Brief regering : Kabinetsreactie CBS Monitor Brede Welvaart & SDG’s 2022 + aanbieding Nationale SDG-rapportage
34 298 Parlementair onderzoek Breed welvaartsbegrip
Nr. 36
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN VAN BUITENLANDSE HANDEL
EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 mei 2022
Het ontwikkelen van gedegen overheidsbeleid vraagt om een geïnformeerd beeld van hoe
het gaat in Nederland. Waar gaat het wel goed en waar niet met de brede welvaart in
Nederland? En wat voor trends zijn er te zien? Om hierin te voorzien publiceert het
CBS jaarlijks de «Monitor Brede Welvaart & Sustainable Development Goals» (hierna:
«de Monitor») in opdracht van het kabinet. De monitor kijkt primair naar de middellange
termijn, met trends over de periode 2014–2021.
Het doel van de Monitor is om op basis van kernindicatoren te laten zien hoe Nederland
ervoor staat op de brede welvaart en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s). De thematiek
en indicatoren voor brede welvaart en de SDG’s overlappen deels en vullen elkaar aan.
De samenhang tussen beide concepten maakt dat ze elkaar versterken voor zowel de Nederlandse
als internationale context. Behalve voor de dimensie «Hier & Nu» bevat de Monitor
ook indicatoren over effecten over de landsgrenzen heen (Elders) en voor toekomstige
generaties (Later).
In deze brief leest u de kabinetsreactie op de gepresenteerde cijfers in de Monitor
20221. Daarnaast bieden we met deze brief uw Kamer de zesde Nationale SDG rapportage «Nederland
Ontwikkelt Duurzaam» aan. Deze rapportage geeft kwalitatieve inkleuring vanuit het
Rijk, decentrale overheden en maatschappelijke sectoren aan de in de Monitor gepresenteerde
cijfers over de SDG voortgang.
Uitkomsten Monitor en kabinetsreactie
De Monitor 2022 kijkt vanuit het brede welvaartsperspectief en de SDG’s terug op 2021
en de middellange termijn. Een aantal ontwikkelingen valt op en wordt daarom hieronder
voorzien van een kabinetsreactie.
Algemeen beeld en impact coronapandemie
Ten eerste is, ondanks de coronapandemie, nog steeds 83,6% van de Nederlanders tevreden
met het leven. De tevredenheid is wel licht gedaald (-1,2% punt) en hiermee op het
laagste niveau sinds 1997 (eerste meetpunt), maar van een dalende trend is volgens
de definitie nog geen sprake2. Tevredenheid met het leven is een subjectieve maat van brede welvaart die vaak samenhangt
met een aantal kenmerken. Bij de verslechtering van een aantal van deze kenmerken
speelt de coronapandemie een rol, maar niet alleen. Zo verminderden bijvoorbeeld de
sociale contacten en nam de mentale gezondheid af tijdens de coronapandemie, maar
ook in de jaren daarvoor. Het SCP wees er eerder eveneens op dat een aantal van deze
trends al langer speelt, maar dat dit door de coronacrisis scherper aan de oppervlakte
komt3. Verder is ook qua verdeling bijvoorbeeld in de laatste twee jaar een relatieve achteruitgang
te zien op de brede welvaart voor jongvolwassenen, een groep waarop de pandemie ook
in 2021 relatief veel impact had4.
Naast de impact van de pandemie toont de Monitor dit jaar ook weer verschillen tussen
de drie dimensies van het brede welvaartsbegrip; Hier & Nu, Later en Elders. De welvaart
in het Hier & Nu en Elders lijkt over de hele breedte een iets positiever beeld te
tonen dan vorig jaar. Op redelijk wat indicatoren is een gunstige ontwikkeling te
zien in 2021. Er zijn bij de dimensie Later relatief veel rode indicatoren te zien,
wat een verslechtering impliceert. Terwijl voor het Hier & Nu slechts 7% van de indicatoren
op rood staat, is dat voor bijna een derde van de indicatoren voor Later het geval.
Dit geldt met name, net als vorig jaar, voor de natuurlijk kapitaal indicatoren. De
Monitor laat zien dat de toekomstige welvaart meer onder druk staat dan de huidige
welvaart.
Kabinetsreactie
Het is goed nieuws dat de tevredenheid in Nederland, ondanks de coronacrisis, nog
steeds relatief hoog is. Ook is het positief dat de welvaart in het Hier & Nu zich
op veel aspecten gunstig blijft ontwikkelen. Daarnaast herkent het kabinet ook de
uitdagingen die de Monitor weergeeft. Zowel op de gebieden waar de impact van de coronacrisis
te zien is (bijvoorbeeld sociale contacten), als ook de zorgelijke situatie op een
aantal van de Later indicatoren (bijvoorbeeld biodiversiteit) en de daaruit volgende
druk op toekomstige welvaart. Verder benadrukt de lichte afname in tevredenheid in
2021 (na de eerdere daling in 2020) ook de noodzaak om goed in de gaten te blijven
houden dat deze daling niet doorzet in de komende jaren. In de rest van de brief wordt
per thema in meer detail ingegaan op de inzet van het kabinet op de verschillende
uitdagingen.
Klimaat, natuur, milieu & grondstoffen
Thema’s zoals verduurzaming en grondstoffen hebben bij uitstek impact op de dimensies
Later en Elders. De Monitor laat op dit gebied een wisselend beeld zien over het afgelopen
jaar.
Op het gebied van energie (SDG 7) zien we aan de ene kant dat het opgesteld vermogen
hernieuwbare elektriciteit verder is toegenomen (inmiddels positie 11 in EU, was 18
in 2019). Maar ook dat aan de andere kant de uitstoot van broeikasgassen, na de daling
in 2020, weer is gestegen (+2,1%). Ook de broeikasgasvoetafdruk is volgens een eerste
berekening van het CBS in 2021 weer groter, na een daling in 2020. Daarnaast is de
ervaren milieuhinder het afgelopen jaar toegenomen.
Verder zet de verduurzaming van de landbouw door, maar blijft de biodiversiteit op
land en onder water op veel aspecten verslechteren (SDG’s 14 en 15). Waterbronnen
staan onder druk door vervuiling en onttrekking van grondwater, de kwaliteit van agrarisch
leefgebied voor vogels neemt af en het aantal bedreigde dieren en planten soorten
neemt toe.
Op de dimensie Elders zijn een redelijk aantal positieve trends te zien op de lange
termijn, al blijft op een aantal indicatoren de relatieve Nederlandse positie laag
ten op zichtte van andere EU-landen. Het CBS meet indicatoren over de stromen van
inkomens (SDG 17) en het gebruik dat Nederland maakt van het natuurlijk kapitaal van
andere landen (SDG 12). De waarde van de invoer van goederen ligt inmiddels bijna
15 procent boven het pre-coronaniveau van 2019, maar Nederland legt daarmee ook een
relatief groot beslag op het mondiale natuurlijk kapitaal. Nederland draagt positief
bij door hulp (5e plek op EU-ranglijst) en handel met ontwikkelingslanden. Conform de internationale
richtlijnen voor het meten van duurzaamheid (CES-recommendations) wordt handel in
fossiele en natuurlijke hulpbronnen als negatief gezien voor de brede welvaart van
de handelspartners, omdat Nederland daarmee beslag legt op de natuurlijke hulpbronnen
(die nodig zijn voor de welvaart) van andere landen. In het bijzonder kijkt het CBS
daarbij naar Minst Ontwikkelde Landen (MOL’s) die het meest kwetsbaar zijn. Positief
is dat de invoer van fossiele energiedragers uit MOL’s in het afgelopen jaar is gedaald,
net als de invoer van niet-metaal mineralen.
Verder blijft de ingevoerde hoeveelheid biogrondstoffen (voorheen biomassa) stijgen
en is daarnaast ook de algehele afhankelijkheid van energie-invoer weer verder toegenomen.
In 2014 kwam een derde van de energie uit import, inmiddels is dit in 2020 bijna 70%.
Nederland bevindt zich hiermee in de middengroep van de EU (19de van 27 EU-landen). Verder daalde de totale Nederlandse grondstoffenvoetafdruk in
2020, maar over de lange termijn is hier geen dalende of stijgende trend te zien.
