Brief regering : Fiche: Herziene Richtlijnen Grotere rol voor de consument bij de groene transitie
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3424 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 mei 2022
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 9 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Herziening Richtlijn Industriële Emissies en de Richtlijn Storten van Afvalstoffen
(Kamerstuk 22 112, nr. 3416)
Fiche: Verordening rapportage van milieugegevens van industriële installaties en vaststelling
van Portaal voor industriële emissies (Kamerstuk 22 112, nr. 3417)
Fiche: Verordening gefluoreerde broeikasgassen (F-gassen) (Kamerstuk 22 112, nr. 3418)
Fiche: Verordening Ozonlaag afbrekende stoffen (ODS) (Kamerstuk 22 112, nr. 3419)
Fiche: Wijziging EU-verordening 2019/1020 betreffende markttoezicht en conformiteit
van producten en intrekken EU-verordening 305/2011 Verordening Bouwproducten (Kamerstuk
22 112, nr. 3420)
Fiche: Verordening Geografische Aanduidingen (Kamerstuk 22 112, nr. 3421)
Fiche: Mededeling duurzame producten de norm maken en Kaderverordening Ecodesign voor
duurzame producten (Kamerstuk 22 112, nr. 3422)
Fiche: Mededeling Europese strategie voor duurzaam en circulair textiel (Kamerstuk
22 112, nr. 3423)
Fiche: Herziene Richtlijnen Grotere rol voor de consument bij de groene transitie
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
Fiche: Herziene Richtlijnen Grotere rol voor de consument bij de groene transitie
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2005/29/EG
en 2011/83/EU wat betreft het versterken van de positie van de consument voor de groene
transitie door middel van betere informatie en bescherming tegen oneerlijke praktijken.
b) Datum ontvangst Commissiedocument
30 maart 2022
c) Nr. Commissiedocument
COM (2022) 143 final
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52022PC0143
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SEC(2022) 166 final
SWD(2022) 86 final
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
h) Rechtsbasis
Artikel 114 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU).
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Dit voorstel is onderdeel van het bredere pakket dat op 30 maart is gepubliceerd op
het gebied van circulaire economie, dat naast het wetgevend voorstel over de positie
van de consument voor de groene transitie bestaat uit het wetgevend voorstel Ecodesign
voor duurzame producten, een EU strategie voor textiel, en een voorstel tot wijziging
van de bouwproductenverordening. Over deze andere onderdelen worden separate BNC-fiches
opgesteld. Met dit pakket wordt uitvoering gegeven aan het Actieplan circulaire economie
van de Commissie uit 2020.1
Het voorstel introduceert verplichtingen voor handelaren om duurzaamheidsinformatie
aan consumenten te verstrekken op het punt van verkoop (zie hieronder). Daarnaast
refereert de Commissie in dit voorstel naar een repareerbaarheidsscore. Naar verwachting
komt de Commissie met een initiatief waarin deze repareerbaarheidsscore nader wordt
vormgegeven.
Met het onderhavig voorstel beoogt de Commissie consumenten beter in staat te stellen
om weloverwogen aankoopbeslissingen te nemen door hen te voorzien van betrouwbare
productinformatie op het gebied van duurzaamheid, mogelijkheden tot reparatie en de
beschikbaarheid van software-updates. Daarnaast wil de Commissie met dit voorstel
onbetrouwbare en onjuiste milieuclaims tegengaan, die gebruikt worden om producten
aan te prijzen («greenwashing»). Om deze doelen te bewerkstelligen wil de Commissie
twee richtlijnen herzien.
De Richtlijn consumentenrechten (2011/83/EU) voorziet in precontractuele informatieplichten
voor handelaren en dienstverleners, zoals informatie over garanties. Het voorstel
wijzigt deze richtlijn op enkele punten. Zo moet de handelaar ingevolge het voorstel
de consument informeren over de duur van de commerciële duurzaamheidsgarantie2 wanneer deze langer is dan twee jaar (de wettelijke garantietermijn) en indien hij
deze informatie heeft ontvangen van de producent.3 Wanneer deze informatie niet is aangeleverd voor een energieverbruikend goed, dan
dient de handelaar de consument te informeren dat deze informatie ontbreekt.
Verder wordt voorgesteld dat handelaren die goederen aanbieden met digitale elementen
consumenten dienen te informeren over beschikbare gratis software-updates wanneer
die langer geleverd worden dan de periode van de commerciële duurzaamheidsgarantie
van de producent. Zij hoeven dit alleen te doen wanneer de producent hen deze informatie
verstrekt. In het geval van digitale diensten en digitale inhoud is het verstrekken
van informatie over beschikbare software-updates vereist wanneer de handelaar deze
heeft ontvangen van de aanbieder.4 Ook voorziet het voorstel in een verplichting voor handelaren om consumenten op grond
van toekomstige EU-wetgeving te informeren over de repareerbaarheid van producten
via een repareerbaarheidsscore, of andere relevante reparatie-informatie wanneer deze
door de producent ter beschikking is gesteld.5 Door de transparantie met betrekking tot commerciële duurzaamheidsgaranties, software-updates
en repareerbaarheid te vergroten, beoogt de Commissie producenten te stimuleren hoogwaardigere
en duurzamere producten op de markt te brengen.
Het voorstel wijzigt daarnaast de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken (richtlijn
2005/29/EG).6 De lijst van productkenmerken waarover een handelaar consumenten niet mag misleiden
wordt met dit voorstel uitgebreid. Zo worden bijvoorbeeld de effecten op maatschappelijk
en milieugebied, repareerbaarheid en duurzaamheid van het product toegevoegd.7 Daarnaast worden nieuwe praktijken, die na individuele beoordeling als misleidend
worden beschouwd, toegevoegd aan de richtlijn. Een voorbeeld hiervan is het vermelden
van een milieuclaim over toekomstige milieuprestaties zonder duidelijke, objectieve
en verifieerbare toezeggingen en streefdoelen, en zonder een onafhankelijk monitoringsysteem.8
Tot slot voegt het voorstel tien nieuwe praktijken toe aan de lijst van verboden handelspraktijken,
de zogenaamde zwarte lijst.9 Het gaat onder meer om praktijken als het vermelden van generieke en vage milieuclaims,
zoals «eco» of «groen», wanneer deze milieuprestaties niet kunnen worden aangetoond
door de handelaar.10 Ook gaat het over het onthouden van informatie over kenmerken die zijn toegevoegd
om de duurzaamheid te beperken, bijvoorbeeld verouderingssoftware.
Daarnaast stelt het voorstel een verbod voor op het voeren van een vrijwillig duurzaamheidskeurmerk,
dat niet op een systeem van certificering door derden berust of door de overheid is
ingesteld. Een voorbeeld van een overheidskeurmerk is het EU Ecolabel waar non-food
producten en diensten voor in aanmerking kunnen komen.11 Tevens wordt het verboden om goederen te presenteren als repareerbaar wanneer zij
dat niet zijn, of om de consument niet te informeren over de onmogelijkheid om deze
te laten repareren onder wettelijke voorschriften.
b) Impact assessment Commissie
In het impact assessment constateert de Commissie twee problemen. Ten eerste dat consumenten
onvoldoende betrouwbare productinformatie ontvangen op het gebied van milieukenmerken,
levensduur en repareerbaarheid.12 Ten tweede dat consumenten geconfronteerd worden met misleidende handelspraktijken,
zoals vroegtijdige veroudering van producten13, misleidende groene claims14, en een gebrek aan transparantie en geloofwaardigheid van duurzaamheidskeurmerken
en digitale informatiemiddelen.
De oorzaak hiervan is volgens de Commissie tweeledig. Allereerst, zijn er voor producenten
en voor handelaren onvoldoende economische prikkels om betrouwbare informatie over
de ecologische duurzaamheid te verstrekken. Daarnaast is het huidige Europese wettelijke
kader momenteel onvoldoende gericht op het verplichten van marktpartijen om informatie
over duurzaamheid te verstrekken aan consumenten.15
Het impact assessment stelt dat deze problemen niet alleen nadelig zijn voor consumenten
die hierdoor suboptimale keuzes zouden maken en minder vertrouwen zouden hebben in
beschikbare duurzaamheidsinformatie, maar ook voor bedrijven die daadwerkelijk duurzame
producten aanbieden ten opzichte van concurrenten die dit niet doen.
In het impact assessment stelt de Commissie dat consumenten door de voorgestelde maatregelen
betere beslissingen kunnen nemen bij beschikking van betrouwbaardere informatie over
de duurzaamheidskenmerken en reparatiemogelijkheden van een goed. Ook zou het verbieden
van misleidende groene claims de besluitvorming van consumenten positief beïnvloeden.
In het impact assessment verwacht de Commissie daarnaast dat dit het milieu ten goede
komt omdat consumenten eerder voor duurzame producten kiezen. Volgens het impact assessment
zal de combinatie van de voorkeursbeleidsopties de welvaart van de consument over
een periode van 15 jaar naar verwachting met ten minste € 12,5 – 19,4 miljard doen
toenemen (gemiddeld ongeveer € 1 miljard per jaar), omdat consumenten minder geld
hoeven uit te geven aan vervangende producten.16 De maatregelen zullen naar verwachting ook voordelen opleveren voor het milieu, met
een gedeeltelijke schatting van het totaal bespaarde CO2 uitstoot van 5 – 7 MtCO2e over een periode van 15 jaar. Naast de voordelen voor consumenten en het milieu,
zijn deze opties erop gericht bij te dragen aan een gelijk speelveld door een einde
te maken aan oneerlijke praktijken waarvan sommige marktpartijen gebruikmaken, zoals
geplande veroudering en misleidende groene claims.
Naast de gekozen beleidsopties is een aantal alternatieve beleidsopties onderzocht.
Zo kiest de Commissie niet voor een verplichting voor producenten om de verkoper te
informeren over de verwachte levensduur van goederen omdat het niet haalbaar werd
geacht de verwachte levensduur op een gestandaardiseerde manier voor alle producttypen
in het toepassingsgebied te bepalen. Daarnaast zouden de lasten voor bedrijven op
dit onderdeel aanzienlijk zijn.17
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het uitgangspunt van het nationale consumentenbeleid is het zorgen voor een sterke
positie van de consument ten opzichte van aanbieders en het bijdragen aan concurrerende
markten, keuzevrijheid voor de consument en kwalitatief goede producten en diensten.18 Consumentenbeleid is vervlochten met de interne markt en het kabinet streeft dan
ook in de EU een zo hoog en zo uniform mogelijk niveau van consumentenbescherming
na. Dit is gunstig voor zowel consumenten als voor bedrijven die over de grens willen
kopen (gelijke bescherming) of handelen (gelijk speelveld). In het verleden zijn met
harmonisatie van het consumentenrecht goede resultaten behaald voor zowel de ondernemer
als de consument. Daarbij heeft het kabinet telkens als uitgangspunt gehanteerd dat
er sprake moet zijn van een hoog niveau van consumentenbescherming, zonder onevenredige
kosten voor de ondernemer.19
Met betrekking tot de doelstelling in het voorstel om het gebruik van niet-gecertificeerde
duurzaamheidskeurmerken te verbieden, is het beleid in Nederland is op dit moment
zo dat certificering niet verplicht is. Zo kunnen bedrijven keurmerken of logo’s gebruiken
die op basis van hun eigen interne duurzaamheidsprogramma’s zijn ontwikkeld.
Het kabinet streeft naar een volledig circulaire economie in 2050, zoals verwoord
in het Rijksbrede Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie.20 Consumentenbeleid kan bijdragen aan een duurzame en circulaire economie in Europa,
door consumenten toegang te geven tot betrouwbare informatie waarmee zij goed geïnformeerde
keuzes kunnen maken bij de aanschaf van producten. Het kabinet ziet kansen voor consumenten
om actief bij te dragen aan deze duurzame doelen en ziet ook dat misleidende praktijken
en het gebrek aan duidelijke informatie over duurzame kenmerken een negatief effect
kan hebben op zowel consumentenbescherming als op duurzaamheid. Daarbij is het van
belang oog te houden voor de begrijpelijkheid van de informatie voor de consument
en het voorkomen van informatie «overload».
