Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de evaluatie 'Eerste ervaringen met de Strategische Evaluatieagenda (SEA)'
31 865 Verbetering verantwoording en begroting
Nr. 208
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juni 2022
Op 21 april jl. heeft de Commissie voor de Rijksuitgaven mij gevraagd in te gaan op
de observaties en leerpunten uit de evaluatie «Eerste ervaringen met de Strategische
Evaluatie Agenda» van Bureau Berenschot, die ik op 30 maart jl. naar het parlement
heb gestuurd (Kamerstuk 31 865, nr. 206).
Ik ben de commissie erkentelijk dat ze de oproep steunt om in de verschillende commissies
het gesprek met de bewindspersonen aan te gaan over de Strategische Evaluatie Agenda
(SEA). Aandacht hiervoor vanuit het parlement zal naar verwachting het goede gesprek
op gang brengen binnen een departement en zo stimuleren dat de planning en programmering
van evaluatieonderzoek prioriteit krijgt binnen alle departementen. Sturing en managementcommitment
en in het verlengde daarvan voldoende capaciteit en prioriteit zal vervolgens zorgdragen
voor een goede uitvoering van de departementale evaluatie agenda. Hiervoor is vooraf
belangrijk om de kennis behoefte (de «inzichtbehoefte») te bepalen. De commissie vraagt
naar de periodieke bijstelling van de SEA. Op deze punten en hoe die zich verhouden
tot mijn horizontale verantwoordelijkheid voor het evaluatiestelsel van het Rijk ga
ik hieronder nader in.
Sturing en managementcommitment
De gedachte achter de SEA is dat een goede planning en programmering van onderzoek
en evaluaties zorgt voor betere en meer bruikbare inzichten in de (voorwaarden voor)
doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid, en zo bijdraagt aan de hogere maatschappelijke
toegevoegde waarde van beleid. Het Ministerie van Financiën houdt toezicht op de kwaliteit
van dit inzicht zoals vastgelegd in de Comptabiliteitswet 2016.
Om de impact van de uitgevoerde onderzoek en evaluaties inzichtelijk te krijgen, is
in het concept van de herziening Regeling Periodieke Evaluaties het volgende opgenomen:
«De uitkomsten en eventuele doorwerking van de periodieke rapportage in termen van
nieuw beleid worden opgenomen in het departementale jaarverslag, onderdeel «beleidsconclusies»
van het betreffende beleidsthema»1. Bovendien worden met de bestedingsvoorstellen voor de Aanvullende Post alsook overige
wetgeving- en beleidsvoorstellen, conform het kader van Beleidskeuzes uitgelegd (CW
3.1), verdere stappen gezet om het evalueren verder ingebed te krijgen in de beleids-
en begrotingscyclus. De evaluatieparagraaf in die voorstellen omvat namelijk de voorgenomen
monitoring en evaluatie van de voorstellen en slaat zo de brug naar de bredere departementale
monitoring- en evaluatieprogrammeringen. De resulterende departementale SEA’s zijn
reeds onderdeel van de ontwerpbegrotingen waarop Financiën toeziet. Op deze manier
krijgt monitoring en evaluatie vroeg in het proces al interdepartementale aandacht,
dit stimuleert de sturing en het managementcommitment hierop.
Capaciteit en prioritering
Ten aanzien van het vormgeven van de evaluatiefunctie is het belangrijk dat alle departementen
hier prioriteit aan geven en capaciteit voor vrij maken. Hoe departementen vervolgens
hun evaluatiefunctie vormgeven is in eerste instantie aan elk departement zelf om
te bepalen. Dit vergt maatwerk. Elk departement kent immers zijn eigen sterktes en
uitdagingen. De afgelopen jaren hebben de departementen hier goede stappen op gezet
door bijvoorbeeld beleidsevaluatiecommissies op te zetten of de samenwerking tussen
beleids- en kennisdirecties te verbeteren. Goede voorbeelden hiervan en ervaringen
wisselen we uit via themasessies en workshops die we organiseren vanuit het structureel
overleg tussen het Ministerie van Financiën met de evaluatiecoördinatoren van alle
departementen. Een voorbeeld hiervan is de organisatie van een rondetafelbijeenkomst
met de verschillende voorzitters van de diverse beleidsevaluatiecommissies.
Tegelijkertijd is het van belang dat er blijvende aandacht is van alle departementen
inclusief de ambtelijke en politieke leiding, de Tweede Kamer en (andere) controleurs.
Het uiteindelijke slagen van het idee achter de SEA hangt hiervan af.2 Daarbij is het van belang dat er «ontkokerd» wordt gewerkt zoals mijn voorganger
schreef in zijn brief over de operatie Inzicht in Kwaliteit aan de informateurs.3 Het opstellen van een goede SEA vergt namelijk niet alleen inzet vanuit de financiële
kolom, maar juist ook inzet vanuit de juridische, kennis- en beleidskolommen binnen
departementen. Verschillende trajecten die werken aan de kwaliteit van beleid en wetgeving
zoals het vaste kader Beleidskeuzes uitgelegd (als uitwerking van artikel 3.1 van
de Comptabiliteitswet 2016) dat in Kamerbrieven wordt opgenomen4, de herziening van het Integraal Afwegingskader en «ambtelijk vakmanschap» kunnen
elkaar versterken.
Inzichtbehoefte
Het evaluatierapport en de commissie constateren beide dat de inzichtbehoeften het
fundament zijn voor een goede SEA. We zitten daarbij tot en met de begroting over
2023 nog in een overgangsperiode; de vereisten aan de inzichtbehoefte en handvatten
voor het uitwerken ervan zijn opgenomen in de concept herziening van de Regeling Periodiek
Evaluatieonderzoek (RPE).5
In het rapport van Berenschot wordt een aantal goede voorbeelden gegeven van het opstellen
van de inzichtbehoefte. Bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat zijn zowel
de stand van het huidige inzicht (kennisbasis) als de inzichtbehoeften op een heldere
wijze weergegeven per thema en per onderzoek. Bij de Directie Hoger onderwijs en Studiefinanciering van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is een sterk
punt de inbedding van monitoring en evalueren in de beleidscyclus. De SEA en dus de
evaluatieprogrammeringen worden doorlopend geactualiseerd, op basis van een inventarisatie
van beleidsontwikkelingen en van lopend en voorgenomen evaluatieonderzoek. Bij zowel
het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat als het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (en tevens bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport en het Ministerie van Financiën) zijn de inzichtbehoeften van het parlement
expliciet opgenomen. Inzichtbehoeften kunnen ook via reguliere gesprekken met het
parlement hun weg vinden richting de SEA, al dan niet gecombineerd met inzichtbehoeften
vanuit andere belanghebbenden (zoals beschreven in de concept herziening RPE die op
8 december j.l. aan het parlement is gestuurd).
Ook op het punt van de inzichtbehoefte heeft onderling leren met het evaluatierapport
over de eerste ervaringen een extra impuls gekregen. Belangrijk om te vermelden is
dat bij interdepartementale themasessies die zijn geïntroduceerd, ook nadrukkelijk
de beleidskolom wordt betrokken. Daarnaast heeft het Ministerie van Financiën handreikingen
opgesteld voor evaluatiecoördinatoren en beleidsmedewerkers over het ontwikkelen van
de SEA op basis van de inzichtbehoefte. Verder is er in samenwerking met de Rijksacademie
voor Financiën, Economie en Bedrijfsvoering een opleidingsmodule ontwikkeld.
Bijstelling van de Strategische Evaluatie Agenda
De commissie vraagt tot slot naar de tussentijdse bijstelling van de SEA. In de concept
herziening van de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek is opgenomen dat de thema-indeling
van de SEA (en daarmee de basis voor de periodieke rapportage, eens in de 4 tot 7 jaar),
tweejaarlijks kan worden gewijzigd. Ik begrijp dat de commissie vraagt naar de mogelijkheid
tot een jaarlijkse bijstelling in het licht van de volatiliteit van beleid en ik onderstreep
dat gerichte en bijtijdse evaluaties gewenst zijn. Hier zijn ex-ante en ex-durante
evaluaties bij uitstek op gericht, om te leren en tijdig inzicht op te doen. Binnen
de thema-indeling kunnen jaarlijks aanpassingen en aanvullingen in de inzichtbehoefte
en de evaluatieagendering worden gemaakt.
Voor het opdoen van een zorgvuldig fundament van inzicht, is het echter van belang
te werken aan een basis van enkele jaren aan monitoring en evaluaties. Het jaarlijks
wijzigen van een thema dat richtinggevend is voor de evaluatieprogrammering doorkruist
dit. Tegelijkertijd hebben we gezien dat bijvoorbeeld de ministeries van Economische
Zaken en Klimaat, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Financiën, de coronasteunmaatregelen
als tijdelijk thema op de SEA hebben opgenomen. Ik zie de tweejaarlijkse bijstelling
dan ook als het uitgangspunt, waarbij in voorkomende gevallen in goed overleg met
het Ministerie van Financiën kan worden besloten de indeling eerder te wijzigen.
Tot slot wil ik de commissie danken voor haar aandacht voor het onderwerp. Een nadrukkelijke
voorwaarde voor succesvol evalueren en succesvolle evaluaties is dat het kabinet en
Kamer in het debat evaluaties gebruiken om zo de geleerde lessen te delen, toe te
passen en het beleid te verbeteren.
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
Indieners
-
Indiener
S.A.M. Kaag, minister van Financiën