Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Omtzigt, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 10 mei 2022, over de brandbrief van de ombudsman, de brandbrief van het ouderpanel, de enquête van de ouders zelf en de aanbevelingen van prof. Bruning inzake problemen met uithuisplaatsingen van kinderen
31 839 Jeugdzorg
31 066
Belastingdienst
Nr. 820
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 mei 2022
Met deze brief reageer ik, mede namens de Staatssecretaris Toeslagen en Douane en
de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, op verzoek van lid Omtzigt
op:
– de brief van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman over klachtbehandeling
– de brandbrief van het Ouderpanel
– de enquête van de ouders zelf over uithuisplaatsingen
– de aanbevelingen van prof. Bruning e.a. in factsheet uithuisplaatsingen
Lid Omtzigt heeft hier bij de regeling van werkzaamheden van 10 mei jl. (Handelingen
II 2021/22, nr. 77, Regeling van Werkzaaheden) om gevraagd. Ik kom hiermee ook tegemoet
aan het verzoek van de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
van 10 mei jl. om een kabinetsreactie over de wetenschappelijk factsheet over uithuisplaatsingen
en de aanbevelingen die daarin zijn opgenomen.
Brief van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman over klachtbehandeling
Wat betreft het verzoek van lid Omtzigt om een reactie op de brief van de Nationale
ombudsman en de Kinderombudsman vóór het debat over problemen met uithuisplaatsingen
van kinderen op 12 mei (Handelingen II 2021/22, nr. 79, Debat over problemen met uithuisplaatsingen
van kinderen) aanstaande, kan ik u het volgende melden.
Deze brief van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman van 14 april jl. maakt
melding van het rapport van het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) «Help, een
klacht!» uit 2021. De Nationale ombudsman en de Kinderombudsman grijpen, om het belang
van goede klachtbehandeling te benadrukken, dit rapport aan om de belangrijkste knelpunten,
die zij in hun eigen klachtbehandeling zien, nogmaals onder de aandacht te brengen.
Ook doen zij enkele aanbevelingen om deze knelpunten aan te pakken.
Met de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman onderschrijf ik het belang van een
goede klachtbehandeling, in het belang van cliënten, als ook in het belang van professionals.
Ik ben dan ook blij met deze signalering en met de aanbevelingen die ze in dit kader
doen.
Met betrekking tot de opvolging van het rapport van het AKJ kan ik het volgende melden.
JenV heeft, in samenwerking met VWS, op 18 mei 2021 een expertbijeenkomst georganiseerd
om de bevindingen uit onder andere het rapport van AKJ te bespreken en een vervolg
te geven aan de al eerder ingezette verbetering van het klacht- en tuchtrecht. Hierin
zijn inmiddels zeker al stappen gezet. Het Ministerie van JenV heeft het AKJ de opdracht
gegeven om samen met de betrokken organisaties een digitaal instrument te ontwikkelen,
die door professionals gebruikt kan worden om met cliënten in gesprek te gaan over
welke stap het beste genomen kan worden, mochten zij ontevreden zijn. Dit digitale
instrument wordt naar verwachting voor de zomer afgerond.
Het Ministerie van JenV heeft AKJ ook verzocht om uit te werken hoe hun expertise
verder ingezet kan worden ten behoeve van de sector, bijvoorbeeld op het gebied van
opleiding en bijscholing van professionals. De Raad voor de Kinderbescherming is bezig
zijn klachtenprocedure te verbeteren, onder meer door de behandeltermijnen te verkorten,
medewerkers beter te ondersteunen en nog meer in te zetten op het leren van klachten.
Tenslotte is een goed voorbeeld uit de sector dat Jeugdbescherming West met het traject
«Klacht als waardewerk» intensief werkt aan diverse verbeteringen, zowel in de eigen
organisatie, als in de keten rondom de klachtbehandeling, waarbij onder meer wordt
ingezet op een betere samenwerking. Dit wordt als goed voorbeeld gedeeld met andere
Gecertificeerde Instellingen.
De Nationale ombudsman en de Kinderombudsman hebben mij gevraagd om binnen zes weken
met een schriftelijke reactie op hun brief te komen, dat wil zeggen uiterlijk 27 mei.
Ik ben bezig met het opstellen van deze reactie. Ik doe dit in afstemming met de ketenpartners,
die ofwel een afzonderlijke brief of een afschrift van deze brief hebben ontvangen.
Die afstemming is van belang, omdat de betrokken organisaties primair aan de lat staan
om de klachtafhandeling te verbeteren. We zullen ons met elkaar richten op de vraag
of en op welke wijze we invulling kunnen geven aan de aanbevelingen. Een afschrift
van mijn reactie aan de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman zal ik uw Kamer
doen toekomen.
Brandbrief van het Ouderpanel
We spreken vaak met het Ouderpanel en binnenkort hebben we weer een afspraak. De Staatssecretaris
Toeslagen en Douane gaat dan natuurlijk ook het gesprek met ze aan over de geuite
kritiek om te kijken hoe we zaken kunnen verbeteren. Daarnaast staat ook op 19 mei
2022 het commissiedebat gepland over de voortgang van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag.
Het kabinet zal bij deze gelegenheid uitgebreider met uw Kamer hierover in gesprek
gaan.
Het kabinet beseft terdege dat gedupeerde ouders, hun kinderen en andere gedupeerden
het als heel moeilijk ervaren om te horen dat de hersteloperatie langer zal duren
en kan zich de zorgen van het ouderpanel dan ook goed voorstellen. Alle inspanningen
zijn erop gericht om de gedupeerden recht te doen en hen zo snel mogelijk te helpen.
Herstel bieden vraagt om maatwerk, niet alleen financieel maar juist ook emotioneel
en op andere leefgebieden, en dat betekent dat eenvoudige oplossingen niet altijd
voorhanden zijn. Bij de aanvullende herstelregelingen speelt dit een rol dat er is
tijd nodig om een solide en samenhangende wettelijke basis aan te brengen en de uitvoering
hierop voor te bereiden. Specifiek voor de kinderen van gedupeerde ouders is het kabinet
zich er van bewust dat eerder de intentie is uitgesproken om in de loop van 2022 te
starten met de kindregeling. Deze planning hebben we helaas moeten bijstellen. We
snappen dat dit een vervelende boodschap is.
Er moet nog veel gebeuren, maar er zijn ook stappen gezet. Onder meer via de Catshuisregeling,
de brede ondersteuning van gemeenten op het terrein van financiën, wonen, werk, gezondheid
en gezinssituatie en de schuldenaanpak. Niet alleen door UHT, maar ook door gemeenten
en andere organisaties. Per eind maart is voor ruim 25.000 ouders vastgesteld dat
zij gedupeerd zijn bij de kinderopvangtoeslag. Het aantal niet-gedupeerden bij de
kinderopvangtoeslag is, op basis van de eerste toetsen en integrale beoordelingen
die tot nu toe zijn gedaan, ongeveer net zo groot. Van alle aanvragers hebben circa
5.600 mensen nog geen eerste toets gehad. Voor hen moet nog duidelijk worden of zij
gedupeerd zijn. Zij krijgen hierover zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen zes maanden
na aanmelding, bericht. Gedupeerden hebben na de eerste toets direct recht op de Catshuisregeling
van € 30.000 en het pauzeren en oplossen van hun schulden conform de regeling. Bij
de integrale beoordeling wordt bepaald of er meer moet worden uitgekeerd. Vooruitlopend
op de aanvullende regelingen kunnen thuiswonende kinderen ook nu al ondersteuning
krijgen, via de brede ondersteuning van gemeenten aan gedupeerde gezinnen. Met het
zich ontwikkelende herstel, met het eerlijke verhaal over wat er nog moet gebeuren
en de inspanning die geleverd wordt, hopen wij stap voor stap een bijdrage te leveren
aan herstel van vertrouwen.
Met de herijking willen we ook een aantal verbeteringen doorvoeren om ouders beter
en soms ook sneller te helpen. En we blijven steeds zoeken naar manieren om het beter
te doen. Het kabinet blijft ook daarover met ouders en kinderen in gesprek.
Enquête van de ouders over uithuisplaatsingen
De uitkomsten van de enquête heb ik nog niet ontvangen maar ik zie deze graag tegemoet.
Ik waardeer het zeer dat ouders en kinderen hun verhalen en ervaringen op deze manier
wilden delen. Zelf heb ik ook met een aantal ouders en kinderen gesproken. Deze gesprekken
hebben een diepe indruk op mij gemaakt. Ik zet mij ten volle in voor het bieden van
de best mogelijke ondersteuning, zodat deze ouders en kinderen zich gezien, gehoord
en geholpen voelen.
Aanbeveling van Prof. Bruning e.a. in factsheet uithuisplaatsingen
Ik ben de onderzoekers van de Universiteit van Leiden erkentelijk voor het inzichtelijk
maken van wat de huidige stand van zaken is als het gaat om wetenschappelijke kennis
die betrekking heeft op uithuisplaatsingen. De factsheet wijst op gebreken in de rechtsbescherming
voor kinderen en ouders die te maken krijgen met een uithuisplaatsing. Daarnaast laat
gedragswetenschappelijk onderzoek zien dat uithuisplaatsingen, hoewel in sommige gevallen
noodzakelijk, vaak niet tot de gewenste verbeteringen in de ontwikkeling van het kind
leiden. De conclusies zijn zorgelijk en bevestigen de noodzaak om de jeugdbeschermingsketen
flink te hervormen, waarbij de rechtsbescherming van het kind en het gezin een centrale
plek heeft. Over de noodzakelijke hervormingen in de jeugdbescherming en de jeugdzorg
informeren de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en ik uw
Kamer zeer binnenkort.
De aanbevelingen van de onderzoekers herken ik. Met de uitwerking van een aantal aanbevelingen
is al een start gemaakt. Zo is er begin dit jaar een projectgroep ingesteld met een
afvaardiging van Raad voor de Kinderbescherming en Gecertificeerde Instellingen voor
het traject opvolging RSJ-advies «Perspectiefbesluit in de jeugdbescherming». De Raad
voor de Rechtspraak is hier ook bij betrokken. Op dit moment worden mogelijke routes
uitgewerkt voor het laten toetsen van het perspectiefbesluit door de kinderrechter
en deze worden onderzocht op impact. Voor kinderen en ouders moet het straks beter
mogelijk zijn om bij de kinderrechter op te komen tegen een door een Gecertificeerde
Instelling genomen perspectiefbesluit. De resultaten van dit project worden verwacht
in oktober 2022.
Daarnaast bevindt de eindevaluatie van de herziene kinderbeschermingswetgeving zich
in een afrondende fase. In deze evaluatie gaat de aandacht in belangrijke mate uit
naar de toepassing van de gewijzigde rechtsgronden van de ondertoezichtstelling en
de gezagsbeëindigende maatregel, waar ook de aanvaardbare termijn onderdeel van is.
Daarnaast is de onderzoekers gevraagd ons gericht te adviseren over de versterking
van de positie van kinderen die onder voogdij staan. Voor de zomer ontvangt uw Kamer
de eindevaluatie van de herziene kinderbeschermingswetgeving. Een inhoudelijke beleidsreactie
hierop kan uw Kamer tegemoetzien in het najaar van 2022, tezamen met de uitkomsten
van het hierboven genoemde project perspectiefbesluit.
Als het gaat om de aanbevelingen over rechtsbescherming, dan is ook de adviescommissie
die, in het kader van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming wordt ingesteld
van belang. Deze commissie gaat in de tweede helft van 2022 advies uitbrengen over
op welke wijze de rechtspositie en rechtsbescherming van kinderen en ouders in de
jeugdbescherming kan worden versterkt.
Ook onderschrijf ik van harte de aanbevelingen die zien op het inzetten van specialistische
professionals om tijdig de juiste hulp te bieden en uithuisplaatsingen te voorkomen.
Samen met de Staatssecretaris van VWS werk ik aan het wetsvoorstel «Wet verbetering
beschikbaarheid zorg voor jeugdigen» waarin wij voornemens zijn regionale samenwerking
verplicht te stellen bij de inkoop en organisatie van weinig voorkomende specialistische
zorg voor jeugdigen. Tevens werkt het Ministerie van VWS met de sector aan voldoende
mogelijkheden voor stabiele plaatsingen in pleegzorg en het voorkomen van vroegtijdige
beëindigingen van pleegzorgplaatsingen, zoals wordt aanbevolen door de onderzoekers.
In de afgelopen jaren is een ontwikkeling in gang gezet om de huidige, vaak grootschalig
georganiseerde residentiële jeugdhulp om te vormen naar kleinschalige voorzieningen.
We weten uit onderzoek dat kleinere leefgroepen ook kunnen bijdragen aan het voorkomen
van de zogenoemde deviancy training1. De Staatssecretaris van VWS onderschrijft het belang van onderzoek hiernaar en neemt
deze aanbeveling daarom mee in het opzetten van het onderzoeksprogramma residentiële
jeugdhulp waarover overleg is met ZonMw. Tot slot wordt gewerkt om betere kwaliteit
en effectiviteit van de jeugdzorg te bevorderen. Hierover informeren de Staatssecretaris
VWS en ik uw Kamer zeer binnenkort.
Kortom, er worden dus al de nodige stappen gezet, maar ik realiseer mij tegelijkertijd
dat we er nog lang niet zijn. Samen met de Staatssecretaris van VWS ga ik de aanbevelingen
bestuderen en onderzoeken op welke wijze we hier opvolging aan kunnen geven. Hierover
treed ik ook in overleg met alle betrokken partijen.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Indieners
-
Indiener
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.