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet onderschrijft de doelstellingen van het voorstel. Gestandaardiseerde informatie
over duurzaamheid, zoals de milieu-impact maar ook de repareerbaarheid en de levensduur
van een product, kan consumenten helpen producten te vergelijken en een weloverwogen
keuze te maken. Daarnaast kan het handhavingsinstanties helpen in het tegengaan van
misleiding.
Wel heeft het kabinet enkele aandachtspunten bij het voorstel. Ten aanzien van de
nieuwe informatieverplichtingen wordt allereerst voorgesteld dat handelaren consumenten
moeten informeren over het bestaan van de duur van de commerciële duurzaamheidsgarantie
van de producent, de minimumperiode voor software updates en over andere reparatie-informatie.
Dit is echter alleen het geval wanneer de producent of – in het geval van updates
– de aanbieder van de digitale inhoud of digitale dienst de relevante informatie beschikbaar
stelt.21 In de praktijk is het bijvoorbeeld lastig voor de handelaar om de consument te informeren
over «verborgen» aspecten van een digitaal product, of over software die in een later
stadium dan het moment van verkoop wordt aangeboden die negatieve gevolgen heeft voor
de werking van een product. Het kabinet vraagt zich hierbij af in hoeverre dit voorstel
tot een wezenlijke verandering in het gedrag van producenten op dit punt zal leiden,
omdat de prikkel voor hen om deze informatie te delen mogelijk onvoldoende is. Het
kabinet zal daarom tijdens de onderhandelingen over dit voorstel benadrukken dat de
effectiviteit van deze maatregel voor een groot deel afhangt van de informatievoorziening
door producenten.
Het voorstel voor een verordening voor duurzame producten voorziet overigens wel in
de mogelijkheid van het kunnen opleggen van verplichtingen aan de producent ten aanzien
van levensduur en repareerbaarheid. Voor producten waarvoor op basis van de verordening
specifieke maatregelen worden getroffen, worden productpaspoorten verplicht. Het kabinet
is positief over de introductie van productpaspoorten, en het in de verordening opnemen
van algemene eisen aan de werking ervan.22
Ten tweede stelt het voorstel dat deze informatieverplichting omtrent het bestaan
en de duur van de commerciële duurzaamheidsgarantie van de producent alleen geldt
voor garanties die langer duren dan twee jaar.23 Hoewel een meerderheid van de lidstaten een wettelijke minimumduur van twee jaar
garantie hanteert, moet een product ingevolge Nederlands recht voldoen aan de verwachtingen
die een consument hiervan redelijkerwijs mag hebben.24 Ook Finland kent een soortgelijk garantiestelsel met een open termijn. De wettelijke
garantieduur bedraagt in Zweden drie jaar en in Ierland zes jaar.25 In de onderhandelingen over het voorstel zal duidelijk moeten worden wat deze bepaling
omtrent commerciële duurzaamheidsgaranties voor lidstaten met een afwijkend garantiestelsel
betekent. Tijdens deze onderhandelingen zal het kabinet hierover een standpunt innemen.
Het kabinet onderschrijft dat de voorgestelde maatregel zou kunnen helpen bij het
tegengaan van misleiding van consumenten. Het is immers de vraag is of consumenten
de vele «duurzame» keurmerken en bedrijfslogo’s die nu door bedrijven worden gevoerd
kunnen doorgronden.26 De maatregel zal er waarschijnlijk toe leiden dat het aantal keurmerken en logo’s
significant zal afnemen. Wel heeft het kabinet enkele aandachtspunten De eisen voor
certificering kunnen zodanig laag zijn dat maar een zeer beperkte verbetering op het
gebied van duurzaamheid wordt bereikt. Certificering op zichzelf biedt daarom geen
garantie dat er aanzienlijke resultaten worden behaald op het gebied van duurzaamheid.27 Voor het kabinet is het daarom nog niet duidelijk hoe effectief deze maatregel zal
zijn. Het kabinet beoordeelt het als positief wanneer deze maatregel het aantal keurmerken
helpt reduceren, maar consumenten moeten ook gemakkelijk kennis kunnen nemen van de
eisen die aan de certificering ten grondslag lagen.
Daarnaast kunnen de kosten voor certificering ondernemers ontmoedigen om in aanmerking
te komen voor een duurzaamheidskeurmerk. Als neveneffect kan dit er toe leiden dat
ondernemers minder geneigd zijn om de milieu-impact van hun product aantoonbaar te
verkleinen zodat zij het keurmerk kunnen tonen. Anderzijds is bekend dat consumenten
in toenemende mate geïnteresseerd zijn in producten met duurzaamheidsclaims. Er blijft
dus een marktprikkel voor bedrijven op dit vlak te onderscheiden.
De toezichthouder, de Autoriteit Consument & Markt (ACM), heeft bedrijven eerder gewezen
op aandachtspunten bij het gebruik van duurzaamheidsclaims, waaronder ook keurmerken
vallen.28 Dit toont aan dat er op het gebied van duurzaamheidskeurmerken er ook nu al een rol
voor de toezichthouder is weggelegd.
Het kabinet acht het ten aanzien van het bovenstaande van belang dat de gevolgen voor
consumenten en ondernemers in ogenschouw worden genomen. Daarom gaat het kabinet,
vooruitlopend op een definitief standpunt, in gesprek met verschillende belangenorganisaties.
Implicaties voor brede welvaart
De Tweede Kamer verzoekt met de motie Van Raan29 om bij voorstellen voortkomend uit de Green Deal rekening te houden met welvaart
in brede zin. Het kabinet kijkt bij welvaart in brede zin naar vier aspecten: kwaliteit
van leven voor huidige generaties, kapitaalvoorraden voor latere generaties, grensoverschrijdende
effecten en de verdeling van kosten en baten. Het kabinet acht de impact op deze vier
aspecten als positief. Het voorstel leidt ertoe dat consumenten beter geïnformeerd
worden over duurzaamheidskenmerken en de ecologische impact van een product. Als effect
kan dit bedrijven ertoe aanzetten om duurzamere en beter repareerbare producten te
ontwikkelen om daarmee de aantrekkelijkheid van hun aanbod onder consumenten te vergroten.
Paragrafen 5c en 5d gaan nader in op de baten en kosten voor zowel consumenten als
bedrijven.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Naar verwachting staat een meerderheid van de lidstaten positief tegenover het voorstel.
Een aantal lidstaten heeft op het gebied van informatievoorziening reeds nationale
maatregelen genomen.
Het Europees Parlement (EP) heeft in een resolutie van 15 januari 2020 het belang
van betrouwbare en volledige informatie voor consumenten op het gebied van duurzaamheid
en repareerbaarheid onderstreept.30 Het EP riep de Commissie hierin op om maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat
consumenten informatie ontvangen over duurzaamheidskenmerken en reparatiemogelijkheden
die transparant is en hen in staat stelt gemakkelijk producten te vergelijken.31 De Commissie interne markt en consumentenbescherming (IMCO) is de aangewezen Commissie
voor de behandeling van dit voorstel. Deze Commissie is onder meer verantwoordelijk
voor het wetgevend toezicht op EU-regels inzake de interne markt en consumentenbescherming.
Tijdens een plenaire vergadering van het Europees Parlement benadrukte de voorzitter
van IMCO dat consumenten de drijvende kracht achter de groene transitie moeten zijn.32
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet over de bevoegdheid is positief. Het voorstel is gebaseerd
op artikel 114 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU).
De EU is op grond van dit artikel bevoegd om maatregelen vast te stellen inzake de
onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten
die de instelling en de werking van de interne markt betreffen. Op het terrein van
de interne markt en consumentenbescherming is sprake van een gedeelde bevoegdheid
tussen de EU en de lidstaten (artikel 4, tweede lid, onder a en f, VWEU).
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet over subsidiariteit is positief. De Commissie streeft
met dit voorstel hoofdzakelijk naar een betere werking van de interne markt en naar
een hoger niveau van consumentenbescherming. Met dit voorstel wordt ook beoogd om
een bijdrage te leveren aan de transitie naar een circulaire en duurzame economie,
door de informatie die hierover aan consumenten beschikbaar wordt gesteld te verbeteren.
Gezien de schaal waarop intra-EU-handel plaatsvindt en de fragmentatie van de interne
markt die nationale wetgevingsinitiatieven tot gevolg kunnen hebben, kan de doelstelling
van het optreden onvoldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau
worden verwezenlijkt. Daarom is een EU-aanpak nodig. Ook kan de doelstelling van het
optreden beter op EU-niveau worden bereikt, omdat het bijdraagt aan een gelijk speelveld
op de interne markt. Een wijziging van bestaande EU-regelgeving kan bovendien slechts
op EU-niveau plaatsvinden. Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet over de proportionaliteit is positief. Het voorgestelde
optreden is geschikt en gaat niet verder dan noodzakelijk om de doelstelling, namelijk
het verbeteren van de informatiepositie van de consument over de duurzaamheidskenmerken
van hun aankopen en het tegengaan van misleiding van consumenten op het gebied van
duurzaamheid, te bereiken. Zo zijn de voorziene wijzigingen van de Richtlijn consumentenrechten
geschikt omdat het recht van consumenten op informatie over duurzaamheid, repareerbaarheid
en software updates te ontvangen steviger wordt verankerd. Daarbij is relevant dat
de verplichting voor de handelaar om deze informatie te verstrekken alleen van toepassing
is als hij deze informatie heeft ontvangen van de producent. Een aandachtspunt voor
het kabinet is daarbij, zoals eerder geformuleerd, de aanwezigheid van voldoende prikkels
voor producenten om die informatie te verstrekken.
Ook de wijzingen in de richtlijn oneerlijke handelspraktijken zijn over het algemeen
geschikt en gaan niet verder dan noodzakelijk om de doelstelling van het optreden
te bereiken. Zo voorzien deze in de toevoegingen van onder meer generieke en vage
milieuclaims aan de richtlijn oneerlijke handelspraktijken en het uitbreiden van de
lijst van productkenmerken waarover een handelaar consumenten niet mag misleiden.
Deze toevoegingen voorzien toezichthouders van een breder instrumentarium dat hen
in staat stelt op te treden wanneer er sprake zou zijn van een misleidende groene
claim. Het voorgestelde optreden is daarmee geschikt. Ook gaat het over het algemeen
niet verder dan noodzakelijk, omdat voornoemde toevoegingen noodzakelijk zijn om de
toezichthouder ACM in staat te stellen misleiding effectief tegen te gaan.
Het kabinet heeft hierbij echter ook twee aandachtspunten. Het eerste aandachtspunt
ziet op de vraag of het verbod op duurzaamheidskeurmerken die niet door derde partijen
geverifieerd zijn, nodig is om het doel te bereiken. De toezichthouder ACM handhaaft
nu ook al op het terrein van (misleidende) duurzaamheidsclaims en stelt hieraan specifieke
eisen, waardoor het kabinet nog niet overtuigd is van de noodzaak van het introduceren
van dit verbod.33 Het tweede aandachtspunt betreft de verplichtingen ten aanzien van oneerlijke handelspraktijken
die bij handelaren rusten. Het kabinet twijfelt met name of de aan handelaren opgelegde
verplichting om informatie te delen wel geschikt is om de doelstelling te bereiken,
bijvoorbeeld in de specifieke gevallen waar deze informatie verborgen is en zij niet
over deze informatie kunnen beschikken. Het kabinet zal de Commissie hierop bevragen
in de onderhandelingen.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting. Indien er toch gevolgen zouden
zijn voor de EU-begroting is het kabinet van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden
dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting
2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
De handhaving van de voorgestelde maatregelen zal extra personele capaciteit vergen
bij de toezichthouder op consumentenregelgeving, de ACM. Dit zal, naar inschatting
van de Commissie, gemiddeld ongeveer € 440.000 – 500.000 per jaar per lidstaat kosten.
In Nederland zal de ACM de voorgestelde maatregelen handhaven. De budgettaire gevolgen
worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform
de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Het impact assessment van de Commissie biedt voor de genoemde maatregelen uitleg over
de verwachte kosten en baten per bedrijf.34 Met betrekking tot het invoeren van een verplichting voor handelaren om, wanneer
zij deze informatie hebben ontvangen, consumenten te informeren over de beschikbaarheid
(of het ontbreken) van een commerciële duurzaamheidsgarantie en over de tijdsperiode
waarover gratis software updates worden verstrekt verwacht de Commissie dat de eenmalige
kosten per bedrijf op € 3.219–€ 3.455 en de jaarlijkse kosten op € 277–€ 363 per bedrijf
zullen uitkomen. Kosten bestaan voor handelaren bijvoorbeeld uit het verzamelen van
informatie over beschikbare commerciële garanties.
Consumenten zouden er met dit voorstel echter op vooruitgaan doordat zij gemakkelijker
producten kunnen identificeren die een langere levensduur hebben en beter verzekerd
kunnen zijn van software updates. De verplichting voor handelaren om consumenten op
grond van EU-wetgeving te informeren over de repareerbaarheid van producten via een
repareerbaarheidsscore leidt volgens de Commissie tot verwaarloosbare administratieve
kosten per bedrijf. Dit omdat er geen specifieke regelgeving wordt ingevoerd die producenten
verplicht deze informatie op hun producten te plaatsen.
Het voorstel voor een verbodsbepaling in de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken
voor het onthouden van informatie over kenmerken die zijn toegevoegd om de duurzaamheid
te beperken, bijvoorbeeld verouderingssoftware, leidt volgens de Commissie naar verwachting
tot € 1.099–€ 1.119 aan eenmalige kosten per bedrijf. Jaarlijks worden de kosten geschat
op € 528–€ 825 per bedrijf. De consumentenwelvaart zou daarentegen stijgen.
Bedrijven zullen kosten moeten maken in verband met het verbod op generieke en vage
claims, bijvoorbeeld door deze claims van verpakkingen te halen. De eenmalige kosten
per bedrijf zijn beperkt: € 373–€ 380. De jaarlijkse kosten komen volgens de Commissie
uit op ongeveer € 10 per jaar. Volgens de Commissie zullen consumenten meer vertrouwen
krijgen in groene claims en omdat zij kunnen kiezen uit waarlijke milieuvriendelijke
producten, zal dit een positieve impact hebben op het milieu.
De Commissie verwacht dat het verbieden van het gebruik van vrijwillig duurzaamheids-keurmerken
dat niet op een systeem voor verificatie door derden berust of door de overheid is
ingesteld een positief effect heeft op het gelijke speelveld. De eenmalige kosten
die bedrijven moeten maken wanneer zij een derde onafhankelijke partij inschakelen
voor de certificering van een duurzaamheidskeurmerk worden geschat op € 87–€ 88 per
bedrijf. De jaarlijkse kosten worden ingeschat op € 37–43 per jaar. De Commissie gaat
uit van incrementele kosten voor certificering van € 388 per jaar. Daarbij zou ongeveer
46% van de keurmerken of logo’s geen certificering nodig hebben. De transparantie
en geloofwaardigheid van keurmerken zou volgens de Commissie toenemen.
Voor alle maatregelen gezamenlijk geldt het volgende. De kosten voor het midden- en
kleinbedrijf zijn eenmalig gemiddeld € 525–536 en jaarlijks € 52–62. De eenmalige
kosten voor grote bedrijven zijn € 13.301–13.656 en jaarlijks € 4.919–6.965. Zoals
beschreven, heeft dit voorstel naar verwachting een positief effect op het vertrouwen
van consumenten ten aanzien van duurzaamheidskenmerken van producten. Bovendien kan
dit voorstel ertoe leiden dat zij toegang hebben tot producten die langer meegaan,
langduriger worden voorzien van software updates en beter repareerbaar zijn.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Naar verwachting heeft het voorstel geen noemenswaardige invloed op de concurrentieverhoudingen
tussen Nederland en andere EU-lidstaten. Zowel de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken
als de Consumentenrichtlijn gaan uit van volledige harmonisatie.35 Dit betekent dat wanneer de amendementen zijn omgezet in de nationale regelgeving
van de lidstaten, alle Europese marktdeelnemers aan dezelfde wetgeving gebonden zullen
zijn. De consistentie op Europees niveau wordt daarmee gewaarborgd. Ook producenten
van buiten de EU moeten aan de nieuwe voorstellen voldoen. Producenten van duurzame
producten kunnen een versterking van hun concurrentiepositie verwachten omdat zij
minder last krijgen van oneerlijke concurrentie door misleidende duurzaamheidsclaims.
Op geopolitiek niveau zal dit voorstel naar verwachting een positieve bijdrage leveren
aan de klimaatopgave. De Commissie schat dat het voorstel kan resulteren in een verminderde
uitstoot van 5 tot 7 Mt CO2 over een periode van 15 jaar.36 De EU wil op mondiaal niveau een voortrekkersrol vervullen in de groene transitie.
Dit voorstel draagt hieraan bij.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De voorgestelde richtlijn moet geïmplementeerd worden in nationale regelgeving. Dat
betekent dat in elk geval Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek gewijzigd zal moeten worden,
omdat de twee te wijzigen richtlijnen (2005/29/EG en 2011/83/EU) daarin zijn geïmplementeerd.
De Commissie heeft in haar voorstel geen handhavings- en sanctioneringsbepalingen
opgenomen. De handhaving – en sanctioneringsbepalingen in voornoemde richtlijnen zijn
op de bepalingen in het voorstel van toepassing. Daarmee sluit het stelsel aan bij
het handhavings- en sanctioneringsstel in de Wet handhaving consumentenbescherming.
De ACM is ingevolge artikel 2.2. belast met het toezicht op de naleving van de wettelijke
bepalingen bedoeld in Richtlijn 2005/29 en Richtlijn 2011/83. Of het voorstel tot
een uitbreiding van de taken van de ACM leidt, is in dit stadium nog niet duidelijk.
De lex silencio positivo is niet van toepassing nu het voorstel niet voorziet in verlening
van vergunningen.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
N.v.t.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De voorgestelde implementatiedatum bedraagt achttien maanden vanaf de vaststelling
van het voorstel. Gelet op het feit dat twee richtlijnen op meerdere onderdelen worden
gewijzigd, is deze periode niet ruim genoeg om tot implementatie van deze richtlijn
te komen. Het kabinet zal zich daarom inspannen voor een implementatietermijn van
24 maanden.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
In het voorstel is opgenomen dat de Commissie uiterlijk vijf jaar na de vaststelling
een verslag indient over de toepassing van de richtlijn. Waar nodig worden relevante
wetgevingsvoorstellen bijgevoegd. Evaluatie van de voorgestelde bepalingen is wenselijk.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Op de twee te wijzigen richtlijnen houdt de ACM momenteel toezicht. Veel van de nieuwe
bepalingen rondom verboden handelspraktijken zijn al opgenomen in de leidraad duurzaamheidsclaims
van de ACM.37 Dit zijn praktijken die dus al aangepakt kunnen worden onder de huidige regels, maar
door dit voorstel wordt de handhaving hierop wel eenvoudiger.
Om de precieze gevolgen voor het toezicht te kunnen analyseren, is van belang hoe
deze bepalingen verder worden ingevuld. Zo worden er bepaalde handelspraktijken geschetst
waarin concepten worden geïntroduceerd die verder nog niet uitgewerkt zijn of waarvan
nog onduidelijk is welke eisen hieraan gesteld worden. Het kabinet zal zich ervoor
inzetten deze zo concreet mogelijk te maken, zodat dit de handhaving vergemakkelijkt.
Een voorbeeld hiervan is de reikwijdte van het begrip sustainability label (duurzaamheidskeurmerk).
Een laatste aandachtspunt is dat het voorstel veelal niet ingaat op de vraag hoe informatie
aan consumenten moet worden verstrekt. Informatie dient duidelijk, begrijpelijk en
ondubbelzinnig te worden verstrekt. Ook relevant is de vraag waar de bewijslast wordt
neergelegd. Het is van belang dat het aan de ondernemer is om de onderbouwing van
een claim aan te tonen. Het kabinet zal zich tijdens de onderhandelingen hiervoor
inzetten.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Naar verwachting zal voor ontwikkelingslanden de herziening van de richtlijnen de
drempel verhogen om toegang te krijgen de EU-markt. Het kabinet zal daarom pleiten
waar nodig ODA-middelen beschikbaar te stellen voor flankerend beleid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken