Brief regering : Toezeggingen gedaan tijdens het debat van 5 april 2022 over de wetsvoorstellen staatloosheid (Kamerstukken 35687 en 35688 (R2151))
35 687 Regels met betrekking tot de vaststelling van staatloosheid (Wet vaststellingsprocedure staatloosheid)
35 688 (R2151) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de Paspoortwet alsmede intrekking
van voorbehouden bij het Verdrag betreffende de status van staatlozen in verband met
de vaststelling van staatloosheid
Nr. 11
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 mei 2022
Tijdens het debat met uw Kamer op 5 april jl. over de wetsvoorstellen staatloosheid1 heb ik toegezegd met een brief te komen waarin nader wordt ingegaan op de manier
waarop de ons omringende landen hun nationaliteit verlenen aan staatloos op hun grondgebied
geboren minderjarigen. Ook heb ik toegezegd in deze brief in te gaan op de vraag of
de wetsvoorstellen een aanzuigende werking hebben, mede gelet op de aanbevelingen
van de Commissie-Van Zwol. Met deze brief doe ik deze toezeggingen gestand.
Verkrijging nationaliteit
Gelet op de wens van uw Kamer om de plenaire behandeling van de wetsvoorstellen op
11 mei 2022 voort te zetten, is uitvraag gedaan bij een aantal ons omringende landen
die net als het Koninkrijk partij zijn bij het Verdrag tot beperking der staatloosheid.
Er zijn reacties ontvangen van België, Duitsland, Frankrijk, Litouwen en het Verenigd
Koninkrijk.
De Belgische nationaliteit wordt verkregen door een kind dat staatloos in België is
geboren, mits het voor de leeftijd van 18 jaar staatloos zou zijn of blijven indien
het kind die nationaliteit niet bezat. Rechtmatig verblijf is geen vereiste. Wel geldt
als voorwaarde dat het kind geen andere nationaliteit kan verkrijgen.
In Duitsland is zowel de geboorteplaats van het kind als diens afstamming relevant.
Een in Duitsland staatloos geboren kind verkrijgt van rechtswege de Duitse nationaliteit
als één ouder ten minste 8 jaar rechtmatig in Duitsland verblijft op het moment dat
het kind is geboren. De Duitse nationaliteit kan voorts worden verkregen door een
staatloos op Duits grondgebied geboren kind na vijf jaar rechtmatig verblijf, mits
een verzoek daartoe voor het 21e levensjaar wordt gedaan en dat kind niet is veroordeeld tot een strafmaat van langer
dan vijf jaar.
Een op Frans grondgebied geboren kind verkrijgt automatisch de Franse nationaliteit
bij het bereiken van de meerderjarigheid. Dit geldt ook voor staatloos geboren kinderen.
Daarvoor is vereist dat het kind vanaf zijn 11e jaar voor een periode van minimaal vijf jaar in Frankrijk heeft gewoond, of vanaf
zijn 6e jaar in Frankijk heeft gewoond en daar leerplichtig is geweest en een broer of zus
heeft met de Franse nationaliteit. Rechtmatig verblijf is niet vereist.
Een staatloos geboren kind verkrijgt bij geboorte de Litouwse nationaliteit mits één
van diens staatloze ouders rechtmatig in Litouwen verblijft en het kind geen andere
nationaliteit verkrijgt. Voorts is het mogelijk de Litouwse nationaliteit te verkrijgen
door een vorm van naturalisatie, waarbij onder meer als vereiste wordt gesteld dat
de betrokkene als staatloze in Litouwen is geboren, daar ten minste vijf jaar rechtmatig
heeft verbleven en er geen openbare orde beletselen zijn.
Het Verenigd Koninkrijk hanteert als uitgangspunt dat een aldaar staatloos geboren
kind op verzoek de Britse nationaliteit verkrijgt na vijf jaar verblijf, direct voorafgaand
aan het verzoek.2 Dit verzoek moet zijn gedaan voordat het 22e levensjaar is bereikt. Rechtmatig verblijf is niet vereist.
Verhouding tot vreemdelingrechtelijke procedures
Uw Kamer heeft mij voorts gevraagd in te gaan op de effecten van deze wetsvoorstellen,
mede in het licht van de aanbeveling van de Commissie-Van Zwol over het ontmoedigen
van langdurig onrechtmatig verblijf.
Zowel het wetsvoorstel vaststellingsprocedure staatloosheid als het voorstel van rijkswet
kent waarborgen, zodanig dat het niet mogelijk is vreemdelingrechtelijke procedures
te doorkruisen of vertragen, bijvoorbeeld door een vaststellingsprocedure te starten.
Het wetsvoorstel vaststellingsprocedure staatloosheid voorziet in bepalingen waardoor
de asielprocedure altijd voorrang heeft op de vaststellingsprocedure:
− een verzoek tot vaststelling van staatloosheid is niet-ontvankelijk als vóór dat verzoek
een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel is ingediend en op die aanvraag nog
niet is beslist;
− als na indiening van een verzoek tot vaststelling een aanvraag om een verblijfsvergunning
asiel wordt gedaan, wordt de behandeling van de vaststellingsprocedure aangehouden
tot definitief op die aanvraag is beslist.
Voorts is van belang dat niet is voorzien in een vorm van (tijdelijk) rechtmatig verblijf
gedurende de vaststellingsprocedure. Daardoor wordt bereikt dat de asielprocedure
altijd voorrang heeft op de vaststellingsprocedure staatloosheid.
Ook het optierecht in het voorstel van rijkswet is met voorwaarden omkleed. Daarbij
is gebruik gemaakt van de mogelijkheden die het Verdrag tot beperking der staatloosheid
biedt. Zo is het optierecht alleen toepasselijk op in het Koninkrijk geboren staatloze
kinderen. Een buiten het Koninkrijk staatloos geboren kind komt op deze grond niet
in aanmerking voor het Nederlanderschap. Het optierecht geldt bovendien alleen voor
in het Koninkrijk geboren staatloze kinderen met ten minste tien jaar «stabiel verblijf».
Daarmee wordt voorkomen dat een illegaal verblijvend gezin langdurig onder de radar
verblijft of langdurig niet meewerkt aan vertrek, om zo de vereiste verblijfsduur
vol te maken. Ten slotte is vereist dat het kind sinds zijn geboorte staatloos is
geweest, en in redelijkheid geen andere nationaliteit kan verkrijgen.
Tot slot
Op het Koninkrijk rust een verplichting om uitvoering te geven aan de verdragen over
staatloosheid, waaronder de uit artikel 1, eerste lid, van het Verdrag tot beperking
der staatloosheid voortvloeiende verplichting tot het verlenen van het Nederlanderschap
aan staatloos in het Koninkrijk geboren kinderen. Voor deze verplichting is niet doorslaggevend
of en op welke wijze andere verdragspartijen hier uitvoering aan geven. Vanzelfsprekend
kan daaruit wel inspiratie worden geput.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. Van der Burg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid