Brief regering : EU-ontwikkelingssamenwerking
34 952 Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland
Nr. 172 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 mei 2022
Hierbij deel ik met u de jaarlijkse Kamerbrief over EU-ontwikkelingssamenwerking. In de motie van de leden Becker en Bouali (Kamerstuk 21 501-04, nr. 209) is het kabinet gevraagd om ten minste jaarlijks te rapporteren over de externe financieringsinstrumenten
van de EU. Deze brief volgt op de eerdere brieven over EU ontwikkelingssamenwerking,
waarvan de meest recente brief dateert uit mei 2021.1
In de voorliggende brief informeert het kabinet u over de meest recente rapportages
over EU-ontwikkelingssamenwerking. Dit betreft de rapportage van de Europese Commissie
over verslagjaar 2020 (juli 2019 tot juni 2020) en haar rapportage over de inzet van
begrotingssteun in 2020. Tevens breng ik uw Kamer op de hoogte van de inzet om EU-samenwerking
op het gebied van ontwikkelingssamenwerking te versterken. Hieronder vallen de inspanningen
ten aanzien van delegated cooperation, onder meer naar aanleiding van de motie van het lid Becker (Kamerstuk 34 952, nr. 18). Hiermee wordt tevens voldaan aan het verzoek van het lid Klink (VVD) voor een update
over delegated cooperation. Tot slot wordt in deze brief voldaan aan de toezegging aan het lid Hammelburg (D66)
tijdens het Commissiedebat Handelsbetrekkingen Afrika op 16 februari 2022 (Kamerstuk
34 925, nr. 152) om een update te geven over de Europese financiële architectuur voor ontwikkeling.
De Nederlandse inzet op EU-ontwikkelingssamenwerking, en EU-samenwerking in den brede,
vindt plaats tegen de achtergrond van geopolitieke spanningen en crises zoals de oorlog
tegen Oekraïne en klimaatverandering en op veel plaatsen blijvende druk op democratische
processen en een krimpende maatschappelijke ruimte. De uitdagingen zijn te groot om
als Nederland alleen, of iedere lidstaat alleen, een vuist te kunnen maken. Nederland
trekt daarom op in EU-verband om onze doelstellingen te bereiken en de gezamenlijke
EU-inzet te versterken.
De EU heeft de ambitie om een sterkere wereldwijde speler te zijn. Het EU-externe
Instrument voor het Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI)2 en aanvullende beleidsinzet zoals de Team Europe aanpak en de Global Gateway,3 zijn gericht op een meer strategische, coherente en responsieve EU-externe inzet.
Ook versterkt de EU de banden met onder meer Afrikaanse partners, zoals blijkt uit
de topontmoeting tussen staatshoofden en regeringsleiders van de EU en Afrikaanse
Unie in februari 2022.4 Door opvolging te geven aan toezeggingen richting partnerlanden, zoals gedaan tijdens
de genoemde EU AU top kan de EU zich een betrouwbare partner tonen en de relatie met
partnerlanden versterken. De Europese Commissie zet zich tevens in om meer ontwikkelingsfinanciering
voor partnerlanden te genereren, onder meer door het mobiliseren van privaat kapitaal.
Zowel het kabinet als de Europese Commissie zijn voorstander van het inzetten van
publieke financiering als vliegwiel om meer privaat kapitaal te genereren voor investeringen
in partnerlanden. De beschikbare officiële publieke ontwikkelingsfinanciering is immers
onvoldoende om de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) te bereiken.
Het is wat het kabinet betreft van belang om verder uitvoering te geven aan de ingezette
lijn, om zo gezamenlijk meer ontwikkelingsimpact te bereiken. Nederland zal hierop
blijven aandringen bij de Europese Commissie. Nederland zal ook blijven zoeken naar
mogelijkheden om via de Nederlandse inzet de EU-samenwerking verder te versterken.
Dit kan middels Team Europe Initiatieven, delegated cooperation en middels gezamenlijke programma’s, zoals Nasira5 en het Ventures Programma.6 Door gezamenlijk op te trekken zijn we als EU beter in staat om expertise en kennis
te bundelen en onze gezamenlijke ODA-middelen efficiënter in te zetten.
