Brief regering : Geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen van 9 en 10 juni 2022
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 558
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 mei 2022
Op 9 en 10 juni 2022 vindt de Raad voor Concurrentievermogen plaats over de onderdelen
                  interne markt en industrie, onderzoek en ruimtevaart. Met deze brief stuur ik u de
                  geannoteerde agenda met daarin een beschrijving van de discussiepunten en de Nederlandse
                  inzet. Het deel over onderzoek is mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en
                  Wetenschap.
               
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
                  M.A.M. Adriaansens
Inleiding
De Raad voor Concurrentievermogen (hierna: Raad) op 9 en 10 juni 2022 staat in het
                  teken van drie onderdelen: 1. Interne markt en industrie op 9 juni, 2. Onderzoek en
                  3. Ruimtevaart op 10 juni. Deze indeling wordt ook aangehouden in deze geannoteerde
                  agenda. Daarnaast bevat deze geannoteerde agenda een appreciatie van de akkoorden
                  over de Verordening Digitale Markten (Digital Markets Act) en Verordening Digitale Diensten (Digital Services Act), een verslag van de informele ministeriële bijeenkomst over toerisme in Dijon op
                  17 en 18 maart 2022 en een kabinetsreactie op een aanbeveling van de Europese Commissie
                  (hierna: Commissie) over tijdelijke erkenning beroepskwalificaties Oekraïense vluchtelingen.
               
Interne markt en industrie
Het onderdeel interne markt en industrie staat in het teken van een beleidsdebat over
                  een voortgangsrapportage van het Franse voorzitterschap over de Chips Act, een algemene
                  oriëntatie over de richtlijn consumentenkredieten en een beleidsdebat over de versterking
                  van de weerbaarheid van strategische industriële ecosystemen. Onder de diversenpunten
                  staat een presentatie van het Franse voorzitterschap geagendeerd over de voortgang
                  in de onderhandelingen over de Herziene Richtlijnen Grotere rol voor de consument
                  bij de groene transitie. Tot slot presenteert het inkomende Tsjechische voorzitterschap
                  het werkprogramma voor de periode 1 juli – 31 december 2022.
               
Beleidsdebat Voortgangsrapport Chips Act
De Raad spreekt tijdens een beleidsdebat over een voortgangsrapport van het Franse
                  voorzitterschap over de Chips Act. De Commissie publiceerde het voorstel voor de Chips
                  Act op 8 februari 2022. Over het voorstel wordt op dit moment onderhandeld in de Raad.
                  In het voortgangsrapport reflecteert het voorzitterschap op de onderhandelingen tot
                  nu toe en gaat het in op de belangrijkste aandachtspunten voor de vervolgonderhandelingen.
                  De belangrijkste discussiepunten in de onderhandelingen hebben betrekking op de praktische
                  uitwerking van de European Chips Infrastructure Consortia en regels rondom de competence centers onder pijler 1; de definitiecriteria van het label «first of a kind» – in relatie tot innovatie – en behoud gelijk speelveld met de voorgestelde productiefaciliteiten
                  onder pijler 2; en de rol van Commissie en verduidelijking van de definitie van de
                  marktverstorende interventies binnen het crisismechanisme onder pijler 3.
               
Het kabinet verwelkomt de Chips Act en de ambitie om het Europese ecosysteem voor
                  halfgeleiders te versterken. Nederland hanteert hierbij als uitgangspunt dat openheid
                  van de mondiale waardeketens wordt behouden en dat investeringen zich richten op de
                  technologieën van de toekomst. Hierbij zijn robuuste staatssteunregels van belang
                  om een subsidierace te voorkomen. Nederland is een belangrijke speler in de mondiale
                  halfgeleiderindustrie en had een proactieve rol in de totstandkoming van de EU Chips
                  Act. Uw Kamer is eind 2021 geïnformeerd over een non-paper met de Nederlandse inzet
                  voor de EU Chips Act1. Uw Kamer is geïnformeerd over de kabinetsinzet via een BNC-fiche2. Daarnaast ontvangt uw Kamer op korte termijn beantwoording van schriftelijke vragen
                  over de Chips Act.
               
Nederland zal tijdens de Raad de Chips Act verwelkomen en onderstrepen dat het van
                  belang is om het Europese ecosysteem voor halfgeleiders te versterken. Daarnaast zal
                  Nederland markeren dat een subsidierace moet worden voorkomen bij het vergroten van
                  de Europese productiecapaciteit. Ook zal Nederland om verduidelijking vragen over
                  het crisismechanisme.
               
In algemene zin verwelkomen lidstaten het voorstel voor de Chips Act. Lidstaten sturen
                  aan op voldoende tijd voor grondige bestudering van het voorstel en verzoeken duidelijkheid
                  over onderdelen van het voorstel en over het verdere proces. Het Europees parlement
                  heeft nog geen positie ingenomen over de Chips Act.
               
Algemene oriëntatie Verordening inzake Richtlijn consumentenkrediet (Consumer Credit
                     Directive)
Op de agenda staat de algemene oriëntatie van de Consumer Credit Directive (CCD).
                  Het voorstel is op 30 juni 2021 door de Europese Commissie gepubliceerd en is een
                  herziening van de Richtlijn consumentenkrediet (2008/48/EC). Het Europees parlement
                  heeft nog geen positie ingenomen. Naar verwachting zullen eind 2022 de triloogonderhandelingen
                  starten tussen de Raad, het Europees parlement en de Commissie.
               
In de afgelopen periode zijn de onderhandelingen over de CCD in de Raad in een hoog
                  tempo verlopen. Dit weerspiegelt de breed gedragen ambitie binnen de Raad om deze
                  regelgeving op korte termijn in werking te laten treden. Naar verwachting zullen alle
                  lidstaten het aannemen van een algemene oriëntatie tijdens de Raad voor Concurrentievermogen
                  steunen. Binnen de Raad is er brede steun voor de hoofdlijnen uit het voorstel voor
                  de CCD. Het gaat dan bijvoorbeeld om het uitbreiden van de reikwijdte van de richtlijn,
                  het herzien van informatieverplichtingen voor kredietverstrekkers en het uitzonderen
                  van de richtlijn van reguliere facturen.
               
Het kabinet steunde in het BNC-fiche3 het voorstel van de Commissie omdat het de richtlijn versterkt, moderniseert en toekomstbestendig
                  maakt. Het kabinet vindt het belangrijk dat consumenten in de hele EU een hoog beschermingsniveau
                  genieten en dat er een gelijk speelveld is voor kredietverstrekkers. Tegelijkertijd
                  maakt het kabinet altijd een op risico’s gebaseerde afweging, met oog voor consumentenbescherming
                  enerzijds en proportionaliteit en toegankelijkheid tot het krediet anderzijds. Meerdere
                  aandachtspunten uit de kabinetsinzet in het BNC-fiche zijn meegenomen in de algemene
                  oriëntatie. Zo vallen kredieten zonder rente en overige kosten en ook kredieten onder
                  de 200 euro nu onder de reikwijdte. Ook blijft de krediettoets een belangrijk instrument
                  om overkreditering te voorkomen. Een ander aandachtspunt van het kabinet was dat het
                  maken van bewuste keuzes wordt gefaciliteerd. In de algemene oriëntatie is overgenomen
                  dat als directe betaling mogelijk is, betalen met krediet niet als standaardoptie
                  aangeboden mag worden.
               
Het kabinet was graag ambitieuzer geweest dan de huidige algemene oriëntatie op het
                  gebied van informatieverstrekking vanuit de kredietgever, met het oog op proportionaliteit
                  en leesbaarheid. Ook wilde het kabinet alle vormen van lease onder de reikwijdte brengen
                  middels een proportioneel regime. Daarnaast had het kabinet graag gezien dat er meer
                  aandacht was besteed aan het beperken van mogelijkheden om kostenplafonds voor krediet
                  te kunnen omzeilen. In Nederland wordt hier al invulling aan gegeven door het hanteren
                  van een maximale kredietvergoeding in plaats van een renteplafond.
               
Lidstaten, waaronder Nederland, kunnen naar verwachting instemmen met de algemene
                  oriëntatie.
               
Beleidsdebat versterking weerbaarheid industriële ecosystemen
De Raad spreekt tijdens een beleidsdebat over versterking van de weerbaarheid van
                  strategische industriële ecosystemen.
               
Recente ontwikkelingen onderstrepen het belang om de weerbaarheid en geo-economische
                  positie van de EU te versterken. Het kabinet hanteert daarbij openheid en internationale
                  samenwerking als belangrijke uitgangspunten. Versterking van de geo-economische positie
                  is breder dan het verminderen van strategische afhankelijkheden en begint bij het
                  versterken van de eigen economie, door onder andere versterking van de interne markt,
                  waarborgen van een gelijk speelveld, doorvoeren van structurele hervormingen en stimuleren
                  van investeringen (zowel publiek als privaat) in de groene- en digitale transities
                  en in gekwalificeerd personeel.
               
Daarnaast is het van belang om de risico’s van ongewenste strategische afhankelijkheden
                  te verminderen. Deze ongewenste afhankelijkheden kunnen impact hebben op de weerbaarheid
                  van de EU en het vermogen van Nederland en de EU om de eigen publieke belangen te
                  borgen in een wereld waarin landen onderling sterk verbonden zijn. Het is daarom belangrijk
                  om strategische afhankelijkheden ten opzichte van landen buiten de EU in kaart te
                  brengen. Het kabinet wil de risico’s van afhankelijkheden van strategische goederen
                  en grondstoffen verminderen door onder andere productie van cruciale (half)producten
                  in Europa en diversificatie van productieketens. De risico’s en afhankelijkheden verschillen
                  per sector en er zal dus maatwerk nodig zijn. Ongewenste strategische afhankelijkheden
                  moeten aangepakt worden door onder andere innovatie te stimuleren en substituten te
                  zoeken voor kritieke materialen. Daarnaast kan circulaire productie een belangrijke
                  bijdrage leveren, zodat materialen herbruikbaar zijn.
               
Diversenpunten
Het voorzitterschap geeft een update over onderhandelingen over het voorstel voor
                  de herziene richtlijnen voor een grotere rol van de consument in de groene transitie.
                  De Commissie publiceerde dit voorstel op 30 maart jl., als onderdeel van een breder
                  pakket dat uitvoering moet geven aan het Actieplan Circulaire Economie van de Commissie.
                  De onderhandelingen in de Raad zijn net gestart. De kabinetsinzet is via een BNC-fiche
                  met uw Kamer gedeeld4.
               
Ruimtevaart
Raadsconclusies EU-aanpak Ruimteverkeersbeheer
De Raad beoogt Raadsconclusies aan te nemen over een EU-aanpak van ruimteverkeersbeheer.
                  Met de wereldwijde groei van de ruimtevaart nemen ook de zorgen over een veilige en
                  duurzame ruimtevaart toe. Daarom is ruimteverkeersbeheer hard nodig. De Raadsconclusies
                  zijn gericht op drie pijlers: versterking van de bewakings- en volgcapaciteiten van
                  ruimteobjecten (space surveillance and tracking, SST); coördinatie van regelgeving en standaardisatie; en de versterking van de stem
                  van de Unie op het internationale toneel om deze gemeenschappelijke aanpak te bevorderen.
                  Deze pijlers zijn belangrijk voor Europese autonome toegang tot en gebruik van de
                  ruimte. Nederland heeft ingezet op een duidelijke verwijzing naar het EU SST partnerschap,
                  waaraan Nederland op termijn graag een bijdrage zou leveren. Verder benoemen de Raadsconclusies,
                  conform Nederlandse inzet, de belangrijke rol van Europese Ruimtevaartorganisatie
                  ESA in ruimteverkeersbeheer. Nederland kan naar verwachting instemmen met de Raadsconclusies.
               
Raadsconclusies Copernicus in 2035
De Raad beoogt Raadsconclusies aan te nemen over Copernicus in 2035. Dankzij het Copernicus-programma
                  is Europa een wereldleider op het gebied van aardobservatie. Die positie wil Europa
                  behouden. De Raadsconclusies bieden een lange termijn visie op Copernicus, voortbouwend
                  op drie pijlers: de Green Deal, digitale transitie en veiligheid om bij te dragen
                  aan een weerbaar Europa. Daarbij gaat het in het bijzonder om het vergroten van de
                  bijdrage van het programma aan klimaatkwesties, de rol van new space in het ruimtevaartecosysteem en de bijdrage van het programma aan de veiligheidsuitdagingen
                  van de Unie. Alle lidstaten, inclusief Nederland, staan positief tegenover de essentie
                  van de conclusies. Nederland heeft ingezet op het onderschrijven van het Europese
                  Ruimtevaartagentschap ESA als core partner. Verder benoemen de Raadsconclusies, conform Nederlandse inzet, het belang van in-situ
                  monitoring voor de kalibratie en validatie van satellietdata, en is er aandacht voor
                  het wegnemen van belemmeringen in beleid en regelgeving die het gebruik van aardobservatiedata
                  verhinderen. Nederland kan naar verwachting instemmen met de Raadsconclusies.
               
Beleidsdebat Weerbaarheid en Concurrentievermogen van het EU- Ruimtevaartprogramma
De Raad spreekt tijdens een beleidsdebat over de weerbaarheid en het concurrentievermogen
                  van het EU-Ruimtevaartprogramma. Daarbij zal worden ingegaan op de vraag welke maatregelen
                  de EU kan nemen om de weerbaarheid van het EU-ruimtevaartprogramma te versterken en
                  de uitdagingen op het gebied van concurrentievermogen het hoofd te bieden. In dat
                  kader zal Nederland ingaan op het belang van het spoedig verder uitwerken van de EU-aanpak
                  voor ruimteverkeersbeheer. Daarbij is het belangrijk oog te houden voor het einddoel:
                  een mondiaal systeem voor ruimteverkeersbeheer. Tevens is het op te richten EU SST
                  partnerschap, waarmee Lidstaten hun capaciteiten voor het monitoren en bewaken van
                  ruimteobjecten bundelen, van groot belang voor de weerbaarheid van het EU-ruimtevaarprogramma.
                  Tot slot zal Nederland benadrukken dat het Programma voor Beveiligde Connectiviteit
                  een belangrijke bijdrage kan leveren aan het concurrentievermogen binnen de Unie,
                  met name door het goed betrekken van mkb en start-ups.
               
Onderzoek
Dit deel van de geannoteerde agenda is mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur
                  en Wetenschap en gaat enkel over het onderzoeksdeel van de Raad.
               
Raadsconclusies Europese Missies
De Raad beoogt Raadsconclusies aan te nemen over de EU-missies. De EU-missies vinden
                  hun oorsprong in Horizon Europe, het Europese Kaderprogramma voor Onderzoek en Innovatie
                  (2021–2027). De vijf EU-missies werden in september 2021 bij Mededeling gelanceerd5 en kennen ambitieuze doelstellingen voor de aanpak van maatschappelijke problemen
                  op het gebied van gezondheid, klimaat en het milieu, binnen een tijdshorizon tot 2030.6 Het gaat bij de EU-missies om een nieuwe manier van samenwerken op het gebied van
                  onderzoek en innovatie dwars door sectoren, disciplines en bestuurslagen heen om het
                  leven van mensen in de Europese Unie en daarbuiten tastbaar te verbeteren. De Raadsconclusies
                  worden door de lidstaten breed verwelkomd omdat ze een impuls geven aan implementatie
                  van de EU-missies. Overkoepelend onderwerp in de Raadsconclusies is hoe met een missie-gedreven
                  benadering van onderzoek en innovatie kan worden bijgedragen aan beleid gericht op
                  maatschappelijke uitdagingen. Daarnaast komen aansturing van de missies, betrokkenheid
                  van burgers en monitoring en evaluatie aan bod. Hoofdpunt voor Nederland was dat de
                  Raadsconclusies de Commissie oproepen om duidelijkheid te geven over welke andere
                  EU-programma’s en -instrumenten dan Horizon Europe zullen investeren in de EU-missies.
                  Het is daarbij voor Nederland belangrijk dat de financiering voor acties uit de missies
                  wordt verstrekt volgens de regels van de betreffende programma’s. In het geval van
                  Horizon Europe betekent dit een focus op onderzoek en innovatie, op basis van de criteria
                  excellentie en impact. Dit is op een goede manier verwerkt in de Raadsconclusies,
                  waardoor de tekst aangenomen kan worden.
               
Raadsconclusies Principes en waarden voor internationale samenwerking op het gebied
                     van onderzoek en innovatie
De Raad beoogt om de Raadsconclusies over principes en waarden voor internationale
                  samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie aan te nemen. Deze bieden de
                  uitgangspunten van waaruit de Europese Unie en Europese lidstaten willen samenwerken
                  met derde landen. Voorbeelden van deze waarden en principes zijn wederkerigheid, academische
                  vrijheid en wetenschappelijke integriteit. Deze Raadsconclusies liggen in het verlengde
                  van de Bonn Declaration on «Freedom of Scientific Research» uit 2020, waarin academische
                  vrijheid als één van de sleutelwaarden van de Europese Unie is opgenomen. Nederland
                  steunt, samen met de andere Europese lidstaten, dit initiatief. Nederland zet al langere
                  tijd in op open samenwerking in onderzoek, onderwijs en innovatie, met aandacht voor
                  de gedeelde Europese waarden en principes zoals nu ook benoemd in deze Raadsconclusies.
                  Nederland steunt daarbij de aandacht voor kennisveiligheid. Zoals het kabinet in de
                  Kamerbrief7 kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap van al schreef, kan een aanpak alleen
                  effectief zijn als we samen met onze partners optrekken. Dat geldt zeker binnen de
                  Europese Unie, waarbinnen sprake is van een gemeenschappelijke onderzoeks- en onderwijsruimte
                  en vrij verkeer. Ook de herbevestiging van het belang open science, gendergelijkeid
                  en de rol van wetenschap en innovatie in het oplossen van maatschappelijke uitdagingen
                  wordt door Nederland positief ontvangen.
               
Raadsconclusies Open Science
De Raad beoogt Raadsconclusies aan te nemen over open science. Het komen tot een nieuw,
                  internationaal systeem van erkennen en waarderen maakt een belangrijk onderdeel uit
                  van de Raadsconclusies. De Raadsconclusies bouwen voort op de Raadsconclusies over
                  open science die de Raad onder Nederlands voorzitterschap in mei 2016 heeft aangenomen.
                  Frankrijk is het eerste voorzitterschap dat dit thema sinds het Nederlandse voorzitterschap
                  agendeert. De Raadsconclusies worden door de lidstaten, waaronder Nederland, breed
                  gesteund. Het is een belangrijke volgende stap, omdat met deze Raadsconclusies de
                  lidstaten aangeven gezamenlijk te willen optrekken in de internationale transitie
                  naar open science en naar een ander systeem van erkennen en waarderen. Deze transities
                  kunnen namelijk alleen worden gerealiseerd door het (internationaal) bundelen van
                  krachten. Met de Raadsconclusies ligt er een mooi, gebalanceerd document met oog voor
                  de diverse wetenschappelijke disciplines, verschillende talen, digitale infrastructuren,
                  erkennen en waarderen en het belang van open science in het licht van de uitdagingen
                  van de huidige tijd. Open science is al jarenlang een beleidsprioriteit van de Nederlandse
                  regering. In het Coalitieakkoord 2021–2025 (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) staat dat open science de norm moet worden in wetenschappelijk onderzoek. De tekst
                  van de Raadsconclusies is in lijn met het Nederlandse beleid en kan daarmee worden
                  aangenomen.
               
Beleidsdebat Ondersteuning van jonge onderzoekers in tijden van crisis
De Raad zal debatteren over de mogelijkheden om jonge onderzoekers te ondersteunen
                  in tijden van crisis, zoals de Covid-19 pandemie of de oorlog in Oekraïne. De verwachting
                  is dat veel lidstaten, net als Nederland, het belangrijk vinden dat jonge onderzoekers
                  ook in moeilijke tijden genoeg perspectieven hebben. Vermoedelijk zullen lidstaten
                  delen wat zij op nationaal niveau ondernemen om ervoor te zorgen dat deze groep voldoende
                  ondersteuning krijgt in tijden van crisis, met bijzondere aandacht voor de genomen
                  maatregelen tijdens de COVID-19 pandemie en momenteel het opvangen van gevluchte Oekraïense
                  wetenschappers. Daarnaast zullen lidstaten mogelijk benadrukken dat onderzoekers zo
                  goed mogelijk moeten worden voorbereid op een toekomstige crisis en dat het Europese
                  onderzoeks- en innovatiebeleid daarin een rol kan spelen. Nederland zal aandacht vragen
                  voor het ondersteunen van jonge onderzoekers in tijden van crisis en een aantal nationale
                  ervaringen delen zoals het Nationaal Programma Onderwijs en de gastwerkplekken voor
                  gevluchte Oekraïense wetenschappers.
               
Diversenpunten
Het Franse voorzitterschap zal terugblikken op de evenementen en activiteiten tijdens
                  hun voorzitterschap. Daarna zal de Europese Commissie informatie verschaffen over
                  de stand van zaken bij de tenuitvoerlegging van het nieuwe bestuur van de Europese
                  Onderzoeksruimte. Afsluitend zal het inkomende Tsjechische Voorzittershap een presentatie
                  geven over de prioriteiten van hun voorzitterschap.
               
Overig
Appreciatie voorlopige akkoorden Verordening Digitale Markten en Verordening Digitale
                     Diensten
Op 15 december 2020 heeft de Commissie voorstellen gepubliceerd voor de Verordening
                  inzake Digitale Markten (Digital Markets Act, hierna: DMA) en de Verordening inzake Digitale Diensten (Digital Services Act, hierna: DSA). In februari 2021 heeft het kabinet in separate BNC-fiches8 uw Kamer geïnformeerd over de Nederlandse inzet voor deze voorstellen. In de geannoteerde
                  agenda van de Raad voor Concurrentievermogen in november 20219 heeft het kabinet een appreciatie gegeven van de algemene oriëntaties van de Raad
                  voor beide voorstellen. Het Europees parlement, de Commissie en de Raad bereikten
                  in maart een voorlopig politiek akkoord over de DMA en in april over de DSA10. De akkoorden worden naar verwachting aankomende zomer plenair ter stemming gebracht
                  in het Europees parlement en worden daarna formeel aangenomen in de eerstvolgende
                  Raad. Hieronder wordt uw Kamer geïnformeerd over het verdere proces en de voor Nederland
                  belangrijkste wijzigingen in de akkoorden ten opzichte van de algemene oriëntatie.
               
Verordening Digitale Markten
Het doel van de DMA is om consumenten en ondernemers te beschermen en te zorgen voor
                  meer concurrentie op digitale markten. Er zijn grote zorgen over de machtige positie
                  en toenemende afhankelijkheid van poortwachterplatforms, waar consumenten en ondernemers
                  nauwelijks omheen kunnen. Dit kan toetreding en doorgroei van ondernemingen verhinderen
                  en ertoe leiden dat consumenten de dupe worden door hogere prijzen, lagere kwaliteit
                  of minder keuzevrijheid. Met de DMA kunnen vooraf verplichtingen aan poortwachters
                  worden opgelegd, waar nu alleen achteraf ingrijpen mogelijk is. Het vorige kabinet
                  heeft zich sinds 2019 sterk gemaakt voor Europese regelgeving voor platforms met een
                  poortwachtersfunctie. Het kabinet is mede om die reden erg positief over de komst
                  van de DMA.
               
Het kabinet ziet veel van haar inzet terugkomen in de tekst van het akkoord. Zo wordt
                  er beter rekening mee gehouden dat grote platforms meerdere diensten aanbieden en
                  zo hun positie kunnen versterken (ecosysteemvorming) en zijn de verplichtingen rond
                  interoperabiliteit uitgebreid. Verder is de ondersteunende rol van nationale toezichthouders
                  mede dankzij de inzet van Nederland versterkt. Ondernemers kunnen hierdoor laagdrempeliger
                  problemen melden bij nationale mededingingsautoriteiten. Daarnaast kan de informatie
                  die poortwachters op basis van de DMA moeten verstrekken over fusies en overnames
                  nu ook worden gebruikt bij de beoordeling van die fusies en overnames. Tenslotte kan
                  de Commissie ook bepaalde artikelen aanpassen via gedelegeerde handelingen. Dit draagt
                  bij aan de toekomstbestendigheid van de DMA, omdat de Commissie zo kan inspelen op
                  nieuwe ontwikkelingen in de digitale economie.
               
Na plenaire stemming in het Europees parlement en goedkeuring van de Raad, wordt de
                  DMA gepubliceerd in het publicatieblad van de Europese Unie. De inwerkingtreding van
                  de DMA is zes maanden na publicatie, naar verwachting zal dit dus begin 2023 zijn.
                  Ik zal u na de zomer nader informeren over de verdere stappen die het kabinet zal
                  gaan ondernemen voor een effectieve uitvoering van de DMA.
               
Verordening Digitale Diensten
De DSA verdiept de digitale interne markt en bevat diverse wenselijke en noodzakelijke
                  verbeteringen in de bestrijding van illegale inhoud, terwijl de vrijheid van meningsuiting
                  beschermd blijft. De Verordening leidt ook tot een betere consumentenbescherming.
                  Door de DSA krijgen online platformen en marktplaatsen meer verantwoordelijkheid voor
                  de gevolgen van hun diensten op mensen, bedrijven, en de maatschappij. Bovendien zorgt
                  de DSA er op zorgvuldige wijze voor dat grote online platformen meer verantwoordelijkheid
                  moeten nemen voor de bestrijding van desinformatie.
               
Het kabinet is positief over het bereikte akkoord. Specifiek is het kabinet positief
                  over het behoud van de kernprincipes uit de E-commerce Richtlijn. Zoals het beperkte
                  aansprakelijkheidsregime voor online tussenpersonen, het land-van-oorsprong beginsel
                  als basis voor de interne markt, en het verbod op een algemene monitoringsverplichting.
                  Deze waarborgen zijn van groot belang voor de interne markt en de vrijheid van meningsuiting
                  online.
               
In het compromis worden verder strenge regels gesteld aan het gebruik van persoonsgegevens
                  voor het aanbieden van advertenties. Zo wordt het voor online platformen verboden
                  om voor advertenties gebruik te maken van bijzondere persoonsgegevens. Het richten
                  van advertenties op grond van iemands geloofsovertuiging, politieke opvattingen, of
                  informatie over diens gezondheid wordt voor hen daarmee verboden. Specifiek voor minderjarigen
                  wordt het in het algemeen verboden om profiling toe te passen om hen advertenties te tonen. Dit vormt in wezen een verbod op gepersonaliseerd
                  adverteren richting minderjarigen. Het levert een bijdrage aan de doelstelling uit
                  het regeerakkoord om minderjarigen beter te beschermen tegen ongepaste online reclame.
                  Het kabinet is hier zodoende positief over en heeft gedurende de trilogen constructief
                  bijgedragen aan het bereiken van een uitvoerbaar en privacy-vriendelijk compromis
                  op deze wens van het Europees parlement.
               
In het compromis is ook een nieuwe bevoegdheid opgenomen voor de Europese Commissie.
                  Deze houdt in dat zij tijdens een crisis, die een serieuze bedreiging vormt voor de
                  publieke veiligheid of volksgezondheid, zeer grote online platformen kan verplichten
                  om in feite een tussentijdse risicoanalyse te verrichten zoals bedoeld in artikel
                  27 DSA. Nederland heeft ervoor gepleit om lidstaten zeggenschap te geven over de vraag
                  of dit instrument kan worden ingezet. Hiervoor was echter onvoldoende steun, omdat
                  er zorgen waren over een trager besluitvormingsproces wanneer het via de Raad moet.
                  De robuuste waarborgen waarvoor het kabinet zich sterk heeft gemaakt, zoals de tijdelijkheid
                  van de inzet, maken het een acceptabel compromis.
               
Een laatste wijziging is de inwerkingtredingstermijn. In het compromis is overeengekomen
                  dat de DSA op zijn vroegst op 1 januari 2024 in werking treedt, maar in ieder geval
                  niet eerder dan 15 maanden na publicatie. Dit is korter dan de 18 maanden die lidstaten
                  wilden, maar langer dan de 3 maanden waar de Commissie om vroeg. Deze 15 maanden zijn
                  minstens noodzakelijk voor zowel bedrijven als overheden. Bedrijven moeten aanpassingen
                  plegen om alle nieuwe verplichtingen na te leven. Overheden moeten zorgen dat er nationaal
                  toezicht kan worden gehouden. Dit vergt uitvoeringswetgeving die door het parlement
                  zal moeten worden besproken en goedgekeurd. De overeengekomen inwerkingtredingstermijn
                  is daarmee ambitieus. Ik ben van plan om u na de zomer een brief te sturen over de
                  verdere stappen die ik onderneem ter uitvoering van de DSA en DMA.
               
Na plenaire stemming in het Europees parlement en formele goedkeuring van de Raad
                  wordt de DSA gepubliceerd in het publicatieblad van de Europese Unie. Hierna begint
                  de inwerkingtredingstermijn te lopen. De verwachting is dat de DSA dan per begin 2024
                  in werking treedt.
               
Verslag informele Ministeriele bijeenkomst over toerisme in Dijon op 17 en 18 maart
                     2022
Tijdens de informele ministeriële bijeenkomst over toerisme spraken lidstaten over
                  de ontwikkeling van Europa als duurzame toerismebestemming, het belang van toerisme
                  van Europeanen binnen Europa (inter-Europees toerisme) en het transitiepad11 toerisme. Daarnaast stonden lidstaten stil bij het conflict in de Oekraïne en wat
                  dat voor de toerisme sector betekent.
               
Vrijwel alle lidstaten herkenden zich in de uitdagingen op het gebied van verduurzaming
                  en digitalisering en bevestigden het belang van grensoverschrijdende samenwerking.
                  Veel lidstaten noemden hierbij ook de betekenis van gedeeld erfgoed en cultuur. Ook
                  benadrukten lidstaten hierbij het belang van duurzaam transport zoals goede grensoverschrijdende
                  treinverbindingen.
               
Daarnaast vroeg Commissaris Breton aandacht voor het grote personeelstekort in deze
                  sector, dat geschat wordt op 1,5 miljoen werknemers. Breton gaf aan dat voor succesvolle
                  ondersteuning van de transities in deze sector reskilling en upskilling van werknemers essentieel is. Hij verwees hierbij naar het EU-Pact voor vaardigheden.
                  Vrijwel alle lidstaten bevestigden dat deze uitdaging hoge prioriteit heeft. Lidstaten
                  noemden verschillende initiatieven op dit gebied, variërend van projecten voor omscholing
                  tot specifieke trainingen voor mkb’ers op het gebied van duurzaamheid en digitalisering.
               
Verder werd gesproken over het transitiepad toerisme. Nederland en veel andere lidstaten
                  verwelkomden het transitiepad en waren tevreden met het geleverde werk. Voor veel
                  lidstaten is het transitiepad een inspiratiebron voor acties waarmee ze ook binnen
                  hun eigen land aan de slag kunnen. De acties uit het transitiepad kunnen een goede
                  basis vormen voor de Europese toerismeagenda 2030–2050. Onder het inkomend Tsjechisch
                  voorzitterschap zal dit verder uitgewerkt worden.
               
Tijdelijke erkenning beroepskwalificaties Oekraïense vluchtelingen
De Commissie heeft bij aanbeveling van 5 april 2022 (Aanbeveling (EU) 2022/554) lidstaten
                  aangespoord te zorgen voor een versnelde en soepele procedure voor de erkenning van
                  beroepskwalificaties van mensen die op de vlucht zijn door de Russische invasie van
                  Oekraïne. Dit geldt in het bijzonder voor beroepen in de gezondheidszorg, de kinderopvang
                  en het onderwijs. Deze groep personen die tijdelijke bescherming geniet, moet waar
                  mogelijk geholpen worden.
               
Erkenning van beroepskwalificaties vereist uitwisseling van gegevens tussen landen.
                  Omdat Oekraïne geen EU-lidstaat is, zal uitwisseling van gegevens niet altijd gemakkelijk
                  of zelfs onmogelijk zijn. Voor de Verklaring Omtrent Gedrag geldt dat als een persoon
                  met een andere EU-nationaliteit in Nederland een VOG aanvraagt voor het werken met
                  minderjarigen, ook de strafrechtelijke gegevens worden opgevraagd uit het land van
                  de aanvragers nationaliteit. Het is niet mogelijk om strafrechtelijke gegevens uit
                  Oekraïne op te vragen en te betrekken bij de VOG-beoordeling, omdat Oekraïne niet
                  tot de Europese Unie behoort. De aard van de betrokken beroepen maakt dat een zorgvuldigheid
                  in het aannamebeleid van beroepsbeoefenaren noodzakelijk is.
               
Het kabinet werkt aan sectorale mogelijkheden die recht doen aan de urgentie van de
                  situatie, maar met gepaste aandacht voor de belangen van de personen waarmee deze
                  beroepsbeoefenaren werken. Het Ministerie van OCW werkt momenteel uit hoe bevoegde
                  leraren uit Oekraïne zo snel mogelijk erkend lessen kunnen gaan verzorgen op scholen
                  voor het primair en voortgezet onderwijs. Er wordt daarbij gekeken hoe knelpunten
                  in het erkenningsproces van DUO kunnen worden weggenomen.
               
Indieners
- 
              
                  Indiener
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.