Kabinetsreactie
Ten aanzien van natuur en biodiversiteit is de situatie aanhoudend zorgelijk. Ook
de ontwikkelingen op het gebied van verduurzaming en de impact van Nederland over
de grenzen vragen om gedegen beleid. Hieronder worden een aantal hoofdpunten van de
huidige inzet van het kabinet benoemd.
Op het gebied van natuur en biodiversiteit blijft, vooral vanwege tekortschietende
ruimtelijke en milieucondities, veelal veroorzaakt door externe factoren, de natuur
in Nederland ernstig onder druk staan. Daarnaast heeft ons handelen in Nederland ook
invloed op de biodiversiteit in de rest van de wereld. Deze conclusies zijn in lijn
met recente rapportages van Nederland in het kader van het VN Biodiversiteitsverdrag
(Kamerstuk 26 407, nr. 128) en de EU Vogel- en Habitatrichtlijnen (Kamerstuk 26 407, nr. 131).
Dit kabinet werkt in Nederland langs verschillende lijnen aan herstel en verbetering
van natuur en biodiversiteit. In de eerste plaats wordt gewerkt aan de effectieve
bescherming van natuurgebieden, via onder andere het Natuurnetwerk Nederland, Natura
2000, natuurbeleid in de grote wateren, Noordzee en Waddenzee. In aanvulling op de
structurele aanpak stikstof geeft het kabinet een impuls aan onder meer stikstofreductie,
natuurherstel en -ontwikkeling via een combinatie van landelijk en gebiedsgericht
beleid. Een kentering van het beleid wordt beoogd om onherstelbare schade te voorkomen
en andere maatschappelijke opgaven binnen de grenzen van de natuur mogelijk te maken.
In dat kader is ook de transitie naar een natuurinclusieve samenleving van belang.
We werken onder andere aan experimenten rond natuurinclusieve landbouw en nemen de
natuur mee bij de woningbouwopgave.
Opvallend is dat het aantal mensen dat milieuproblemen ervaart na een eerdere daling
recent weer toeneemt. Maatschappelijke partijen zullen worden betrokken bij de totstandkoming
van een nationaal milieuprogramma en een nationaal programma bodem en ondergrond.
Hierin worden de ambities van het kabinet ten aanzien van een gezonde en veilige leefomgeving,
duurzame economie en vitale ecosystemen vertaald in beleid. Waar mogelijk zal worden
aangesloten bij Europese initiatieven in het kader van de «zero pollution ambition».
Het CBS toont een redelijk positief beeld van de langetermijntrends op de Elders-dimensie,
al blijft de relatieve Nederlandse positie zwak op een aantal indicatoren. Deze dimensie
is verbonden aan met name SDG 17 (partnerschap) en SDG 12 (duurzame consumptie en
productie) en gaat onder andere over de negatieve effecten die Nederland elders ter
wereld veroorzaakt. Een belangrijk deel van deze afwenteleffecten worden sinds 2016
geadresseerd in het «Actieplan Beleidscoherentie voor Ontwikkeling», waarover eveneens
vandaag (18 mei 2022) de jaarlijkse rapportage naar uw Kamer is verzonden.
Wat betreft de invoer van duurzame biogrondstoffen is het kabinet van mening dat de
inzet hiervan een belangrijke rol speelt voor het bereiken van een klimaatneutrale
en circulaire samenleving. Biogrondstoffen zijn onmisbaar om de afhankelijkheid van
(geïmporteerde) primaire fossiele grondstoffen te verminderen, bijvoorbeeld in de
chemie of bij de productie van brandstoffen voor de lucht- en scheepvaart. Tegelijkertijd
heeft het kabinet oog voor de zorgen die in de samenleving leven over biogrondstoffen
(o.a. ontbossing, verlies aan biodiversiteit). Daarom stelt het kabinet strenge duurzaamheidseisen
(inclusief sociaaleconomische criteria) aan de inzet van biogrondstoffen en wil het
kabinet biogrondstoffen zo hoogwaardig mogelijk inzetten.
Verder maken de fluctuerende energieprijzen en het Rusland-Oekraïneconflict nogmaals
duidelijk dat Europa te sterk afhankelijk is van de import van fossiele energiedragers.
Dat Nederland hierbij een relatief hoge afhankelijkheid heeft, onderstreept de noodzaak
om de klimaat- en energietransitie te versnellen. Het kabinet werkt hierbij aan verschillende
maatregelen om de import van fossiele brandstoffen te verlagen (bijvoorbeeld extra
waterstof, groen gas, elektrificatie en vraagreductie). Tegelijkertijd betekent dit
ook dat bijvoorbeeld de import van waterstof juist zal toenemen ter ondersteuning
van de klimaat- en energie transitie.
Op het gebied van broeikasgasuitstoot is de toename, na de forse daling tijdens het
eerste deel van de coronacrisis, niet geheel onverwacht, gezien het terugveren van
economische activiteit en het koude voorjaar van 2021. De uitstootgegevens over 2021
zijn nog voorlopig, definitieve cijfers volgen begin volgend jaar. Dit neemt niet
weg dat Nederland koploper wil zijn bij het tegengaan van de opwarming van de aarde.
Nederland zet zichzelf nationaal als doel om in 2030 ten minste 55% emissiereductie
te realiseren ten opzichte van 1990. Conform het Coalitieakkoord richt het kabinet
zich bij de uitwerking van beleidsmaatregelen op een emissiereductie van 60%. In mei
presenteert het kabinet de eerste uitwerking van het beleidsprogramma Klimaat en Energie.
Kansen- en gendergelijkheid, gezondheid & schokbestendigheid
Belangrijk voor de dimensies Hier & Nu en Later is ook de mate waarin Nederlanders
mee kunnen komen en hoe goed externe schokken worden opgevangen, zoals de gevolgen
van de COVID-19-pandemie. De Monitor toont op het gebied van schokbestendigheid een
redelijk positief beeld voor 2021. Het mediaan vermogen van huishoudens en hun spaargeld
bij Nederlandse banken blijven stijgen. Ook blijft de omvang van een aantal kwetsbare
groepen dalen. Zo neemt het percentage huishoudens met een laag inkomen en weinig
vermogen af, net als het percentage armoederisico onder zzp’ers en het aantal mensen
met ernstige langdurige beperkingen door gezondheidsproblemen. Verder blijft, ondanks
de pandemie, het percentage mensen met zorgen over de financiële toekomst, net als
vorig jaar, dalen. Ook het aantal daklozen daalt voor het eerst sinds een aantal jaar.
Het aantal Nederlanders dat de eigen gezondheid als (zeer) goed beoordeelt daalt zeer
licht, maar Nederland verbetert hier wel relatief ten opzichte van de EU. Verder valt
op dat de voorgaande stijgende trend van overgewicht (SDG 3) niet meer te zien is.
Het aantal 20+ Nederlanders met overgewicht is licht gedaald naar 50,8% in 2021 (van
51,1%).
Qua gendergelijkheid (SDG 5) zijn er positieve ontwikkelingen te zien, onder andere
door afnemende beloningsverschillen, stijgende arbeidsparticipatie en economische
zelfstandigheid van vrouwen. De kloof tussen vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt
bestaat echter nog steeds; de snelheid waarmee deze afneemt geeft uitdagingen voor
het bereiken van volledige gendergelijkheid op de arbeidsmarkt in 2030. Verder zet
de voorheen stijgende trend rond het aandeel vrouwen in managementposities niet door
en blijft Nederland op dit punt achter bij de rest van de EU (25ste van de 27).
Net als in voorgaande jaren geeft de Monitor dit jaar ook een beeld van hoe de brede
welvaart in Nederland is verdeeld tussen verschillende bevolkingsgroepen. Groepen
die minder dan gemiddeld profiteren van brede welvaart zijn vooral mensen met een
niet-westerse migratieachtergrond en laagopgeleiden. De achterstand van mensen met
een migratieachtergrond kan niet worden verklaard door een verschillen in onderwijsniveau,
leeftijd of geslacht. Als rekening wordt gehouden met deze aspecten blijft het beeld
overeind dat mensen met een migratieachtergrond op achterstand staan. Bij hen treedt
ook een stapeling op van elementen van brede welvaart waar zij minder goed op scoren,
zoals gezondheid, arbeidsparticipatie of vertrouwen. Ook geslacht en leeftijd spelen
mee in de mate waarin mensen profiteren van de brede welvaart. Ten opzichte van 2019
is de verdeling van de brede welvaart in grote lijnen niet veranderd. Wel zijn jongere
leeftijdsgroepen, de 75-plussers en hoogopgeleiden er relatief iets op achteruitgegaan.
Ook zijn er regionale verschillen in brede welvaart, zo blijkt uit de tweede editie
van de regionale Monitor Brede Welvaart (CBS publicatie, 6 december 2021). Net als
in 2020 laat de monitor verschillen zien tussen (grote) steden en het platteland.
Zo hebben stedelingen gemiddeld een wat lagere gezondheid, een lager mediaan besteedbaar
inkomen, een minder veilige en schone leefomgeving en minder sociale cohesie. Daar
staan voordelen tegenover zoals een hoger opleidingsniveau, kortere afstand tot voorzieningen
en minder overgewicht. Dit betreft wel gemiddelden, ook binnen en tussen stedelijke
gebieden en tussen plattelandsregio’s onderling zijn soms aanzienlijke verschillen
in brede welvaart.
Voor Caribisch Nederland is een Monitor Brede Welvaart in ontwikkeling5. Het gaat om een monitor met naar verwachting 72 indicatoren op maximaal 16 beleidsthema’s.
Voor de selectie van indicatoren is gekeken naar de Monitor Brede Welvaart en SDG’s.
In 2022 wordt met de beschikbare indicatoren een eerste editie gepubliceerd.
Kabinetsreactie
De lichte inkrimping van een aantal kwetsbare groepen in 2021 is goed nieuws. Deze
afname is ook bijzonder gezien de relatief grote klappen die kwetsbare groepen op
de arbeidsmarkt hebben gehad qua inkomensverlies tijdens de coronacrisis.6 De steunmaatregelen hebben als doel gehad de gevolgen van de crisis te dempen. Dankzij
de generieke maatregelen, en in het bijzonder de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid
(NOW), is werkgelegenheid behouden gebleven en met het aanvullend sociaal pakket is
ondersteuning geboden voor kwetsbare groepen. Tot slot is met de Tijdelijke overbruggingsregeling
zelfstandig ondernemers (Tozo), en in een later stadium het tijdelijk vereenvoudigd
Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz), inkomensondersteuning geboden voor
zzp’ers.
Ondanks enkele positieve ontwikkelingen is er nog geen sprake van gendergelijkheid.
In het Coalitieakkoord is aangegeven dat het kabinet werkt aan gendergelijkheid op
de arbeidsmarkt door onder andere uitbreiding van betaald ouderschapsverlof, betere
controle op loonverschillen, stimulering van arbeidsparticipatie en een evenredige
vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities. Ook de in het Coalitieakkoord
(Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) opgenomen invoering van een vaste hoge vergoeding van 95% voor de kosten van kinderopvang
zal in praktijk bijdragen aan het verhogen van de arbeidsparticipatie van vrouwen.
Met betrekking tot de verdeling van brede welvaart concentreert de lager dan gemiddelde
brede welvaart zich bij laagopgeleiden en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond.
Verschillende dimensies van de brede welvaart, zoals gezondheid en inkomen, vallen
vaker lager uit voor deze groepen. Het kabinet werkt op verschillende terreinen aan
de verkleining van deze verschillen. Zo wordt er bijvoorbeeld via de Gelijke Kansen
Alliantie, in samenwerking met scholen, gemeenten en maatschappelijke partners, gewerkt
aan het verbeteren van kansengelijkheid in het onderwijs. Ook wil het kabinet werken
aan bestaanszekerheid door onder andere het verminderen van het verschil tussen vaste
en flexibele arbeidscontracten, in te zetten op vermindering van schulden en armoede
en de armoedeval te verkleinen.
Daarnaast zet het kabinet, in samenwerking met een twintigtal maatschappelijke partners7, via de Werkagenda Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt8in op het verbeteren van de arbeidsmarktkansen en -positie van de burgers met een
migratieachtergrond. Dit gebeurt langs drie thema’s: meer (culturele) diversiteit
op het werk, meer kans op een eerste baan of stage en arbeidstoeleiding. De activiteiten
in deze werkagenda bouwen voort op lessen uit het programma Verdere Integratie op
de Arbeidsmarkt en andere effectief gebleken aanpakken. In het kader van de Werkagenda
zal de ontwikkeling van de arbeidsmarktkansen en -posities van burgers met een migratieachtergrond
gemonitord worden, via De Monitor van gelijke kansen en evenredige posities op de
arbeidsmarkt, ongeacht migratieachtergrond.
Ook zal dit jaar vervolg gegeven worden aan het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie.
Dit actieplan zet naast bewustwording en onderzoek ook in op handhaving middels het
wetsvoorstel «toezicht gelijke kansen bij werving en selectie» dat, indien aangenomen,
werkgevers en intermediairs zal verplichten om een werkwijze te hebben waarin wordt
aangetoond hoe ze gelijke kansen creëren bij werving en selectie.
Verder werkt het kabinet samen met de regio’s aan verbetering van brede welvaart via
de Regio Deals. Uw Kamer is ook middels een brief in april 2022 geïnformeerd over
de voortgang van de al lopende Regio Deals en de contouren van het proces waarmee
de nieuwe Regio Deals afgesloten zullen worden. Ook is brede welvaart een belangrijke
randvoorwaarde in het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Zo zullen naast de ecologische
kenmerken van een gebied ook de sociaaleconomische en maatschappelijke kenmerken belangrijke
factoren zijn voor het vaststellen van maatregelen in gebiedsplannen die zullen worden
vastgesteld. Ook zullen de effecten op deze vlakken worden gemonitord, waaronder prominent
het perspectief voor de landbouw.9
Het percentage van de bevolking dat overgewicht heeft is de afgelopen jaren ongeveer
gelijk gebleven. Het is mooi dat er geen stijgende trend op de lange termijn meer
te zien is, maar we willen – samen met alle partners uit het Nationaal Preventieakkoord
– de trend keren en een daling van het percentage mensen met overgewicht bewerkstelligen.
Het stimuleren van mensen tot een gezondere leefstijl is een complex gezondheidsprobleem
en daarom wordt integraal beleid ingezet.
Arbeid, materiële welvaart en wonen
Als we kijken naar materiële welvaart, zien we over het algemeen een gunstige ontwikkeling
over 2021. Mediane inkomens en vermogen blijven stijgen. Verder verbeterde de mediane
koopkracht van huishoudens (+2,2%) in 2021. Daarnaast is er in 2021 een historisch
lage werkloosheid te zien en behoudt Nederland de koploperspositie op het gebied van
netto arbeidsparticipatie (70,4%).
Op het gebied van wonen zijn er veel stabiele trends te zien, die een wisselend beeld
geven. Zo blijven Nederlanders erg tevreden met de woonomgeving (SDG 11) en zijn er
steeds minder Nederlanders die de woonlasten als zwaar ervaren (maar 7% van de huishoudens
ervaart woonlasten als erg zwaar, het laagste percentage in de EU). Daarentegen is
de woonquote, het aandeel inkomen dat opgaat aan huisvesting, relatief hoog in vergelijking
met de EU (22ste van de 26). Ook worden woningen steeds vaker boven de vraagprijs verkocht en nemen
de klachten toe over te kleine behuizing. De toegang tot adequate, veilige en betaalbare
huisvesting staat hierdoor onder druk.
Kabinetsreactie
Voor wonen zien we dat mensen zeer tevreden zijn met de woning en woonomgeving. We
zien dat prijzen van koopwoningen stijgen en mensen die al een koopwoning hebben,
profiteren van overwaarde als zij een nieuwe woning willen kopen. Mensen die nog een
woning zoeken, hebben deze mogelijkheid niet en staan daarmee op achterstand. Mensen
met een middeninkomen kunnen moeilijker aan een betaalbare huurwoning komen en de
schaarste raakt ook lagere inkomens en kwetsbare groepen, zoals dak- en thuisloze
mensen en statushouders. De schaarste betekent ook dat mensen soms genoegen moeten
nemen met een woning die niet aan de door hen vereiste kwaliteit voldoet.
Het kabinet heeft onlangs de Nationale Woon- en Bouwagenda gepresenteerd10. In de agenda worden de oorzaken van de wooncrisis, de doelstellingen en de programmatische
aanpak voor de komende jaren geschetst. Het doel van de Nationale Woon- en Bouwagenda
is het bevorderen van de beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van het woningaanbod
in Nederland. Samen met belangrijke partners in het woonveld bundelt het Rijk de krachten
om de geconstateerde problemen en oorzaken aan te pakken en de doelstellingen van
de agenda te realiseren.
Samenleving & vertrouwen
Kijkend naar hoe het gaat met Nederland qua samenleving en onderlinge contacten toont
de Monitor een gemengd beeld en ook de impact van de pandemie. Net als vorig jaar
daalt opnieuw het contact met familie, vrienden of buren en ook het percentage Nederlanders
dat georganiseerd vrijwilligerswerk verricht. Deels komt dit door de lockdown-maatregelen, maar deels is hier ook sprake van een langetermijntrend. Het aantal
gewerkte uren neemt toe en dit lijkt ten koste te gaan van de tijd die overblijft
voor sociale contacten. Verder is er een negatieve trend waarneembaar rond het aandeel
psychisch gezonde bevolking, dit was 88,1% in 2020 en daalde naar 84,9% in 2021.
In 2021 steeg het vertrouwen in de medemens van de gemiddelde Nederlander, maar daalde
het vertrouwen in instituties (na een grote stijging in 2020). Het vertrouwen in de
rechtstaat daalde zeer licht (negatieve trend is te zien over laatste 8 jaar), maar
in Nederland is dit vertrouwen nog wel steeds relatief hoog vergeleken met andere
EU landen (SDG 16). Verder blijft, op het gebied van criminaliteit, het aantal Nederlanders
dat slachtoffer is geweest van misdaad dalen.
Kabinetsreactie
Zoals genoemd heeft de daling in sociale contacten met familie, vrienden en buren
voor een deel te maken met corona-gerelateerde maatregelen. Het kabinet volgt deze
ontwikkelingen middels het Landelijk Dashboard Sociale Impact Corona11. Daarin is te zien dat sociale contacten in de loop van 2021 gedeeltelijk zijn teruggeveerd
richting niveaus van eerdere jaren. De komende tijd zal moeten blijken of dat herstel
doorzet. De dalende mentale gezondheid is een zorgwekkende trend, die ook wordt bevestigd
in andere onderzoeken. Het kabinet werkt op dit moment aan een Nationaal Preventieakkoord
Mentale Gezondheid; een eerste verkenning is hiervoor afgerond12.
Verder laat het vertrouwen in de rechtsstaat over de afgelopen jaren een dalende trend
zien. Het fundamentele belang van de rechtsstaat is de afgelopen periode alleen maar
duidelijker geworden. Daarom werkt het kabinet aan de verbetering van de toegang tot
het recht en het herstellen van het vertrouwen tussen burgers en overheid. Belangrijke
maatregelen ter verbetering van de toegang tot het recht zijn de verlaging van de
griffierechten voor burgers en het midden- en kleinbedrijf (mkb) en versterking van
de sociale advocatuur. Ook de in 2018 ingezette herziening van het stelsel van gefinancierde
rechtsbijstand wordt voortgezet. Ingezet wordt op beperking van het aantal procedures
tussen de overheid en burgers en op het stimuleren en borgen van een maatschappelijk
effectieve rechtspraak, laagdrempelige alternatieve geschillenbeslechting en herstelrecht:
het gaat erom niet alleen juridische knopen door te hakken, maar te proberen problemen
echt op te helpen lossen.
Toepassing brede welvaart & SDG’s in beleidscyclus/begrotingscyclus
Dit kabinet wil verdere stappen zetten op de integratie van brede welvaart en SDG’s
in de beleids- en begrotingscyclus. Daarbij is onafhankelijke terugkijkende meting,
zoals in de Monitor, essentieel. Samen met de vooruitkijkende indicatoren in de kernset
van de planbureaus zijn dit handvatten voor deze integratie. Op basis van het werk
van de planbureaus wordt in de Miljoenennota en in de relevante begrotingen in toenemende
mate ingegaan op de brede welvaart. In een Kamerbrief ter beantwoording van motie
Hammelburg c.s. (Kamerstuk 35 925, nr. 88) worden de vervolgstappen voor verdere integratie nader uiteengezet.
De toetsing van nieuw beleid aan de SDG’s, de zogenoemde SDG-toets, is sinds 2019
opgenomen in het Integraal Afwegingskader (IAK). In het bijzonder gaat het om de effecten op ontwikkelingslanden en op gendergelijkheid.
Op verzoek van uw Kamer (motie van het lid Ceder c.s., Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 40) is overleg gaande tussen de betrokken ministeries om de toepassing hiervan te verbeteren.
Dit vindt plaats in het kader van het project «Herziening IAK», waarin de afgelopen
maanden voortgang gemaakt is op het gebruiksvriendelijker en beter toepasbaar maken
van het Integraal Afwegingskader. De verwachting is dat de herziening begin 2023 voltooid
zal zijn.
Zesde Nationale SDG-Rapportage «Nederland Ontwikkelt Duurzaam»
Samen met de CBS Monitor bieden wij u hierbij ook de zesde Nationale SDG-Rapportage
aan13. De SDG’s leggen de basis voor een veerkrachtige samenleving en toekomstbestendige
economie. Dat lukt alleen als overheid en maatschappelijke actoren de handen ineen
slaan. De nationale rapportage die u hierbij wordt toegezonden is dan ook opgesteld
door de rijksoverheid samen met lokale overheden, het bedrijfsleven, jongerenorganisaties,
het maatschappelijk middenveld, de kennisinstellingen en het College voor de Rechten
van de Mens.
De brede betrokkenheid van organisaties in Nederland biedt een sterke basis voor het
bereiken van de doelen. De zesde Nationale SDG-rapportage »Nederland Ontwikkelt Duurzaam»
laat opnieuw een toename zien van activiteiten voor het behalen van de SDG’s. Het
aantal organisaties dat zich aansloot bij SDG-Nederland steeg tot meer dan 1200 en
meer dan 2100 organisaties tekenden de oproep voor een Duurzaam Regeerakkoord.
Naast de jaarlijkse nationale rapportage doet Nederland ook mee aan de vrijwillige
rapportages aan de VN, de zogenaamde Voluntary National Reviews (VNR). Het Koninkrijk der Nederlanden heeft in 2017 de eerste VNR gepresenteerd en
zal in juli 2022 de tweede vrijwillige rapportage doen. Het rapport is opgesteld in
nauwe samenwerking tussen de vier landen van het Koninkrijk en omvat zowel de CBS-data,
de beleidsinzet als input van stakeholders. De SDG-voortgang in Nederland wordt in
het rapport bezien vanuit zes grote maatschappelijke opgaven, waaronder de klimaat-
en energietransitie, de overgang naar een duurzaam landbouw- en voedselsysteem, menselijk
welzijn en gelijke kansen. Ook lokale overheden kunnen rapporteren aan de VN: de Vereniging
Nederlandse Gemeenten (VNG) presenteert een zogenaamde Voluntary Subnational Review waarin de voortgang op lokaal, regionaal en provinciaal niveau tegen het licht wordt
gehouden en daarnaast publiceert de stad Amsterdam de eerste Voluntary Local Review.
Tot slot
Het kabinet dankt het CBS voor de Monitor Brede Welvaart & SDG’s. Ook dit jaar geeft
de Monitor weer een beeld over op welke aspecten, terugkijkend op 2021 en daarvoor,
het wel en niet goed gaat in Nederland. Ook biedt het waardevolle inzichten voor veel
van de terreinen waar op dit moment nieuw beleid wordt ontwikkeld. Met betrekking
tot de SDG’s liggen er nog uitdagingen om de doelen in 2030 volledig te bereiken.
Het kabinet zal zich daarom blijven inzetten op al deze verschillende aspecten van
brede welvaart.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking