Brief regering : Geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen van 9 en 10 juni 2022
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 558
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 mei 2022
Op 9 en 10 juni 2022 vindt de Raad voor Concurrentievermogen plaats over de onderdelen
interne markt en industrie, onderzoek en ruimtevaart. Met deze brief stuur ik u de
geannoteerde agenda met daarin een beschrijving van de discussiepunten en de Nederlandse
inzet. Het deel over onderzoek is mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
Inleiding
De Raad voor Concurrentievermogen (hierna: Raad) op 9 en 10 juni 2022 staat in het
teken van drie onderdelen: 1. Interne markt en industrie op 9 juni, 2. Onderzoek en
3. Ruimtevaart op 10 juni. Deze indeling wordt ook aangehouden in deze geannoteerde
agenda. Daarnaast bevat deze geannoteerde agenda een appreciatie van de akkoorden
over de Verordening Digitale Markten (Digital Markets Act) en Verordening Digitale Diensten (Digital Services Act), een verslag van de informele ministeriële bijeenkomst over toerisme in Dijon op
17 en 18 maart 2022 en een kabinetsreactie op een aanbeveling van de Europese Commissie
(hierna: Commissie) over tijdelijke erkenning beroepskwalificaties Oekraïense vluchtelingen.
Interne markt en industrie
Het onderdeel interne markt en industrie staat in het teken van een beleidsdebat over
een voortgangsrapportage van het Franse voorzitterschap over de Chips Act, een algemene
oriëntatie over de richtlijn consumentenkredieten en een beleidsdebat over de versterking
van de weerbaarheid van strategische industriële ecosystemen. Onder de diversenpunten
staat een presentatie van het Franse voorzitterschap geagendeerd over de voortgang
in de onderhandelingen over de Herziene Richtlijnen Grotere rol voor de consument
bij de groene transitie. Tot slot presenteert het inkomende Tsjechische voorzitterschap
het werkprogramma voor de periode 1 juli – 31 december 2022.
Beleidsdebat Voortgangsrapport Chips Act
De Raad spreekt tijdens een beleidsdebat over een voortgangsrapport van het Franse
voorzitterschap over de Chips Act. De Commissie publiceerde het voorstel voor de Chips
Act op 8 februari 2022. Over het voorstel wordt op dit moment onderhandeld in de Raad.
In het voortgangsrapport reflecteert het voorzitterschap op de onderhandelingen tot
nu toe en gaat het in op de belangrijkste aandachtspunten voor de vervolgonderhandelingen.
De belangrijkste discussiepunten in de onderhandelingen hebben betrekking op de praktische
uitwerking van de European Chips Infrastructure Consortia en regels rondom de competence centers onder pijler 1; de definitiecriteria van het label «first of a kind» – in relatie tot innovatie – en behoud gelijk speelveld met de voorgestelde productiefaciliteiten
onder pijler 2; en de rol van Commissie en verduidelijking van de definitie van de
marktverstorende interventies binnen het crisismechanisme onder pijler 3.
Het kabinet verwelkomt de Chips Act en de ambitie om het Europese ecosysteem voor
halfgeleiders te versterken. Nederland hanteert hierbij als uitgangspunt dat openheid
van de mondiale waardeketens wordt behouden en dat investeringen zich richten op de
technologieën van de toekomst. Hierbij zijn robuuste staatssteunregels van belang
om een subsidierace te voorkomen. Nederland is een belangrijke speler in de mondiale
halfgeleiderindustrie en had een proactieve rol in de totstandkoming van de EU Chips
Act. Uw Kamer is eind 2021 geïnformeerd over een non-paper met de Nederlandse inzet
voor de EU Chips Act1. Uw Kamer is geïnformeerd over de kabinetsinzet via een BNC-fiche2. Daarnaast ontvangt uw Kamer op korte termijn beantwoording van schriftelijke vragen
over de Chips Act.
Nederland zal tijdens de Raad de Chips Act verwelkomen en onderstrepen dat het van
belang is om het Europese ecosysteem voor halfgeleiders te versterken. Daarnaast zal
Nederland markeren dat een subsidierace moet worden voorkomen bij het vergroten van
de Europese productiecapaciteit. Ook zal Nederland om verduidelijking vragen over
het crisismechanisme.
In algemene zin verwelkomen lidstaten het voorstel voor de Chips Act. Lidstaten sturen
aan op voldoende tijd voor grondige bestudering van het voorstel en verzoeken duidelijkheid
over onderdelen van het voorstel en over het verdere proces. Het Europees parlement
heeft nog geen positie ingenomen over de Chips Act.
Algemene oriëntatie Verordening inzake Richtlijn consumentenkrediet (Consumer Credit
Directive)
Op de agenda staat de algemene oriëntatie van de Consumer Credit Directive (CCD).
Het voorstel is op 30 juni 2021 door de Europese Commissie gepubliceerd en is een
herziening van de Richtlijn consumentenkrediet (2008/48/EC). Het Europees parlement
heeft nog geen positie ingenomen. Naar verwachting zullen eind 2022 de triloogonderhandelingen
starten tussen de Raad, het Europees parlement en de Commissie.
In de afgelopen periode zijn de onderhandelingen over de CCD in de Raad in een hoog
tempo verlopen. Dit weerspiegelt de breed gedragen ambitie binnen de Raad om deze
regelgeving op korte termijn in werking te laten treden. Naar verwachting zullen alle
lidstaten het aannemen van een algemene oriëntatie tijdens de Raad voor Concurrentievermogen
steunen. Binnen de Raad is er brede steun voor de hoofdlijnen uit het voorstel voor
de CCD. Het gaat dan bijvoorbeeld om het uitbreiden van de reikwijdte van de richtlijn,
het herzien van informatieverplichtingen voor kredietverstrekkers en het uitzonderen
van de richtlijn van reguliere facturen.
Het kabinet steunde in het BNC-fiche3 het voorstel van de Commissie omdat het de richtlijn versterkt, moderniseert en toekomstbestendig
maakt. Het kabinet vindt het belangrijk dat consumenten in de hele EU een hoog beschermingsniveau
genieten en dat er een gelijk speelveld is voor kredietverstrekkers. Tegelijkertijd
maakt het kabinet altijd een op risico’s gebaseerde afweging, met oog voor consumentenbescherming
enerzijds en proportionaliteit en toegankelijkheid tot het krediet anderzijds. Meerdere
aandachtspunten uit de kabinetsinzet in het BNC-fiche zijn meegenomen in de algemene
oriëntatie. Zo vallen kredieten zonder rente en overige kosten en ook kredieten onder
de 200 euro nu onder de reikwijdte. Ook blijft de krediettoets een belangrijk instrument
om overkreditering te voorkomen. Een ander aandachtspunt van het kabinet was dat het
maken van bewuste keuzes wordt gefaciliteerd. In de algemene oriëntatie is overgenomen
dat als directe betaling mogelijk is, betalen met krediet niet als standaardoptie
aangeboden mag worden.
Het kabinet was graag ambitieuzer geweest dan de huidige algemene oriëntatie op het
gebied van informatieverstrekking vanuit de kredietgever, met het oog op proportionaliteit
en leesbaarheid. Ook wilde het kabinet alle vormen van lease onder de reikwijdte brengen
middels een proportioneel regime. Daarnaast had het kabinet graag gezien dat er meer
aandacht was besteed aan het beperken van mogelijkheden om kostenplafonds voor krediet
te kunnen omzeilen. In Nederland wordt hier al invulling aan gegeven door het hanteren
van een maximale kredietvergoeding in plaats van een renteplafond.
Lidstaten, waaronder Nederland, kunnen naar verwachting instemmen met de algemene
oriëntatie.
Beleidsdebat versterking weerbaarheid industriële ecosystemen
De Raad spreekt tijdens een beleidsdebat over versterking van de weerbaarheid van
strategische industriële ecosystemen.
Recente ontwikkelingen onderstrepen het belang om de weerbaarheid en geo-economische
positie van de EU te versterken. Het kabinet hanteert daarbij openheid en internationale
samenwerking als belangrijke uitgangspunten. Versterking van de geo-economische positie
is breder dan het verminderen van strategische afhankelijkheden en begint bij het
versterken van de eigen economie, door onder andere versterking van de interne markt,
waarborgen van een gelijk speelveld, doorvoeren van structurele hervormingen en stimuleren
van investeringen (zowel publiek als privaat) in de groene- en digitale transities
en in gekwalificeerd personeel.
Daarnaast is het van belang om de risico’s van ongewenste strategische afhankelijkheden
te verminderen. Deze ongewenste afhankelijkheden kunnen impact hebben op de weerbaarheid
van de EU en het vermogen van Nederland en de EU om de eigen publieke belangen te
borgen in een wereld waarin landen onderling sterk verbonden zijn. Het is daarom belangrijk
om strategische afhankelijkheden ten opzichte van landen buiten de EU in kaart te
brengen. Het kabinet wil de risico’s van afhankelijkheden van strategische goederen
en grondstoffen verminderen door onder andere productie van cruciale (half)producten
in Europa en diversificatie van productieketens. De risico’s en afhankelijkheden verschillen
per sector en er zal dus maatwerk nodig zijn. Ongewenste strategische afhankelijkheden
moeten aangepakt worden door onder andere innovatie te stimuleren en substituten te
zoeken voor kritieke materialen. Daarnaast kan circulaire productie een belangrijke
bijdrage leveren, zodat materialen herbruikbaar zijn.
Diversenpunten
Het voorzitterschap geeft een update over onderhandelingen over het voorstel voor
de herziene richtlijnen voor een grotere rol van de consument in de groene transitie.
De Commissie publiceerde dit voorstel op 30 maart jl., als onderdeel van een breder
pakket dat uitvoering moet geven aan het Actieplan Circulaire Economie van de Commissie.
De onderhandelingen in de Raad zijn net gestart. De kabinetsinzet is via een BNC-fiche
met uw Kamer gedeeld4.
Ruimtevaart
Raadsconclusies EU-aanpak Ruimteverkeersbeheer
De Raad beoogt Raadsconclusies aan te nemen over een EU-aanpak van ruimteverkeersbeheer.
Met de wereldwijde groei van de ruimtevaart nemen ook de zorgen over een veilige en
duurzame ruimtevaart toe. Daarom is ruimteverkeersbeheer hard nodig. De Raadsconclusies
zijn gericht op drie pijlers: versterking van de bewakings- en volgcapaciteiten van
ruimteobjecten (space surveillance and tracking, SST); coördinatie van regelgeving en standaardisatie; en de versterking van de stem
van de Unie op het internationale toneel om deze gemeenschappelijke aanpak te bevorderen.
Deze pijlers zijn belangrijk voor Europese autonome toegang tot en gebruik van de
ruimte. Nederland heeft ingezet op een duidelijke verwijzing naar het EU SST partnerschap,
waaraan Nederland op termijn graag een bijdrage zou leveren. Verder benoemen de Raadsconclusies,
conform Nederlandse inzet, de belangrijke rol van Europese Ruimtevaartorganisatie
ESA in ruimteverkeersbeheer. Nederland kan naar verwachting instemmen met de Raadsconclusies.
Raadsconclusies Copernicus in 2035
De Raad beoogt Raadsconclusies aan te nemen over Copernicus in 2035. Dankzij het Copernicus-programma
is Europa een wereldleider op het gebied van aardobservatie. Die positie wil Europa
behouden. De Raadsconclusies bieden een lange termijn visie op Copernicus, voortbouwend
op drie pijlers: de Green Deal, digitale transitie en veiligheid om bij te dragen
aan een weerbaar Europa. Daarbij gaat het in het bijzonder om het vergroten van de
bijdrage van het programma aan klimaatkwesties, de rol van new space in het ruimtevaartecosysteem en de bijdrage van het programma aan de veiligheidsuitdagingen
van de Unie. Alle lidstaten, inclusief Nederland, staan positief tegenover de essentie
van de conclusies. Nederland heeft ingezet op het onderschrijven van het Europese
Ruimtevaartagentschap ESA als core partner. Verder benoemen de Raadsconclusies, conform Nederlandse inzet, het belang van in-situ
monitoring voor de kalibratie en validatie van satellietdata, en is er aandacht voor
het wegnemen van belemmeringen in beleid en regelgeving die het gebruik van aardobservatiedata
verhinderen. Nederland kan naar verwachting instemmen met de Raadsconclusies.
Beleidsdebat Weerbaarheid en Concurrentievermogen van het EU- Ruimtevaartprogramma
De Raad spreekt tijdens een beleidsdebat over de weerbaarheid en het concurrentievermogen
van het EU-Ruimtevaartprogramma. Daarbij zal worden ingegaan op de vraag welke maatregelen
de EU kan nemen om de weerbaarheid van het EU-ruimtevaartprogramma te versterken en
de uitdagingen op het gebied van concurrentievermogen het hoofd te bieden. In dat
kader zal Nederland ingaan op het belang van het spoedig verder uitwerken van de EU-aanpak
voor ruimteverkeersbeheer. Daarbij is het belangrijk oog te houden voor het einddoel:
een mondiaal systeem voor ruimteverkeersbeheer. Tevens is het op te richten EU SST
partnerschap, waarmee Lidstaten hun capaciteiten voor het monitoren en bewaken van
ruimteobjecten bundelen, van groot belang voor de weerbaarheid van het EU-ruimtevaarprogramma.
Tot slot zal Nederland benadrukken dat het Programma voor Beveiligde Connectiviteit
een belangrijke bijdrage kan leveren aan het concurrentievermogen binnen de Unie,
met name door het goed betrekken van mkb en start-ups.
Onderzoek
Dit deel van de geannoteerde agenda is mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap en gaat enkel over het onderzoeksdeel van de Raad.
Raadsconclusies Europese Missies
De Raad beoogt Raadsconclusies aan te nemen over de EU-missies. De EU-missies vinden
hun oorsprong in Horizon Europe, het Europese Kaderprogramma voor Onderzoek en Innovatie
(2021–2027). De vijf EU-missies werden in september 2021 bij Mededeling gelanceerd5 en kennen ambitieuze doelstellingen voor de aanpak van maatschappelijke problemen
op het gebied van gezondheid, klimaat en het milieu, binnen een tijdshorizon tot 2030.6 Het gaat bij de EU-missies om een nieuwe manier van samenwerken op het gebied van
onderzoek en innovatie dwars door sectoren, disciplines en bestuurslagen heen om het
leven van mensen in de Europese Unie en daarbuiten tastbaar te verbeteren. De Raadsconclusies
worden door de lidstaten breed verwelkomd omdat ze een impuls geven aan implementatie
van de EU-missies. Overkoepelend onderwerp in de Raadsconclusies is hoe met een missie-gedreven
benadering van onderzoek en innovatie kan worden bijgedragen aan beleid gericht op
maatschappelijke uitdagingen. Daarnaast komen aansturing van de missies, betrokkenheid
van burgers en monitoring en evaluatie aan bod. Hoofdpunt voor Nederland was dat de
Raadsconclusies de Commissie oproepen om duidelijkheid te geven over welke andere
EU-programma’s en -instrumenten dan Horizon Europe zullen investeren in de EU-missies.
Het is daarbij voor Nederland belangrijk dat de financiering voor acties uit de missies
wordt verstrekt volgens de regels van de betreffende programma’s. In het geval van
Horizon Europe betekent dit een focus op onderzoek en innovatie, op basis van de criteria
excellentie en impact. Dit is op een goede manier verwerkt in de Raadsconclusies,
waardoor de tekst aangenomen kan worden.
Raadsconclusies Principes en waarden voor internationale samenwerking op het gebied
van onderzoek en innovatie
De Raad beoogt om de Raadsconclusies over principes en waarden voor internationale
samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie aan te nemen. Deze bieden de
uitgangspunten van waaruit de Europese Unie en Europese lidstaten willen samenwerken
met derde landen. Voorbeelden van deze waarden en principes zijn wederkerigheid, academische
vrijheid en wetenschappelijke integriteit. Deze Raadsconclusies liggen in het verlengde
van de Bonn Declaration on «Freedom of Scientific Research» uit 2020, waarin academische
vrijheid als één van de sleutelwaarden van de Europese Unie is opgenomen. Nederland
steunt, samen met de andere Europese lidstaten, dit initiatief. Nederland zet al langere
tijd in op open samenwerking in onderzoek, onderwijs en innovatie, met aandacht voor
de gedeelde Europese waarden en principes zoals nu ook benoemd in deze Raadsconclusies.
Nederland steunt daarbij de aandacht voor kennisveiligheid. Zoals het kabinet in de
Kamerbrief7 kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap van al schreef, kan een aanpak alleen
effectief zijn als we samen met onze partners optrekken. Dat geldt zeker binnen de
Europese Unie, waarbinnen sprake is van een gemeenschappelijke onderzoeks- en onderwijsruimte
en vrij verkeer. Ook de herbevestiging van het belang open science, gendergelijkeid
en de rol van wetenschap en innovatie in het oplossen van maatschappelijke uitdagingen
wordt door Nederland positief ontvangen.
Raadsconclusies Open Science
De Raad beoogt Raadsconclusies aan te nemen over open science. Het komen tot een nieuw,
internationaal systeem van erkennen en waarderen maakt een belangrijk onderdeel uit
van de Raadsconclusies. De Raadsconclusies bouwen voort op de Raadsconclusies over
open science die de Raad onder Nederlands voorzitterschap in mei 2016 heeft aangenomen.
Frankrijk is het eerste voorzitterschap dat dit thema sinds het Nederlandse voorzitterschap
agendeert. De Raadsconclusies worden door de lidstaten, waaronder Nederland, breed
gesteund. Het is een belangrijke volgende stap, omdat met deze Raadsconclusies de
lidstaten aangeven gezamenlijk te willen optrekken in de internationale transitie
naar open science en naar een ander systeem van erkennen en waarderen. Deze transities
kunnen namelijk alleen worden gerealiseerd door het (internationaal) bundelen van
krachten. Met de Raadsconclusies ligt er een mooi, gebalanceerd document met oog voor
de diverse wetenschappelijke disciplines, verschillende talen, digitale infrastructuren,
erkennen en waarderen en het belang van open science in het licht van de uitdagingen
van de huidige tijd. Open science is al jarenlang een beleidsprioriteit van de Nederlandse
regering. In het Coalitieakkoord 2021–2025 (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) staat dat open science de norm moet worden in wetenschappelijk onderzoek. De tekst
van de Raadsconclusies is in lijn met het Nederlandse beleid en kan daarmee worden
aangenomen.
Beleidsdebat Ondersteuning van jonge onderzoekers in tijden van crisis
De Raad zal debatteren over de mogelijkheden om jonge onderzoekers te ondersteunen
in tijden van crisis, zoals de Covid-19 pandemie of de oorlog in Oekraïne. De verwachting
is dat veel lidstaten, net als Nederland, het belangrijk vinden dat jonge onderzoekers
ook in moeilijke tijden genoeg perspectieven hebben. Vermoedelijk zullen lidstaten
delen wat zij op nationaal niveau ondernemen om ervoor te zorgen dat deze groep voldoende
ondersteuning krijgt in tijden van crisis, met bijzondere aandacht voor de genomen
maatregelen tijdens de COVID-19 pandemie en momenteel het opvangen van gevluchte Oekraïense
wetenschappers. Daarnaast zullen lidstaten mogelijk benadrukken dat onderzoekers zo
goed mogelijk moeten worden voorbereid op een toekomstige crisis en dat het Europese
onderzoeks- en innovatiebeleid daarin een rol kan spelen. Nederland zal aandacht vragen
voor het ondersteunen van jonge onderzoekers in tijden van crisis en een aantal nationale
ervaringen delen zoals het Nationaal Programma Onderwijs en de gastwerkplekken voor
gevluchte Oekraïense wetenschappers.
Diversenpunten
Het Franse voorzitterschap zal terugblikken op de evenementen en activiteiten tijdens
hun voorzitterschap. Daarna zal de Europese Commissie informatie verschaffen over
de stand van zaken bij de tenuitvoerlegging van het nieuwe bestuur van de Europese
Onderzoeksruimte. Afsluitend zal het inkomende Tsjechische Voorzittershap een presentatie
geven over de prioriteiten van hun voorzitterschap.
Overig
Appreciatie voorlopige akkoorden Verordening Digitale Markten en Verordening Digitale
Diensten
Op 15 december 2020 heeft de Commissie voorstellen gepubliceerd voor de Verordening
inzake Digitale Markten (Digital Markets Act, hierna: DMA) en de Verordening inzake Digitale Diensten (Digital Services Act, hierna: DSA). In februari 2021 heeft het kabinet in separate BNC-fiches8 uw Kamer geïnformeerd over de Nederlandse inzet voor deze voorstellen. In de geannoteerde
agenda van de Raad voor Concurrentievermogen in november 20219 heeft het kabinet een appreciatie gegeven van de algemene oriëntaties van de Raad
voor beide voorstellen. Het Europees parlement, de Commissie en de Raad bereikten
in maart een voorlopig politiek akkoord over de DMA en in april over de DSA10. De akkoorden worden naar verwachting aankomende zomer plenair ter stemming gebracht
in het Europees parlement en worden daarna formeel aangenomen in de eerstvolgende
Raad. Hieronder wordt uw Kamer geïnformeerd over het verdere proces en de voor Nederland
belangrijkste wijzigingen in de akkoorden ten opzichte van de algemene oriëntatie.
Verordening Digitale Markten
Het doel van de DMA is om consumenten en ondernemers te beschermen en te zorgen voor
meer concurrentie op digitale markten. Er zijn grote zorgen over de machtige positie
en toenemende afhankelijkheid van poortwachterplatforms, waar consumenten en ondernemers
nauwelijks omheen kunnen. Dit kan toetreding en doorgroei van ondernemingen verhinderen
en ertoe leiden dat consumenten de dupe worden door hogere prijzen, lagere kwaliteit
of minder keuzevrijheid. Met de DMA kunnen vooraf verplichtingen aan poortwachters
worden opgelegd, waar nu alleen achteraf ingrijpen mogelijk is. Het vorige kabinet
heeft zich sinds 2019 sterk gemaakt voor Europese regelgeving voor platforms met een
poortwachtersfunctie. Het kabinet is mede om die reden erg positief over de komst
van de DMA.
Het kabinet ziet veel van haar inzet terugkomen in de tekst van het akkoord. Zo wordt
er beter rekening mee gehouden dat grote platforms meerdere diensten aanbieden en
zo hun positie kunnen versterken (ecosysteemvorming) en zijn de verplichtingen rond
interoperabiliteit uitgebreid. Verder is de ondersteunende rol van nationale toezichthouders
mede dankzij de inzet van Nederland versterkt. Ondernemers kunnen hierdoor laagdrempeliger
problemen melden bij nationale mededingingsautoriteiten. Daarnaast kan de informatie
die poortwachters op basis van de DMA moeten verstrekken over fusies en overnames
nu ook worden gebruikt bij de beoordeling van die fusies en overnames. Tenslotte kan
de Commissie ook bepaalde artikelen aanpassen via gedelegeerde handelingen. Dit draagt
bij aan de toekomstbestendigheid van de DMA, omdat de Commissie zo kan inspelen op
nieuwe ontwikkelingen in de digitale economie.
Na plenaire stemming in het Europees parlement en goedkeuring van de Raad, wordt de
DMA gepubliceerd in het publicatieblad van de Europese Unie. De inwerkingtreding van
de DMA is zes maanden na publicatie, naar verwachting zal dit dus begin 2023 zijn.
Ik zal u na de zomer nader informeren over de verdere stappen die het kabinet zal
gaan ondernemen voor een effectieve uitvoering van de DMA.
Verordening Digitale Diensten
De DSA verdiept de digitale interne markt en bevat diverse wenselijke en noodzakelijke
verbeteringen in de bestrijding van illegale inhoud, terwijl de vrijheid van meningsuiting
beschermd blijft. De Verordening leidt ook tot een betere consumentenbescherming.
Door de DSA krijgen online platformen en marktplaatsen meer verantwoordelijkheid voor
de gevolgen van hun diensten op mensen, bedrijven, en de maatschappij. Bovendien zorgt
de DSA er op zorgvuldige wijze voor dat grote online platformen meer verantwoordelijkheid
moeten nemen voor de bestrijding van desinformatie.
Het kabinet is positief over het bereikte akkoord. Specifiek is het kabinet positief
over het behoud van de kernprincipes uit de E-commerce Richtlijn. Zoals het beperkte
aansprakelijkheidsregime voor online tussenpersonen, het land-van-oorsprong beginsel
als basis voor de interne markt, en het verbod op een algemene monitoringsverplichting.
Deze waarborgen zijn van groot belang voor de interne markt en de vrijheid van meningsuiting
online.
In het compromis worden verder strenge regels gesteld aan het gebruik van persoonsgegevens
voor het aanbieden van advertenties. Zo wordt het voor online platformen verboden
om voor advertenties gebruik te maken van bijzondere persoonsgegevens. Het richten
van advertenties op grond van iemands geloofsovertuiging, politieke opvattingen, of
informatie over diens gezondheid wordt voor hen daarmee verboden. Specifiek voor minderjarigen
wordt het in het algemeen verboden om profiling toe te passen om hen advertenties te tonen. Dit vormt in wezen een verbod op gepersonaliseerd
adverteren richting minderjarigen. Het levert een bijdrage aan de doelstelling uit
het regeerakkoord om minderjarigen beter te beschermen tegen ongepaste online reclame.
Het kabinet is hier zodoende positief over en heeft gedurende de trilogen constructief
bijgedragen aan het bereiken van een uitvoerbaar en privacy-vriendelijk compromis
op deze wens van het Europees parlement.
In het compromis is ook een nieuwe bevoegdheid opgenomen voor de Europese Commissie.
Deze houdt in dat zij tijdens een crisis, die een serieuze bedreiging vormt voor de
publieke veiligheid of volksgezondheid, zeer grote online platformen kan verplichten
om in feite een tussentijdse risicoanalyse te verrichten zoals bedoeld in artikel
27 DSA. Nederland heeft ervoor gepleit om lidstaten zeggenschap te geven over de vraag
of dit instrument kan worden ingezet. Hiervoor was echter onvoldoende steun, omdat
er zorgen waren over een trager besluitvormingsproces wanneer het via de Raad moet.
De robuuste waarborgen waarvoor het kabinet zich sterk heeft gemaakt, zoals de tijdelijkheid
van de inzet, maken het een acceptabel compromis.
Een laatste wijziging is de inwerkingtredingstermijn. In het compromis is overeengekomen
dat de DSA op zijn vroegst op 1 januari 2024 in werking treedt, maar in ieder geval
niet eerder dan 15 maanden na publicatie. Dit is korter dan de 18 maanden die lidstaten
wilden, maar langer dan de 3 maanden waar de Commissie om vroeg. Deze 15 maanden zijn
minstens noodzakelijk voor zowel bedrijven als overheden. Bedrijven moeten aanpassingen
plegen om alle nieuwe verplichtingen na te leven. Overheden moeten zorgen dat er nationaal
toezicht kan worden gehouden. Dit vergt uitvoeringswetgeving die door het parlement
zal moeten worden besproken en goedgekeurd. De overeengekomen inwerkingtredingstermijn
is daarmee ambitieus. Ik ben van plan om u na de zomer een brief te sturen over de
verdere stappen die ik onderneem ter uitvoering van de DSA en DMA.
Na plenaire stemming in het Europees parlement en formele goedkeuring van de Raad
wordt de DSA gepubliceerd in het publicatieblad van de Europese Unie. Hierna begint
de inwerkingtredingstermijn te lopen. De verwachting is dat de DSA dan per begin 2024
in werking treedt.
Verslag informele Ministeriele bijeenkomst over toerisme in Dijon op 17 en 18 maart
2022
Tijdens de informele ministeriële bijeenkomst over toerisme spraken lidstaten over
de ontwikkeling van Europa als duurzame toerismebestemming, het belang van toerisme
van Europeanen binnen Europa (inter-Europees toerisme) en het transitiepad11 toerisme. Daarnaast stonden lidstaten stil bij het conflict in de Oekraïne en wat
dat voor de toerisme sector betekent.
Vrijwel alle lidstaten herkenden zich in de uitdagingen op het gebied van verduurzaming
en digitalisering en bevestigden het belang van grensoverschrijdende samenwerking.
Veel lidstaten noemden hierbij ook de betekenis van gedeeld erfgoed en cultuur. Ook
benadrukten lidstaten hierbij het belang van duurzaam transport zoals goede grensoverschrijdende
treinverbindingen.
Daarnaast vroeg Commissaris Breton aandacht voor het grote personeelstekort in deze
sector, dat geschat wordt op 1,5 miljoen werknemers. Breton gaf aan dat voor succesvolle
ondersteuning van de transities in deze sector reskilling en upskilling van werknemers essentieel is. Hij verwees hierbij naar het EU-Pact voor vaardigheden.
Vrijwel alle lidstaten bevestigden dat deze uitdaging hoge prioriteit heeft. Lidstaten
noemden verschillende initiatieven op dit gebied, variërend van projecten voor omscholing
tot specifieke trainingen voor mkb’ers op het gebied van duurzaamheid en digitalisering.
Verder werd gesproken over het transitiepad toerisme. Nederland en veel andere lidstaten
verwelkomden het transitiepad en waren tevreden met het geleverde werk. Voor veel
lidstaten is het transitiepad een inspiratiebron voor acties waarmee ze ook binnen
hun eigen land aan de slag kunnen. De acties uit het transitiepad kunnen een goede
basis vormen voor de Europese toerismeagenda 2030–2050. Onder het inkomend Tsjechisch
voorzitterschap zal dit verder uitgewerkt worden.
Tijdelijke erkenning beroepskwalificaties Oekraïense vluchtelingen
De Commissie heeft bij aanbeveling van 5 april 2022 (Aanbeveling (EU) 2022/554) lidstaten
aangespoord te zorgen voor een versnelde en soepele procedure voor de erkenning van
beroepskwalificaties van mensen die op de vlucht zijn door de Russische invasie van
Oekraïne. Dit geldt in het bijzonder voor beroepen in de gezondheidszorg, de kinderopvang
en het onderwijs. Deze groep personen die tijdelijke bescherming geniet, moet waar
mogelijk geholpen worden.
Erkenning van beroepskwalificaties vereist uitwisseling van gegevens tussen landen.
Omdat Oekraïne geen EU-lidstaat is, zal uitwisseling van gegevens niet altijd gemakkelijk
of zelfs onmogelijk zijn. Voor de Verklaring Omtrent Gedrag geldt dat als een persoon
met een andere EU-nationaliteit in Nederland een VOG aanvraagt voor het werken met
minderjarigen, ook de strafrechtelijke gegevens worden opgevraagd uit het land van
de aanvragers nationaliteit. Het is niet mogelijk om strafrechtelijke gegevens uit
Oekraïne op te vragen en te betrekken bij de VOG-beoordeling, omdat Oekraïne niet
tot de Europese Unie behoort. De aard van de betrokken beroepen maakt dat een zorgvuldigheid
in het aannamebeleid van beroepsbeoefenaren noodzakelijk is.
Het kabinet werkt aan sectorale mogelijkheden die recht doen aan de urgentie van de
situatie, maar met gepaste aandacht voor de belangen van de personen waarmee deze
beroepsbeoefenaren werken. Het Ministerie van OCW werkt momenteel uit hoe bevoegde
leraren uit Oekraïne zo snel mogelijk erkend lessen kunnen gaan verzorgen op scholen
voor het primair en voortgezet onderwijs. Er wordt daarbij gekeken hoe knelpunten
in het erkenningsproces van DUO kunnen worden weggenomen.
Indieners
-
Indiener
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.