Brief regering : Rapport en beleidsreactie evaluatie medisch beleid sinds het arrest Paposhvili van 13 december 2016
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 2893
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 mei 2022
Hierbij stuur ik uw Kamer het rapport van de evaluatie van het medisch beleid1 sinds het arrest Paposhvili van 13 december 2016 (bijlage 1).2 In het verlengde van de evaluatie zijn er in 2021 en 2022 gesprekken geweest met
het maatschappelijk middenveld over de uitwerking van het medisch beleid.
De evaluatie is op verzoek van de Directeur-Generaal Migratie uitgevoerd door de afdeling
Onderzoek en Analyse van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). In de evaluatie
zijn de gevolgen van het nieuwe beleid zoals dat op 1 september 2017 naar aanleiding
van het arrest Paposhvili in werking is getreden in kaart gebracht, en waar mogelijk
vergeleken met de periode van twee jaar voor de inwerkingtreding van het nieuwe beleid.
De onderzoeksresultaten betreffen de periode 1 september 2015 tot en met 31 augustus
2019. Voor de belangrijkste bevindingen en conclusies verwijs ik naar hoofdstuk 6
van het rapport.
In de conclusies en bevindingen uit deze evaluatie zie ik aanleiding het beleid te
wijzigen. Het onderzoek naar de feitelijke toegankelijkheid van zorg in het land van
herkomst, zoals dat nu conform het beleid wordt uitgevoerd door de Dienst Terugkeer
en Vertrek (DT&V), zal komen te vervallen waartoe de Vreemdelingencirculaire 2000
zal worden aangepast.3 Als gevolg daarvan zal het beleidskader over de feitelijke (on)toegankelijkheid worden
verduidelijkt. Ik licht dat hieronder toe.
Toegankelijkheidsonderzoek DT&V
Naar aanleiding van het arrest Paposhvili is het medisch beleid per 1 september 2017
gewijzigd.4 Deze wijzigingen vonden plaats op vier onderdelen. Eén van die onderdelen heeft tot
gevolg gehad dat wanneer het uitblijven van de noodzakelijke behandeling naar alle
waarschijnlijkheid zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn en de
behandeling in het land van herkomst (of bestendig verblijf) beschikbaar is, ook getoetst
moet worden of de behandeling feitelijk toegankelijk is voor de vreemdeling. In het beleid (paragraaf A3/7.1.5 van de Vreemdelingencirculaire
2000) is dit proces uitgewerkt in meerdere stappen.
Uit het arrest Paposhvili en opvolgende jurisprudentie van het EHRM volgt dat het
aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat de medische zorg niet toegankelijk
is. Als de vreemdeling dit volgens de IND voldoende aannemelijk heeft gemaakt, vraagt
de IND in beginsel aan de DT&V te onderzoeken of de vreemdeling direct aansluitend
op zijn terugkeer feitelijke toegang tot de medische zorg kan krijgen.
Gelet op de bevindingen van de evaluatie concludeer ik dat het onderzoek zoals dat
momenteel wordt uitgevoerd, ondanks de inspanningen van de DT&V, onvoldoende bijdraagt
aan daadwerkelijke terugkeermogelijkheden voor de vreemdelingen. De doelstelling van
het beleid is om individuele gevallen terugkeer te faciliteren en te realiseren. Uit
de evaluatie volgt dat de onderzoeken in de praktijk, vanwege verschillende factoren,
niet leiden tot daadwerkelijk vertrek. Zo kunnen de afspraken die de DT&V heeft gemaakt
rondom de terugkeer van de vreemdeling verstrijken vanwege tijdsverloop, bijvoorbeeld
doordat de vreemdeling rechtsmiddelen heeft ingediend en de uitkomst hiervan in Nederland
mag afwachten. Ook kan de medische situatie van de vreemdeling veranderen, waardoor
het onderzoek van de DT&V niet meer actueel is op het moment dat vertrek aan de orde
is.
Daarnaast zijn de doorlooptijden omwille van de complexiteit van deze onderzoeken
lang. In de periode waar het rapport op ziet hadden de onderzoeken die zijn afgerond
een doorlooptijd tussen de één jaar en vijf maanden en twee jaar en negen maanden.5 De vreemdeling, voor wie geldt dat uitblijven van de behandeling op korte termijn
naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een medische noodsituatie en van wie de
IND al voldoende aannemelijk heeft geacht dat de noodzakelijke zorg feitelijk niet
toegankelijk is, verblijft daardoor onaanvaardbaar lang in onzekerheid over zijn verblijfsstatus.
Dit vind ik een onwenselijke situatie en daarom schaf ik het toegankelijkheidsonderzoek
van de DT&V af. Om voor uitstel van vertrek in de zin van artikel 64 van de Vreemdelingenwet
2000 in aanmerking te komen zal het voldoende zijn – uiteraard indien aan de overige
voorwaarden is voldaan – wanneer de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat de voor
hem noodzakelijke en in het land van herkomst (of bestendig verblijf) beschikbare
medische zorg feitelijk niet voor hem toegankelijk is. De Vreemdelingencirculaire
2000 zal hiertoe worden gewijzigd.
Beleidskader bewijslast ontoegankelijkheid van zorg
Zoals hierboven aangegeven is het sinds 1 september 2017 aan de vreemdeling om aannemelijk
te maken dat de medische zorg niet toegankelijk is. Bij het opstellen van het beleid
is ervoor gekozen om de verzoeken van de vreemdeling op individuele basis te beoordelen
en geen lijst van criteria op te stellen waaraan voldaan moet worden om de ontoegankelijkheid
van de zorg aan te nemen. Elk herkomstland en/of medische aandoening is anders en
vereist daarom maatwerk.
Uit het evaluatierapport van de IND en de gesprekken met maatschappelijke organisaties
komt echter naar voren dat vreemdelingen het lastig vinden om binnen een relatief
korte periode aan informatie te komen van zorginstellingen in het land van herkomst,
bijvoorbeeld over de kosten van behandelingen.6 De verantwoordelijkheid om feitelijke ontoegankelijkheid van zorg aannemelijk te
maken blijft onverminderd bij de vreemdeling liggen. In verband met de signalen vanuit
het evaluatierapport zal de bewijslast worden verduidelijkt. Hierdoor kan de vreemdeling
in het land van herkomst gerichter om informatie vragen en eenvoudiger een volledig
dossier aanleveren aan de IND.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid