Brief regering : Bestuurlijke afspraken provincies woningbouw
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 916
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juni 2022
Volkshuisvesting is één van de prioriteiten van het kabinet. Om voldoende, betaalbare
en passende woningen te realiseren zet ik met het programma Woningbouw daarom in op
de groei van de bouwproductie naar 100.000 woningen per jaar in deze kabinetsperiode
en op de bouw van 900.000 woningen tot en met 2030, waarvan twee derde betaalbaar.
Ik herneem ook de regie op de woningbouw. In het programma Woningbouw heb ik aangegeven
dat ik afspraken ga maken met medeoverheden over bovengenoemde woningbouwopgave. Deze
afspraken maken we gezamenlijk als één overheid, zodat alle gemeenten, provincies
en het Rijk hun deel van de verantwoordelijkheid nemen voor het inlopen van het woningtekort.
In deze brief informeer ik uw Kamer over de eerste stappen die zijn gezet in de totstandkoming
van deze woningbouwafspraken en over het vervolgproces.
Indicatief bod van alle provincies
In het programma Woningbouw (Kamerstuk 32 847, nr. 878) heb ik aangekondigd allereerst met de provincies in de periode tot 1 juni 2022 in
gesprek te gaan om de nationale opgave indicatief in beeld te brengen, inclusief de
verdeling naar provincies. Inmiddels hebben alle provincies een indicatief bod gedaan
voor hun provinciale aandeel in de bovengenoemde nationale opgave. Op 2 juni jl. hebben
de provincies, de Unie van Waterschappen, de VNG, Aedes en ik daarover een goed bestuurlijk
overleg gehad.
Ik heb veel waardering voor de inspanningen die door de provincies in samenwerking
met medeoverheden en met andere partijen zijn verricht om het indicatieve bod op 1 juni
uit te brengen. Er spelen immers veel opgaves die extra inzet vragen van de medeoverheden.
De eerstvolgende stap is om op 1 oktober definitieve afspraken te maken met de provincies.
Het vervolgproces daarvoor schets ik hieronder1. In de tweede helft van juni zal ik per provincie schriftelijk reageren op de indicatieve
provinciale biedingen van 1 juni. Vooruitlopend hierop zal ik in deze brief alvast
mijn algemene landelijke beeld van de indicatieve biedingen schetsen.
Landelijk beeld
Bouw van 900.000 woningen
Ik ben verheugd om te constateren dat de indicatieve provinciale biedingen landelijk
optellen naar ruim meer dan 900.000 woningen. De bouw van 900.000 woningen in 2022–2030
is immers belangrijk om landelijk het tekort op de woningmarkt in 2030 terug te dringen
naar een acceptabeler niveau. Een aantal provincies brengt in het bod de ambitie tot
uitdrukking om extra te bouwen ten opzichte van de woningbehoefte in de provincie.
Ik merk op dat het bod van de provincies indicatief is, waarbij provincies ook ingaan
op randvoorwaarden die nodig zijn voor de realisatie daarvan. Ik ga daar in deze brief
nader op in.
Versnellen naar 100.000 woningen per jaar
Doel van het kabinet is om binnen deze kabinetsperiode de woningbouwproductie te verhogen
naar 100.000 woningen per jaar. Op basis van de provinciale biedingen lijkt het doel
haalbaar om in 2024 uit te komen op de doelstelling van de bouw van 100.000 woningen
per jaar.
Twee derde betaalbaar
Ik zie dat de provincies in hun bod goede stappen hebben gezet in de doelstelling
van twee derde betaalbare woningen2, de bouw van 250.000 sociale corporatiewoningen en 350.000 woningen in het middensegment
(middenhuur en koopwoningen onder de NHG-grens). Maar ik constateer dat er nog extra
werk te doen is om deze doelstellingen te behalen. Sommige provincies hebben aangegeven
dat de prijssegmentering van een deel van hun bod en het aantal corporatiewoningen
nog onbekend is. Dit is ook logisch voor bouwplannen die verder in de tijd liggen.
Dit biedt ook ruimte om bij te sturen richting de benodigde aantallen betaalbare woningen
en corporatiewoningen. Ook op dit punt hebben provincies aangegeven in de periode
tot 1 oktober het bod tegen het licht te houden en waar nodig extra stappen te zetten.
Vervolgproces
Het bod van 1 juni van de provincies is indicatief. Provincies hebben daarbij aangeven dat de realisatie
van het bod ook samenhangt met onder meer de inzet van financiële middelen, beschikbare
ambtelijke capaciteit en het kunnen voldoen aan randvoorwaarden zoals wettelijke vereisten
voor stikstof.
In de tweede helft van juni zal ik per provincie schriftelijk reageren op de indicatieve provinciale biedingen
van 1 juni met daarbij de aandachtspunten per provincie. Ook wordt in deze periode
in de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving besloten over de locaties waar we met de
infra-investeringen versnelling kunnen realiseren. De indicatieve biedingen en het
vervolgproces van de bestuurlijke afspraken, worden ook geagendeerd voor de Bestuurlijke
Overleggen Leefomgeving in juni.
Mijn inzet is om 1 oktober definitieve afspraken te maken met de provincies. Daarvoor vraag ik de provincies,
gemeenten en waterschappen de komende maanden met elkaar en met woningbouwcorporaties,
marktpartijen en huurdersorganisaties in gesprek te gaan over het provinciale bod.
Deze gesprekken zijn gericht op een gedeeld beeld over de haalbaarheid van het bod
en de aansluiting van het bod bij de provinciale, regionale en lokale behoefte. Ik
vraag de provincies daarbij tevens mijn reactie op het indicatieve provinciale bod
te betrekken.
De definitieve woningbouwafspraken van 1 oktober met de provincies dragen bij aan
het bereiken van de nieuwbouwproductie van 900.000 tot en met 2030, het toewerken
naar een bouwproductie van 100.000 per jaar in 2024, waarvan twee derde betaalbare
woningen3. Onderdeel van deze twee derde is de bouw van 250.000 sociale corporatiewoningen
en 350.000 woningen in het middensegment. Daarnaast gaan deze afspraken ook over prijssegmentering
per jaar en afspraken over aandachtsgroepen en woningen voor ouderen (nul-tredenwoningen
en geclusterde woonvormen). Ten slotte worden (proces)afspraken over onder andere
monitoring en randvoorwaarden gemaakt.
Eind november 2022 worden in het bestuurlijk overleg MIRT besluiten genomen over de toekenning van financiële
middelen uit het Mobiliteitsfonds voor de ontsluiting van woningbouwlocaties om daarmee
versnelling van de woningbouw te realiseren. Ook worden dan de eerste investeringsbesluiten
genomen voor de grootschalige woningbouwgebieden.
Begin december besluit ik over de toekenning van de vierde tranche WBI. Ik heb uw Kamer recent geïnformeerd
over de vierde tranche van de WBI.4
In december 2022 met beperkte uitloop naar januari 2023 worden in het hele land regionale woondeals gesloten. In de woondeals wordt door provincies
en gemeenten -in regionaal verband- de woningbouwopgave vertaald naar concrete locaties
en naar afspraken over de uitvoering van de woningbouw. Alle grootschalige en grote
locaties worden, naast de andere regionale locaties van betekenende omvang, in de
regionale woondeals op kaart opgenomen. Onderdeel van deze afspraken is ook de verdeling
van de sociale woningbouw op basis van fair share, gericht op het streven naar 30%
sociale woningen voor de bestaande voorraad. Het hebben van een woondeal (of zicht
daarop) wil ik voorwaardelijk maken voor de inzet van financiële middelen zoals de
WBI.
Randvoorwaarden
Woningbouwprojecten moeten uiteraard ook voldoen aan randvoorwaarden die volgen uit
wettelijke eisen ten aanzien van klimaatadaptatie, stikstof, natuurbescherming etc.
Ik spreek met de andere overheden af via welke proces we knelpunten signaleren, adresseren
en oppakken. Dit doe ik in overleg met de andere departementen die het betreft. Dit
is een gezamenlijk en stapsgewijs proces, dat via actielijn twee van het programma
Woningbouw wordt opgepakt. Bij de afspraken op 1 oktober 2022 zal ik u nader informeren
over de uitwerking van dit proces. Daarnaast continueer ik ook de ondersteuning van
overheden bij de planvorming met bijvoorbeeld de inzet van het Expertteam woningbouw
en flexpools.
Tot slot
De realisatie van de woningbouwopgave vraagt een gezamenlijke inzet van overheden,
corporaties en marktpartijen. Met deze indicatieve provinciale afspraken is daarvoor
een belangrijke stap gezet. Ik zal uw Kamer informeren over de verdere voortgang van
de bestuurlijke afspraken.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening