Brief regering : Geannoteerde agenda JBZ-Raad op 9 en 10 juni 2022
32 317 JBZ-Raad
Nr. 760 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE
STAATSSECRETARIS JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 mei 2022
Hierbij bieden wij uw Kamer, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
de geannoteerde agenda aan van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 9 en 10 juni
2022 in Luxemburg1. De Minister voor Rechtsbescherming zal de gehele Justitie-dag deelnemen. De Minister
van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid nemen
beiden deel aan de Home-dag.
Met deze brief informeren wij uw Kamer tevens over het kopgroepontbijt terrorisme
voorafgaand aan de JBZ-Raad op 10 juni, de uitkomst van de onderhandelingen over de
Netwerk- en informatiebeveiligingsrichtlijn (NIB2) en de Verordening over de aanpassing
van het Eurojust-mandaat met internationale misdrijven en de bijeenkomst van het International Migration Review Forum van 17 t/m 20 mei.
Kopgroepontbijt terrorisme
Voorafgaand aan de JBZ-Raad zal de Minister van Justitie en Veiligheid de ontbijtbijeenkomst
van de kopgroep terrorisme voorzitten. Tijdens de bijeenkomsten van deze kopgroep
spreken de Ministers van België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Oostenrijk, Spanje,
Zweden en de EU contraterrorismecoördinator (EU CTC) over diverse actuele terrorismeonderwerpen.
Tijdens dit overleg spreken de Ministers en de EU CTC, op Nederlands initiatief, over
het tegengaan van de verspreiding van (gewelddadig) extremisme en terrorisme op het
internet. De Duitse en Nederlandse insteek is dit onderwerp te agenderen bij deze
gelijkgestemden en te bezien op welke manier de Europese aanpak op dit onderwerp kan
worden versterkt. Daarnaast zullen de Ministers bespreken hoe de verschillende landen
omgaan met (de dreiging van) uitreizigers en het belang van vervolging en berechting.
De Minister van Justitie zal hierbij ook een terugkoppeling geven van haar bezoek
aan Irak. Hierbij zal ze een toelichting geven over de toekomstige samenwerking om
informatie-uitwisseling voor bewijsvergaring mogelijk te maken met het oog op vervolging
in Nederland. Ook zal de Minister het voornemen toelichten om de Nederlands – Iraakse
samenwerking op terrorismebestrijding te intensiveren.
NIB2-richtlijn
De Raad heeft op 13 mei 2022 een voorlopig akkoord bereikt met het Europees Parlement
over vervanging van de Netwerk- en informatiebeveiligingsrichtlijn (NIB2). Het kabinet
onderkent de noodzaak voor het verder verhogen van digitale veiligheid en versterkte
Europese samenwerking op dit gebied, en verwacht dat deze richtlijn hieraan zal bijdragen.
Het kabinet is tevreden over dit akkoord, waarin de belangrijkste Nederlandse kanttekeningen
bij het initiële voorstel voldoende zijn geadresseerd. Het kabinet heeft uw Kamer
nader geïnformeerd over dit akkoord bij de geannoteerde agenda van de telecomraad
van 3 juni.2
Eurojust-mandaat
Op 3 mei j.l. heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd over het voorstel van de Commisie
voor de wijziging van Verordening 2018/1727 over de werking van het Agentschap van
de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust).3 Het voorstel breidt het mandaat van Eurojust uit met het bewaren, analyseren en opslaan
van bewijs bij Eurojust met betrekking tot genocide, misdrijven tegen de menselijkheid
en oorlogsmisdrijven. Dit naar aanleiding van ernstige schendingen van het humanitair
oorlogsrecht in Oekraïne. Zoals gesteld in de kabinetsappreciatie heeft het Voorzitterschap
dit voorstel via een versnelde wetgevingsprocedure behandeld. Het Comité van Permanente
Vertegenwoordigers heeft het voorstel inmiddels op 25 mei jl. aangenomen.
International Migration Review Forum
Langs deze weg informeert het kabinet uw Kamer over de uitkomsten van het International Migration Review Forum (IMRF) dat heeft plaatsgevonden van 17 t/m 20 mei bij de Verenigde Naties in New
York. Op 29 april informeerde het kabinet uw Kamer over de kabinetsinzet voor het
IMRF.4 Tijdens het IMRF is er gesproken over de gemaakte voortgang in de wereldwijde samenwerking
op het gebied van migratie in het kader van het Global Compact for Migration. De Progress Declaration, het uitkomstdocument van het IMRF, is met consensus aangenomen. Geen van de 193
VN-lidstaten heeft een stemming over de gehele tekst aangevraagd.
Om een gebalanceerde boodschap over migratie voor het voetlicht te brengen heeft Nederland
zich actief en constructief opgesteld in de onderhandelingen over de Progress Declaration. Deze Nederlandse inzet heeft er mede toe geleid dat de Progress Declaration naast aandacht voor mensenrechten ook concrete voornemens om internationale samenwerking
te verdiepen bevat, zoals voor het tegengaan van mensenhandel en – smokkel en het
bevorderen van terugkeer en herintegratie. Omdat de Progress Declaration de Nederlandse beleidsprioriteiten voldoende reflecteert heeft Nederland zich bij
de consensus over de Progress Declaration gevoegd. En marge van het IMRF heeft Nederland over migratiesamenwerking gesproken
met een aantal belangrijke landen van herkomst- transit- en bestemming, evenals VN-organisaties.
Om de zienswijze van het kabinet te verduidelijken heeft Nederland gezamenlijk met
Denemarken, Griekenland, Litouwen, Malta, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk een
positieverklaring – een zogenaamde Explanation of Position – vastgelegd. In deze verklaring benadrukken Nederland en de deelnemende landen een
aantal aspecten in de Progress Declaration waar zij bijzonder belang aan hechten en wordt uitleg gegeven aan bepaalde aspecten.
Dat schept tevens duidelijkheid voor derden. In de positieverklaring wordt onder meer
het niet-bindende karakter van de Progress Declaration bevestigd, inclusief de vrijheid om nationaal (migratie)beleid te voeren en daarbij
onderscheid te maken tussen reguliere en irreguliere migranten.
Door nationale verplichtingen heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
niet kunnen deelnemen aan het IMRF en is waargenomen door een hoogambtelijke delegatie.
Reactie verzoek VKC Justitie en Veiligheid
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid verzocht een reactie op de brief van
het parlement van Turkije inzake pushbacks door Griekenland d.d. 10 februari 2022,
aangeboden door de ambassade van de Republiek Turkije aan het Nederlandse parlement.
Het betreft een brief van de voorzitter van het Turkse parlement aan het Nederlandse
parlement. Wel kan het kabinet een algemene reactie geven. Het kabinet beziet deze
brief in de bredere context van de relatie tussen Griekenland en Turkije.
In de brief wordt geschreven over pushbacks. Het standpunt van het kabinet ten aanzien
van pushbacks is uw Kamer bekend.5 Het kabinet deelt de zorgen over de berichtgeving van de afgelopen periode, waarover
ook door uw Kamer diverse vragen gesteld zijn. Aan de EU-buitengrenzen dient te worden
gehandeld conform het internationaal en Europees recht waaronder de fundamentele rechten
en naleving van het principe van non-refoulement.
Het kabinet neemt dan ook actief stelling tegen vermeende pushbacks, en spreekt zich
daarover uit, zowel in bilateraal verband als in diverse internationale gremia. Het
kabinet zal dat blijven doen.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg
Geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken,
9 en 10 juni 2022
I. Justitie
1. E-evidence
a. European protection and preservation orders
b. aanwijzen wettelijke vertegenwoordigers
= stand van zaken
Het Voorzitterschap zal informeren over de voortgang in de triloog van het e-evidencepakket
(de Verordening betreffende Europese Verstrekkings- en Bewaringsbevelen voor e-evidence
en de Richtlijn inzake de aanwijzing van wettelijke vertegenwoordigers voor de bewijsgaring
in strafprocedures). De nadruk van de onderhandelingen met het Europees Parlement
heeft zoals bekend vooral gelegen op het notificatiemechanisme. Het kabinet heeft
uw Kamer reeds geïnformeerd dat de posities van de Raad en het Europees Parlement
ver van elkaar liggen en hoe zich dit verhoudt tot de Nederlandse positie.6 Het kabinet zet zich onder andere in op het versterken van de waarborgen, zoals het
uitbreiden van de weigeringsgronden zoals «ne bis in idem», een vorm van dubbele strafbaarheid
en een grove schending van mensenrechten. De eerstvolgende politieke triloog vindt
plaats na de JBZ-Raad, op 14 juni a.s.
2. Richtlijn Milieustrafrecht
= algemene oriëntatie
Op 15 december 2021 heeft de Commissie een voorstel gepubliceerd om de richtlijn inzake
de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (2008/99/EG) te herzien
en te vervangen. Het voorstel ziet bijvoorbeeld op het actualiseren van de lijst met
milieuovertredingen die in alle lidstaten strafbaar moeten worden gesteld. Ook worden
verschillende minimale strafmaxima gesteld ten aanzien van de in de ontwerprichtlijn
opgenomen milieudelicten. In het bijzonder in grensoverschrijdende milieuzaken is
het van belang dat dezelfde milieuovertredingen door alle lidstaten strafbaar worden
gesteld. Dit vergemakkelijkt de samenwerking tussen lidstaten in grensoverschrijdende
milieuzaken en versterkt daarmee een effectieve aanpak van milieucriminaliteit binnen
de EU. Ook draagt het voorstel eraan bij dat binnen de EU geen vrijhavens voor milieucriminaliteit
ontstaan.
De lidstaten staan eensgezind positief tegenover de doelstelling van de richtlijn,
namelijk het versterken van de strafrechtelijke aanpak van milieuovertredingen. Het
Voorzitterschap is hoopvol om tot gedeeltelijke algemene oriëntatie te kunnen komen
ten aanzien van misdrijven. Daarnaast is een discussie over sancties voorzien. Lidstaten
zullen worden gevraagd of zij voorstander zijn van harmonisatie van sancties voor
milieudelicten die zijn gepleegd met ernstige nalatigheid (in aanvulling op voorgestelde
harmonisatie van sancties voor milieudelicten die opzettelijk zijn begaan). Daarnaast
zal worden gevraagd of de lidstaten voorstander zijn van harmonisatie van sancties
voor rechtspersonen. Het kabinet staat positief tegenover de harmonisatie van sancties
voor rechtspersonen, maar is kritisch over het verlagen van drempelwaarden voor sancties
en zal dit ook aangeven in de Raad.
3. Digitale informatie-uitwisseling in terrorismezaken
= algemene oriëntatie
Het Voorzitterschap is voornemens om de algemene oriëntatie aan te nemen over het
CT-register van Eurojust. Op 1 december jl. heeft de Commissie een voorstel gedaan
tot aanpassing van de Eurojustverordening en het Raadsbesluit inzake digitale informatie-uitwisseling
in terrorismezaken. Het kabinet heeft uw Kamer hierover via het gebruikelijke BNC-fiche
geïnformeerd7. Nederland heeft zelf actief bijgedragen aan de oprichting van het Europees gerechtelijk
register voor terrorismebestrijding bij Eurojust in 2019. Het kabinet is daarom ook
voorstander van de versterking van de positie daarvan en van het ontwikkelen van een
nieuwe IT-structuur met behulp waarvan de lidstaten op een efficiënte en veilige manier
met Eurojust kunnen communiceren in terrorismezaken. Het onderhandelingsresultaat
doet voldoende recht aan de Nederlandse inzet en het kabinet zal dan ook instemmen
met de algemene oriëntatie
4. Ontwikkeling van het JIT-samenwerkingsplatform
= algemene oriëntatie
Het Voorzitterschap is voornemens een algemene oriëntatie aan te nemen over het Commissievoorstel
van 1 december 2021 voor samenwerkingsplatform voor gemeenschappelijke onderzoeksteams.
Het platform beoogt de informatie-uitwisseling tussen leden van gemeenschappelijke
onderzoeksteams te vereenvoudigen, planning en coördinatie van werkzaamheden te faciliteren
en dat op een veilige manier mogelijk te maken. Het kabinet heeft uw Kamer via het
gebruikelijke BNC-fiche over dit voorstel geïnformeerd.8 Het kabinet is van mening dat dit samenwerkingsplatform van meerwaarde kan zijn voor
de inzet van gemeenschappelijke onderzoeksteams en de samenwerking en informatie-uitwisseling
daarbinnen. In de onderhandelingen is naar de mening van het kabinet voldoende gehoor
gegeven aan de Nederlandse aandachtspunten, bijvoorbeeld op het gebied van centrale
dataopslag. Er is geen discussie voorzien omdat er brede overeenstemming was in de
onderhandelingen.
5. Gegevensbescherming i.h.k.v. handelsovereenkomsten
= gedachtewisseling
Tijdens deze informele lunchbijeenkomst is discussie voorzien over de bescherming
van persoonsgegevens, specifiek gerelateerd aan internationale gegevensuitwisseling
met derde landen. Dit betreft twee punten.
Allereerst zal de Commissie een toelichting geven over lopende gesprekken met de VS
om te komen tot een nieuw adequaatheidsbesluit voor de VS.9 De lidstaten wordt verzocht te reflecteren op welke waarborgen voor hen van belang
zijn bij een eventueel nieuw besluit en op de vraag of er behoefte is aan een strategische
en gecoördineerde beleidsinzet van verschillende EU-instituties ten aanzien van internationale
gegevensstromen. Het kabinet zal in de Raad benadrukken dat een nieuw adequaatheidsbesluit
alleen tot stand mag komen als ten volle aan de uitspraak van het EU-Hof in de Schrems-II
zaak tegemoet wordt gekomen. Daarbij is het belangrijk dat de lidstaten tijdig op
de hoogte worden gebracht van eventuele vorderingen en in de gelegenheid worden gesteld
om de voorstellen grondig te bestuderen. Wat betreft de tweede geformuleerde vraag
kan dit streven in beginsel worden gesteund, maar zal worden verzocht om nadere toelichting.
Ten tweede wordt gesproken over een door het Voorzitterschap opgesteld overzicht van
de bepalingen over gegevensbescherming in handelsakkoorden. Onder de lidstaten bestaat
brede consensus dat er geen behoefte is aan enige vorm van parallelle onderhandelingsstructuren
of structurele additionele informatieverplichtingen. Bestaande EU- en nationale structuren
voor positiebepaling t.o.v. handelsakkoorden moeten in stand en leidend blijven, en
waar nodig worden verbeterd. Het Voorzitterschap heeft dit in voorliggend document
goed naar voren laten komen en laat het aan de EU-lidstaat die Voorzitter van de Raad
is om al dan niet informatie met de werkgroep gegevensbescherming te delen.
6. Strijd tegen straffeloosheid Oekraïne (accountability)
= beleidsdebat
Er zijn voor dit agendapunt nog geen stukken gepubliceerd. Naar verwachting zal het
Franse Voorzitterschap een overzicht geven van de al ondernomen acties op het gebied
van accountability en de lopende initiatieven, waaronder de stand van zaken van de
uitbreiding van het mandaat van Eurojust op het gebied van bewijsvergaring. Het kabinet
is van mening dat het van belang is de coördinatie en continuïteit van forensisch
onderzoek in Oekraïne te waarborgen en dat de inzet van forensische teams onder auspiciën
van het Internationaal Strafhof hieraan kan bijdragen.
7. (mogelijk) Raadsbesluit hate crime/hate speech
= algemene oriëntatie
Het Voorzitterschap zal opnieuw trachten een algemene oriëntatie aan te nemen ten
aanzien van het voorstel van de Commissie voor een Raadsbesluit inzake de opname van
haatzaaiende uitlatingen (hate speech) en haatmisdrijven (hate crime) als strafbaar feit in artikel 83, lid 1, VWEU. Tijdens de JBZ-Raad van 3 en 4 maart
jl. werd duidelijk dat de vereiste unanimiteit niet kon worden behaald tijdens de
Raad. Op het moment van schrijven is nog onduidelijk of het mogelijk is de algemene
oriëntatie aan te nemen tijdens de Raad.
De in artikel 83, lid, 1 VWEU vervatte besluitvormingsprocedure kent twee stappen.
De eerste stap – waarop het voorliggende voorstel is toegesneden – vereist dat de
Raad met eenparigheid van stemmen, na goedkeuring van het Europees Parlement, besluit
dat haatzaaiende uitlatingen en haatmisdrijven worden aangemerkt als vormen van criminaliteit
die voldoen aan de criteria van artikel 83, lid 1, VWEU. De tweede stap houdt in dat
de Commissie een voorstel voor een richtlijn op het gebied van haatzaaiende uitlatingen
en haatmisdrijven kan doen. Het Europees Parlement en de Raad kunnen deze richtlijnen
volgens de gewone wetgevingsprocedure vaststellen. Het kabinet staat positief tegenover
goed onderbouwde initiatieven om haatzaaiende uitlatingen en haatmisdrijven op EU-niveau
tegen te gaan.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld is het kabinet van oordeel dat het principebesluit
om haatzaaiende uitlatingen en haatmisdrijven aan de lijst van de in artikel 83, lid
1, VWEU opgenomen vormen van criminaliteit toe te voegen, los moet worden gezien van
initiatieven die daarop volgen. Voorstellen voor richtlijnen op het gebied van haatzaaiende
uitlatingen en haatmisdrijven zullen op hun eigen merites worden beoordeeld. Het kabinet
waakt ervoor dat vervolgwetgeving geen nadelige gevolgen heeft voor het in Nederland
geldende recht op vrijheid van meningsuiting en voor andere grondrechten.
8. Raadsconclusies kinderrechtenstrategie
= vaststelling
Op 24 maart 2021 heeft de Commissie een voorstel uitgebracht voor een EU-Strategie
voor de Rechten van het Kind. Met deze strategie beoogt de Commissie alle nieuwe en
bestaande EU-wetgeving, -beleid en financieringsinstrumenten die raken aan kinderrechten
samen te brengen binnen een kader. In reactie daarop is een voorstel gedaan voor Raadsconclusies
ter versterking van kinderrechten bij de ontwikkeling van wetgeving en beleid. De
conceptraadsconclusies doen suggesties hoe de Commissie en lidstaten de borging van
kinderrechten kunnen verstevigen. Zo stellen de Raadsconclusies voor aandacht te besteden
aan trainingen over kinderrechten, het uitwisselen van goede praktijken en worden
lidstaten opgeroepen gehoor te geven aan de strategie van de Commissie. Tijdens de
JBZ-Raad van 7 en 8 oktober jl. lagen deze Raadsconclusies ter vaststelling voor.
Een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, benadrukte het belang van de bescherming
van kwetsbare groepen zoals LHBTI-kinderen door een verwijzing naar beleid dat »genderinclusief»
is. Twee lidstaten konden niet instemmen met de ontwerpconclusies vanwege de verwijzing
naar «genderinclusiviteit». Deze lidstaten wezen onder meer op de interpretatie van
het begrip gender en op nationale gevoeligheden. In de aankomende JBZ-Raad liggen
aangepaste conceptraadsconclusies voor waarin ook aandacht uitgaat naar de bescherming
van de rechten van kinderen in noodsituaties naar aanleiding van de situatie in Oekraïne.
De verwachting is dat de voorliggende conceptraadsconclusies worden aangenomen.
Het kabinet onderschrijft het belang van de Raadsconclusies. Het kabinet heeft in
de onderhandelingen aandacht gevraagd voor de subsidiariteit en de verhouding tussen
de verschillende thema’s uit de strategie. Dit heeft geleid tot een aangescherpte
tekst waarin de verhouding tussen de verschillende thema’s wordt verhelderd. Verder
is – in lijn met de algemene, proactieve inzet van het kabinet op deze thema’s in
EU-verband – aandacht gevraagd voor gendergelijkheid en de positie van LHBTIQ-kinderen
9. EU toetreding EVRM
= voortgangsrapport
Het Voorzitterschap zal de stand van zaken toelichten met betrekking tot de toetreding
van de Europese Unie (EU) tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten
van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).10
Zoals bekend heeft het toetredingsproces van de EU tot het EVRM aanzienlijke vertraging
opgelopen naar aanleiding van advies 2/13 van het Hof van Justitie van de EU (EU-Hof)
in 2014, waarin het EU-Hof heeft geoordeeld dat het Ontwerpverdrag op meerdere punten
onverenigbaar is met het Unierecht.
Sinds de hervatting van de onderhandelingen in september 2020, om voor de punten waarop
het EU-Hof bezwaren heeft opgeworpen oplossingen te vinden, hebben acht onderhandelingsronden
tussen de EU en de Raad van Europa (RvE) plaatsgevonden. De eerste onderhandelingsronden
betroffen een toelichting op en bespreking van de bezwaren van het EU-Hof. In de daaropvolgende
onderhandelingsronden is begonnen met de onderhandelingen over (concept)teksten. De
eerstvolgende onderhandelingsronde is gepland op 5-8 juli 2022. Parallel aan de onderhandelingen
met de RvE wordt op (EU) Raadswerkgroepniveau verder gewerkt aan de uitwerking van
de EU-interne regels die nodig zijn na toetreding.
Over het algemeen is sprake van een constructieve houding onder de meeste niet-EU-leden
van de RvE. Het kabinet is tevreden over de voortgang binnen een aantal thema’s («baskets»)
van de onderhandelingen, waarin de bezwaren van het EU-Hof zijn onderverdeeld. Zo
is er gedurende de laatste twee onderhandelingsronden een voorlopig akkoord bereikt
op basket 1 (EU-specifieke mechanismen voor procedures voor het EHRM) en basket 3
(het beginsel van wederzijds vertrouwen tussen EU-lidstaten). De besprekingen in Brussel
en Straatsburg zullen zich vanaf nu hoofdzakelijk focussen op de openstaande punten:
basket 2 (interstatelijke geschillen uit hoofde van artikel 33 EVRM en adviesverzoeken
krachtens Protocol nr. 16) en basket 4 (het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid
(GBVB)). Ten aanzien van deze laatste basket hebben de niet-EU-leden van de RvE zich
kritisch uitgelaten over de door de EU gepresenteerde oplossing om tegemoet te komen
aan het GBVB-bezwaar van het EU-Hof. De EU heeft aangegeven nota te hebben genomen
van deze kritiek en deze in overweging te nemen. Ten slotte zal tijdens de komende
onderhandelingen ook worden gesproken over de vraag of de artikelen 6 (aanwijzing
van rechters), 7 (deelname van de EU in het Comité van Ministers) en 8 (deelname van
de EU in de uitgaven) van het Ontwerpverdrag aanpassing behoeven gelet op de ontwikkelingen
in de RvE de afgelopen jaren.
Het kabinet is voorstander van een zo snel mogelijke toetreding van de EU tot het
EVRM en steunt daarom de heronderhandelingen over het Ontwerpverdrag. De zorgen van
het EU-Hof moeten serieus worden genomen en er moet worden gewerkt aan gedegen juridische
oplossingen die politiek haalbaar zijn voor alle partijen, in Brussel en Straatsburg.
In dat licht zet het kabinet zich in om in het bijzonder de EU-interne discussie ten
aanzien van basket 4 (GBVB) verder te brengen, ook om als EU een geloofwaardige onderhandelingspositie
in Straatsburg te waarborgen. Het kabinet zet zich voorts actief in voor het werk
aan de EU-interne regels parallel aan de onderhandelingen in Straatsburg.
10. AOB: Richtlijnen uitlevering
= Informatie CIE
Op het moment van schrijven van deze geannoteerde agenda is nog geen informatie van
het Voorzitterschap beschikbaar. Er wordt geen discussie voorzien. Het kabinet zal
de informatie aanhoren.
11. AOB: Ministeriële bijeenkomst «JBZ-zaken tussen de EU en de VS»
= informatie voorzitterschap
Een keer per jaar komen de Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken van het land
van het voorzitterschap, de twee Commissarissen en de Amerikaanse Minister van Homeland
Security en de Minister van Justitie bijeen. De bijeenkomst eindigt met een gemeenschappelijke
verklaring. Tijdens dit agendapunt zal de JBZ-Raad naar verwachting worden geïnformeerd
over de agenda en inzet voor deze ontmoeting op 23 juni aanstaande. Onder meer zal
worden gesproken over gezamenlijke oplossingen voor veiligheidsdreigingen. Het betreft
een informatiepunt. Er wordt geen discussie voorzien.
12. AOB: Agenda Aankomend Voorzitterschap
= informatie Tsjechië
Het inkomend Tsjechisch Voorzitterschap zal de JBZ-Raad haar prioriteiten presenteren
op het gebied van justitie. Tijdens de migratieconsultaties met Tsjechië op 11 mei
jl. is toegelicht dat Tsjechië prioriteit wil geven aan seksuele uitbuiting van kinderen
en illegale content online en de daarvoor benodigde intensivering van politieke samenwerking.
Het kabinet zal de presentatie van het aankomend Tsjechisch voorzitterschap aanhoren.
II. Binnenlandse Zaken
De eerste drie agendapunten (Schengengrenscode, informatie-uitwisseling en de staat
van het Schengengebied) zullen worden besproken onder de «Schengenraad», zoals door
het Franse Voorzitterschap voorgesteld. Ook Schengenstaten die geen lid zijn van de
Europese Unie zullen hierbij aansluiten. Verder heeft het Comité van Permanente Vertegenwoordigers
ingestemd met de Raadsaanbeveling over operationele samenwerking veiligheidsdiensten,
de Raadsconclusies implementatie en interoperabiliteit van informatiesystemen, de
Verordening Europees Drugsagentschap en de Raadsconclusies over de strijd tegen terrorisme.
Op moment van schrijven staan deze onderwerpen niet ter bespreking op de agenda.
1. Herziening Schengengrenscode
= gedachtewisseling / algemene oriëntatie
Het Voorzitterschap is voornemens het voorstel tot herziening van de Schengengrenscode
(SGC) op de JBZ-Raad te agenderen met het oog op vaststelling van een Raadspositie.
Op moment van schrijven lopen de onderhandelingen nog op ambtelijk niveau en is er
nog geen overeenstemming bereikt over een laatste compromistekst.
Nadat de Europese Commissie op 14 december jl. het voorstel presenteerde heeft het
Voorzitterschap getracht vaart te maken met de behandeling van het voorstel in de
diverse Raadsgremia.
Voor het kabinet zijn de prioriteiten weergegeven in het BNC-fiche11. Deze vormen dan ook de inzet. Prioriteiten voor het kabinet zijn het versterken
van de buitengrenzen, het versterken van het toezicht en controle aan de binnengrenzen,
het verbeteren van analyse en risicogestuurde monitoring van (irreguliere) grensoverschrijdingen
van personen aan de binnengrenzen en buitengrenzen, het versterken van de governance van het Schengengebied en het versterken van waarborgen in tijden van crises. Ten
aanzien van dit laatste punt acht het kabinet het van belang dat de Schengengrenscode
een handelingsperspectief biedt voor het tegengaan van grootschalige secundaire migratiestromen
binnen het Schengengebied, waarbij binnengrenscontroles als laatste redmiddel een
mogelijkheid zijn.
Vooralsnog zijn de lidstaten verdeeld over een aantal belangrijke elementen. Zo is
er – mede ingegeven door een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie
van 26 april jl. – verdeeldheid over de bepalingen inzake de maximumduur van binnengrenscontroles.12 Voor het kabinet is hierbij van belang dat binnengrenscontroles enerzijds een uitzondering
zouden moeten zijn op het vrij verkeer van personen in de Schengenruimte en anderzijds
dat de soevereiniteit van lidstaten om binnengrenscontroles in te voeren wordt gerespecteerd.
Ook is een groep lidstaten van mening dat de Schengengrenscode niet de juiste plek
is om secundaire migratie te adresseren, en maken zij bezwaar tegen het opnemen van
maatregelen om, als alternatief voor interne grenscontroles, illegaal verblijvende
migranten aan een andere lidstaat over te kunnen dragen. Nederland wenst dit artikel
juist te verstevigen. Ten aanzien van secundaire migratie trekt het kabinet op met
lidstaten die eveneens het voorstel steunen om secundaire migratie in de Schengengrenscode
te benoemen, en hiermee het verband tussen Schengen en migratie te onderkennen. Tenslotte
bleek de afgelopen maanden dat er ook nog verschillende perspectieven waren over hoe
de lessen uit de COVID-19-pandemie op een toekomstbestendige manier opgenomen zouden
kunnen worden in de Schengengrenscode.
2. Richtlijn informatie-uitwisseling
= algemene oriëntatie
Het Voorzitterschap heeft het voornemen om tijdens de JBZ-Raad een Raadspositie (algemene
oriëntatie) over de richtlijn inzake informatie-uitwisseling tussen rechtshandhavingsautoriteiten
van lidstaten (hierna: de richtlijn informatie-uitwisseling) aan te nemen. De Commissie
presenteerde de richtlijn informatie-uitwisseling tijdens de JBZ-Raad van 9 en 10 december
als onderdeel van het Schengenpakket. De richtlijn heeft ten doel het bestaande EU-rechtskader
te consolideren in één rechtsinstrument voor informatie-uitwisseling. De richtlijn
vervangt het zogenoemde Zweeds Kaderbesluit (ZKb) uit 2006 en bevat daarnaast bepalingen
die voortkomen uit verschillende niet-bindende richtsnoeren van de Raad. Het voorstel
stelt organisatorische en procedurele aspecten van informatie-uitwisseling tussen
rechtshandhavingsinstanties in de EU vast. Daarmee moet de richtlijn bijdragen aan
de effectieve en efficiënte uitwisseling van informatie met het oog op het voorkomen,
onderzoeken en opsporen van strafbare feiten en het uitvoeren van strafrechtelijke
operaties.
Tijdens de onderhandelingen over de richtlijn informatie-uitwisseling heeft het kabinet
zich steeds conform de lijn van het BNC-fiche opgesteld.13 De algemene oriëntatie van de richtlijn informatie-uitwisseling bewerkstelligt vijf
grote wijzigingen ten opzichte van het huidige rechtskader. Zo worden de termijnen
waarbinnen lidstaten op informatieverzoeken moeten reageren aangescherpt. Daarnaast
worden er minimumeisen gesteld aan de Single Points of Contact (SPOCs) van de Lidstaten voor een snelle en effectieve grensoverschrijdende deling
van informatie. De richtlijn stelt tevens vast dat de lidstaten een elektronisch Case Management System (CMS) in dienen te stellen waarmee de SPOC de taken onder de richtlijn kan uitvoeren.
Ook worden lidstaten verplicht om SIENA te gebruiken voor alle informatieverzoeken,
het aanleveren van informatie en voor andere communicatie die daarmee verband houdt.
Hierbij zijn, mede met dank aan de Nederlandse inzet, voldoende uitzonderingen opgenomen.
Een andere wijziging van het rechtskader op basis van de tekst van de algemene oriëntatie
is dat Europol in kopie zal komen te staan bij communicatie dat betrekking heeft op
informatieverzoeken die zien op delicten die binnen de reikwijdte van het mandaat
van Europol vallen. Het kabinet heeft zich daarbij gericht op het vastleggen van uitzonderingen
op het in kopie zetten van Europol, zoals bij risico’s voor het welslagen van een
lopend onderzoek of wanneer de veiligheid van een individu in het geding komt. Tot
slot zette het kabinet zich in voor het behouden van ruimte voor rechtshandhavingsautoriteiten
om op basis van een proportionaliteitstoets een informatieverzoek te weigeren. De
algemene oriëntatie is in lijn met de kabinetsinzet.
3. Staat Schengengebied
= gedachtewisseling
Op uitnodiging van het Voorzitterschap zal de Raad naar verwachting een gedachtewisseling
houden over de «stand van zaken van de Schengenzone». De Raad zal spreken over het
Staat van Schengen rapport, dat de Commissie recent heeft gepubliceerd,14 alsmede over de Schengenbarometer. Deze barometer dient een momentopname weer te
geven van de situatie in het Schengengebied. Dit stuk is nog niet ontvangen.
Het kabinet verwelkomt het Staat van Schengen rapport. Het identificeert de belangrijkste
elementen van het nieuwe governance model voor het Schengengebied (de Schengen-cyclus), maakt de balans op van de uitvoering
van de Schengenstrategie van juni vorig jaar, en zet de prioriteiten voor het Schengengebied
in 2022/2023 uiteen. Het rapport moet de basis vormen voor meer politieke dialoog
(bijvoorbeeld in de Schengenraad en in het Schengenforum), monitoring, implementatie
en handhaving van het Schengenacquis. Het kabinet benadrukt reeds geruime tijd de
noodzaak tot het versterken van de governance van het Schengengebied, en verwelkomt daarom deze inzet.15 Het kabinet staat positief tegenover het voeren van een reguliere politieke dialoog
over het functioneren van het Schengengebied. Het rapport kan daarvoor de basis zijn,
wanneer het meer politieke aandacht genereert voor tekortkomingen binnen het Schengengebied
en deze dialoog leidt tot het adresseren daarvan.
De Commissie identificeert drie prioriteiten voor het Schengengebied voor de komende
twee jaar: versterken van de buitengrenzen, verzekeren dat binnengrenscontroles een
laatste redmiddel blijven, en versterken van interne veiligheid door betere politiesamenwerking
en implementatie van informatiesystemen, zoals het Schengen Informatie Systeem (SIS).
Op alle drie de punten vinden reeds diverse initiatieven plaats, die voortgezet dienen
te worden. Voorbeelden daartoe zijn het implementeren van de nieuwe IT-infrastructuur
aan de grenzen, het implementeren van het nieuwe Schengenevaluatiemechanisme, en het
herzien van de Schengengrenscode. Dat steunt het kabinet. Het kabinet mist in de analyse
van de Commissie de link met het asielbeleid. Het kabinet is van mening dat Schengen-
en migratiebeleid nauw met elkaar verbonden zijn: tekortkomingen in het asielbeleid
hebben immers implicaties voor het Schengengebied. Deze link wordt niet gelegd door
de Commissie: secundaire migratie wordt niet als tekortkoming benoemd door de Commissie.
Ook mist een cijfermatig overzicht. Het kabinet zal dit tijdens de Raad benoemen.
Onder de lidstaten is eerder brede steun geuit voor de oprichting van de Schengenraad
en een gesprek over de Staat van Schengen. Dit is de eerste inhoudelijke bespreking
van het Staat van Schengen rapport.
4. Prüm II-verordening
= algemene oriëntatie
Het Voorzitterschap is voornemens een Raadspositie (algemene oriëntatie) aan te nemen
over de Prüm II-verordening. Tijdens de JBZ-Raad van 9 en 10 december jl. presenteerde
de Commissie de Prüm II-ontwerpverordening als onderdeel van het Schengenpakket, ter
modernisering en vervanging van de Prüm-besluiten uit 2008. Het deel van de huidige
Prüm-besluiten die dit Commissievoorstel beoogt te vervangen ziet op de uitwisseling
van DNA-profielen, vingerafdrukken en voertuigregistratiegegevens, waarbij lidstaten
deze gegevens kunnen vergelijken met de aanwezige gegevens in de nationale databanken
van één of meer andere lidstaten.
De Raadspositie voorziet zes grote wijzigingen ten opzichte van de huidige Prüm-besluiten.
Ten eerste worden drie datacategorieën toegevoegd aan de in nationale databases mogelijk
te vergelijken informatie. Deze datacategorieën zijn gezichtsbeelden, politiebestanden
en rijbewijzen, waarbij de keuze voor het wel of niet deelnemen aan het uitwisselen
van politiebestanden en foto’s op rijbewijzen aan de lidstaten is. Ten tweede worden
technische aanpassingen aangebracht om de uitwisseling te verbeteren. Ten derde wordt
een processtap toegevoegd voor versnelde uitwisseling van een beperkte set van kerngegevens.
Ten vierde krijgt Europol de mogelijkheid om zoekopdrachten uit te voeren met biometrische
gegevens die zij van derde landen ontvangt. De vijfde wijziging betreft het formaliseren
van de praktijk om in beginsel gebruik te maken van Secure Information Exchange Network Application (SIENA) als kanaal voor informatie-uitwisseling in het Prüm-kader. Ten slotte worden
bepalingen toegevoegd die informatie-uitwisseling in Prüm-kader in overeenstemming
brengen met de gegevensbeschermingsbepalingen van de richtlijn aangaande de verwerking
van politie- en justitiegegevens.
De positie van het kabinet ten aanzien van het voorstel is uiteengezet in het BNC-fiche.16 Conform de kabinetsinzet is in de algemene oriëntatie onder andere de mogelijkheid
opgenomen tot het vergelijken van biometrische gegevens van vermiste personen en ongeïdentificeerde
menselijke resten, verduidelijkt de tekst dat de vergelijking van gezichtsbeelden
altijd moet worden uitgevoerd door een forensisch deskundige op basis van vergelijkend
morfologisch onderzoek en niet slechts door automatische vergelijking opdat beter
invulling aan rechtsbescherming van burgers wordt gegeven, is er voldoende ruimte
voor uitzonderingen op het gebruik van SIENA als standaard kanaal voor informatie-uitwisseling
en is de mogelijkheid voor Europol om zoekopdrachten te doen met informatie van derde
landen met voldoende waarborgen omkleed. Het kabinet zal dan ook instemmen met de
algemene oriëntatie.
5. Oekraïne; voortgang 10-puntenplan
= gedachtenwisseling
De Europese Unie blijft zich op allerlei vlakken inzetten om ontheemden uit Oekraïne
een veilige haven te bieden en lidstaten en Moldavië te ondersteunen bij de ontvangst
en opvang van deze mensen. Uw Kamer is o.a. via het verslag van de ingelaste JBZ-Raad
van 28 maart geïnformeerd over het tienpuntenplan van de Europese Commissie en het
Voorzitterschap.17 De uitwerking van het plan is nog steeds de basis van de diverse EU-acties die plaatsvinden.
Het kabinet maakt graag van deze gelegenheid gebruik een update te geven van de uitvoering
op de belangrijkste punten.
Zo wordt de inzet op operationele ondersteuning van landen en goede informatievoorziening
aan ontheemden voortgezet. Operationele ondersteuning aan de grenslanden wordt door
de Europese Agentschappen Frontex, het Europees Asielagentschap en Europol onverminderd
geleverd. Ook Nederland draagt hier via de bestaande mechanismen actief aan bij. Zo
levert Nederland personele en materiële capaciteit aan Frontex in Estland en aan de
grens tussen Moldavië en Roemenië. Voorts werkt het kabinet ook mee aan een goede
informatievoorziening van ontheemden in zogeheten transport- en vervoershubs, in geval
zij wensen door te reizen. Nederland heeft, zoals uw Kamer reeds bekend, de voorstellen
van de Europese Commissie gesteund om EU-fondsen sneller en flexibeler beschikbaar
te maken. Het kabinet acht het van belang dat lidstaten waar nodig financiële steun
krijgen voor de opvang van ontheemden.
Een andere uitwerking van het tienpuntenplan betreft het opzetten van een Europees
registratieplatform. Het primaire doel van het platform is om te helpen verzekeren
dat personen die tijdelijke bescherming genieten effectief van hun rechten gebruik
kunnen maken in alle lidstaten, terwijl mogelijk oneigenlijk gebruik wordt beperkt.
De Commissie heeft voorgesteld een zo simpel mogelijk systeem te maken met zo min
mogelijk uitvoeringslasten. Het kabinet hecht daar aan. Het platform moet met name
de mogelijkheid bieden om informatie tussen lidstaten uit te wisselen over personen
die tijdelijke bescherming genieten. Dit moet tot stand komen door lidstaten informatie
met betrekking tot door hen erkende tijdelijke beschermden te laten uploaden naar
een centraal platform, waarin geen biometrische gegevens worden opgeslagen. De Commissie
deelt lidstaten automatisch mede wanneer sprake is van een dubbeling: wanneer een
persoon ook al tijdelijke bescherming in een andere lidstaat geniet. De lidstaten
zijn gezamenlijk verwerkingsverantwoordelijken, als bedoeld in artikel 26 van de Algemene
verordening gegevensbescherming (hierna: AVG), voor het EU-registratiesysteem. Op
grond van dat artikel moeten zij door middel van een onderlinge regeling op transparante
wijze hun respectieve verantwoordelijkheden voor de naleving van hun verplichtingen
inzake gegevensbescherming bepalen, met name wat betreft de uitoefening van de rechten
van de betrokkene en hun verplichtingen om informatie aan de betrokkene te verstrekken.
Er is een overeenkomst getekend door de lidstaten die dat regelt. Op dit moment werken
alle lidstaten, inclusief Nederland, aan het technisch opzetten van dit platform.
De Commissie werkt er naartoe dat het platform op korte termijn operationeel wordt.
Uw Kamer is eerder geïnformeerd over het kabinetsvoornemen om 500 ontheemden uit Oekraïne
vanuit Moldavië naar Nederland over te brengen. Het kabinet reageerde daarmee op een
verzoek van Moldavië zelf, alsmede van de Europese Commissie. In de afgelopen periode
heeft de IND inzet gepleegd om de overbrenging van ontheemden uit Oekraïne verder
gestalte te geven. Op moment van schrijven zijn de eerste acht ontheemden vanuit Moldavië
overgebracht naar Nederland. Daarnaast hebben meerdere personen interesse getoond
in een overbrenging naar Nederland, de voorbereidingen voor een overbrenging worden
nu getroffen. Nederland zet zich, in samenwerking met diverse partners, er voor in
het proces rondom de transfers te versnellen. De betrokken instanties, waaronder de
IND, werken er hard aan om zo snel als mogelijk verdere verlichting van de druk te
kunnen bieden aan Moldavië.
Tijdens de JBZ-Raad zal Nederland kort stilstaan bij zowel de inspanningen die zijn
gepleegd als de resultaten die zijn behaald. Het kabinet steunt de aanpak van de Commissie
en het Voorzitterschap van de afgelopen tijd. Het tienpuntenplan heeft houvast geboden
en dient nader te worden geïmplementeerd. Vanzelfsprekend blijft steun voor lidstaten
aan de grenzen van Oekraïne een belangrijk onderdeel van de aanpak. Ten aanzien van
het krachtenveld zal naar verwachting de eensgezindheid tussen lidstaten voorop blijven
staan. Grenslidstaten zullen mogelijk de behoefte voor financiering blijven benadrukken.
6. Asiel-Migratie: update over de geboekte vooruitgang
= voortgangsrapportage
Zoals uw Kamer bekend tracht het Franse voorzitterschap door een stapsgewijze benadering
de impasse rondom de voorstellen van de Commissie voor een Europees Asiel- en migratiepact
te doorbreken. Uw Kamer wordt hierover op korte termijn in een separate brief geïnformeerd.
7. Versterking samenwerking CT-autoriteiten (presentatie door voorzitter CTG)
= presentatie voorzitter CTG
De Counter Terrorism Group (CTG), een informeel samenwerkingsverband van inlichtingen- en veiligheidsdiensten
van de Europese lidstaten, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland, zal
tijdens de JBZ Raad wederom haar periodieke presentatie verzorgen. De Europese diensten
werken intensief samen op het gebied van terrorismebestrijding. In dit kader is van
belang dat nationale veiligheid de verantwoordelijkheid is van de individuele lidstaten.
Op moment van schrijven is nog niet bekend waar de presentatie zich op zal toespitsen.
Er wordt geen discussie voorzien, het kabinet zal de informatie van de CTG aanhoren.
8. Uitvoering EU strategie en Actieplan tegen drugs (2021-2025)
= informatie van het voorzitterschap
Naar verwachting zal het voorzitterschap een update geven over de voortgang van de
uitvoering van de EU-strategie en Actieplan tegen drugs (2021–2025). Er is geen discussie
voorzien. Het kabinet zal de presentatie aanhoren.
9. Strijd tegen radicalisering
= informatie van het voorzitterschap
De aanpak van radicalisering is een belangrijk onderwerp voor het Voorzitterschap.
In februari werd het onderwerp al geagendeerd op de informele JBZ-raad, en het is
in diverse gremia besproken. Naast beleidsmatige discussie is daarbij ook ruimte gegeven
aan inbreng van wetenschappers en aan slachtoffers van radicalisering.
Het Voorzitterschap zal aandacht vragen voor het ontwikkelen van een «EU Knowledge Hub on the prevention of radicalisation». Het kabinet steunt het Franse voorstel voor het opzetten van dit gremium dat onder
aansturing van de lidstaten kan zorgen voor een betere sturing en prioritering van
de activiteiten binnen het Radicalisation Awareness Netwerk (RAN).
Uw Kamer heeft de regering met een motie verzocht het initiatief te nemen om met een
coalitie van gelijkgestemde landen binnen de EU de aanpak te versterken van ongewenste
financiering die de democratische waarden van de Unie ondermijnt (Kamerstuk 35 228, nr. 31). Op aangeven, en onder leiding, van Nederland en Frankrijk is het afgelopen half
jaar binnen het RAN geïnvesteerd in onderzoek naar het instrumentarium van de verschillende
lidstaten om deze ongewenste financiering te adresseren. Op dit moment wordt het onderwerp
met een selecte groep landen in een RAN-werkgroep verder uitgediept. Het is mogelijk
dat het Voorzitterschap dit traject ook nader zal toelichten.
10. Werklunch Frontex
De Raad zal tijdens de lunch mogelijk spreken over het EU-agentschap Frontex. Een
discussiestuk volgt, maar is nog niet ontvangen. Mogelijk wenst het Voorzitterschap
te spreken over het mandaat, de governance, grensbeheer en respect voor mensenrechten.
Het kabinet verwelkomt de discussie, en acht het van belang over Frontex, naast de
overleggen die plaatsvinden in het kader van de Frontex Management Board, in de Raad
te spreken.
Uw Kamer is eerder geïnformeerd over de Nederlandse inzet tijdens de Management Board
ten aanzien van het gegroeide mandaat van Frontex, de gewenste versteviging van de
governance en de nodige verbetering van de klachten- en rapportagemechanismes binnen
het agentschap, in het bijzonder waar het fundamentele rechten betreft.18 Deze inzet zal ook tijdens de werklunch door Nederland worden uitgedragen.
De voortgang op bovenstaande onderwerpen en de actualiteiten worden kritisch gevolgd.
Tegelijkertijd dient het agentschap ook de gelegenheid te krijgen om verbeteringen
en aanpassingen door te voeren. Het kabinet hecht aan het agentschap bij de bewaking
van de EU-grenzen, tegelijkertijd benadrukt het kabinet dat er een enorme uitdaging
ligt voor de nieuwe Uitvoerend Directeur, de Commissie en de lidstaten, die moet worden
opgepakt. Ten aanzien van de bijdrage van Nederland aan Frontex en de actualiteiten
-waaronder het recent opstappen van de Uitvoerend Directeur- wordt uw Kamer spoedig
middels de jaarlijkse brief over de Frontex inzet geïnformeerd.
11. Ministeriële bijeenkomst «JBZ-zaken tussen de EU en de VS»
= informatie Voorzitterschap
Zie hiervoor hetzelfde agendapunt tijdens de Justitiedag.
12. Programma Tsjechisch Voorzitterschap
= presentatie Tsjechië
Zie hiervoor hetzelfde agendapunt tijdens de Justitiedag.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.