Rapportages over EU Ontwikkelingssamenwerking:
Officiële ontwikkelingshulp
De Europese Unie en haar lidstaten samen zijn de grootste donor van officiële ontwikkelingshulp
ter wereld. In april 2022 rapporteerde het Development Assistance Committee (DAC) van de OESO over de officiële ontwikkelingshulp (ODA) van diens leden.7 Hieruit blijkt dat in 2021 ongeveer 46% procent (EUR 70,2 miljard) van alle ODA afkomstig
was van de Europese Commissie en de 27 EU lidstaten. Hiermee legt de EU potentieel
veel gewicht in de schaal. Zowel de Europese Commissie als het kabinet zijn evenwel
van mening dat de EU en haar lidstaten nog vaker en intensiever samen kunnen optrekken
in partnerlanden en in multilateraal verband om gezamenlijke doelstellingen dichterbij
te brengen.
Jaarverslag 2020
In januari 2022 is de rapportage van de Europese Commissie gepubliceerd over resultaten
die middels het externe financieringsinstrumentarium zijn bereikt in verslagjaar 2020
(juli 2019 tot juni 2020). De rapportage bestaat zowel uit een overkoepelend rapport,8 als uit een uitgebreidere Staff Working Document inclusief financiële rapportage.9 Verslagjaar 2020 is de periode waarvoor de meest recente resultaten beschikbaar zijn.
De rapportageperioden van de Europese Commissie en Nederland lopen daarmee niet synchroon.
In verslagjaar 2020 had de Europese Commissie ongeveer EUR 15,6 miljard euro tot haar
beschikking voor officiële ontwikkelingssamenwerking wereldwijd. Hiervan is circa
5 procent bijgedragen door Nederland, zowel via de EU-begroting als via het Europees
Ontwikkelingsfonds (EOF) buiten de EU-begroting. In verslagjaar 2020 lag het zwaartepunt
van thematische uitgaven bij sociale infrastructuur en voorzieningen (37,1% van de
uitgaven), gevolgd door humanitaire hulp (19% van de uitgaven) en economische infrastructuur
en voorzieningen (11,4% van de uitgaven). Afrikaanse landen ontvingen het meeste steun
(31,1% van de uitgaven), gevolgd door Azië (20,8% van de uitgaven).
Op 18 mei 2022 ontvangt uw Kamer het BHOS-jaarverslag en daaraan gekoppeld de online
OS-resultatenrapportage. In deze online resultatenrapportage is een pagina gewijd
aan resultaten die middels het EU externe financieringsinstrumentarium zijn bereikt
in verslagjaar 2020.
Begrotingssteunrapportage 2020
De Europese Commissie rapporteert separaat over de resultaten die zijn bereikt middels
de modaliteit begrotingssteun. In september 2021 is de meest recente rapportage verschenen.10 Deze rapportage beschrijft de resultaten tot het einde van 2020.
In 2020 keurde de EU nieuwe begrotingssteunprogramma’s met een totale waarde van EUR
1,8 miljard goed. In totaal bedragen de uitstaande verplichtingen eind 2.020 EUR 11,8
miljard. Met 38% van de uitgaven blijft Sub-Sahara Afrika de belangrijkste ontvanger
van Europese begrotingssteun, gevolgd door de nabuurschapsregio (27%). Gemiddeld genomen
bedragen begrotingssteunprogramma’s EUR 125 miljoen, waarbij de programma’s in het
zuidelijk nabuurschap gemiddeld groter zijn dan in de andere regio’s.
Om partnerlanden effectief te kunnen ondersteunen bij het mitigeren van de gezondheids-
en sociaaleconomische gevolgen van de crisis, maakte de Europese Commissie in 2020
relatief veel gebruik van het instrument begrotingssteun. In 2020 heeft de Europese
Commissie EUR 3 miljard aan begrotingssteunbetalingen verricht (24% van alle ODA van
de DG’s INTPA en NEAR), versus gemiddeld genomen EUR 1,7 miljard in voorgaande jaren.
Bovendien werd binnen de modaliteit begrotingssteun relatief meer gebruik gemaakt
van State and Resilience Building Contracts (SRBC) (17% van de goedgekeurde begrotingssteunprogramma’s versus 10% in 2019). Een
van de voordelen van SRBC-programma’s is dat financiering relatief snel kan worden
uitgekeerd om partnerlanden te kunnen steunen. Ook is er binnen SRBC contracten vaak
een groter aandeel «vaste tranches» in verhouding tot de «variabele tranches.»
In het rapport worden concrete voorbeelden geschetst van de impact van Europese begrotingssteun
aan de verschillende Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDGs). Hierbij zijn voorbeelden
zowel gekoppeld aan de COVID-19 steun alsook separate programma’s. Zo heeft begrotingssteun
bijgedragen aan inkomenssteun aan werknemers in de (exportafhankelijke) kledingindustrie
in Bangladesh die was geraakt door COVID-maatregelen, aan de toegang tot en kwaliteit
van onderwijs in Niger en aan het verbeteren van de digitale overheidsdiensten in
Albanië. Tevens heeft de EU, in reactie op de zorgwekkende schuldenpositie van kwetsbare
landen, EUR 183 miljoen bijgedragen aan het IMF Catastrophe Containment and Relief Trust. Hiermee droeg de Commissie bij aan het verlichten van de financiële druk op nationale
begrotingen door lagere terugbetalingen aan het IMF. Dit gaf nationale overheden meer
ruimte om te reageren op de COVID-19 crisis en investeringen in belangrijke sectoren
als gezondheidszorg en onderwijs in stand te kunnen houden of vergroten.
Het kabinet waardeert de snelle en omvangrijke ondersteuning van de EU aan partnerlanden
tijdens de COVID-19 crisis om hen daarmee in staat te stellen publieke basisvoorzieningen
zoals onderwijs en gezondheidszorg in stand te houden. Het kabinet is echter van mening
dat COVID-19 crisis een uitzonderlijke situatie was en zal blijven toezien op prudente
en zorgvuldige inzet van begrotingssteun. De Europese Commissie geeft aan dat na de
COVID-19 crisis weer meer nadruk zal komen te liggen op variabele tranches. Het kabinet
juicht dit toe. Variabele tranches zijn een belangrijk middel om hervormingen in partnerlanden
te stimuleren, omdat de uitbetaling ervan is gekoppeld aan specifieke indicatoren.
Versterking EU samenwerking:
Het afgelopen jaar heeft de Europese Commissie de overkoepelende landen-, regionale-
en thematische programmeerdocumenten opgesteld voor de periode van het Meerjarig Financieel
Kader 2021–2027. In deze Multiannual Indicative Programmes (MIPs) staat op hoofdlijnen wat de inzet wordt in de komende jaren op een bepaald
land, regio of thema. Deze MIPs zijn in beheerscomités in Brussel ter goedkeuring
voorgelegd aan lidstaten en de goedgekeurde MIPs zijn online beschikbaar.11 Naast de MIPs heeft de Europese Commissie Annual Action Programmes uitgewerkt, waarin staat welke concrete activiteiten gefinancierd zullen worden in
2021. Ook in de komende jaren zullen dergelijke documenten worden opgesteld en worden
voorgelegd aan lidstaten ter goedkeuring. Een aanzienlijk deel van de Commissieprogrammering
wordt aangewend ter ondersteuning van de Team Europe Initiatieven.
Team Europe Initiatieven
De Europese Commissie werkt samen met lidstaten aan Team Europe initiatieven (TEI),
grote programma’s die gericht zijn op het vergroten van de impact en zichtbaarheid
van de EU. Er worden zowel landen- als thema-initiatieven vormgegeven. Nederlandse
ambassades zijn met name betrokken bij eerstgenoemde initiatieven, en het Ministerie
van Buitenlandse Zaken in Den Haag bij laatstgenoemde initiatieven. Na de eerste vormgeving
van initiatieven verschuift nu de focus naar implementatie en vervolgens naar het
monitoren van resultaten en inventariseren van geleerde lessen. Dit zal een doorlopend
proces zijn. De initiatieven die worden vormgegeven verschillen per land en thema,
al naar gelang hoe werd geacht dat de EU effectiever gezamenlijk op kan trekken. Ter
illustratie een aantal voorbeelden waar Nederland bij betrokken is: twee thematische
TEIs en twee landen-TEIs:
TEI Investing in Young Businesses in Afrika:
De Europese Commissie en een aantal EU-lidstaten (waaronder Nederland) hebben als
doel om jonge en startende bedrijven in Afrika te ondersteunen. De Europese Commissie
en de EU-lidstaten hebben hier financiering voor vrij gemaakt (o.a. via garanties).
Desondanks blijft het een uitdaging om dit type onderneming te ondersteunen. Dit geldt
vooral voor startende ondernemingen in rurale gebieden, voor jonge en vrouwelijke
ondernemers en voor ondernemers met een vluchtelingenachtergrond. Om de uitdagingen
gezamenlijk aan te pakken is Nederland samen met Frankrijk, Duitsland en de Europese
Commissie covoorzitter van het TEI Investing in Young Businesses in Afrika. Binnen dit TEI, waarbij FMO en andere EU ontwikkelingsbanken zijn betrokken,
worden de knelpunten geïdentificeerd en een gezamenlijk plan van aanpak gemaakt om
deze knelpunten aan te pakken.
TEI Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten in Sub-Sahara Afrika:
Deze TEI stelt zich tot doel de positie van vrouwen en meisjes te versterken en hun
toegang tot SRGR te verbeteren, onder andere door tegenkracht te bieden aan de weerstand
in Afrika op nationaal en regionaal niveau. Het TEI stelt de EU en haar lidstaten
in staat samen te werken om SRGR in de regio te bevorderen, voortbouwend op bestaande
inspanningen, waardoor bijv. dubbel werk wordt vermeden. Zweden, Nederland en Duitsland
zijn de trekkers van het initiatief, ook Finland, Frankrijk en België zijn betrokken.
Multilaterale organisaties, maatschappelijk middenveld en de private sector worden
gestimuleerd om deel te nemen en kunnen aanspraak maken op (deel)financiering. Met
partnerlanden wordt actief de samenwerking gezocht. Zij worden aangemoedigd een financiële
bijdrage te leveren maar dat is geen verplichting. In mei wordt een joint intervention logic geformuleerd voor het TEI, waarbij de beleidsdoelstellingen en verwachte resultaten
bondig op papier worden gezet. Zo kan de impact van het TEI in de toekomst beter worden
gemonitord.
Team Europe Initiatief Kenia:
Nederland is betrokken bij het TEI op het gebied van digitalisering. Het TEI beoogt
een bijdrage te leveren aan een digitaliseringsproces voor een meer inclusieve en
groene groei in Kenia waarbij de mens centraal staat. Dit TEI bestaat uit 4 pilaren:
1) digitale en data governance, 2) digitale connectiviteit, 3) digitale vaardigheden
en ondernemerschap en 4) e-services. Nederland werkt samen met de Europese Commissie,
10 EU lidstaten en de Keniaanse overheid en zoekt naar synergie in reeds bestaande
en geplande EU digitaliseringsinitiatieven. Hiermee wil Team Europe de Keniaanse (digitale)
economie open en inclusief maken waardoor alle Kenianen toegang hebben tot nieuwe
banenkansen, ondernemerschap, ontwikkeling van vaardigheden en e-overheidsdiensten.
Dit past goed bij de bredere Nederlandse inzet in Kenia en draagt bij aan het behalen
van de SDG agenda.
Team Europe Initiative Bangladesh:
Nederland is samen met Denemarken en de lokale EU-delegatie co-voorzitter van het
TEI op het gebied van Decent Work. Dit TEI bestaat uit 2 pilaren: één gericht op vaardigheden en werkgelegenheid, de
ander op enabling environment voor banen en arbeidsrechten. Beide thema’s sluiten goed aan op de beleidsinzet van
Nederland in Bangladesh, en dit TEI biedt kansen om de Nederlandse inzet onder Europese
vlag te positioneren. Veel van de kennis en expertise op deze thema’s komen uit de
textielsector, waarin Nederland sinds de Rana Plaza ramp in 2013 een prominente rol
speelt. Het is de bedoeling om via dit TEI ook een positieve impact te hebben op andere
sectoren. In eerste instantie zullen de EU en EU-lidstaten de eigen programmering
stroomlijnen, om de effectiviteit van bestaande inzet te versterken. De ambitie is
ook om een sterkere link te creëren tussen de programmering en de structurele politieke
dialoog met belanghebbenden in Bangladesh (o.a. overheid en industrie) over diversificatie
van de economie en arbeidsrechten. Op de langere termijn draagt dat bij aan de transitie
die Bangladesh vanaf 2026 zal gaan doormaken, wanneer het land de groep van minst
ontwikkelde landen (LDCs) verlaat.
Positionering Nederlandse organisaties – Delegated Cooperation
De afgelopen jaren is uw Kamer middels deze jaarlijkse brieven over EU-ontwikkelingssamenwerking
geïnformeerd over de samenwerkingsvorm EU Delegated Cooperation (DC). De programma’s die binnen de externe financieringsinstrumenten worden geformuleerd
en uitgevoerd, worden gedeeltelijk direct door de Europese Commissie aanbesteed. Daarnaast
maakt de Commissie gebruik van delegated cooperation met (uitvoeringsorganisaties van) EU lidstaten. Door ontwikkelingsfinanciering en
inzet van donoren te bundelen beoogt de Commissie een grotere effectiviteit en efficiëntie
van OS te bereiken. Bovendien verhoogt het de zichtbaarheid van uitvoeringsorganisaties,
beperkt het de fragmentatie en bevordert het de synergie en coherentie van beleidsuitvoering.
Wanneer de Europese Commissie middels DC samenwerkt met een lidstaat, bevordert dit
tevens de EU samenwerking.
In deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten en resultaten van de DC pilot
die liep van januari 2019 tot en met december 2022, als ook over het vervolg dat wordt
gegeven aan deze samenwerkingsvorm. Hiermee wordt tevens voldaan aan het verzoek van
het lid Klink (VVD) van 24 maart jl. om een update over DC, in het bijzonder of de
kansen worden benut om zoveel mogelijk de EU-middelen aan te wenden en hoe de ondersteuning
bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) structureel is belegd.
Doelen en opzet van de pilot
De pilot had tot doel om uit te zoeken in hoeverre middels deze manier van werken
uitvoering kan worden gegeven aan de ambitie van het vorige (en huidige) kabinet om
EU-samenwerking te versterken en om Nederlandse partijen beter te positioneren voor
het uitvoeren van Europese programma’s. Middels deze pilot werd tevens voldaan aan
de motie van het lid Becker (Kamerstuk 34 952, nr. 18) waarin de regering werd verzocht een «strategie en desgewenst een juridische entiteit
te ontwikkelen of open te stellen om EU middelen voor het landelijk OS-beleid te kunnen
benutten.» In januari 2019 is binnen BZ een Steunfaciliteit voor het management van
EU-fondsen (EU-SF) opgericht.
Om DC-middelen te kunnen ontvangen van de Europese Commissie is het nodig dat een
partij met een publiek mandaat een zogenoemde «pillar assessment» heeft doorlopen.
Aangezien het Nederland ontbreekt aan een aan de overheid gelieerde uitvoeringsorganisatie,
is tijdens de pilot gekozen voor een «netwerkbenadering». Hierbij zet BZ zijn accreditatie
in om DC middelen te ontvangen van de Europese Commissie ten behoeve van de uitvoering
door Nederlandse ngo’s en kennisinstellingen. Naast BZ, zijn overigens ook RVO en
FMO geaccrediteerd. Bij elkaar opgeteld kunnen zij op een breed spectrum van programma’s
en onderwerpen samenwerken met de Europese Commissie. FMO richt zich met name op middelen
uit het Europees Fonds voor Duurzame Ontwikkeling + (EFSD+), waarop BZ middels delegated cooperation niet actief is.
Op dit moment wordt de inzet van RVO op delegated cooperation en de samenwerking met BZ verder vormgegeven (zie ook hier onder, onder «resultaten»).
Tijdens de BZ-pilot werd tot doel gesteld om minimaal drie DC-projecten op te starten.
Om richting te geven aan de pilot werd een thematische en geografische focus aangebracht.
Geografisch lag de focus op de volgende landen: Noord-Afrika – Algerije, Egypte en Tunesië; West-Afrika – Burkina Faso, Mali en Niger; Oost Afrika en Grote Meren – Burundi, Ethiopië, Kenia en Oeganda.
De thematische focus lag op:
• Voedselzekerheid: duurzame voedselvoorziening, agribusiness, klimaatadaptatie;
• Water: waterbeheer, WASH, klimaatadaptatie;
• Vrede, veiligheid, democratisering, waaronder civic space.
Resultaten
Tijdens de pilotfase zijn door BZ vijf contracten voor DC met de Europese Commissie
ondertekend. In onderstaande tabel staan zes projecten beschreven; naast de genoemde
vijf contracten gaat het hierbij om één activiteit die gecontracteerd is middels de
RVO-accreditatie. Met deze laatste activiteit wordt ervaring opgedaan met de rol die
BZ moet spelen wanneer RVO optreedt als geaccrediteerde partij, en hoe kan worden
omgegaan met vraagstukken als financiële risico’s en garantstelling voor RVO.
De programma’s in de tabel betreffen zowel nieuwe, als reeds bestaande Nederlandse
programma’s die met EU-financiering zijn opgeschaald. De Nederlandse bijdragen bestaan
daarmee zowel uit reeds bestaande BZ-financiering aan programma’s die werden opgeschaald
met EU financiering, als uit nieuwe BZ bijdragen, in het geval van nieuwe programma’s.
Partner
Naam project
Land
Totaal budget
EU bijdrage
1
World Vegetable Center & Wageningen Universiteit
DeSIRA, Save produced vegetables West Africa
Burkina Faso, Mali, Benin
EUR 12 miljoen
EUR 8 miljoen
2
Wageningen Universiteit
DeSIRA, Climate Smart Agriculture in East Africa
Ethiopië, Kenia, Rwanda
EUR 7,5 miljoen
EUR 6 miljoen
3
SNV
DeSIRA, Agro-pastoral Farming Systems and Livelihoods
Kenia
EUR 5 miljoen
EUR 2,5 miljoen
4
World Benchmarking Alliance
Promoting Sustainable Investment Climate through the World Benchmarking Alliance
Wereldwijd
EUR 6,1 miljoen
EUR 1 miljoen
5
UNHCR-UNICEF-UNFPA-WHO
UNHCR-UNICEF-UNFPA-WHO
Sudan
EUR 11,1 miljoen
EUR 10 miljoen
6
RVO
Strengthening the entrepreneurial ecosystem for he clean cooking sector
Kenia, Oeganda, Burkina Faso, Mali, Niger
EUR 37 miljoen
EUR 12 miljoen
Evaluatie
BZ heeft de pilot geëvalueerd door middel van vragenlijsten en individuele gesprekken
met medewerkers van de Europese Commissie, Nederlandse uitvoeringsorganisaties en
kennisinstellingen, themadirecties van BZ en Nederlandse ambassades. De uitkomst daarvan
is dat aan de verwachtingen voor de pilot is voldaan: de Nederlandse inzet is door
de Europese Commissie geaccepteerd, de noodzakelijke accreditatie is opnieuw verkregen,
Nederlandse uitvoeringsorganisaties en kennisinstellingen is de mogelijkheid geboden
om middels DC aanspraak te maken op EU-middelen.
De Europese Commissie verwelkomt de Nederlandse inzet op DC. De Commissie is geïnteresseerd
om in een groter aantal landen samen te werken met Nederland op thema’s waarop Nederland
bijzondere expertise heeft, zoals voedselzekerheid. Nauwere samenwerking met de Commissie
op gebied van DC kan de dialoog tussen de Commissie en Nederland over de EU-inzet
in een land versterken. Dit past bij de ambitie van de Europese Commissie om EU-samenwerking
op het gebied van ontwikkelingssamenwerking te versterken.
Nederlandse uitvoeringsorganisaties zijn geïnteresseerd in DC, met name vanwege de
mogelijkheid tot toegang tot EU-financiering. Dit beeld wordt ondersteund door het
feit dat verschillende organisaties tijdens de pilot projectideeën onder de aandacht
brachten van de EU-Steunfaciliteit binnen BZ. Uitvoerende partijen geven aan graag
een bredere thematische- en geografische focus te zien voor de inzet van DC dan tijdens
de pilotfase werd gehanteerd. Zij vinden het bestaan van de EU-Steunfaciliteit belangrijk
om DC-projecten tot stand te laten komen, onder meer middels advies over het DC-proces
en EU-regelgeving en -vereisten.
DC wordt gezien als een manier om EU-samenwerking te versterken en om Nederlandse
inzet en projecten op te schalen. Het opzetten van een DC-project wordt wel als complex
ervaren door betrokkenen, aangezien daarbij een andere tijdslijn en procedure dient
te worden gevolgd dan bij een regulier (bilateraal-gefinancierd) BZ-project. Ook vereist
DC veelal een langere voorbereidingstijd, onder meer omdat op hetzelfde moment bij
betrokken partijen de stoplichten op groen moeten staan. Tijdens de pilotfase is betrokkenheid
bij DC van Nederlandse ambassades van belang gebleken, onder meer omdat EU-delegaties
een belangrijke rol spelen in het vormgeven van EU-programmering. Nederlandse ambassades
hebben veelal direct contact met hen over het versterken van EU-samenwerking.
Toekomstige inzet DC
De verwachting is dat DC ook in de toekomst kansen biedt om EU-samenwerking te versterken,
Nederlandse programma’s op te schalen en Nederlandse uitvoerders betere toegang te
geven tot EU-gelden. Op basis van de resultaten van de pilot is dan ook besloten de
inzet van DC met de accreditatie van BZ voort te zetten en hierbij voort te bouwen
op de lessen, geleerd tijdens de pilot.
Accreditatie: BZ heeft op 31 juli 2021 haar accreditatie bij de Europese Commissie vernieuwd en
blijft hiermee de mogelijkheden houden om namens de Europese Commissie middelen te
beheren. In de gehanteerde netwerkbenadering sluit BZ zowel een contract af met de
Europese Commissie, en vervolgens met de uitvoeringsorganisatie.
Focus: Waar in de pilotfase een focus was op een beperkt aantal landen en thema’s, zal in
het vervolg de inzet van DC worden verbreed naar de OS-landen conform het OS-hoofdstuk
in de komende BHOS-Nota, waar uw Kamer voor het zomerreces over wordt geïnformeerd.
DC dient daarbij aan te sluiten bij de OS-beleidsprioriteiten van Nederland in de
desbetreffende landen. Door de reikwijdte van DC beter aan te laten aansluiten bij
het BHOS-beleid en door (het opschalen van) interessante, relevante projecten worden
de Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsdoelstellingen gediend. Ook wordt op die
manier de Nederlandse inzet op EU-samenwerking en de inbreng van beleidsprioriteiten
verder verankerd. Deze inzet zal tevens bijdragen aan de uitvoering van de Afrika
strategie.
Hoewel de focus van DC dus wordt verbreed, is niet de keuze gemaakt om de accreditatie
van BZ open te stellen voor projecten op alle thema’s en in alle landen. BZ sluit
de contracten met de Europese Commissie af. Dit vereist niet alleen inzet van capaciteit
van het ministerie, maar ook financiering. Om financiële risico’s af te dekken wordt
namelijk ten minste een deel van een DC-project gefinancierd door BZ. DC is overigens
niet de enige manier voor uitvoerende partijen om toegang te krijgen tot EU-financiering.
Het staat organisaties vrij om mee te dingen voor directe EU-financiering (grants) door de Europese Commissie, zonder dat BZ daar een rol in speelt.
Inzet op een DC programma: DC programma’s kunnen worden voorgesteld door de Europese Commissie, een lidstaat
of bijvoorbeeld voortkomen uit of aansluiten bij EU-samenwerking als Team Europe Initiatieven,
gezamenlijke programmering of andere EU-samenwerkingsvormen. Een voorwaarde voor de
ontwikkeling en uitvoering van een DC-project blijft dat de drie betrokken partijen
– BZ, de Europese Commissie en een uitvoerende partij – overeenstemming hebben over
het projectidee en de financiering van de activiteit.
BZ-interne organisatie: Tijdens de pilot bleek het nuttig dat er binnen BZ een centraal aanspreekpunt was
met kennis over EU-procedures en DC-contracten. De Steunfaciliteit voor het management
van EU-fondsen wordt daarom voortgezet en kan ook in de toekomst ondersteuning bieden
bij de (aanloop naar een) aanvraag van een DC-programma, gesprekken met de Europese
Commissie en uitvoerders over contracten en bij de verantwoording van middelen. Daarbij
zal het uitgangspunt blijven dat DC-projecten onderdeel vormen van de reguliere Nederlandse
inzet en projecten.
Informatievoorziening: Uitvoerende organisaties zullen, onder meer via branchevereniging voor ontwikkelingssamenwerking
Partos, na het uitgaan van deze Kamerbrief nader worden geïnformeerd over de voortzetting
van DC. Ook blijft BZ, net als tijdens de pilot, beschikbaar voor informatie- en adviesgesprekken.
Europese financiële architectuur voor ontwikkeling
Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om te voldoen aan mijn toezegging aan het
lid Hammelburg tijdens het Commissiedebat Handelsbetrekkingen Afrika op 16 februari
2022 om een update te geven over de Europese financiële architectuur voor ontwikkeling.
In juni 2021 heeft de Raad overeenstemming bereikt over Raadsconclusies over het versterken
van de Europese financiële architectuur voor ontwikkeling.12 Hiermee committeert de Raad zich aan het streven naar een effectieve, efficiënte,
ontwikkelingsgeleide, coherente en zichtbare architectuur. Dit vraagt om een nauwe
samenwerking tussen de betrokken actoren: de Europese ontwikkelingsbanken, nationale
ontwikkelingsbanken als de FMO, de Commissie en lidstaten. Tevens stellen de Raadsconclusies
dat zowel de Europese Investeringsbank (EIB) als de Europese Bank voor Wederopbouw
en Ontwikkeling (EBRD) alsmede de Europese nationale ontwikkelingsbanken van toegevoegde
waarde zijn voor de architectuur. Er is daarmee niet gekozen voor de creatie van één
EU-ontwikkelingsbank, met de EBRD of EIB als basis. Het is volgens de Raad van belang
dat de verschillende instellingen hun samenwerking bevorderen en daarbij optimaal
gebruikmaken van hun individuele specialisaties. Voorts wordt in de Raadsconclusies
benadrukt dat «policy first» een leidend principe moet zijn; het gaat hierbij om een
nauwe aansluiting van de financiering van de Europese ontwikkelingsbanken bij de prioriteiten
van NDICI, Europese waarden als democratie, mensenrechten en gendergelijkheid en het
bredere EU-externe beleid.
De wereldwijde impact van de COVID-19 crisis alsmede de Global Gateway strategie,
bevestigen het belang van een impactvolle en efficiënte Europese financiële architectuur
voor ontwikkeling. In dit kader verwelkomt het kabinet het recentelijk gepubliceerde
plan van aanpak («roadmap») en voortgangsrapportage13 van de Europese Commissie over de implementatie van de Raadsconclusies. In deze
roadmap wordt concrete opvolging gegeven aan de Raadsconclusies onder andere door de vormgeving
van nieuwe samenwerkingsverbanden tussen de Europese ontwikkelingsbanken, het streven
vanuit de Commissie om een strategie te ontwikkelen ter bevordering van de mobilisatie
van private financiering voor lage en middeninkomenslanden en het versterken van de
coördinerende rol van EU-delegaties bij de ontwikkeling van financieringsvoorstellen
in partnerlanden. In de opvolging van deze roadmap zal het kabinet aandacht blijven vragen voor het waarborgen van adequate financiering
aan de minst ontwikkelde landen, de samenwerking met de private financiële instellingen
en bedrijven en het belang van projectontwikkeling.
Het kabinet is tevens positief over recente ontwikkelingen binnen de EIB en de EBRD.
Binnen de EIB wordt een EU-externe tak, «EIB Global», opgericht. Nederland ziet meerwaarde
in een dergelijke externe tak binnen de EIB. Investeringen binnen de EU vragen om
een andere inrichting, instrumentarium en voorwaarden dan EU-externe projecten. Nederland
pleit bij discussies over de vormgeving van deze tak onder meer voor het garanderen
van voldoende expertise op financiering aan de minst ontwikkelde landen en voor de
juiste prikkels om samenwerking tussen de EIB en de andere ontwikkelingsbanken op
alle niveaus verder te bevorderen. Op het gebied van de EBRD verwelkomt het kabinet
het voortdurende onderzoek van de bank naar de potentiële uitbreiding van het mandaat
naar Sub-Sahara Afrika. Op de jaarvergadering van 10–12 mei is een resolutie aangenomen
met een principebesluit over deze uitbreiding en uiterlijke formalisatie van dit besluit
op de jaarvergadering van 2023 te formaliseren.
Het kabinet is voorstander van deze uitbreiding, mits het niet ten koste gaat van
het huidige operatiegebied van de bank inclusief een mogelijk toekomstig wederopbouwprogramma
voor Oekraïne.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking