Kamer in vergelijking met andere parlementen
relatief veel informatie van het kabinet over het verloop van Europese onderhandelingen
en is er een praktijk van openbare Commissiedebatten, die in andere lidstaten niet
of veel minder voorkomt. Bekend is dat veel andere EU-lidstaten graag meelezen op
de Nederlandse positie in BNC-fiches en geannoteerde agenda’s voor Raden.
Waar het kabinet veel waarde hecht aan deze relatief ruime openbaarheid, heeft Nederland
tegelijkertijd een strategisch belang om binnen de lopende EU-onderhandelingen het
Nederlandse belang zo goed mogelijk te verdedigen. Het is van belang dat bij het vaststellen
van de reikwijdte van de EU informatie-afspraken rekening wordt gehouden met de mogelijke
gevolgen van het delen van informatie voor de onderhandelingspositie van Nederland.
Als alle Nederlandse kaarten in de EU-onderhandelingen op tafel liggen en daarmee
in de openbaarheid komen, kunnen andere landen hiervan ongewenst gebruik maken.
d. Capaciteit en investeringen
Volgens het reeds aangehaalde IOB-onderzoek zet de vereiste van compleetheid veel
druk op het Nederlandse EU coördinatiesysteem en leggen parlementaire verplichtingen
veel druk op ambtenaren, waardoor andere taken als strategievorming en verdieping
van het krachtenveld in het gedrang komen.21 IOB adviseerde dat de lange lijst informatieafspraken in dit licht herziening behoeft.
Zoals reeds aangegeven, zal het kabinet in de discussie over de reikwijdte van informatie-afspraken
er op aansturen ook te evalueren welke informatie-afspraken niet (meer) noodzakelijk
zijn. Betere informatievoorziening waar het nodig is, maar ook minder waar dat kan.
Naast personele capaciteit zal ook rekening gehouden moeten worden met de benodigde
investeringen. Aan de zijde van het kabinet zullen (eventuele) budgettaire gevolgen
worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e) departement(en),
conform de regels van de budgetdiscipline. Aannemelijk is dat het uitbreiden van bepaalde
informatie-afspraken consequenties heeft voor de informatiestromen en mogelijk ICT-investeringen
vergt. Het kabinet is voornemens dit nader in kaart te gaan brengen (zie ook de paragraaf
over de EU-monitor). Uiteraard geldt het capaciteitsvraagstuk niet alleen aan de zijde
van het kabinet, maar ook aan de zijde van het parlement.
In Duitsland zet de Bondsdag zelf ruime capaciteit in om de informatievoorziening
aan Duitse parlementsleden te ondersteunen via een database («EUDox»). Ondersteunende
staf in dienst van de Bondsdag is bezig met het administreren van EU-documenten vanuit
Delegates Portal en regeringsdocumenten. Bij het EU Directoraat Generaal van de Bondsdag is zo’n 70
FTE belast met de analyse van EU-aangelegenheden. Binnen dit DG is zo’n 20 FTE in
dienst om documenten in de database te zetten, hierbij gaat het om ongeveer 30.000
documenten per jaar. De Bondsraad heeft ook een database in eigen beheer.
Tegen de achtergrond van de hiervoor geschetste vraagstukken dient, zoals gezegd,
een goede afweging gemaakt te worden voor wat betreft de reikwijdte van de EU informatie-afspraken
in de Europawet. Het is daarbij van belang dat de toegevoegde waarde, het nut en de
noodzaak van bepaalde aanpassingen in verhouding staan tot de daarvoor noodzakelijke
investeringen en capaciteit, daarbij de fundamentele vraagstukken inachtnemend.
4. Verhouding tot EU-monitor
In een door de Kamer aangenomen motie van het lid Koekkoek wordt de regering verzocht
«in samenspraak met de Kamer de mogelijkheden te verkennen voor het invoeren van een
EU-monitor waarin alle Europese wetgeving en beleid, zoals EU-voorstellen, Nederlandse
inzet, nationale reacties, Raadsagenda’s en Raadsverslagen van Raadswerkgroepen en
het Coreper digitaal worden gesorteerd per thema en dossier, met inachtneming van
kosten, toegevoegde waarde en uitvoerbaarheid».22
Het kabinet zal parallel aan het Europawet-traject een kosten/batenanalyse uitwerken
om tot een realistische inschatting van kosten, toegevoegde waarde en uitvoerbaarheid
van een eventuele EU-monitor/database te komen. Als is vastgesteld wat de reikwijdte
van de Europawet zou moeten zijn en welke informatie-afspraken wettelijk verankerd
gaan worden, kan een realistische kosten/batenanalyse gemaakt worden. Daarnaast zullen
in deze verkenning relevante ontwikkelingen op EU-niveau in acht worden genomen, waaronder
de aanstaande totstandkoming van de One-stop-IT-shop, één digitaal EU-portaal van
Europees parlement, Europese Commissie en Raad waarin de voortgang van wetgevende
onderhandelingen met alle relevante documenten van de drie instellingen opgenomen
zijn. 23 Ook zal gekeken worden naar hoe deze EU-monitor zich verhoudt tot reeds bestaande
databases waar de Kamer toegang toe heeft, zoals Delegates Portal, en openbare databases van bijv. het Europees Parlement24. Daarbij zou volgens het kabinet voorkomen moeten worden dat bestaande EU-informatiestromen
op nationaal niveau gedupliceerd worden. Daarnaast zet Nederland zich, zoals eerder
aangegeven, in voor meer transparantie aan de bron.
Zoals aangegeven hierboven maakt de Duitse Bondsdag gebruik van een database in eigen
beheer («EU-Dox»). De database is alleen in te zien door Bondsdagleden (en hun ambtenaren)
en niet door anderen. Het zou aanzienlijke (capaciteits)investeringen vergen om een
vergelijkbaar systeem in Nederland in te richten.
5. Voorzien tijdpad en vervolg
Het kabinet streeft naar de volgende planning.
Datum
Processtap in wetgevingstraject
Juni 2022
Hoofdlijnennota
Juni 2022 – april 2023
Dialoog met Kamer, uitwerking concept wetsvoorstel
April 2023 – juli 2023
Toets- en consultatieperiode concept wetsvoorstel (inclusief behandeling ministerraad
en indiening Raad van State)
Juli 2023 – oktober 2023
Advies Raad van State en nader rapport
Oktober 2023
Aanbieding wetsvoorstel Tweede Kamer
De uitwerking van de Europawet is complex, aangezien het gaat om wetgeving met een
aantal fundamentele onderliggende dilemma’s, zoals geschetst in deze Kamerbrief. Bij
de nadere uitwerking zal lering worden getrokken uit de huidige afspraken uit de EU-informatievoorziening,
eerdere initiatiefwetten op dit terrein vanuit het parlement en de inrichting van
soortgelijke wetten in andere EU-lidstaten.
Voor het slagen van een Europawet die toegevoegde waarde, nut en noodzaak heeft, acht
het kabinet het van groot belang dat de Kamer nauw betrokken blijft in het wetgevingstraject.
Op basis van de fundamentele dilemma’s zoals hierboven geschetst wil het kabinet de
dialoog voeren met uw Kamer om op basis van de huidige EU informatie-afspraken te
evalueren welke informatie de Kamer wel (en niet meer) nodig heeft om de controlerende
functie goed in te kunnen vullen. Het kabinet heeft met genoegen kennis genomen van
de aanstelling door uw Kamer van rapporteurs voor het wetgevingstraject en ziet uit
naar een nauwe interactie in dit traject. Op basis van de dialoog met de rapporteurs
en uw Kamer voorziet het kabinet dat scenario’s worden uitgewerkt en het kabinet uw
Kamer een brief stuurt over de nadere invulling om tot een wetsvoorstel te komen dat
leidt naar een Europawet die voldoet aan de verwachtingen en realistisch is.
Tot slot merk ik graag op dat de afspraken betreffende de EU-informatievoorziening
met uw Kamer zijn gemaakt, maar dat deze eveneens worden benut voor de EU-informatievoorziening
aan de Eerste Kamer. Om deze reden stuur ik een afschrift van deze brief aan de Voorzitter
van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken