Brief regering : Beantwoording van een vraag van de Eerste Kamer naar de toegevoegde waarde van feministisch buitenlandbeleid voor Nederland
34 952 Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland
Nr. 162 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 mei 2022
Hierbij wil ik uw Kamer informeren over de beantwoording van een vraag van de Eerste
Kamer naar de toegevoegde waarde van feministisch buitenlandbeleid voor Nederland.
Op 24 maart 2021 stelden leden van de Eerste Kamer de vraag welke lessen er te leren
zijn uit de ervaringen van landen die een feministisch buitenlandbeleid hebben aangenomen
zoals Zweden, Spanje, Frankrijk, Luxemburg, Mexico en Canada. In reactie hierop zegde
het kabinet toe de Kamer nader te informeren om kansen en mogelijkheden van een dergelijk
beleid in Nederland te identificeren. Het Ecorys Consortium heeft middels bijgaand
«Onderzoek feministisch buitenlandbeleid» de ervaringen van landen met dergelijk beleid
in kaart gebracht, evenals de mogelijke toegevoegde waarde daarvan voor het Nederlandse
buitenlandbeleid. Daarnaast zijn consultaties gevoerd met landen die een feministisch
buitenlandbeleid voeren, met nationaal en internationaal maatschappelijk middenveld
en kenniscentra.
Ecorys rapport
Het Ecorys Consortium heeft de ervaringen van Frankrijk, Canada, Luxemburg, Mexico,
Zweden en Spanje in kaart gebracht. Genoemde landen hanteren geen eenduidige definitie
van een «feministisch buitenlandbeleid». Het algemene uitgangspunt is dat er een direct
verband bestaat tussen gendergelijkheid, economische welvaart en nationale veiligheid.
Vanuit die redenering wordt de nadruk gelegd op gendergelijkheid als middel ter bevordering
van economische welvaart en (inter-)nationale veiligheid. Zweden stelt dat het beschermen
en bevorderen van fundamentele mensenrechten van vrouwen en meisjes een internationale
verplichting is en een voorwaarde voor het bereiken van de bredere doelstellingen
van het buitenlandbeleid, te weten vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling. Dit
beleid is, aldus het Zweedse Ministerie van Buitenlandse Zaken, een reactie op de
discriminatie en systematische ondergeschiktheid die nog steeds kenmerkend zijn voor
het dagelijks leven van talloze vrouwen en meisjes over de hele wereld.
Genoemde landen trachten gendergelijkheid systematisch te integreren: van vertegenwoordiging
in eigen gelederen, in de toewijzing van ontwikkelingsgelden, van vrouwen in het veiligheidsdomein
tot de inzet en standpunten op het terrein van internationale handel. Dit beleid richt
zicht naast vrouwen ook op machtsverhoudingen en gendergelijkheid in bredere zin en
gebruikt een op rechten gebaseerde en intersectionele opvatting.
Ecorys stelt dat het buitenlandbeleid van eerder genoemde landen het resultaat was
van politieke committering op hoog niveau in een welwillend politiek klimaat. De landen
hebben verschillende principes geïdentificeerd om het beleid te sturen: mensenrechten
of een mensenrechtenbenadering, transformatieve verandering, intersectionaliteit,
gender- en contextanalyses en gendermainstreaming. In Zweden, het land dat in 2014
als eerste een feministisch buitenlandbeleid aankondigde, concentreert het beleid
zich op de vier R’en: rights, representation, resources en reality check.
Naast concrete prioriteiten als bijvoorbeeld gender en klimaat geldt voor genoemde
landen dat de thema’s geweld tegen vrouwen en meisjes, (politieke) participatie, economische
rechten en vrouwen, vrede en veiligheid centraal staan. Spanje en Zweden hebben het
feministisch buitenland beleid over de gehele breedte van het buitenlandbeleid toegepast:
diplomatie, Europese betrekkingen, veiligheid, handel en internationale samenwerking.
Canada richt zich met een feministische aanpak op internationale samenwerking, Frankrijk
op zowel diplomatie als internationale samenwerking.
Uit het onderzoek komt naar voren dat «feministisch buitenlandbeleid» heeft geleid
tot grotere inzet op gendergelijkheid, meer gender mainstreaming en grotere beleidscoherentie.
Geconstateerde concrete beleidswijzigingen zijn nadrukkelijker focus op gevolgen van
internationaal ondernemen voor mens, milieu en maatschappij (IMVO), bestrijding van
geweld tegen vrouwen in relatie tot wapenhandel, onderzoek naar achterstelling van
vrouwen in het digitale domein, de rol van vrouwen bij militaire en civiele missies
en integratie van genderaspecten in klimaatfondsen. Binnen internationale samenwerkings-programma’s
is structureel meer aandacht voor gender en is er meer steun en geld voor vrouwenrechtenorganisaties
middels gender mainstreaming in het brede subsidiebeheer en gender responsive budgeting. Ecorys stelt dat in veel landen reallocatie van budget naar gender mainstreaming
plaats vond; zo was er binnen de Canadese committeringen voor internationale samenwerking
in Canada sprake van 92% voor gender mainstreaming, in Zweden was dat 79%. In niet
alle landen is extra budget toegekend om de gestelde doelen te bereiken. Interne monitoringssystemen
variëren van jaarlijkse rapportage aan het parlement tot een verantwoordingsraamwerk
gestoeld op indicatoren, verantwoordelijkheden en interne regelmatige evaluatie.
Ecorys stelt dat Nederland op het gebied van internationale samenwerking en diplomatie
een goede reputatie heeft als voorvechter van gelijke rechten en kansen voor vrouwen
en meisjes wereldwijd – en dat er ruimte voor meer ambitie en consistentie is. In
dat kader verwijst Ecorys naar de IOB-evaluatie «Gender mainstreaming in the Dutch Ministry of Foreign Affairs – Beyond «add women
and stir» die de Tweede Kamer op 27 september 2021 is toegegaan, inclusief de beleidsreactie
op deze evaluatie (Kamerstuk 33 625, nr. 331 d.d. 27 september 2021). Geconstateerd wordt dat de mate van aandacht voor vrouwen
en meisjes en/of gender mainstreaming binnen de verschillende directoraten-generaal
van het ministerie sterk uiteenloopt. Ook gaat Ecorys in op gendergelijkheid en representatie
binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en noemt in dat kader daarbij behorende
actieplan inzake Diversiteit en Inclusie dat stelt dat per 2025 50% van alle leidinggevenden
vrouw dient te zijn.
Volgens de onderzoekers ontstaat de toegevoegde waarde van een feministisch buitenlandbeleid
voor Nederland als vrouwenrechten en gendergelijkheid in de gehele breedte van het
buitenland beleid centraal worden gesteld. Als ook Nederland dit beleid nadrukkelijk
zou voeren, zou dit volgens het onderzoek een mondiaal signaal zijn over het belang
van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Nederland zou hiermee haar positie als internationale
koploper verder versterken. Op basis van deze conclusie doet Ecorys een aantal aanbevelingen
om een feministisch buitenland beleid vorm te geven.
Beleidsreactie
Wij onderschrijven de constatering van zowel de IOB-evaluatie van gender mainstreaming
als het onderzoek van Ecorys naar de mogelijke toegevoegde waarde van een feministisch
buitenlandbeleid voor Nederland, dat Nederland internationaal een belangrijke en zichtbare
speler is op het terrein van het bevorderen en beschermen van vrouwenrechten en gendergelijkheid.
Nederland hoort bij de groep aanjagers van internationale verdragen en afspraken over
gelijke kansen voor vrouwen en meisjes, gendergelijkheid en antidiscriminatie. Daarnaast
erkennen wij dat er ruimte bestaat om gender mainstreaming structureel leidraad te
maken binnen het buitenlandbeleid van de rijksoverheid en om de Sustainable Development Goals (SDGs) te behalen. Er bestaan lacunes als het gaat om alomvattende integratie van
gendergelijkheids-doelstellingen op alle gebieden van de internationale betrokkenheid
van Nederland. Om de doelstellingen van ons buitenland beleid te behalen, moet meer
rekening worden gehouden met de gender gerelateerde implicaties van defensie, handel,
diplomatie en internationale samenwerking.
Wij onderkennen de urgentie om versterkt in te gaan zetten op gendergelijkheid, juist
nu genderongelijkheid wereldwijd verergert, geweld tegen vrouwen en meisjes toeneemt
en werknemers in de informele sector (veelal vrouwen) economisch het zwaarst getroffen
worden. De gevolgen van de COVID-19 pandemie treffen vrouwen en meisjes disproportioneel
hard. De positie van vrouwen en meisjes staat daarnaast wereldwijd in toenemende mate
onder druk; er is sprake van toenemend conservatisme en er blijft veel weerstand bestaan
tegen initiatieven op gendergelijkheid en vrouwenrechten («pushback»). Zo worden vrouwenrechtenorganisaties,
vrouwelijke mensenrechtenverdedigers, maar ook onafhankelijke vrouwelijke journalisten
die opkomen voor vrouwenrechten en gendergelijkheid tegengewerkt of bedreigd.
Het is van groot belang dat de overheid het potentieel van de helft van de bevolking
ontsluit en ervoor zorgt dat alle mensen, ongeacht hun seksuele geaardheid en genderidentiteit,
hun mensenrechten kunnen uitoefenen. Dat is tevens cruciaal vanuit economisch, gezondheids-
en veiligheidsperspectief. Zo heeft internationale gendergelijkheid een positieve
impact op Nederland als handelsland; als wereldwijd meer vrouwen volwaardig meedraaien
in het economisch bestel zal het besteedbaar vermogen en daarmee ook de internationale
handel toenemen. Internationale veiligheid – en in het verlengde daarvan nationale
veiligheid – zijn gebaat bij meer gendergelijkheid. Zoals bevestigd in resolutie 1325
van de VN Veiligheidsraad, die Nederland heeft ondertekend, spelen vrouwen een belangrijke
rol bij het voorkomen en oplossen van conflicten, vredesonderhandelingen, vredesopbouw,
vredeshandhaving, humanitaire respons en bij wederopbouw na conflicten. De resolutie
benadrukt het belang van hun gelijke deelname en volledige betrokkenheid bij alle
inspanningen voor het behoud en bevordering van vrede en veiligheid. De COVID-19 pandemie
heeft het belang van een genderfocus, ook in het buitenlandbeleid, extra onderstreept.
Derhalve besluiten wij dat Nederland gaat inzetten op een feministisch buitenlandbeleid.
De geconstateerde ruimte en lacunes zullen wij de komende tijd nader invullen. Op
korte termijn betekent dit dat het ministerie nog meer aandacht zal besteden aan gelijkheid
in algemene zin, gendergelijkheid in het bijzonder, inclusief LHBTI, alsmede aandacht
voor diversiteit en inclusiviteit binnen de organisatie en binnen alle beleidsterreinen
van het buitenlandbeleid inclusief een implementatieplan voor gendermainstreaming
(motie van het lid Piri c.s. met Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 31). Concreet betekent dit onder meer het streven naar meer gendergelijke en diverse
representatie binnen het ministerie en uitreizende delegaties, het promoten van vrouwelijk
ondernemerschap in handel en internationale samenwerking, de uitvoering van gender
analyses, voortdurende en uitgebreidere inzet op gendergelijkheid in interventies
tijdens bilaterale contacten en in alle internationale fora, etc. Om het Nederlands
feministisch buitenlandbeleid betekenisvol in te vullen, zullen brede consultaties
worden opgezet. Over de verdere vormgeving van het feministisch buitenlandbeleid zullen
wij beide Kamers informeren.
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking